N°. 299.
136e Jaargang.
1893
Dinsdag
19 December.
mr L. W. C. Keuchenius. -j-
Middelburg 18 December,
Deze courant verschijnt d a g e I k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager;
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen, van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Reclames 40 cent per regel.
De wetgever ea Tweede en
verdere Huwelijken.
KERKNIEUWS-
UIT STAD EN PROVINCIE.
i-rm-wwirn
nii)])i:i ni i{(.s( iit; mi ham.
Advertentiën
Thermometer. Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te GoeB A. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te Kruiningen F. v. d. Peul, te ZierikzeeA. C. de Mooij, j
Middelburg 18 Dec. 8 u. vm 33 gr. te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën j moeten des namiddags te één uur
m. 12 u. 35 gr., av. 4 u. 35 gr. F. j aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Rotterdam, de Gebb. Beuntante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam, i aan het bureau bezorgd zjjn, willen
Verwacht Z. wind i Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. j zp des avonds nog worden opgenomen.
Ingezonden
Het mag betwijfeld worden, of de zorg voo:
en de gehechtheid van ouders aan hunne
kinderen zonder de cultuur en de eiscbén
der beschavende samenleving zich verder
zou uitstrekken dan, evenals overigens in de
natuur, over het tijdperk der onvolwasstn-
en onbeholpenheid der kinderen.
liet is niet de bedoeling hier deze hypo
these over den aard of duur vau het be
schermend ouderlijk instinct te behandeleu
haar zij alleen uiting gegeven als onwille
keurige gevolgtrekking uit de noodzakelijk
heid, die van oudsher en uit alle beschaafde
wetgevingen is gebleken om te beschermen
de beliugen van kinderen uit vroegere
huwelijken tegen hunne hertrouwde moeders
of vaders en de nieuwe echtgeuooten van
dezen.
Reeds sedert keizer Constautiju werd,
vooral met het oog op de belangen der
voorkinderen, het tweede huwelijk niet be
gunstigd, en onder de keizers Leo I van
het Oosteisch- en Anthemius vau het Wcs-
tersch Romeinsche keizerrijk werd (469 na
Christus) uitgevaardigd de wet op tweede
huwelijken, houdende ter bescherming van
voorkind of voorkinderen beperking in de
beschikking door hun vader of moeder ten
voordeele van stiefmoeder of stiefvader.
Tribouianus c. s. deden die wet in 528
n. C. opnemen in de codicis van keizer
Justinianus vau het Oostersche Romeicsche
rijk.
In ons oud-Hollandsch recht kwamen hare
bepalingen daardoor vanzelf voor.
In Frankrijk, waar reeds in 1560 ouder
koning Frans II wettiglijk in deze materie
was voorzien, werd zij in den Code Civil
niet vergeten.
Natuurlijk dan ook niet in het „Wetboek
Napoleon voor het koninkrijk Holland".
Bij ons, door alle rechtsgeleerde schrijvers
zoo gewaardeerd, ontwerp 1820 Burgerlijk
wetboek was het onderwerp volgens den
aard van dat ontwerp wel wat te theoretisch
doch tevens minitieus zorgvuldig behandeld.
Toen dat ontwerp, ook door de afscbeidiDg
van België, on3 Burgerlijk wetboek niet is
kunnen worden, mocht toch na zoo eeuwen
oude geschiedenis en in het land der De
Groot's, Van Leeuwen's, Bijnkerhoek's eu
Voet's verwacht worden eene goede regeling
van bet onderwerp.
Van het tegendeel blijke met een enkel
woord.
De betrekkelijke bepalingen komen in ons,
sedert 1 October 1838 geldend, Burgerlijk
wetboek voor onder de volgende artikelen
235. «Ook in tweede en verder huwelijk
bestaat van regtswege algeheele gemeenschap
van goederen tusschen de echtgenooten, voor
zoo verre daaromtrent bp huweljjksche voor
waarden geene andere bepalingen zijn gemaakt.
236. «Bjj tweede of verder huwelijk kan
'echter, indien er kinderen of afkomelingen uit
het vroeger huwelijk aanwezig zijn, aan den
nieuwen echtgenoot, door de vermenging van
goederen en schulden bjj eenige gemeenschap
geen meerder voordeel opkomen, dan ten be-
loope van het minste gedeelte hetwelk een
dier kinderen of bp overlijden deszelfs afko
melingen, bp plaatsvervulling, genieten, en
zonder dat dit voordeel immer het een vierde
des boedels van den hertrouwden echtgenoot
mag te boven gaan.
«De voorkinderen of derzelver afkomelingen
hebben, ten tjjde van het openvallen der
nalatenschap van den hertrouwden echtgenoot,
eene regtsvordering tot inkorting of vermin
dering en hetgeen het geoorloofd gedeelte te
boven gaat, valt ten voordeele van die nala
tenschap.
237. »De man of de vrouw, kinderen of
afkomelingen hebbende uit het vroeger bed,
een tweede of volgend huweljjk aangaande,
mag aan den tweeden of verderen echtgenoot,
ook bp huwelpksche voorwaarden, geene meer
dere voordeelen hespreken, dan hetgeen hp
het vorige artikel breeder is omschreven.
238. «De echtgenooten mogen elkander door
zpdelingsche wegen niet meer geven, dan hun
bp de hierboven gemaakte bepalingen is toe
gestaan. Alle giften, onder een verdichten
titel of aan tusschen beide komende personen
gedaan, zjjn nietig.
239. »Voor giften, aan tusschen beide ko
mende personen gedaan, zullen gehouden
worden de zoodanige, welke door «en der
echtgenooten aan de kinderen, of aan een der
kinderen van den (mede)echtgenoot, uit een
vroeger huwelpk gesproten, gedaan worden,
alsmede de giften welke door den schenker
zpn gedaan aan bloedverwanten, van wie de
andere echtgenoot, ten tjjde der gift, de ver
moedelijke erfgenaam zal zjjn; al ware het
ook, dat de laatstgemelde den begiftigden
bloedverwant niet hadde overleefd.
240. «Ook in het geval, waarin kinderen
zpn uit een vroeger huwelpk, worden winst
en verlies geljjkeljjk tusschen de echtgenooten
gedeeld, tenzjj de gemeenschap daarvan bp
huwelpksche voorwaarden zij uitgesloten of
gewjjzigd.
949. De man of de vrouw, die, kinderen
uit een vroeger bed hebbende, een tweede of
volgend huwelpk aangaat, zal bij uitersten
wil aan zijnen lateren echtgenoot niet meer
mogen geven dan het minste gedeelte hetwelk
een der wettige kinderen geniet, en zonder
dat, in eenig geval, de beschikking het vierde
deel van zjjne goederen mag te boven gaan."
Van de invoeriDg van net burgerlijk wet
boek af, immevs reeds sedert 1841, hebbeo
deze bepalingen tot tal van juridische twist
vragen aanleiding gegeven
Behooren de artikelen 236 en 240 al dan
niet te zijn uitzonderende alinea's vau art.
183, dat aangeeft den algemeenen regel der
verdeeling bij belfte van den gemeenen boedel
tusschen den man en de vrouw
Zijn op eene enkele uitzondering na wel
of niet toepasselijk al de bepalingen van
titel VII B. W., handelende over de wette
lijke gemeenschap van goederen
Moeten de kinderen of afkomelingen aan
wezig zijn bij de ontbinding der gemeenschap
en gelden de bepalingen ook als zij er dan
niet meer zijn
Welke goederen en schulden worden ver
mengd, alleen de tegenwoordige of ook de
toekomende
Wat is de beteekenis van „bij eenige ge
meenschap
Wat van „meerder voordeelhoe wordt
dat geconstateerd, ook als de aanbrengsten
niet ziju te bepalen
Hoe is de verdeeling als verlies is gele
den
Hoe als nieuwe echtgenooten meer aan
brengen dan hertrouwde, en welk is dan
het aandeel van de kinderen uit tweede of
verder huwelijk
Hoe moet worden gehandeld bij eerst
overlijden van nieuwe echtgenooten
Wanneer kan do vordering tot inkorting
worden ingesteld
Wat wordt verstaan door genieten
Wat door den „boedel" van hertrouwde
echtgenooten
Mag iemand, die drie of meer huwelijkeu
aangaat, slechts aan al de echtgenooten te
zamen en niet aan elk hunner schenken wat
bij art. 236 is toegestaan
Is de vermelding der tussehenpersonen al
of niet limitatief en zijn de kinderen uit het
nieuwe huwelijk ook te beschouwen als de
tusscheopersonen van art. 239
Kan „kinderen" uit art. 236 en 237 ook
in den singularis gelezen worden
Is met winst en verlies in art. 240 be.
doeld de wettelijke gemeenschap van winst
en verlies of komt o. m. waardevermeerde
ring of vermindering der respectieve goederen
voor do gemeenschap
Hoe is de verhouding van art; 949 tot de
overige aangegevene? Wat mag nog bij
testament bemaakt worden en hoe is bij
zoodanig testament de verdeeling
Waarom „Koorkinderen" in 236 en „kin
deren" in 949; en welke kunnen van dit
verschil de gevolgen zijn
Hoeveel kan in vruchtgebruik aan nieuwe
echtgenooten bemaakt worden en is dan art.
949 toepasselijk
Vele andere, meer of minder gewichtige
kwesties nog hebben zich voorgedaan; en te
verwonderen is het derhalve niet, dat vele
beschikkingen, decisies, vonnissen en arres
ten te dezer zake zijn gewezen, dat magni
fieke en scherpzinnige pleidooien voor of
tegen dit of dat stelsel en honderden
verhandelingen en beschouwingen zijn ge
voerd en de juridische tijdschriften hebben
gevuldook dat ernstige en bekwame
mannen proeven van herziening dezer wets
bepalingen hebben ten beste gegeven.
Tevergeefs deden de laatsten dat. Stuitte
elke herziening af op de vraag of het
Burgerlijk wetboek algemeen oi particulier
moet worden herzien 'i Dan behoeft thans
niet meer op de beantwoording daarvan
gewacht te worden, nu de tegenwoordige
miuister van justitie heeft verklaard en
besvezen de laatste meening te zijn toege
daan. En ofschoon hij ook ten aanzien
daarvan geen systeem zegt te volgen, zoo
mag toch in gemoede gevraagd worden of
een motief van dringende urgentie niet geldi
voor de onderhavige materie en of deze niet
allerspoedigst, vrij van dubia, geregeld zal
worden, zoodanig, dat de wet, haar betref
fen de, moge genoemd worden met de woorden,
waarmede de heer Nicolaï, bijna veertien
eeuwen na hare uitvaardiging, nog sprak
van de Romeinsche wet van 469 als
loi célèbre „de Secundis Nuptiis
-La
Naar ons uit 's Gravenhage werd ge
seind, is Zondagmiddag mr L. W. C. Keuche
nius overleden.
De heer Keuchenius werd den 21 October
1822 te Batavia geboren".
Hoe men ook over den afgestorvene moge
denken, voor- en tegenstanders zullen moeten
erkennen dat met hem een merkwaardig man
is heengegaan.
Na hier te lande zjjn studiën te hebben
volbracht, begon de overledene zijn loopbaan
in Indië als advocaat en was hij geruimen
tjjd hoofdredacteur van het Batav. Handels
blad, dat toen zpn bloeitjjd beleefde. Later
werd hp secretaris-generaal van het departe
ment van koloniën.
In Augustus 1866 nam hp voor 't eerst in
de Tweede kamer zitting voor het district
Arnhem, ter vervanging van graaf Van Zuijlen
v. Nyevelt. Bjj de ontbinding, na zpne bekende
motie van 27 Sept. 1866, werd hjj voor Arn
hem herkozen.
Deze motie betrof zooals men weetde
onverwachte benoeming van den afgetreden mi
nister van koloniën mr P. Meyer tot gouverneur-
generaal. Zij werd voorgesteld bjj de behan
deling van het ontwerp-adres van antwoord op
de troonrede en luidde»De kamer, de ge-
dragsljjn van het kabinet ten opzichte van
de uittreding van den minister van koloniën,
mr P. Meyer, afkeurende, gaat over tot de
orde van den dag"
Door de Tweede kamer werd zjj met 39
tegen 23 stemmen aangenomen. Alle liberalen
steunden toén den heer Keuchenius.
Na deze beslissing volgde 1 October de eerste
kamerontbinding onder het ministerie-Heems
kerk.
Na de tweede ontbinding onder hetzelfde
kabinet (Januari 1868) moest de heer Keuche
nius zjjne plaats inruimen aan den heer Sloet
v. d. Beele. Toen vertrok hjj weêr naar Indië,
nam daar zitting in den Raad van Nederlandsch
Indië, totdat hij in 1879, toen het ministerie
Tak-Kappeyne wankelde, zich van Batavia
uit (elected: I submit) wederom naar de kamer
liet afvaardigen en wel voor het district Go-
rinchem, in de plaats van den heer Begram.
Na de ontbinding van 1884, wegens de voor
ziening in het regentschap, na 't overljjden
van prins Alexander, werd hjj in twee districten
tegeljjk gekozen, nl. Gorinchem en Middelburg.
Hjj opteerde voor Middelburg, dat hem echter
in Mei 1886 bjj de ontbinding, tjjdens de grond
wetsherziening op de kwestie van art. 194,
weder losliet. De heer A. Mackay ruimde
toen zpne plaats in Amersfoort, hjj was tege-
lijkertjjd te Utrecht gekozen, voor hem in en
nu had de heer Keuchenius voor Amersfoort
zitting tot de ontbinding na de eerste lezing
der grondwetsherziening.
Hjj trad den 21 April 1888 in het miiiisterie-
Mackay op, doch werd reeds in Februari 1890,
door verwerping van zjjn budget door de
Eerste kamer, tot aftreden gedwongen, waarna
hij 26 Maart van dat jaar weêr, nu alB afge
vaardigde voor Goes, in de tweede kamer op-
j trad, waar hjj echter sinds dien tjjd geen be
langrijke rol meer vervulde.
Sept. 1866 heeft de heer Keuchenius naam
verkregen door zpn constanten strjjd tegen de
openbare school, tegen den «geest van gods
dienstloosheid", zooals hjj geliefde te bestem
pelen wat streed tegen zjjne geloofsovertuiging,
door zpn oppositie tegen den vaccine-dwang,
door zpn strjjd voor hetgeen hjj noemde de
«onbevoegdheid" van de (niet aangevulde)
kamer om de grondwetsherziening ter hand
te nemen, en tegen de Billiton begunstiging.
Vooral op die laatste punten diende hjj nog
meer dan eenmaal moties in.
Zjjn optreden in de kerkeljjke zaken in Oost-
lndië gevaarljjk voor ons gezag over de Moha-
medanen en ten gunste van den fanatieken
heer De Savornin Lohman in de West deden
hem voornameljjk in de Eerste kamer vallen,
waar men evenals in de Tweede kamer
overigens overtuigd was van zpne belangstel
ling voor den inlander.
De anti-revolutionnaire partjj verliest in hem
een trouw aanhanger en een warm strjjder,
al, stond hjj ook op het gebied der koloniale
staatkunde meer aan de zjj de der liberalen.
Eene treurige, zeer pjjnlpke ziekte maakte een
einde aan het leven van een man, die grooter
was als opposant dan als regeerder; en meer
een beljjder dan een staatsman mocht heeten
Een man, die ontegenzeggeljjk zeer groote be
kwaamheden bezat maar die, jammer genoeg,
onpractisch was in het aanwenden daarvan
tea nutte van 't algemeen.
Met verwijzing naar het bericht in de
Staatscourant van 15 en 16 October 11., no. 243,
breDgt de minister van buitenlandsehe zaken
ter kennis van belanghebbenden, dat, bljjkens
mededeeling van Hr. Ms. gezantschap te Brus
sel, het verbod van invoer in België van scha
pen en versch schapenvleesch, herkomstig uit
Nederland, met ingang van heden, 18 dezer,
wordt opgeheven.
De Belgische Moniteur deelde Zaterdag den
inhoud van het betrekkelijk ministerieel besluip
mede. Daaruit bljjkt dat de invoer van be
doelde schapen alleenljjk toegelaten is lang:
de bureelen en hulpkantoren van het tolwezen^
opengesteld voor den invoer van runderen
derzelfde herkomst, en op de dagen en uren
daartoe aangeduid; terwjjl bjj aankomst de
dieren, -ten Boste der invoerders, zullen onder
zocht worden door een veearts.
De heer dr G. van Gorkom heeft den heer
Domela Nieuwenhuis geantwoord en in het
Hbld. aangetoond dat deze Luther niet vol
ledig heeft geciteerd. Bjj zpne aanhaling over
het stelen van een brood, liet hjj deze gewich
tige getuigenis van Luther weg«Maar in al
zulke zaken (questies) moge wie er behoefte
heeft, geljjk gezegd is, licht zoeken bjj zijnen
vorst, bjj predikanten en vrome geleerde lieden.
Wat die hem raden, dat volge hjj. Men kan
het toch niet alles zoo op 't papier zetten."
En dr Van Gorkom voegt hierbjj deze enkele
opmerking, waaraan geen woord behoeft toe
gevoegd te worden«Ziedaar wat Luther, ter-
aangehaalde plaats, gezegd heeftDe heer
D. N. heeft er een fragment uit meegedeeld
om te bewpzen dat, volgens Luther, «geen
hongerljjder zich behoeft te storen aan de
bestaande wetten".
«Laat uwe lezers nu zelf oordeelen".
Behalve door zjjne historische motie van 27
Door de Vereeniging van beetwortelsuiker-
fabrikanten in Nederland zjjn in een adres
aan de Eerste kamer eenige bezwaren
kenbaar gemaakt tegen het wetsontweip van
25 November 1893, houdende nadeie bepalin
gen omtrent den accjjns op de suiker, welke
bezwaren zjj, door de ongewoon spoedige be
handeling van gezegd wetsontwerp in de
Tweede kamer, niet in de gelegenheid is ge
weest, ook aan laatstgenoemd lichaam te doen
kennen.
In de eerste plaats dan heeft het adressante
bevreemd, dat de regeering dit wetsontwerp
heeft ingediend op een tjjdstip, dat nog niet
door de in te voeren controle is uitgemaakt,
hoeveel overponden o. a. door de raffinaderijen
worden verkregen immers in de memorie van
toelichting van het dezen zomer door de regee
ring ingediend wetsontwerp wordt gezegd dat
«ook ten opzichte der suiker-raffinaderjjen on
zekerheid bestaat, betreffende de uitkomsten
der fabricage" en werd bjj monde van ZExc.
den minister van financiën verklaard, dat ZExc.,
alvorens tot eene nieuwe regeling over te gaan,
uit die onwetendheid wenschte te geraken.
Daar met het thans aanhangige wetsontwerp,
het in bewerking nemen eener bepaalde klasse
va» suikers, nameljjk van zeer hooge reinheid,
wordt bedoeld, zooals uit de daarbjj gevoegde
memorie van toelichting bljjkt (Russische
zandsuikers en Fransche suikers No. 3), is het
dus minsteLS evenzeer onzeker, in hoeverre de
raffinadeurs door dit wetsontwerp in staat
zullen worden gesteld, op ruimer schaal dan.
tot dusverre overponden te verkrjjgen.
Al gunt de vereeniging gaarne aan de raf-
finaderjj, uit haar gedrukten toestand te wor
den opgebeurdtoch meent zjj dat dit niet
behoort te geschieden ten koste der .beetwor-
telsuiker-industrie immers deze laatste is aan-
sprakeijjk voor eene jaarlijksche accjjns-
opbrengst van 81/2 millioen gulden en dit wel
voor 1894 ongelimiteerd.
Het behoeft zeker geen verder betoog, dat
al datgene wat alzoo elders aan nieuwe over
ponden wordt verkregen, komt ten laste der
Beetwortelsuiker-Industrie en daardoor indi
rect van den Landbouw.
Op grond van het vorenstaande, verzoekt
de vereeniging de Eerste kamer eerbiedig
doch dringend het Wetsontwerp in zjjnen
tegenwoordigen vorm te willen verwerpen.
Bjj kon. besluit
is jhr mr F. G. van Panhuys benoemd tot
adjunct-oommies aan het departement van
buitenlandsehe zaken
is benoemd tot directeur van het telegraaf
kantoor en brievengaarder te "Vlieland H. M.
Hjjlkema, thans directeur van het post- en
telegraafkantoor te Egmond aan Zee
is de met verlof hier te lande aanwezige
kapitein der infanterie van het leger in Neder-
landsch-lndië D. R. F. van Haeften, op zjjn
verzoek eervol uit den militairen dienst ont
slagen, met toekenning van pensioen.
Door de arr.-rechtbank te Assen is, ter ver
vulling van eene in dat college opengevallen
rechtersplaats, opgemaakt de navolgende alpha-
betische ijjst van aanbeveling
mr S. Gratama, rjjksarchivaris in de provin
cie Drenthe, te Assen mr E. Pelinck, reehter
in de arr.-rechtbank te Winschoten en jhr mr
J. C. Reynst, advocaat en procureur te 's Gra
venhage.
Met ingenomenheid hebben de leden der
Eerste kamer, bljjkens het eindverslag,
kennis genomen van het wetsontwerp tot
goedkeuring van de overeenkomst tot nadere
regeling van de verhoudingen tusschen Neder
land en Portugal in den Archipel van Timor
en Solor en hulde werd gebracht wegens het
in deze aangelegenheid gevoerde beleid aan
de regeering en aan harer majesteits vertegen
woordiger te Lissabon.
Na geruimen tijd aan het ziekbed te zjjn
gekluisterd, iB Zaterdag te 's Gravenhage in
ruim 85-jarigen ouderdom overleden de heer
B. S. Berenstein, opperrabbjjn der Neder-
landsch-Israëlietische gemeente aldaar. Na
eerst als rabbjjn te Amsterdam te zjjn opge
treden, aanvaarde hjj in Februari 1848 het
opperrabbinaat bjj de N.-l. gemeente te's-Gra
venhage, zoodat hjj ruim 45 jaar zich mocht
wjjden aan den dienst der gemeente, wat
hij met innige liefde en oprechten godsdienst
zin deed. De overledene was medestichter van
het Israëlietisch Weeshuis, het Israëlietisch
Ziekenhuis en van de Vereeniging tot beoefe
ning van Joodsche Letterkunde en geschiede
nis. Man van beschaving en ontwikkeling leefde
hjj, ook buiten den kring van zjjn betrekkin
gen, als voorganger der gemeente en gods
dienstleeraar, mede met de maatschappjj,
waarin bjj verkeerde, en vervulden de groote
maatschappelijke vraagstukken ook zjjn hoofd
en gemoed. Zjjn langjarige arbeid, ook als
interimair opperrabbijn voor Utrecht en Zee
land, werd gehuldigd door zjjne benoeming tot
ridder van de orde van de Ned. Leeuw,
eenige jaren geleden.
Bij gelegenheid van zjjn 40-jarig amblsfeest
vereerden zijne gemeentenaren hem met een
geschenk, waarvan hjj het geldeljjk bedrag heef
aangewend voor een naar hem genoemd fonds,
bestemd voornameljjk om kleederen te verschaf
fen aan behoeftige schoolkinderen.
—Het. hoofdbestuur van den Nederlandschen
Protestantenbond is thans aldus samengesteld
J. A. Bohringer, voorzitter; E. C. Jungius
vice-voorzitterW. H. Stenfert Kroese, secre
taris W. J. Berdenis van Berlekom, penning
meester; dr H. D. Tjeenk Willink, A. W. van
Wjjk en mr R. D. Baart de la Faille.
Door het bestuur der afdeeling Middel
burg van de Vereeniging van gepensioneerde
onder-officieren en minderen van het Neder-
andsche leger is tot eere-voorz itter gekoze#