N°. 303. 136° Jaargang. 1893 Vrijda 22 December. Deze courant verschijnt dag elij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal iü Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Reclames 40 cent per regel. Middelburg 21 December, ONDERWIJS. I^etteren en nuust, BS u s i c a I i a. MIDMLBIIGW (01II1M. Thenuometeii j Agenten te YlissingenP. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenF. v. d. Peijx, te ZierikzeeA. C. de Mooij, Middelburg 21 Dec. 8 u. vm 42 gr. j te TholenW. A. van Nxeuwenhuuzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën m. 12 tl 43 er-, av. 4 u. 42 gr. F. aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Dithar, te Botterdam, de Gebb. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de La Mae Azn., te Amsterdam. Verwacht W. wind Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen. De ministers van marine en oorlog zagen hunne begrootingen door de Tweede kamer weer aangenomen. Geen wonder. In de ge geven omstandigheden kon men wel niet an- i ders doen en zou het onbillijk zijn een mid- del, waarvan slechts hoogst zelden gebruik i wordt gemaakthet afstemmen van begroo- I tingen, te bezigen tegenover twee titularissen, die zich op dit oogenblik in eene allerverve lendste positie bevinden. Reeds op zich zelf zijn de departementen voor marine en oorlog het lastigst te besturen en mag het vrjjwel een zeer ondankbaar baantje heeten zich daaraan te wijden. Wil men groote veranderingen tot stand brengen, dan wordt er geklaagd over het vele geld, dat marine en oorlog kosten. En al stel len wjj ook op den voorgrond dat onze weer baarheid ontzagljjk veel geld kost, dat wjj veel liever aan andere zaken zagen besteed, aan den anderen kant eischt toch de billjjk- heid, dat men,wil men een leger en eene vloot als noodzakelijk kwaad in Btand houden, dan ook gedachtig moet zjjn aan het bekende spreek woord sGeen geld, geen Zwitsers." Doet men geen voorstellen, dan klinkt het verwjjt over het stilzitten an zulk een mi nister, over zjjn gebrek aan voortvarendheid. Voegt men daarbjj dat in den tegenwoordi- gen politieken toestand van ons land, nu alles beheerscht wordt door de kieswet, het voor die ministers vrjj wel onbegonnen werk is met de kamer eene herziening, hoe noodig die ook moge zjjn, tot stand te brengen; dan zal men spoedig het wanhopende van hunne positie inzien. Bjj velen is de minister Seyffardt geen ge wild persoonmaar wij gelooven dat zij niet vr jj zjjn van parti-pris en niet genoeg rekening houden met diens eigenaardige en moeilijke positie. Met een kamer, waarin zich veleniet- deskundigen bevinden, die toch als bevoegde beoordeelaars willen optreden, is het bovendien vr jj lastig regeeren en is het geen wonder dat een minister wel eens, om een gewonen term te gebruiken, van zich af bjj ten moet. Dit deed de minister van oorlog dan ook Woensdag, bjj de behandeling der vesting- begrooting. Bjj die gelegenheid werden eenige alge- meene beschouwingen gevoerd, die door den heer Mees, afgevaardigde voor Rotterdam en meer financie- dan oorlogsman, werden geo pend. Deze herinnerde aan hetgeen in den laatsten tjjd is voorgevallen ten aanzien der stelling Amsterdam. In de vestingbegrooting voor 1893 werden de kosten voor het plan van den minister geraamd op ongeveer vjjf millioen en daarbjj gezegd, dat men dan de positie van A msterdam krachtig zou kunnen verdedigen. De verklaring werd daarbij gevoegd, dat dooi de toe te stane uitgaaf niets zou worden ge- prejudicieerd. Er werd dan ook f 1.600.000 voor dat plan toegestaan en de heer Mees wilde daartegen niet reageeren. Werd echter aangenomen, wat thans werd voorgesteld, dan zal het noodig zjjn ook voor den vestingbouw te leenen. En daarom vroeg bjj of er overwegende bezwaren tegen bestaan de uitvoering van het plan nopens de stelling- Amsterdam over een langeren tjjd te verdee- len. Er is van het in 1892 voorgesteld plan nog f 3.310.000 te verwerken over. De internationale politiek van Nederland is zó', dat het volgens den Rotterdamschen af gevaardigde zeker geen bezwaar kah zjjn om het werk over vier jaren te verdeelen Voor dat men overgaat tot groote vaste werken, was het noodig te weten, of een kor tere termijn niet mogeljjk zal zjjn. De heer Rutgers van Rozenburg verklaarde, anti-militair als hij is, tegen deze be grooting te stemmen, omdat onder deze regee r;ng geen uitzicht meer bestaat op regeling onzer levende strjjdkrachten. Alvorens eene beslissing te nemen omtrent de doode weermiddelen, moet men z. i. uit maken, wat men over heeft voor 's lands weer baarheid en defensie. Eerst daarna zou men kunnen komen tot behoorljjke regeling dei- levende strjjdkrachten en dan de hand leggen aan de doode weermiddelen, maar dan moet men niet te werk gaan als in 1874. Na deskundige voorbereiding zou men bjj de wet moeten vaststellen een plan, uit te voeren in vjjf jaren, waarvoor men eene leening ad hoe zou moeten sluiten. Hjj besprak het plan-Alewjjn c. s., dat 44 millioen zou kosten, met behoorlijke inrich ting van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie ^n den aanleg van ten spoorweg achter de duinen. Dit alles is voor ongeveer 50 millioen te krjjgen. Daarvoor kon men eene leening sluiten ad 3y2 pet., aflosbaar in 30 jaren, het geen eene jaarlijksche annuiteit zou kosten van*/ 2.718.516,50. Hij meende dat de natie dit wel voor de verdediging over zal hebben. Hjj erkende dat dit plannen zjjn voor de toe komst, maar toch had hjj ze willen doen ken nen, opdat hjj bezwaar heeft om te bljjven handelen in den blinde. De heer Guyot, een marine-man, verklaarde met verbazing gezien te hebben dat de mi nister eerst de levende strjjdkrachten wil regelen, alvorens over te gaan tot herziening der vestingwet. Allereerst moet de meening der regeering omtrent de doode weermiddelen worden gekend. De Nieuwe Hollandsche Waterlinie heeft hare waarde verloren er moet dus verandering komen. Wat de kustverdediging betreft, de min. heeft het plan der commissie als te kost baar terzjjde gesteld. En ten aanzien der de finitieve inrichting voor de stelling-Amsterdam wordt ook de beslissing steeds verdaagd. Wat betreft het verband met de levende strjjdkrachten, deze moet gebaseerd zjjn op de organisatie der landmacht bjj de wet, en die grondslag moet weer rusten op het voor te nemen defensie-stelsel, waaromtrent spreker van den minister een wets voordracht verwacht. De heer Van Vljjmen bleef er voor om het verleden jaar voorgenomen plan zoo spoedig mogeljjk af te doen. Hjj behandelde daarbjj het tracé van er voor te leggen vestingwerken en bleef vragen of men zich hier op den weg bevindt naar hetgeen is medegedeeld omtrent tracé C. Hjj vroeg dit, omdat hjj nog niet overtuigd is, dat wjj moeten bouwen forten a la Brialmont. Hij wilde van den minister de verklaring, dat wjj ons niet op de» weg bevinden van de groote forten. Ten aanzien der stelling-Amsterdam was het i. wenscheljjk, door deskundigen de zaak in loco te laten onderzoeken en daarom drong hjj niet aan op te grooten spoed. Spreker behandelde verder den aanleg van een kunst weg Oostwaarts van den uitersten duinrand om onze levende strjjdkrachten in staat te stellen goed en met spoed hun taak van het afweren eener landing te vervullen. Z. i. zal de zeemacht daartoe weinig kunnen bjjdragen en daarom is het noodig spoedig die verbin ding te maken. Men wende toch voor 's lands defensie den blik niet steeds naar het Oosten, men denke ook aan het Westen. De heer Van Houten wees er op, dat sedert de laatste jaren onze levende strijdkrachten wel degeljjk zjjn versteikt. In dit opzicht is dus reeds ten deele aan het verlangen van den heer Rutgers voldaan. Doch om nu te treden in diens toekomst-voorstellen, daartoe kon hjj niet Imedewerken, ook omdat hjj overtuigd is, dat het bjj de genoemde cjjfers niet zal blijven en men verplicht zal wezen steeds nieuwe uit gaven voor de doode weermiddelen te doen. Hjj moest er tegen waarschuwen, onder den schjjn van ons sterk te maken tegenover den buitenlandschen vjjand, ons innerljjk zwak te maken door de groote uitgaven. De heer Farncombe Sanders wenschte de redenen uiteen te zetten, waarom hjj tegen deze vestingbegrooting zal stemmen. Hjj zag niet in, waarom de bouw van dure forten moet worden voorbereid, als wjj geen menschen hebben om ze te bezetten! Voordat men weet hoedanig de organisatie der levende strjjd krachten is, ga men niet voort met uitgaven te doen voor de doode weermiddelen. Dat wjj niet genoeg troepen hebben behoeft niet betoogd te worden. Om de stelling van Amsterdam goed te verdedigen, zouden 80 bataljons noodig zjjn. En die hebben wjj op geen stukken na. Is het, vroeg hjj, niet veel urgenter om aan de levende strjjdkrachten wat te doen, want bjj een eventueelen oorlog zullen wjj allereerst onze neutraliteit hebben te handhaven En wat hebben wjj, uit dat oogpunt, aan de gansche stelling van Amsterdam? Welke middelen hebben wjj om aan den Z. O. kant, of in de Zeeuwsche stroomen, of aan de zjjde van Delfzjjl onze neutraliteit te handhaven De heer Schimmelpenninck van der Oye beweerde ook, dat men met de wallen zonder de mannen niets kon doen. Zoolang de strjjd op technisch gebied niet is uitgemaakt, is het geraden den hoofdfactor van onze verdediging te zoeken in de levende strjjdkrachten, mits men goede soldaten hebbe. Verkeerd zou het echter zjjn om, in afwach ting daarvan, niets te doen aan de verdedi gingswerken. De heer Seret meende, wat het besluit van den minister betreft, te kunnen zeggen, dat hjj in zjjn ongunstig oordeel ia versterkt. Spreker bleef het optreden van dezen mi nister betreuren, en kon daarin geen vertrou wen stellen integendeel dat vertrouwen is het vriespunt genaderd. Omtrent de legerwetten des ministers wilde hjj niet sprekenhet oor deel der binnenlandsche, evenals van de bui- tenlandsche pers daarover is schier unaniem ongunstig. Het verleenen der groote verloven en de uitbreiding der vrijwillige oefeningen waren voor hem redenen om tegen deze begrooting van oorlog te stemmen. Aangaande de vesting-begrooting was ook hjj van oordeel, dat de levende strjjdkrachten allereerst behoeven georganiseerd te worden. Hierna was de minister van oorlog aan het woord. Hjj verklaarde de kwestie der levende strjjdkrachten ter zjjde te zullen laten. De groote punten, die besproken zijn, betreffen de financieele kwestie, de regeling der levende strjjdkracht gold het praejudicieeren op de toe komst. Verdeel de uitgaven, heeft men gezegd, maar hier geldt het ook een gewetenszaak. De min. las zjjne verklaring voor van het vorige jaar, dat de kamer door het kleine plan volstrekt niets praejudicieert. Die verklaring onder- schrjjft hjj nog. Het zal toch nog 1894 worden, eer de grondverhoogingen in haar geheel klaar komen. Uitstel gaat dus werkeljjk niet aan hier geldt de gewetenszaak. En zouden wij de stelling van Amsterdam niet tegen eene overmacht kunnen verdedigen vroeg hjj. En daarop gaf hjj een beslist ontken nend antwoord. Met 87.000 man zal dit zeer wel kunnen geschieden. Zouden wjj ons niet kunnen verdedigen in ons inmdatie-stelsel De min. zou zich schamen, als hjj stemmen zou hooren opgaan, die dat ontkenden. Deze verzekering werd met luide hoera's begroet. t Wat de vestingwet betreft, zal de minister in het aanstaande voorjaar met zjjn ambtge noot van marine overwegen of herziening mogeljjk is. De min. herhaalde heter wordt hier niets geprejudicieerd. De aardophoogingen in de stelling Amsterdam moeten echter in volkomen orde worden gemaakt. De heer Mees toonde zich door die verkla- ing niet bevredigd. Op art. 4 (stelling Am sterdam) stelde hjj voor, het artikel met 500.000 te verminderen, strekkende om de uitvoering der werken over vier jaar te ver deelen. De minister zou dan toch nog voor 1894 hebben f 1.150.000, terwjjl er dan 2.160.000 overbljjft voor 1895 en 1896. De minister van oorlog verklaarde, waar- het zulk een groot landsbelang betreft, niet z oo kalm te kunnen zjjn als de voorsteller van het amendement. Die l'/2 millioen moe ten verwerkt worden om de stelling zoo goed en zoo gauw mogeljjk in verdedigbaren staat te maken. Het deed hem werkeljjk leed, dat zulk een amendement door den heer Mees was voorgesteld. Daardoor zou de minister in de onmogeljjkheid worden gebracht, om de stelling zoo spoedig mogeljjk in verdedigbaren toe stand te brengen. Na deze ferme verdediging van den minister, trok de heer Mees zjjn amendement, dat be streden werd door de heeren Schimmelpenninck, G uyot en De Ras, en verdedigd door den heer Van Löben Seis, in. De verschillende artikelen werden goedge keurd. De geheele Vesting-begrooting werd, op verlangen van den heer Löben Seis, in stemming gebracht en aangenomen met 69 tegen 16 stemmen. Tegen stemden de heeren Pyttersen, De Kanter, Rutgers, Van Löben Seis, Heldt, A Mackay, Gerritsen, Sanders, Lieftinck, Huber, G. van Dedem, Hartogh, Brandsen, V. Bylandt, V. Alphen en V. d. Velde. In de Woensdagavond door de Tweede kamer gehouden vergadering was de begrooting voor waterstaat aan de orde. Bjj de alge- meene beraadslaging bepraken de heeren Van Gjjn en Beelaerts van Blokland de tegenwoor dige Greenwichtjjdregeling, die geen ingang heeft gevonden bjj het publiek, dat meer op een heid van tjjd gesteld is, 't liefst in aansluiting aan den Midden-Europeeschen tjjd. Ten einde de regeering in die richting te bewegen, dienden zij en vjjf andere leden uit de verschillende groepen der Kamer een motie in, om de wen- scheljjkheid uit te spreken van eene wetteljjke voorziening tot aansluiting van Nederland bjj den Midden-Europeeschen tjjd. De behandeling dezer motie werd tot later uitgesteld. De heer Yan Gijn maakte zich bezorgd over de stjjging der uitgaven voor ambtenaars- en waterstaatspersoneel en riep daarom den mi nister een tot hiertoe en niet verder toe. De heer Roessingh wilde dat het departement van waterstaat meer indirect tot werkverschaf fing, vooral ten plattelaude, medewerkte. De heer Farncombe Sanders stelde een inter pellatie in uitzicht over den aanleg van staats wege van electrische verhingen. De heer Van Beuningen verzocht een spoe dige oplossing van de kwestie der tjjdregeling en meende dat de groote werken ook aan het platteland ten goede zjjn gekomen. De minister van waterstaat, de sprekers be antwoordende, stelde tegenover de toeneming der uitgaven de progressie der inkomsten van ver. schillende staatsdiensten. Hjj erkende de nood- zakeljjkheid van zuinigheid ten aanzien der de partementale uitgaven en hoopte dat de afloo- pende uitgaven voor groote werken gelegen heid zouden geven om voor het platteland wat meer te doen. Met het oog op de motie liet hjj de tjjdregeling rusten. De algemeene beraadslaging nam hierop een einde. De heeren Van Beuningen, Kolkman, Farn combe Sanders en Bahlmann, die allen voor het gebruik van inlandsche steen bjj rjjkswerken opkwamen, kregen van den minister het bevre digende antwoord dat dit fabrikaat bjj voor keur zal worden gebruikt. Het ontwerp voor verbetering van den Leidschen Rjjn zal ge publiceerd worden. Aan de heeren Roessingh, Houwing en A. van Dedem, die allen aandrongen op spoedige verbetering van de Vecht in Overjjsel, gaf de minister te kennen, dat hjj daartoe bjj de volgende begrooting een voor de scheepvaart bevredigend voorstel hoopt te doen. De heer Smeenge was weer in de kamer en nam aan het debat over de verbetering van rivieren in Groningen en Friesland deel. Bjj een gedachtenwisseling met de heeren Conrad, Kolkman en De Ras over verschillende rivierbelangen achtte de minister verbetering van de Lek beneden Vreeswjjk noodzakeljjk en deelde hjj mede dat met Maastricht over leg hangende is over verdere verruimings- werken in de Maas, die wellicht een nieuwe brug zullen vereischen. Bjj het artikel verleg ging Maasmond" ver daagde de kamer met 32 tegen 19 stemmen het debat tot den volgenden dag. Bjj kon. besluit is aan A. Machielse, eervol ontslagen apot- theker der tweede klasse van het Nederlandsch- Indisch leger, de bevoegdheid van apotheker verleend is mr J. J. Clotterbooke Patjjn van Kloetinge benoemd tot burgemeester der gemeente Zeist is G. R. C. M. Raupp benoemd tot burge meester der gemeente Roermond, met toe kenning van eervol ontslag als burgemeester der gemeente Lichtenvoorde. Een proefnummer is verschenen van een Weekblad voor Drogisten, officieel orgaan van den Nederlandschen Drogistenbond. Redacteur van het blad is de heer Thjjs Plette Njjmegen en uitgever de heer H. C. A. Thieme aldaar. Tot onderwjjzer aan een der openbare lagere scholen te Amsterdam is o. a. benoemd de heer C. Kloosterman te Kloetinge. In het verslag in Caecilia over het op 28 November 11. te Rotterdam gegeven concert der Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeni- ging, waaraan, zooals wjj toen meldden, de heer Jan Morks van hier zjjne medewerking verleende, lezen wij o. a. het volgende -. »De heer J. Morks, uit Middelburg, bezit als klarinettist een vollen en zeldzaam fraaien toonde solo-stukken van Th. H. H. Verhejj vielen bljjkbaar in den smaak en werden, even als Gade's Fantasiestüche, zeer correct door hem voorgedragen." Morgen (Vrijdag) avond wordt te Apel doorn de kinder-cautate Michiel Adriaanz. de Ruyter uitgevoerd, door een koor van ruim honderd kinderen, onder leiding van den heer A. Offenberg. Onze landgenoot Pieter Oyens te Brussel die eenigen tjjd geleden door een beroerte werd getroffen, verkeert in zorgeljjken toestand men vreest, dat zjjn geestvermogens aangetast zullen worden. Hbd Het nieuwe museum van kunst-njjverheid te Kopenhagen zal de volgende maand met een tentoonstelling worden ingewjjd, waar alleen werk van vrouwen uit het Noorden zal zjjn geëxposeerd. Onder de nieuwere componisten is Max Bruch een der populairste. Hjj bezit in hooge mate de gave eenvoudige gedachten pakkend te schrjjven. Ook komt deze populaire trek uit in den vasten en duideljjken vorm zjjner me lodieën. De innerljjkheid van een Schumann of Weber vindt men zelden bjj hem; zjjne phantasie heeft zich langzamerhand meer en meer tot de tegenstellingen van uiterste een voudigheid en schitterende praal beperkt. Ook drukken keuB en behandeling der teksten op de waarde en het effect zjjner oratoriums. Het zjjn losse tafreelen, die zich om een helden figuur groepeeren, waarbjj eene hoogere leidende kunstgedachte ontbreekt. Het doel is in de eerste plaats de muzikale schildering. Odysseus, het eerste van Biuch's oratoriums, begint met een driestemmig vrouwenkoor, dat werkt door schoonheid van klank en liefljjke melodieën. Eigenaardig is op 't eind van deze eerste scène een frisch, levendig motief in het orkest, dat den vrool jjken watertocht schildert. Dit motief begeleidt ook Odysseus in de tweede scène, in de Onderwereld. Beelden van het slaan der riemen in het water (scène III t>die Ruder üchzen"), van het ruischen der golven, van het voortgljjdende schip (scène VII) komen in de muziek van dit oratorium dikwjjts en op verschillende wijzen voor. De scène in de Onderwereld werkt door de afwisseling der beelden. Uit het schimmen- koor zien wjj langzamerhand enkele gestalten zich losmaken: kinderen, bruiden, jongelieden, grjjsaards, Teirésias, Odysseus' moeder. Een indrukwekkend effect is de intrede van het schimmenkoorde lage gis van »Klagtop het Krachtige mannenkoor in d ma'j., het plot selinge pp. op het ff maakt grooten indruk. Maar het schoonste in deze scène is de door werking der orkest-melodie, die na eiken zang der schimmen snijdend spreekt, en die einde- ljjk, als de mannen vol ontzetting gevlucht zjjn, alleen Andante Sostenatoklagend voortgaat. In de volgende scène Odysseus und die Sirenen) heeft het rustige, harmonieuse, lok kende gezang der Sirenen eene groote schoon heid van klank. Het liefljjk motief der violen sempre dolce en tranquillo) verzinneljjkt den schoonen tocht. Een plotselinge, vreemde, weeke overgang bjj de woorden »de?muns ist verschlos- sen das Ohr mit weichem Wachsdoet ons het vreemde der situatie voelen, waarop krach tig in het heldere d maj. »Nun singet, Sirenen, den Zaubergesang" klinkt, eene dier populair geschrevene, frissche melodieën, die aan Bruch's muziek zoo eigenaardig zjjn. De vierde scène, de zeestorm, behoort met het y>Gasmahl der Phaaken'tot de uiterljjk schitterende nommers van het oratorium. Zjj schildert het oproer der elementen met aan wending van alle middelen. In den storm hoort men de klagende stem van Odysseus, zjjn >Weh mirop den vollen, grooten toon. Een rustpunt is de verschijning van Leukothea, ofschoon eigenljjk haar figuur niet geheel tot haar recht komt. Het schoonste gedeelte der scène is het laatste »Giesse Athene ihm auf die Augen süssen Sclilaf." Hier vereenigt zich alles om een groot effect te maken de architecturale bouw van dit gedeelte, de in- nerljjke waarde en het echt oorspronkeljjke karakter van het hoofdthema. Bruch's can taten zjjn rjjk aan zulke schoone, eenvoudig gevormde melodieën, op diatonische harmo nieën gebouwd en door de hoofdintervallen gemarkeerd. De vjjf de scène voert ons naar Odysseus' gade en schildert Penelope's leed. Het oratorium bevat slechts twee scènen, zonder koor- noch ensemble-vormen, en beide scènen behooren aan Penelope. De eerste scène begint met een recitatief, waarin de ongelukkige vrouw haar hard lot schetst. Tot aan het eind van het recitatief is de zang stem declameerend behandeld, terwjjl de instru menten zingen. Het tweede deel der scène is in liedvorm. In den aanvang in den vorm van een gebed, ontwikkelt het later veel warmte bjj de woorden »0, so gedenke nun dess" enz. De tweede Penelope-scène toont Penelope, wevend het gewaad. De kracht der muziek wordt uitsluitend geconcentreerd tot het ver krijgen eener edele uitdrukking van verlangen en smart. De hoofdmelodie op de woorden »0, kehre, Odysseus," berust op hetzelfde mo tief, waarmee de instrumenten het recitatief ge deelte der eerste Penelope-scène beheerschten. Tusschen deze beide Penelope-scènen vindt men de beide vriendeljjkste tafreelen uit het oratorium: Nausikaü, en het Gastmahl bei den Phüaken. Nausikaü en hare gezellinnen zjjn in vrooljjke, liefljjke melodieën get eek end,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1