N°. 293, 136° Jaargang. 1893 Dinsdag 12 December. Deze courant verschijnt d 3 g e 1 f) k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal ifl Middelburg en per post franco f 2.— Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regels Bij abonnement lagerj Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. Bij deze courant behoorep 2 Bijvoegsels Middelburg 11 December, ONDERWIJS. KERKNIEUWS. 5** IHIDDELBMn (III KIM. Agenten te Vlissingen P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij, te TholenW. a. van Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën F. aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar, te Botterdam, de Gebr. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de La Mar Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor bet Buitenland te Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Thermometer. Middelburg 11 Dec. 8 u. vm 44 gr. tn. 12 u. 48 gr., av. 4 u. 46 gr, Verwacht Zuidel. wind. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willes zp des avonds nog worden opgenomen. Scliadevergoediugr voor ondergane preventieve liecliteuis, niet ge volgd door terechtstelling of veroordeeling. I. Een der belangrijkste vraagstukken, dezer dagen in de Tweede kamer besproken bjj de behandeling der begrooting voor J ustitie, is zeker wel het bovenstaande. Zjj werd breedvoerig behandeld door den beer mr P. Bink en bp zpn betoog sloten zich aan de beeren mr H. Goeman Borgesius, lid dei- kamer voor Zutphen, en mr C. Lucasse, afge vaardigde voor Middelburg, terwijl de minister van justitie zich voor het beginsel verklaarde om zulk eene vergoeding te verleenen, waar dit mogeljjk was. Ook in verband met het dezer dagen in ons blad geschrevene, dunkt ons bet gesprokene van genoeg gewicht, om daarop aan de hand van de Handelingen de bpzondere aandacht onzer lezers te vestigen. Het lid der kamer voor Arnhem, de heer m r P. Bink, wees er in het begin zpner rede op dat dit vraagstuk ter sprake was ge komen bp de schriftelijke gedachten wisseling over bet genoemde hoofdstuk, maar dat de minister ben, die daaromtrent inlichtingen -vroegen, bad verwezen naar de uiteenzetting wan zjjne zienswijze op dit punt bjj de behan- 'deling zpner begrooting van verleden jaar. Nu neem ik zeide de beer Bink de -vrjjheid te doen opmerken, dat die verwjjzing ons, voorstanders van bet beginsel, niet heel veel wjjzer maakt. Immers welke was de :zienswjjze van den minister ten vorigen jare Deze: dat bet vraagstuk van zoo diep ingrij penden aard was en zooveel voorstudie ver- eiscbte dat de minister toen niet in staat was, .zpne zienswijze over de zaak mede te deelen Het debat over deze kwestie, tusscben den minister en den beer Levy gevoerd, leidde tot de opmerking van den laatste, dat de minister de zaak niet zeer genegen scheen. Doch de minister voerde den heer Levy tegemoet »gjj hebt u ten eenenmale vergist, ik ben sinds jaren een vriend van dat beginsel; alleen met bet ouder worden begint men wel eens meer ite hechten aan de bezwaren, en die bezwaren vmoet ik nu nog eens rjjpeljjk overwegen, maar (daarom moet gjj u niet voorstellen dat ik af- skeer heb van de zaak, volstrekt niet." Wan- meer de minister dus thans verwjjst naar de wftsrikkeling van zpne zienswpze ten vorigen jare, dan meen ik die verwjjzing aldus te mogen interpreteeren, dat het tijdperk van ietudie en voorbereiding thans nog niet beëin- idig is. Maar indien die interpretatie juist is, tflan ibehoeft bet dus niet een geheel nutteloos werk te zpn, indien van de zjjde van de voor standers nog eens met een enkel woord bjj die zaak stil wordt gestaan, in de hoop, dat <de oude sympathie bjj den minister zoo leven dig zal worden, dat bjj uitdrukking daaraan zal geven een wetsontwerp. Jammer zou bet inuV*rdaad zÜn' 'nc^en ln deze de in Neder land niet ongebruikelijke weg bewandeld werd, namelpk dezf dat tegen elke regeling van eene zaak zoovele bezwaren geopperd worden en aan die bezwareif overwegend gewicht wordt toegekend, da* het veel grootere be zwaar, van de zaak ontgeld te laten, daarbij geheel uit bet oog verloren wordt. Hoe ia de toestand De toestand is deze dat wanneer iemand verdacht wordt van een misdrijf en hp op grond van die verdenking wordt beroofd van zpne vrjjheid, ontiukt aan •zÜn gezin, gestooten uit zpne zaken, en bet nader onderzoek levert geene termen op om hem verder te vervolgen, of, indien de vervol ging beeft plaats gehad, bet onderzoek niet leidt tot bewjjs van schuld en de verdachte dus weder wordt vrjjgelaten, de toestand is, dat zoo iemand dan in bet geheel geen récht beeft om van den staat, die hém in het belang van allen dat leed en die schade heeft toegebracht, daarvoor vergoéding te vragen. Is dat nu billpk en rechtvaardig? Is de man schuldig verklaard en dit is eigenaar dig dan geeft onze wet de gelegenheid ore hem in zekere mate vergoeding te geven voor de preventieve hechtenis, door den rechter de -faculteit toe te kennen om bjj de oplegging van straf den tpd, in preventieve hechtenis - -doorgebracht, in mindering te brengen van den 3 traftjjd. Maar wordt de man niet schuldig be vonden, dan beeft hp hoegenaamd geen recht ■pp eenige vergoeding, en moet hp zicb maar troosten met de gedachte dat hp blijde magzjjn dat de justitie teruggekomen is op de verden king, tegen hem gerezen, en daarmede dat ieder bereid moet zpn om in het belang van het algemeen een offer te brengen. De noodzakelijkheid om zulke offers somwjj- lcn te brengen erken ik ten volle, maar de noodzakelijkheid om die offers zonder eenige vergoeding te brengen loochen ik ten sterkste. Indien ten nutte van het algemeen mjjn eigendom mij ontnomen wordt, dan ben ik ook verplicht om dat offer ten nutte van het alge meen te brengen. Maar indien er iemand op stond, die wilde betoogen dat ik dat offer on vergolden moest brengen, dat de gemeenschap daarvoor geene vergoeding hoegenaamd be hoefde te geven, ik geloof niet dat in deze gansche vergadering een enkel persoon te vinden zou zjjn,die dat billpk en rechtvaardig zou achten. Welnu, waarom moet dan het recht ganach anders zpn, indien mjj niet wordt ontnomen een stuk grond, maar misschien mijne geheele broodwinning, mpn krediet, mpn goede naam, mjjne gezondheid Ik erken de preventieve hechtenis, naar juiste beginse len toegepast, als een noodzakelijk kwaad. Kwaad, omdat zjj van vrjjheid berooft den geen van wien het niet gebleken is dat hjj schuldig is, maar een noodzakelijk kwaad, omdat anders de zekerheid dat het misdrjjf ontdekt en de schuldige gestraft zal worden, zou verminderen of teloorgaan. Maar daaruit volgt dan ook dat het leed, aan de preventieve hechtenis verhonden, het offer dat gevraagd wordt, aangedaan en ge bracht wordt in het belang van allen, van de gansche gemeenschap. En wordt dat aangenomen, dan vloeit mjjns inziens daaruit vanzelf voort, dat de gemeen schap verplicht is voor dat offer vergoeding te geven. Ik geef toe dat te dezen aanzien een aantal vragen kunnen gedaan worden. Men kan vragen maar hoe zal die vergoeding onder cjjfers gebracht worden Moet de vergoeding toegekend worden, op den enkelen grond der vrjjspraak, of alleen in bpzondere gevallen, in de wet te noemen, alsvalsche aanklacht, dwaling in de feiten enz. Zal de rechter vergoeding moeten of slechts kunnen toeken nen Deze en een aantal andere vragen kunnen worden gedaan. Maar daarom zegge men niet dat de zaak op al te groote bezwa ren moet afstuiten. Aan hen, die dit zouden beweren, wil ik antwoorden, dat reeds in de zitting 1864/65, bjj de tweede indiening dooi den minister Olivier van zpn ontwerp-wetboek van strafvordering, in de zaak voorzien werd. Bjj art. 48 van den zesden titel van dat ont werp werd het geval geregeld, waarin een voorloopig aangehoudene buiten vervolging wordt gesteld, en op zjjn verzoek door de rechtbank vergoeding kon worden toegekend voor de tengevolge van de aanhouding geleden schade. In art. 83 van den Vilden Titel staat»In- dien de beklaagde voorloopig was aangehouden kan bovendien de rechtbank hem, op zpn verzoek, vergoeding toekennen voor de schade, door de gevangenhouding geleden." Wil men die regelen niet volgen, dan wps ik op eene nieuwe proef, in den jongsten tjjd in Duitschland verschenen, en waarin naar mjjne bescheiden meening veel goeds is te vindenhet is een ontwerp-wet betreffende die Entschadigungspfticht des Staates für Entziehung oder Beschrankung der persön- lichen Freiheit, sowie fur unrechtmüszig voll- streckte Strafe, ingediend door den afgevaar digde Munckel en ondersteund door 14 andere afgevaardigden. Het laatste punt laat ik thans rustenhet eerste punt wordt in dit wetsontwerp, dat een 12tal paragraphen bevat, op zeer practische en goede wpze geregeld. Natuurljjk zal ik thans op de wjjze van uit voering niet verder ingaan ik heb slechts twee voorbeelden aangehaald om te kennen te geven dat de zaak zeer goed te regelen ip, De preventieve hechtenis wordt nog altpd veelvuldig toegepast. Daar de wet haar alleen toelaat op grond van gegronde vrees voor ont vluchting, of van eene andere gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, zou men allicht meenen dat de preventieve hechtenis slechts zelden voorkwam, uitzondering wasmijnheer de voorzitter, in 1892 stonden 21,320 personen voor de gezamenlijke rechtbanken terecht, en daarvan bevonden zich op dat oogenblik 3829 dat iB ruim 17 pCt - - in verzekerde be waring. Hoe grooter het aantal preventief gevange nen is, hoe grooter de kans is dat zich caeteris paribus onschuldigen daaronder bevinden. Het is jammer dat de gerechtelijke statis tiek op verschillende vragen, die in deze ma terie gedaan kunnen worden en verleden jaar bjj de behandeling der begrooting gedaan zjjn, het antwoord niet geeft j maar uit de tabel op bladz. 137 van die statistiek maak ik op dat in 1892 261 personen uit de gevangenis ontslagen werden zonder terecht gestaan te hebben, omdat er geene termen voor vervol ging bestonden; 138 daarvan zaten minder dan eene maand, 101 van 1 tot 3 maanden en 29 van 3 tot 6 maanden. Ik weet dat die cjjfers gunstiger zpn dan zp vroeger waren. In 1860 verkeerden 800, in 1870 gemiddeld 700 personen in dat geval en thans is dat cjjfer gedaald tot 261. En al neem ik nu aan dat een aantal van die personen niet onschuldig waren, al konden zjj niet vervolgd worden, en al wilde ik te vens aannemen dat tegenover dezulken de Staat niets te vergoeden heeft, dan bljjft er toch altjjd nog eene minderheid over van per sonen, die onschuldig van hunne vrjjheid be roofd werden, menschen die men meende dat schuldig waren, maar te wier aanzien a pos teriori gebleken is dat die opvatting onhoud baar was. Is het recht en billpk dat zulke menschen geene vergoeding erlangen Preventieve hechtenis is ook daarom zoo grievend, wjjl de maatregel niet wordt toege past zooals ik in jure constituendo wenscheljjk zou achten. Naar haren aard moest zp niets zjjn dan een processueele maatregel van voorzorg, waaruit zou volgen dat de preventief gevan gene niet in hetzelfde gebouw zou moeten af gezonderd worden, waarin de veroordeelden zich bevindendat hunne vrpheid van bewe ging, voeding en genoegens zou moeten gela ten worden, zoo ver dat met het beheer en de tucht van het huis bestaanbaar zou zjjn. Wjj weten evenwel, dat het in de practjjk anders is. Hoewel er te dezen opzichte al veel verbe terd is, wordt de preventief gevangene nog altjjd te veel beschouwd en behandeld als ver oordeelde. Ik zeg, er is al veel verbetering in gekomen. Mr Coninck Liefting schrpft (zie Handelingen der Nederlandsche Juristenvereeniging 1856, II, p. 354)«Het jonge geslacht zal zich moeiljjk kunnen voorstellen, dat nauweljjks 25 jaren geleden nog op vele plaatsen de ge woonte bestond, dat de preventief gevangenen in eene donkere (althans zoo donker dat ieder die er eerst inkwam op helder lichten dag geen licht genoeg had om te lezen) cel werd opgesloten en dat aan het gewoon verzoek om in een ander lokaal geplaatst te worden, dooi den rechter.commissans niet voldaan werd, tenzp de gevangene bekende." En dat wjj geen 25 jaren terug behoeven te gaan om toestanden aan te treffen, die men gerust met den naam van misbruiken mag be stempelen, daartoe kan ik mjj beroepen op hetgeen mr Mom Yisch in 1882 in Themis schreef omtrent hetgeen hjj zelf had gezien. leder herinnert zich nog den jaren geleden gepleegden moord op mevrouw Van der Kouwen. Daarvoor hebben drie personen 8 maanden lang preventief gevangen gezeten. En toen zp ontslagen werden, zooals het heette, wegens gebrek aan bewijs, zeide iedereen, zoo diep is gelukkig bjj ons de eerbied voor de justitie ingeworteld in het volksbewustzijn, ja, zjj worden wel losgelaten, maar zij zullen het toch zeker wel gedaan hebben, want anders zou men ze zoo lang niet achter slot en gren del gehouden hebben. En toch bleek nader hand dat deze personen niet schuldig waren, maar dat anderen het waren. En nu wil ik vragenin hoevele gevallen zal zoo iets bljjken Is er niet een samen_ loop van gunstige omstandigheden noodig' om i n zulke gevallen zekerheid omtrent den waren schuldige te krjjgen, en moet dit niet tot nadenken stemmen hen, die in deze zaak on derscheid zouden willen maken tusschen niet gebleken schuld en gebleken onschuld Ik herinner mp iets uit mjjne jeugd. Op eene school was een schoolmisdrjjf begaan, de meester vermoedde dat zekere jongen de schul dige was en gaf hem een flink pak ros, doch dienzelfden dag bleek het, dat niet de jongen, op wien de verdenking rustte, het gedaan had, maar dat het een andere jongen was. De meester keerde zich zeer leuk tot den jongen, dien hjj het pak slaag had toegediend, en zeide dan hadt gjj het niet moeten hebben Datzelfde zegt de Nederlandsche staat tot hen, die hjj van hunne vrpheid berooft op het vermoeden dat zp schuldig zjjn, indien later bljjkt dat dit vermoeden geen voldoenden grond had. Maar ik vraag het nogmaalsis dat recht en billpk? Is het dat, dan zeg ik het een schrjjver over deze zaak na, dan houdt mpn geloof' aan recht en gerechtigheid op. Het zjj mjj vergund te eindigen met een citaat, dat ontleend is aan het Weekblad van het Recht, n°. 3205. Een onzer overleden juristen, een man wiens warmte van gemoed evenaarde de scherpzinnig heid van zjjn verstand, schrpft daar: «Wie vergoedt den beklaagde wat hjj geleden heeft in- vermogen, in geld, in krediet, in eer, in goeden naam? Wie vergoedt de smarten, die hp heeft doorgestaan naar ziel en naar lichaam «Niemand. «Met zulke nietigheden bemoeien onze wetten zich niet. Men moet een offer over hebben voor de openbare veiligheid en voor het alge meen welzjjn. Het is hard dat het u getroffen heeft, maar troost u met de gedachte, dat het niet met kwade oogmerken is geschied en dat het even goed een ander had kunnen treffen- De justitie heeft zich vergist. Dat is alles. De dwaling is ontdekt: de justitie volhardt daar niet bjj. Gp kunt naar huis gaan. Wat wilt gjj nog meer?" Op hetgeen de beeren Goeman Borgesius en Lucasse en de minister van justitie zeiden, wjjzen wjj in een volgend nommer. In zjjn antwoord op het voorloopig verslag der Tweede kamer over hoofdstuk VII B der taatsbegrooting herinnert de minister van financiën er aan, ten aanzien der afschaf fing van de tollen, geen andere toe zegging te hebben gedaan, dan dat zou worden voortgearbeid aan de wegruiming der moei lijkheden, die de afschaffing tegenhouden, nl. hierin bestaande dat sommige wegen met geldleeningen zpn bezwaard. Alvast die tollen afschaften, waarover de staat de vrjje beschik king heeft, kan kwalijk geschieden. Begel- matiger is het overeenkomsten te sluiten, om het rjjk in staat te stellen op een gegeven oogenblik al de tollen tegeljjk af te schaffen, ook die op de waterwegen. De lagere opbrengst der vermogensbelasting maakt dat niet zonder verwjjl de afschaffing kan geschieden. Het bljjft zpn doel de afschaffing te verwezenlijken. Een opgaaf van het aantal vermogens naar hunne grootte is in bewerking. Door de ambtenaren, belast met hare uitvoering, kunnen eenige feilen zjjn begaan, het ware onbilljjk ze breed uit te metenvoorschriften zpn gegeven om ze voortaan te ontgaan. Tegenover weinige klachten stonden overigens vele be tuigingen van tevredenheid over hun tact eD oordeel. Een wetsontwerp tot wjjziging der bepalingen omtrent de heffing der invoerrechten voor goederen, naar de waarde belast, is aan den Baad van state toegezonden, en zal eerlang de Kamer kunnen bereiken. Ter voorkoming van kwade practijken van door te lage aan gifte goederen te doen benaderen en alzoo geld van bestelde goederen machtig te worden, worden de maatschappijen vaak door de douanebeambten, die de personen kennen, gewaarschuwd. Het schjjnt echter niet te helpen. Door het in te dienen wetsontwerp zullen de kwade practjjken verhinderd ol bemoeiljjkt worden. De minister acht het wenscheljjk de verhooging van aangegeven waarde met 10 pet geheel te doen vervallen. De zoutsmokkelarjj is na afschaffing van den zouta ccjjns opgehouden, behalve in wes- teljjk deel van Noord-Brabant, waar zjj echter op meer bescheiden voet wordt gedreven eene bevolking, die sedert jaren uitsluitend van den sluikhandel heeft geleefd, kan daaraan niet in enkele maanden worden ontwend. Naar inkrimping van personeel wordt gestreefd. De toenemende oninbaarheid van directe belastingen ligt niet zoozeer aan onwil, als aan den toenemenden druk der gemeente-opcenten. De minister kan nog geen resultaten mede- deelen van zpn overleg met binnnenl. zaken tot opneming der openb. onder wjj zers in het weduwe n-p ensioenfonds, daar de financieele gevolgen langdurig onderzoek eischen. Algemeene herziening der registratie wetgeving moet wachten op bekendheid met de werking der jongste wjjzigingen in het belastingstelsel. Een regeling ter vergemakkelijking van de borgstelling voor de [comptabele ambtenaren is in bewerking. Zekerheid stelling door middel van eene polis eener waarborgmaatschappij neemt hij daarbjj echter niet als beginsel aan. Het ligt niet in de bedoeling ffer regeerinS de oprichting eener staatshypotheek- b a n k voor te stellen. Uitgifte v muntbiljetten van 5 en j 3 veroorlooft de wet niet, kan boven dien niet vrij van bedenking, maar wel vrjj kostbaar zjjn. De nieuwe biljetten van ƒ10 zullen, in hoofdzaak met de bestaande van 50 over eenkomende, daarvan niettemin op eene duide- Ijjke en dadelijk in het oog vallende wjjze onderscheiden zjjn. Zjj zullen vermoedelpk tegen 1 April 1894 in omloop kunnen worden gebracht. Tot algemeene verhooging van de bezol diging der kommiezen meent de min. vooralsnog niet te moeten overgaan. Met aanstelling van rjjksklerken op de ontvangerskantoren zal de minister voort gaan. Hp houdt voorhands vast aan de grens van 30-jarigen leef'tjjd en meent geen mini mum van belooning te moeten aannemen. Het voornemen bestaat om tot v o o r- zitters der commissiën van aan slag de controleurs der directe belastingen aan te wjjzen. Hun getal van 74 zal slechts met 6 worden uitgebreid. Hunne bezoldigingen worden ver hoogd, het minimum tot /"2000 en overigens geljjk aan de inspecteurs der registr. in de zelfde standplaatsen. Het traktement der ad junctcontroleurs wordt van ƒ1500 op 1600 gebracht. Voor een en ander is eene verhoo ging voorgesteld van ƒ54,984. De invoering der bedrijfsbelasting eischt ƒ20,250 vermeerdering van kosten voor druk-, linieer- en bindwerk. Op de voordracht voor onderwijzeres aan school D. alhier, jaarwedde ƒ850, zpn geplaatst de dames M. S. Bourdrez te Schoonhoven, E. C. A. Laan te Oostzaan, M. C. A. Cujjpera te Maastricht en C. P. J. Koekebakker te Zwolle. De afdeeiing Middelburg van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers besloot Za terdag één afgevaardigde te zenden naar de algemeene vergadering, te houden op Vrjjdag en Zaterdag 29 en 30 December te Utrecht. Als afgevaardigde werd gekozen de heer G. van Djjk, onderwpzer te Oostkapelle, terwjjl als zpn plaatsvervanger werd aangewezen de heer J. C. Vinke, onderwpzer te Middelburg. Zaterdag slaagde te 's Gravenhage voor de acte wiskunde M. O. de heer C. van de Putte, leeraar aan de Machinistenschool te Hellevoetsluis, geboren te O. W. Souburg. In de kerk der Evangelisch Luthersche gemeente te Zierikzee had Zondagmorgen de bevestiging en intrede plaats van den heer J. C. Grottendieck. De bevestiger, de heer H. C. Lohr, predikant te Botterdam, had tot tekst gekozen Job 8 vers 11. De nieuwe leeraar hield na de bevestiging zijn intreerede naar aanleiding van Hande lingen 3 vers 6. Het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid- Holland heeft bjj uitspraak van 30 November, den heer dr D. C. Tbijm vervallen verklaard van de bevoegdheid tot het uitoefenen van kerkelpke rechten en het aanvaarden van kerkeljjke bedieningen voor onbepaalden tpd en hem ontzet uit zjjn bediening van predi kant bij de Nederduitseh hervormde gemeente. Wekelijksche opgaaf betreffende de Ned. herv. kerk. Beroepen teIngen H. G. Botermans van AschMonster W. Zplstra van Vuursche Ze venhuizen P. S. Meerburg van Capelle a/d IJsel; Cillaarshoek J. E. B. Meloen van Schore en Vlake Grijpskerke en te Waarde F. Breen, cand.; Serooskerke J. A. Sluyterman van Voor houtEngelum J. Jansonius Kjjlstra van Beers; en te Voorthuizen C. A. v. Lingbeek, cand. Aangenomen het beroep naar: Njjbroek D. J. C. Heldring van Hoenderloo't Waal M. J. C. Wolf van Ommeren; Leerdam L. M. van Noppen van Swartsluis; en naar Baarland P. J. van der Muelen van Wichmond. Bedankt voorNp kerk W. van den Berg van Brielle Gapinge F. Breen, cand.; en voor Cats J. de Visser, cand. Mevrouw de douairière gravin Van Bjj- landt—Massow en haar zoon graaf H. Van Bjjlandt, beiden van 's Gravenhage, zjjn te Bome tot het Catholicisme overgegaan. In een schrijven aan de Tijd, waarin over dit feit een jubeltoon wordt aangegeven, meldt men tevens dat men in zekere kringen niet zonder vrees is dat dit voorbeeld bp som mige hoog-aristocratische families te 's Gra* venhage navolging zal vinden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1