N°. 303.
136° Jaargang.
1893
Vrijda
22 December.
Deze courant verschijnt dag elij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal iü Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Reclames 40 cent per regel.
Middelburg 21 December,
ONDERWIJS.
I^etteren en nuust,
BS u s i c a I i a.
MIDMLBIIGW (01II1M.
Thenuometeii j Agenten te YlissingenP. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenF. v. d. Peijx, te ZierikzeeA. C. de Mooij,
Middelburg 21 Dec. 8 u. vm 42 gr. j te TholenW. A. van Nxeuwenhuuzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën
m. 12 tl 43 er-, av. 4 u. 42 gr. F. aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Dithar, te Botterdam, de Gebb. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de La Mae Azn., te Amsterdam.
Verwacht W. wind Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te één uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen.
De ministers van marine en oorlog zagen
hunne begrootingen door de Tweede kamer
weer aangenomen. Geen wonder. In de ge
geven omstandigheden kon men wel niet an- i
ders doen en zou het onbillijk zijn een mid-
del, waarvan slechts hoogst zelden gebruik i
wordt gemaakthet afstemmen van begroo- I
tingen, te bezigen tegenover twee titularissen,
die zich op dit oogenblik in eene allerverve
lendste positie bevinden.
Reeds op zich zelf zijn de departementen
voor marine en oorlog het lastigst te besturen
en mag het vrjjwel een zeer ondankbaar baantje
heeten zich daaraan te wijden.
Wil men groote veranderingen tot stand
brengen, dan wordt er geklaagd over het vele
geld, dat marine en oorlog kosten. En al stel
len wjj ook op den voorgrond dat onze weer
baarheid ontzagljjk veel geld kost, dat wjj
veel liever aan andere zaken zagen besteed,
aan den anderen kant eischt toch de billjjk-
heid, dat men,wil men een leger en eene vloot als
noodzakelijk kwaad in Btand houden, dan ook
gedachtig moet zjjn aan het bekende spreek
woord sGeen geld, geen Zwitsers."
Doet men geen voorstellen, dan klinkt het
verwjjt over het stilzitten an zulk een mi
nister, over zjjn gebrek aan voortvarendheid.
Voegt men daarbjj dat in den tegenwoordi-
gen politieken toestand van ons land, nu
alles beheerscht wordt door de kieswet, het
voor die ministers vrjj wel onbegonnen werk
is met de kamer eene herziening, hoe noodig
die ook moge zjjn, tot stand te brengen; dan
zal men spoedig het wanhopende van hunne
positie inzien.
Bjj velen is de minister Seyffardt geen ge
wild persoonmaar wij gelooven dat zij niet
vr jj zjjn van parti-pris en niet genoeg rekening
houden met diens eigenaardige en moeilijke
positie. Met een kamer, waarin zich veleniet-
deskundigen bevinden, die toch als bevoegde
beoordeelaars willen optreden, is het bovendien
vr jj lastig regeeren en is het geen wonder dat
een minister wel eens, om een gewonen term
te gebruiken, van zich af bjj ten moet.
Dit deed de minister van oorlog dan ook
Woensdag, bjj de behandeling der vesting-
begrooting.
Bjj die gelegenheid werden eenige alge-
meene beschouwingen gevoerd, die door den
heer Mees, afgevaardigde voor Rotterdam en
meer financie- dan oorlogsman, werden geo
pend. Deze herinnerde aan hetgeen in den
laatsten tjjd is voorgevallen ten aanzien der
stelling Amsterdam. In de vestingbegrooting
voor 1893 werden de kosten voor het plan van
den minister geraamd op ongeveer vjjf millioen
en daarbjj gezegd, dat men dan de positie van
A msterdam krachtig zou kunnen verdedigen.
De verklaring werd daarbij gevoegd, dat dooi
de toe te stane uitgaaf niets zou worden ge-
prejudicieerd. Er werd dan ook f 1.600.000
voor dat plan toegestaan en de heer Mees
wilde daartegen niet reageeren.
Werd echter aangenomen, wat thans werd
voorgesteld, dan zal het noodig zjjn ook voor
den vestingbouw te leenen. En daarom vroeg
bjj of er overwegende bezwaren tegen bestaan
de uitvoering van het plan nopens de stelling-
Amsterdam over een langeren tjjd te verdee-
len. Er is van het in 1892 voorgesteld plan
nog f 3.310.000 te verwerken over.
De internationale politiek van Nederland is
zó', dat het volgens den Rotterdamschen af
gevaardigde zeker geen bezwaar kah zjjn om
het werk over vier jaren te verdeelen
Voor dat men overgaat tot groote vaste
werken, was het noodig te weten, of een kor
tere termijn niet mogeljjk zal zjjn.
De heer Rutgers van Rozenburg verklaarde,
anti-militair als hij is, tegen deze be
grooting te stemmen, omdat onder deze regee
r;ng geen uitzicht meer bestaat op regeling
onzer levende strjjdkrachten.
Alvorens eene beslissing te nemen omtrent
de doode weermiddelen, moet men z. i. uit
maken, wat men over heeft voor 's lands weer
baarheid en defensie. Eerst daarna zou men
kunnen komen tot behoorljjke regeling dei-
levende strjjdkrachten en dan de hand leggen
aan de doode weermiddelen, maar dan moet
men niet te werk gaan als in 1874.
Na deskundige voorbereiding zou men bjj
de wet moeten vaststellen een plan, uit te
voeren in vjjf jaren, waarvoor men eene leening
ad hoe zou moeten sluiten.
Hjj besprak het plan-Alewjjn c. s., dat 44
millioen zou kosten, met behoorlijke inrich
ting van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie
^n den aanleg van ten spoorweg achter de
duinen. Dit alles is voor ongeveer 50 millioen
te krjjgen. Daarvoor kon men eene leening
sluiten ad 3y2 pet., aflosbaar in 30 jaren, het
geen eene jaarlijksche annuiteit zou kosten
van*/ 2.718.516,50. Hij meende dat de natie
dit wel voor de verdediging over zal hebben.
Hjj erkende dat dit plannen zjjn voor de toe
komst, maar toch had hjj ze willen doen ken
nen, opdat hjj bezwaar heeft om te bljjven
handelen in den blinde.
De heer Guyot, een marine-man, verklaarde
met verbazing gezien te hebben dat de mi
nister eerst de levende strjjdkrachten wil
regelen, alvorens over te gaan tot herziening
der vestingwet. Allereerst moet de meening
der regeering omtrent de doode weermiddelen
worden gekend.
De Nieuwe Hollandsche Waterlinie heeft
hare waarde verloren er moet dus verandering
komen. Wat de kustverdediging betreft, de
min. heeft het plan der commissie als te kost
baar terzjjde gesteld. En ten aanzien der de
finitieve inrichting voor de stelling-Amsterdam
wordt ook de beslissing steeds verdaagd.
Wat betreft het verband met de levende
strjjdkrachten, deze moet gebaseerd zjjn op
de organisatie der landmacht bjj de wet, en
die grondslag moet weer rusten op het voor
te nemen defensie-stelsel, waaromtrent spreker
van den minister een wets voordracht verwacht.
De heer Van Vljjmen bleef er voor om het
verleden jaar voorgenomen plan zoo spoedig
mogeljjk af te doen. Hjj behandelde daarbjj
het tracé van er voor te leggen vestingwerken
en bleef vragen of men zich hier op den weg
bevindt naar hetgeen is medegedeeld omtrent
tracé C. Hjj vroeg dit, omdat hjj nog niet
overtuigd is, dat wjj moeten bouwen forten
a la Brialmont. Hij wilde van den minister
de verklaring, dat wjj ons niet op de» weg
bevinden van de groote forten.
Ten aanzien der stelling-Amsterdam was het
i. wenscheljjk, door deskundigen de zaak in
loco te laten onderzoeken en daarom drong
hjj niet aan op te grooten spoed. Spreker
behandelde verder den aanleg van een kunst
weg Oostwaarts van den uitersten duinrand
om onze levende strjjdkrachten in staat te
stellen goed en met spoed hun taak van het
afweren eener landing te vervullen. Z. i. zal
de zeemacht daartoe weinig kunnen bjjdragen
en daarom is het noodig spoedig die verbin
ding te maken. Men wende toch voor 's lands
defensie den blik niet steeds naar het Oosten,
men denke ook aan het Westen.
De heer Van Houten wees er op, dat sedert
de laatste jaren onze levende strijdkrachten
wel degeljjk zjjn versteikt. In dit opzicht is
dus reeds ten deele aan het verlangen van den
heer Rutgers voldaan. Doch om nu te treden
in diens toekomst-voorstellen, daartoe kon hjj
niet Imedewerken, ook omdat hjj overtuigd is,
dat het bjj de genoemde cjjfers niet zal blijven
en men verplicht zal wezen steeds nieuwe uit
gaven voor de doode weermiddelen te doen.
Hjj moest er tegen waarschuwen, onder den
schjjn van ons sterk te maken tegenover den
buitenlandschen vjjand, ons innerljjk zwak te
maken door de groote uitgaven.
De heer Farncombe Sanders wenschte de
redenen uiteen te zetten, waarom hjj tegen
deze vestingbegrooting zal stemmen. Hjj zag
niet in, waarom de bouw van dure forten moet
worden voorbereid, als wjj geen menschen
hebben om ze te bezetten! Voordat men weet
hoedanig de organisatie der levende strjjd
krachten is, ga men niet voort met uitgaven
te doen voor de doode weermiddelen.
Dat wjj niet genoeg troepen hebben behoeft
niet betoogd te worden. Om de stelling van
Amsterdam goed te verdedigen, zouden 80
bataljons noodig zjjn. En die hebben wjj op
geen stukken na.
Is het, vroeg hjj, niet veel urgenter om aan
de levende strjjdkrachten wat te doen, want
bjj een eventueelen oorlog zullen wjj allereerst
onze neutraliteit hebben te handhaven En
wat hebben wjj, uit dat oogpunt, aan de
gansche stelling van Amsterdam? Welke
middelen hebben wjj om aan den Z. O. kant,
of in de Zeeuwsche stroomen, of aan de zjjde
van Delfzjjl onze neutraliteit te handhaven
De heer Schimmelpenninck van der Oye
beweerde ook, dat men met de wallen zonder
de mannen niets kon doen. Zoolang de strjjd
op technisch gebied niet is uitgemaakt, is het
geraden den hoofdfactor van onze verdediging
te zoeken in de levende strjjdkrachten, mits
men goede soldaten hebbe.
Verkeerd zou het echter zjjn om, in afwach
ting daarvan, niets te doen aan de verdedi
gingswerken.
De heer Seret meende, wat het besluit van
den minister betreft, te kunnen zeggen, dat
hjj in zjjn ongunstig oordeel ia versterkt.
Spreker bleef het optreden van dezen mi
nister betreuren, en kon daarin geen vertrou
wen stellen integendeel dat vertrouwen is het
vriespunt genaderd. Omtrent de legerwetten
des ministers wilde hjj niet sprekenhet oor
deel der binnenlandsche, evenals van de bui-
tenlandsche pers daarover is schier unaniem
ongunstig.
Het verleenen der groote verloven en de
uitbreiding der vrijwillige oefeningen waren
voor hem redenen om tegen deze begrooting
van oorlog te stemmen.
Aangaande de vesting-begrooting was ook
hjj van oordeel, dat de levende strjjdkrachten
allereerst behoeven georganiseerd te worden.
Hierna was de minister van oorlog aan het
woord. Hjj verklaarde de kwestie der levende
strjjdkrachten ter zjjde te zullen laten. De
groote punten, die besproken zijn, betreffen de
financieele kwestie, de regeling der levende
strjjdkracht gold het praejudicieeren op de toe
komst.
Verdeel de uitgaven, heeft men gezegd, maar
hier geldt het ook een gewetenszaak. De min.
las zjjne verklaring voor van het vorige jaar,
dat de kamer door het kleine plan volstrekt
niets praejudicieert. Die verklaring onder-
schrjjft hjj nog. Het zal toch nog 1894 worden,
eer de grondverhoogingen in haar geheel klaar
komen. Uitstel gaat dus werkeljjk niet aan
hier geldt de gewetenszaak.
En zouden wij de stelling van Amsterdam
niet tegen eene overmacht kunnen verdedigen
vroeg hjj. En daarop gaf hjj een beslist ontken
nend antwoord. Met 87.000 man zal dit zeer wel
kunnen geschieden. Zouden wjj ons niet
kunnen verdedigen in ons inmdatie-stelsel
De min. zou zich schamen, als hjj stemmen
zou hooren opgaan, die dat ontkenden.
Deze verzekering werd met luide hoera's
begroet. t
Wat de vestingwet betreft, zal de minister
in het aanstaande voorjaar met zjjn ambtge
noot van marine overwegen of herziening
mogeljjk is.
De min. herhaalde heter wordt hier niets
geprejudicieerd. De aardophoogingen in de
stelling Amsterdam moeten echter in volkomen
orde worden gemaakt.
De heer Mees toonde zich door die verkla-
ing niet bevredigd. Op art. 4 (stelling Am
sterdam) stelde hjj voor, het artikel met
500.000 te verminderen, strekkende om de
uitvoering der werken over vier jaar te ver
deelen. De minister zou dan toch nog voor
1894 hebben f 1.150.000, terwjjl er dan
2.160.000 overbljjft voor 1895 en 1896.
De minister van oorlog verklaarde, waar-
het zulk een groot landsbelang betreft, niet
z oo kalm te kunnen zjjn als de voorsteller
van het amendement. Die l'/2 millioen moe
ten verwerkt worden om de stelling zoo goed
en zoo gauw mogeljjk in verdedigbaren staat
te maken. Het deed hem werkeljjk leed, dat
zulk een amendement door den heer Mees was
voorgesteld. Daardoor zou de minister in de
onmogeljjkheid worden gebracht, om de stelling
zoo spoedig mogeljjk in verdedigbaren toe
stand te brengen.
Na deze ferme verdediging van den minister,
trok de heer Mees zjjn amendement, dat be
streden werd door de heeren Schimmelpenninck,
G uyot en De Ras, en verdedigd door den heer
Van Löben Seis, in.
De verschillende artikelen werden goedge
keurd.
De geheele Vesting-begrooting
werd, op verlangen van den heer Löben Seis,
in stemming gebracht en aangenomen
met 69 tegen 16 stemmen.
Tegen stemden de heeren Pyttersen, De
Kanter, Rutgers, Van Löben Seis, Heldt, A
Mackay, Gerritsen, Sanders, Lieftinck, Huber,
G. van Dedem, Hartogh, Brandsen, V. Bylandt,
V. Alphen en V. d. Velde.
In de Woensdagavond door de Tweede
kamer gehouden vergadering was de begrooting
voor waterstaat aan de orde. Bjj de alge-
meene beraadslaging bepraken de heeren Van
Gjjn en Beelaerts van Blokland de tegenwoor
dige Greenwichtjjdregeling, die geen ingang
heeft gevonden bjj het publiek, dat meer op een
heid van tjjd gesteld is, 't liefst in aansluiting
aan den Midden-Europeeschen tjjd. Ten einde
de regeering in die richting te bewegen, dienden
zij en vjjf andere leden uit de verschillende
groepen der Kamer een motie in, om de wen-
scheljjkheid uit te spreken van eene wetteljjke
voorziening tot aansluiting van Nederland bjj
den Midden-Europeeschen tjjd.
De behandeling dezer motie werd tot later
uitgesteld.
De heer Yan Gijn maakte zich bezorgd over
de stjjging der uitgaven voor ambtenaars- en
waterstaatspersoneel en riep daarom den mi
nister een tot hiertoe en niet verder toe.
De heer Roessingh wilde dat het departement
van waterstaat meer indirect tot werkverschaf
fing, vooral ten plattelaude, medewerkte.
De heer Farncombe Sanders stelde een inter
pellatie in uitzicht over den aanleg van staats
wege van electrische verhingen.
De heer Van Beuningen verzocht een spoe
dige oplossing van de kwestie der tjjdregeling
en meende dat de groote werken ook aan het
platteland ten goede zjjn gekomen.
De minister van waterstaat, de sprekers be
antwoordende, stelde tegenover de toeneming
der uitgaven de progressie der inkomsten van ver.
schillende staatsdiensten. Hjj erkende de nood-
zakeljjkheid van zuinigheid ten aanzien der de
partementale uitgaven en hoopte dat de afloo-
pende uitgaven voor groote werken gelegen
heid zouden geven om voor het platteland
wat meer te doen. Met het oog op de motie
liet hjj de tjjdregeling rusten.
De algemeene beraadslaging nam hierop een
einde.
De heeren Van Beuningen, Kolkman, Farn
combe Sanders en Bahlmann, die allen voor het
gebruik van inlandsche steen bjj rjjkswerken
opkwamen, kregen van den minister het bevre
digende antwoord dat dit fabrikaat bjj voor
keur zal worden gebruikt. Het ontwerp voor
verbetering van den Leidschen Rjjn zal ge
publiceerd worden.
Aan de heeren Roessingh, Houwing en A.
van Dedem, die allen aandrongen op spoedige
verbetering van de Vecht in Overjjsel, gaf de
minister te kennen, dat hjj daartoe bjj de
volgende begrooting een voor de scheepvaart
bevredigend voorstel hoopt te doen. De heer
Smeenge was weer in de kamer en nam aan
het debat over de verbetering van rivieren in
Groningen en Friesland deel.
Bjj een gedachtenwisseling met de heeren
Conrad, Kolkman en De Ras over verschillende
rivierbelangen achtte de minister verbetering
van de Lek beneden Vreeswjjk noodzakeljjk
en deelde hjj mede dat met Maastricht over
leg hangende is over verdere verruimings-
werken in de Maas, die wellicht een nieuwe
brug zullen vereischen.
Bjj het artikel verleg ging Maasmond" ver
daagde de kamer met 32 tegen 19 stemmen
het debat tot den volgenden dag.
Bjj kon. besluit
is aan A. Machielse, eervol ontslagen apot-
theker der tweede klasse van het Nederlandsch-
Indisch leger, de bevoegdheid van apotheker
verleend
is mr J. J. Clotterbooke Patjjn van Kloetinge
benoemd tot burgemeester der gemeente Zeist
is G. R. C. M. Raupp benoemd tot burge
meester der gemeente Roermond, met toe
kenning van eervol ontslag als burgemeester
der gemeente Lichtenvoorde.
Een proefnummer is verschenen van een
Weekblad voor Drogisten, officieel orgaan van
den Nederlandschen Drogistenbond. Redacteur
van het blad is de heer Thjjs Plette Njjmegen
en uitgever de heer H. C. A. Thieme aldaar.
Tot onderwjjzer aan een der openbare
lagere scholen te Amsterdam is o. a. benoemd
de heer C. Kloosterman te Kloetinge.
In het verslag in Caecilia over het op
28 November 11. te Rotterdam gegeven concert
der Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeni-
ging, waaraan, zooals wjj toen meldden, de
heer Jan Morks van hier zjjne medewerking
verleende, lezen wij o. a. het volgende -.
»De heer J. Morks, uit Middelburg, bezit
als klarinettist een vollen en zeldzaam fraaien
toonde solo-stukken van Th. H. H. Verhejj
vielen bljjkbaar in den smaak en werden, even
als Gade's Fantasiestüche, zeer correct door
hem voorgedragen."
Morgen (Vrijdag) avond wordt te Apel
doorn de kinder-cautate Michiel Adriaanz. de
Ruyter uitgevoerd, door een koor van ruim
honderd kinderen, onder leiding van den heer
A. Offenberg.
Onze landgenoot Pieter Oyens te Brussel
die eenigen tjjd geleden door een beroerte werd
getroffen, verkeert in zorgeljjken toestand
men vreest, dat zjjn geestvermogens aangetast
zullen worden. Hbd
Het nieuwe museum van kunst-njjverheid
te Kopenhagen zal de volgende maand met
een tentoonstelling worden ingewjjd, waar
alleen werk van vrouwen uit het Noorden zal
zjjn geëxposeerd.
Onder de nieuwere componisten is Max Bruch
een der populairste. Hjj bezit in hooge mate
de gave eenvoudige gedachten pakkend te
schrjjven. Ook komt deze populaire trek uit
in den vasten en duideljjken vorm zjjner me
lodieën. De innerljjkheid van een Schumann
of Weber vindt men zelden bjj hem; zjjne
phantasie heeft zich langzamerhand meer en
meer tot de tegenstellingen van uiterste een
voudigheid en schitterende praal beperkt. Ook
drukken keuB en behandeling der teksten op
de waarde en het effect zjjner oratoriums. Het
zjjn losse tafreelen, die zich om een helden
figuur groepeeren, waarbjj eene hoogere leidende
kunstgedachte ontbreekt. Het doel is in de
eerste plaats de muzikale schildering.
Odysseus, het eerste van Biuch's oratoriums,
begint met een driestemmig vrouwenkoor, dat
werkt door schoonheid van klank en liefljjke
melodieën. Eigenaardig is op 't eind van deze
eerste scène een frisch, levendig motief in het
orkest, dat den vrool jjken watertocht schildert.
Dit motief begeleidt ook Odysseus in de
tweede scène, in de Onderwereld. Beelden
van het slaan der riemen in het water (scène
III t>die Ruder üchzen"), van het ruischen der
golven, van het voortgljjdende schip (scène
VII) komen in de muziek van dit oratorium
dikwjjts en op verschillende wijzen voor.
De scène in de Onderwereld werkt door de
afwisseling der beelden. Uit het schimmen-
koor zien wjj langzamerhand enkele gestalten
zich losmaken: kinderen, bruiden, jongelieden,
grjjsaards, Teirésias, Odysseus' moeder. Een
indrukwekkend effect is de intrede van het
schimmenkoorde lage gis van »Klagtop
het Krachtige mannenkoor in d ma'j., het plot
selinge pp. op het ff maakt grooten indruk.
Maar het schoonste in deze scène is de door
werking der orkest-melodie, die na eiken zang
der schimmen snijdend spreekt, en die einde-
ljjk, als de mannen vol ontzetting gevlucht
zjjn, alleen Andante Sostenatoklagend
voortgaat.
In de volgende scène Odysseus und die
Sirenen) heeft het rustige, harmonieuse, lok
kende gezang der Sirenen eene groote schoon
heid van klank. Het liefljjk motief der violen
sempre dolce en tranquillo) verzinneljjkt den
schoonen tocht. Een plotselinge, vreemde, weeke
overgang bjj de woorden »de?muns ist verschlos-
sen das Ohr mit weichem Wachsdoet ons
het vreemde der situatie voelen, waarop krach
tig in het heldere d maj. »Nun singet,
Sirenen, den Zaubergesang" klinkt, eene
dier populair geschrevene, frissche melodieën,
die aan Bruch's muziek zoo eigenaardig zjjn.
De vierde scène, de zeestorm, behoort met
het y>Gasmahl der Phaaken'tot de uiterljjk
schitterende nommers van het oratorium. Zjj
schildert het oproer der elementen met aan
wending van alle middelen. In den storm
hoort men de klagende stem van Odysseus,
zjjn >Weh mirop den vollen, grooten toon.
Een rustpunt is de verschijning van Leukothea,
ofschoon eigenljjk haar figuur niet geheel tot
haar recht komt. Het schoonste gedeelte der
scène is het laatste »Giesse Athene ihm auf
die Augen süssen Sclilaf." Hier vereenigt
zich alles om een groot effect te maken de
architecturale bouw van dit gedeelte, de in-
nerljjke waarde en het echt oorspronkeljjke
karakter van het hoofdthema. Bruch's can
taten zjjn rjjk aan zulke schoone, eenvoudig
gevormde melodieën, op diatonische harmo
nieën gebouwd en door de hoofdintervallen
gemarkeerd.
De vjjf de scène voert ons naar Odysseus'
gade en schildert Penelope's leed.
Het oratorium bevat slechts twee scènen,
zonder koor- noch ensemble-vormen, en beide
scènen behooren aan Penelope. De eerste
scène begint met een recitatief, waarin de
ongelukkige vrouw haar hard lot schetst. Tot
aan het eind van het recitatief is de zang
stem declameerend behandeld, terwjjl de instru
menten zingen. Het tweede deel der scène
is in liedvorm. In den aanvang in den vorm
van een gebed, ontwikkelt het later veel
warmte bjj de woorden »0, so gedenke nun
dess" enz.
De tweede Penelope-scène toont Penelope,
wevend het gewaad. De kracht der muziek
wordt uitsluitend geconcentreerd tot het ver
krijgen eener edele uitdrukking van verlangen
en smart. De hoofdmelodie op de woorden
»0, kehre, Odysseus," berust op hetzelfde mo
tief, waarmee de instrumenten het recitatief ge
deelte der eerste Penelope-scène beheerschten.
Tusschen deze beide Penelope-scènen vindt
men de beide vriendeljjkste tafreelen uit het
oratorium: Nausikaü, en het Gastmahl bei den
Phüaken. Nausikaü en hare gezellinnen zjjn
in vrooljjke, liefljjke melodieën get eek end,