372. 136e Jaargang. 1893 Vrijda 17 November. Deze courant verschijnt d a g e 10 k s, met uitzondering van Zon* en Feestdagen; Prijs perkwartaal in Middelbarg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood* en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen van 17 regels f 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. By deze oonxant behoort een Bijvoegsel Middelburg 16 November De aard en beteekenis van bet reservekader. BUM COURANT. Tbennomeier. Advertentiën j Agenten te VlissingenP. Gr. de Vet Mestdagh Zoo», te Goes A. c. Boluit, firma weduwe A. c. de Jonge, te Kruiningen P. v. d. Peul, te ZierikzeeA. c. de Mooij, j Middelburg 16 Nov. 8 u. vm 41 gr.; j te TholenW. A. van Nieuwenttuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën moeten des namiddags te één uur m. 12 u 43 gr-, av. 4 u. 4 3 gr. F. j aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Dumas, te Botterdam, de Gebr. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de La Mas Azn., te Amsterdam, j aan het bureau bezorgd zjjn, willen ix n J i Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen. Verwacht Z. O. wind. Sedert het huidige ministerie is opgetreden, is van zelf, doordien daaraan ten opzichte van het kiesrechtvraagstuk en de regeling van ons belastingstelsel in de eerste plaats by ondere eischen werden gesteld, eene regeling van onze levende strijdkrachten op den achtergrond gedrongen. Sinds dien en na het bekende wetsontwerp, door den heer Bergansius zonder succes ingediend, is de beweging voor den algemeenen dienstplicht, en tegen de plaats vervanging weêr verstomd. Toch zit onze minister van oorlog niet stil en heeft hij, behalve verschillende nuttige maatregelen, door hem genomen, ook eenige ontwerpen in het belang van onze weerbaarheid ingediend, omtrent wier behandeling evenwel by de onzekere toekomst, welke wjj ten op zichte van belangrijke politieke vraagstukken voor ons land te gemoet gaan, weinig met zekerheid valt te zeggen. Ook aan andere zjjden ontbreekt het niet aan het opwekken en levendig houden van de algemeene belangstelling voor het vraag stuk der verdediging van ons land. En al moge men ook verschillen in gevoelen omtrent den oorlog, het is en blyft een waar heid dat kleine landen als het onze toch, even als groote ryken, op alles voorbereid dienen te zyn, en, stellen zjj prjjs op hunne zelfstandig heid, zich niet in slaap mogen laten wiegen door verzekeringen omtrent een algemeenen vrede, die op den huidigen voet in Europa heerscht. Want broos blyft die vredejuiat'omdat by Bteunt op onderling wantrouwen en op den duren voet van kostbare legers. Zyn wjj echter in ons land volgens deskun- di gen nog lang niet op den goeden weg, en valt in een eenigszins verwjjderde toekomst aan eene dringend noodige regeling nog niet te denken, éen kwestie is er thans die, zeker als gevolg daarvan, meer en meer op den voorgrond treedt en belangstelling wekt. Het is die van den persoonlijken dienstplicht. Onder alle standen dringt het besef door dat dit een dure plicht is, omdat hjj zoo zeer kan meewerken om het land weerbaar te maken en het gehalte van het leger te doen atygen. Allerlei middelen worden van hoogerhand, voor zoover zy binnen het bereik der regee ring liggen, aangewend om persoonlijke dienst vervulling in de hand te werken. En waar het mogelyk is daarvoor een lans te breken, op het nut daarvan te wjjzen laten de groote voorstanders niet na dit te doen. Zoo ook de luitenant-kolonel J. van Dam van Isselt, te Bergen op Zoom, hoofdofficier van het reservekader, een der instellingen van den jongsten tjjd. In het nommer van 2 November van het studenten-weekblad Minerva richt hy daarover tot de studeerende jongelingschap een woord, dat zeker ook wel buiten hun kring mag geboord worden. By zyn pleidooi voor persoonlijken dienst plicht beroept hy zich in de eerste plaats op wjjlen professor Buys, die «nooit welsprekender was dan wanneer hy zjjnen leerlingen den persoonlijken dienstplicht in het leger aanbe val. Nooit gloeide er meer verontwaardiging in zjjne stem, dan wanneer hy de laffe uit vluchten geeselde, waarachter zeker conser- v atisme zich by het bestrjjden van dien maat regel verschool." Hy zegt de heer Van Dam van Isselt begreep en gevoelde beter e n dieper dan velen, hoe groot de schade is, die de plaatsvervanging aanlicht, niet het minst op zedelijk gebied. Zy verzwakt het n ationaal bewustzyn, terwjjl zjj tot een koop waar verlaagt het hooge recht van den man om mede te werken tot de verdediging van den geboortegrond; om deel te nemen aan den stryd voor het zelfstandig volksbestaan. Zjj werkt daardoor op den duur wel onzicht baar en langzaam, maar zeker voort aan de ontmanning van het volkskarakter, aan het vertrouwen ook in de rechtvaardigheid van den wetgever. De wet, die de plaatsvervan ging zou bly ven dulden, zou in het wezen dei zaak onrecht handhaven, even goed als de strafwetgeving, die, op haar gebied het be ginsel der plaatsvervanging toelatende, onrecht zou scheppen en stellen onder de bescherming yan de wet, Terecht zou het streven tot handhaving der plaatsvervanging dan ook gebrandmerkt mogen worden als een veeg teeken van de lafheid en de zelfzucht der regeerende klasBen. Elke maatregel, die, als de regeling tot vorming van reserve-kader, krachtig kan by- dragen tot uitroeiing der plaatsvervanging uit onze nationale zeden, is reeds daarom alleen een weldaad. En hier komt de schryver tot het eigentljjk doel van zyn betoog, onder boven aangehaald opschrift in 't licht gegeven. Want, zegt hy er is meer. Niet alleen op zedelijk en maatschappelijk, ook op militair gebied richt de plaatsvervanging groot kwaad aan. Slechts weinige, die buiten het leger staan, zjjn zich daarvan helder bewust. Toch is het duidelijk, dat de armoede aan intellectueele krachten in de militie een bron is van groote leemten in ons militiekader. Het zou hoogst nadeelig werken, die leemten aan te vullen door het gewone beroepskader. Wanneer gedurende den vrede, vooral in de lagere rangen, aanwezig en in militairen dienst waren alle aanvoerders, die men in oorlogstjjd noodig heeft, dan zou dat schatten verslinden aan tractementen en pensioenen. En bovendien zouden, door gemis aan het noodige werk gedurende den vrede, tal. van misstanden voortvloeien uit den over vloed van arbeidskrachten, die in het leger slechts gedurende den oorlogstyd noodig zijn. Van de militielegers zyn daarom de militiekaders een noodzak e- ljjk, een onafwjjsbaar gevolg. Het kvjjgsbestmir heeft dien eisch reeds sedert lang erkend, doch de beste maatregelen om te voorzien in de behoeften aan militie kader hebben tot heden schipbreuk geleden, grootendeels door de plaatsvervanging. Wij bezitten in het militiekader een groot aantal korporaals, ook een zeker aantal onderofficie ren, maar slechts één militie-luitenant Toch zyn er volgens de legerorganisatie, alleen by de infanterie, 26 per regiment, alzoo in het geheel 180 noodig. Ook de andere wapens hebben groote behoefte aan militie luitenants. De aanwezigheid van slechts één reserve-officier by zoo groote behoefte stelt in het volle licht de naakte waarheid, die een pjjnlyken indruk maken moet op elk, die het wel meent met zyn land. Want in tjjd van oorlog kunnen wjj door geld nog in alle be hoeften voorzienop eene enkele na. Manschappen kunnen wjj aanwerven, lichtin gen heffen, schutterjj en landstorm oproepen; wapenen, munitie, proviand, alles kunnen wij van elders ontbieden, alleen aanvoer ders niet. En die aanvoerders zjjn thans, in den hedendaagschen krjjg met zjjne ge duchte verliezen, meer dan ooit van noode, vooral in Nederland, dat met vele, kleine af- deelingen den oorlog zal voeren in het pol derland en dus by zyne verdediging op den steun moet kunnen rekenen eener goede ge oefende schutterjj onder bekwame aan- vo erders. De armoede aan voldoende intellectueele krachten in de militie is de grondoorzaak van ons onvermogen tot vorming van een bruik baar en voltallig reservekader. Die armoede is de bron van een zorgwekkenden toestand, waarin geen verbetering komen kan zoo lang de meer ontwikkelden voortgaan zich aan den militiedienst te onttrekken. Het vol gewicht der schuld van hen, die niet uit onkunde, maar na behoorlijke voorlichting, in het ver volg, als de weg naar het reservekader een maal geopend is, zich bljjven onttrekken aan den plicht der landsverdediging, gevoelt men eerst volkomen bij het overwegen der vele zorgen en groote offers, die staat en gemeente aan hunne opleiding ten offer brengen. De intellectueele aristocratie is daarom zeker niet in de laatste, maar wel in de eerste plaats bestemd hare gaven mede dienstbaar te maken aan de behartiging van een der hoogste belangen van den staat. Zjj is tot een fier en kloekmoedig, tot een frisch en levenwek kend voorgaan geroepen, niet tot een zoet- moedig, stillekens en ontzenuwd thuis blyven in kamerjapon en pantoffels. Goede voornemens om toe te snellen in de ure des gevaars kunnen heden ten dage hier geen dienst doen als verontschuldiging. Het is tegenwoordig te laat als men eerst by het uitbreken van den oorlog naar de wapenen grypt. De dijk moet er zyn eer de watervloed dreigt. Men is niet in één dag goed schutter, bekwaam militair en bruik baar aanvoerder. Ook het legerbestuur heeft begrepen welke groote nadoelen het nationaal weervermogen op den duur ondervindt door de afwezigheid in de rjjen van Nêerlands leger juist van hen, die eenen uitmuntenden aanleg bezitten om tot alleszins bruikbare reserveofficieren te worden opgeleid. Maar tevens heeft het krjjgsbestuur bljjk gegeven dat het een open oog heeft voor de behoefte en alleszins billijke eischen der hoogere we tenschappelijke opleiding. Het heeft begrepen dat het ondoelmatig en zelfs hoogst verkeerd zou zyn, wanneer men den toestand wilde verbeteren, eenvoudig door het blindweg in voeren van den persoonlijken dienstplicht zonder meer. De militaire opleiding der meer ontwikkelden kan, mag en moet eene geheele andere zyn dan van hen, die niet ol ter nauwernood kunnen lezen en schrijven en voor wie hoogstens de lagere school gymna sium en academie tevens is. De nieuwe re geling tot vorming van reservekader gaat van het gezonde grondbeginsel uit-, dat in het leger, evenals overal elders, zooveel mogelyk party getrokken moet worden Van ieders by- zonderen aanleg en ontwikkeling. Zy beoogt eene doelmatige organisatie van den arbeid, waardoor ieder in den werkkring en naar het standpunt wordt geleid, dat het meest met zyn gaven overeenstemt. Bovendien is die regeling geheel oorspronkelijk, geen vrucht van vreemden bodem. Zjj houdt in hooge mate rekening met Nederlandsche toestanden, met Nederlandsche behoeften, met den gang van het onderwys, gelyk die bepaald is dooi den Nederlandschen wetgever. Zjj vertrouwt daarbjj op de edele gezindheid der jonge mannen, die eenmaal de hoogste ambten en waardigheden in den staat zullen bekleeden. Tot bestrjjding der plaatsvervanging rekent zy op hoogere dryfveeren dan het dwingend vermogen der wet. .Doch de nieuwe regeling strekt niet alleen tot bestrjjding der plaats vervanging en het openen van eene eervolle oefenplaats voor hen, die zich op degel jjke, ernstige >vyze wenschen .-oor- te bereiden tot medewerking aan 's lands verdediging. Wordt het hoofddoel dier regeling volkomen bereikt, dan zullen zij, die tot het reservekader toetreden, zich niet vergenoegen met een mini mum diensttijd. Als 't hun met de zaak volle ernst is, dan zal het hun streven zyn om, zoo veel als de omstandigheden veroorloven, zich te vormen tot degelyke aanvoerders. De schut terjj en de legerreserve zullen daarvan eenmaal de beste vruchten plukken. En niet minder ook zjj, die zich in het belang van het vader land eenige meerdere inspanning getroosten. Niet als soldaat, niet als milicien, maar als vaandrig zullen zy in tjjd van oorlog dienst kunnen doen en daardoor een hoogst belangrijk en werkzaam aandeel kunnen nemen aan de landsdetensie. En, gedurende den vrede, trett de vaandrig, en ieder die tot het reservekader- behoort, steeds in het leger eene plaats aan, waar hem een eervolle taak wordt toevertrouwd, een station alzoo, waar hy desverkiezende het oogenblik kan afwachten, waarop de meest gewenschte richting naar het gekozen levens doel voor hem ontsloten wordt. Uit het voorgaande bljjkt genoegzaam hoe, door het zorgvol beleid van het krygsbëstuur, vele groote belangen in werkelyk nationalen zin met elkander in doelmatige overeenstem ming zjjn gebracht. Alle -overwegende be zwaren, die hen, welke zich voor eene weten schappelijke loopbaan voorbereiden, tot heden weerhielden persoonljjk hunnen dienstplicht te vervullen, zjjn thans uit den weg geruimd. Door eene oordeelkundige regeling konden de meeste dier bezwaren zelfs worden omgezet in belangryke voordeelen, doordien het krygsbë stuur tracht te voorzien in eene levensbehoef te van ons leger door party te trekken van de groote militaire waarde, die intellectueele ontwikkeling voor het hedendaagsche leger bezit. Zoodoende kan in steeds ruimer kring de gelegenheid worden geopend om te voldoen aan de hooge bedoeling der grondwet, voor schrijvende dat »alle Nederlanders, daartoe in staat, verplicht zyn mede te werken tot hand having der onafhankelijkheid van het rjjk en tot verdediging van zyn grondgebied." Hierna besluit de heer Van Dam van Isselt zjjn beschouwing met een warm woord van opwekking aan het adres van Neêrlands jongelingschap, van wien hij hoopt dat ieder zi ch met juistheid rekenschap geve van den ernst van het oogenblikdat ieder zich thans volkomen bewust zjj van de verantwoord el jjk- heid, die op hem rust, waar, in den naam van het vaderland, het legerbestuur hem op roept om, naar de mate zyner krachten, by te dragen om 's lands weerkracht uit haar on macht te verlossen. Op het gisteren meegedeelde schryven van den heer mr W. H. de Beaufort, voorzitter der commissie van onderzoek inzake Neerbosch, laat de Amst, (D. v. N.) de volgende regelen volgen Wjj mogen niet verhelen, dat de toon van dit schryven ons minder gelukkig voorkomt. Het spreekt toch vanzelf, dat de commissie, die, juist omdat de heer v. Deth tal van be schuldigingen had uitgebrachtaan het werk toog, in de eerste plaats den heer Van'tLin- denhout en zijn medebestuurders èn den heer v. Deth, den aanklager, had te spreken. Een oproeping, in de dagbladen geplaatst, om te zien of de heer v. Deth zich ook by dt commissie zou aanmelden, een commissie die haar ontstaan aan den door hem bestreden Van 't Lindenhout te danken had, kon moei lijk leiden tot toeschietelijkheid van den bro chure-schrijver als een gewoon getuige. Zy had den heer v. Deth behooven nit te noodigen. Nu maakt zy een niet zeer aangenaam figuur. En wat beteekent het te verklaren, »dat de commissie is geen parlementaire enquête commissie en evenmin een scheidsgerecht Dat weet iedereen wel. Maar tot het uitnoo- digen van iemand, om haar een onderhoud toe te staan, heeft elke commissie het recht; en had de heer v. Deth geweigerd aan zulk een beleefde of vriendeljjke uitnoodiging te voldoen, dan eerst ware zjj van verzuim vrjj te pleiten. Wat toch is de zaak Heel Nederland verkeert in het onzekere of de heer V. 't Lindenhout, de groote wees vader, een schavuit is of de geridderde deugd. Die man, beschuldigd van de gruwelijkste handelingen, is de patroon van elf honderd kinderen, en nu duurt het teeda vele maanden, dat men niet weet of men den weesvader een monster moet noemen, of den heer V. Deth, zyn aanklager, een afschuwelijk lasteraar. Inmiddels blyft Neerbosch onder dit zoo hevig aangevochten beheer en stroomen de gelden Van 't Lindenhout toe. «De commissie," zegt de heer De Beaufort, «zal zich natuurlijk door dit geschrift niet laten storen in haar voornemen, om eerst na een ernstig en veelzjjdig onderzoek haar eind rapport vast te stellen." Hoe nu vragen wij. Zich laten storen? Heeft zy iets anders dan hulp in des heeren V. Deth's brochure ge vonden, om een «ernstig en veelzijdig onder zoek" in te stellen Zy erkent zelf, dat zij het materiaal van den heer V. Deth niet be zit. En zou zy niet dit, en nog veel meer, bezeten hebben, indien zij den heer V. Deth, den eigenlijken beschuldiger, had gehoord en met hem had saamgewerkt, om althans ge tuigenissen te verzamelen De heer Beaufort vergist zich, indien hy meent, dat het publiek rustig een half jaar lang kan wachten, wanneer het lot van 1100 weezen of uitbestede kinderen met de zaak, welke de commissie te onderzoeken heeft, samenhangt. Het publiek wil weten, of Van't Lindenhout een moreel man is of niet. Dit liefst dadelijk, althans zoo spoedig mogelyk. Het eind rapport, dat een zeer groot aantal punten zal behandelen, die daarmede niet in reohtstreeksch verband staan, kan later verschijnen. En het vereischt bjj een ernstigen wil geen maanden, om te weten te komen of de voor naamste bedenkingen, die Van Deth in zijn beide brochures tegen de moraliteit van Van 't Lindenhout heeft ingebracht, in hoofdzaak gegrond zjjn of niet. Zeker, de commissie telt onder hare leden personen, die aller vertrouwen als onpartjjdige mannen verdienen, maar de manier, waarop de commissie haar onderzoek heeft ingesteld en haar taak heeft opgevat, is o. i. niet in alle opzichten boven kritiek verheven. Nog meenen wjj, zou het wenscheljjk zijn, dat de commissie den heer v. Deth een blijk gaf, er inderdaad op gesteld te zijn, met hem samen te werken om de waarheid in deze treurige kwestie aan het licht te brengen. Dit, dunkt ons, heeft de heer v. Deth, aan den jjver waarmee hij naar bewijzen gezocht heeft, wel verdiend. Met den heer v. Deth vallen haai een groot aantal getuigen toe, juist ten opzichte van dat deel van het onderzoek, waarin het publiek terecht het meest belangstelt. berkwelke als wettig bestaande door de regeering in 1870 is erkend. De Christelijke gereformeerde gemeente van Warffum is er niet meer. Er bestaat nu te Warffum eene «gereformeerde kerk". En deze is niet, zooals de Prot. Noordbr het doet voorkomen, dezelfde corporatie van voorheen, alleenljjk met een anderen naam aangeduid. Vóór ons ligt de kennisgeving van de regee ring van 17 Juni 1892, waarin o. a, Btaat, adat thans door deze Generale Synode vertegen woordigd worden de kerken, die in bjj gaande lijst op nummer zjjn gesteld, en dat deze ker ken voortaan niet meer den onderscheiden naam van «Christelijke gereformeerde" en «Nederduitsch gereformeerde" zullen dragen, maar met weglating van alle bijvoeging hee- ten zullen gereformeerde kerken. Tot de «gereformeerde kerken", van wier ontstaan de regeering kennis kreeg, behoort ook Warffum, onder no 37. Er bestond vóór de ineensmelting te Warffum geen «Ned. geref. kerk" dus kon daar van het ineensmelten van plaatseljjke kerken geen sprake zyn. Te Warffum is de toestand nu feitelijk zoo er is een plaatselyke gemeente («kerk"), behoorende tot de nieuwe kerklormatie, bekend als «gereformeerde kerken van Neder land." De voormalige Christel jjke gereformeerde gemeente te Warffum, die daar een christelijke school stichtte, is verdwenen. Hoe zou zy een chool bezitten kunnen Wanneer nu de regeering deze feiten voorbjj ziet en de Gedeputeerde staten ze wel zien en dienovereenkomstig handelen, mag toch terecht gevraagd worden, door wie hier een fout is begaan en geantwoordniet door de Gedepu teerden." Van een corrigeeren der feiten door den minister Tak kan trouwens, naar de Vaderl. ten slotte doet opmerken, geen sprake zyn. Feiten kunnen niet worden gecorrigeerd fouten wel en van fouten was hier geen sprake. Daarom herhaalt het blad zyn wensch, dat de zaak in de Tweede kamer ter sprake zal komen- Een twintigtal leden van de Utrechtsche kiezersvereeniging leggen in een brief aan het bestuur hunner vereeniging haren voorzitter, den heer d'Aulnis de Bourouill, geringschat ting van een in een algemeene vergadering dier vereeniging genomen wettig besluit ten laste. Zij gronden die meening op de vol gende zinsnede van een ingezonden stuk van den heer d'Aulnis in het Utr. Dbld. «Geeu wonder, dat bijv. in de Utr. kietereverecni- ging-, waarvan ik de eer heb de voorzitter te zijn. verreweg de meerderheid der leden eene geheel andere meening, dan de op de vergadering aa^genomcne bleek te zijn toegedaan, toen hier ter stede de adressen tegen de ontwerpen Tak hebben gecirculeerd." Naar aanleiding hiervan wenschen die leden eene vergadering belegd te zien ter behande ling van een voorstel om afkeuring uit te spreken over de houding van den heer d'Aulnis als voorzitter en te verklaren dat die houding in strijd is met de belangen der vereeniging. Een twaalftal Haagsche werkliedenvereni gingen, zoomede de afdeelingen 's-Grayenhage van den Radicalen Bond, en van den Nederl. Bond voor Algem. Kies en Stemrecht hebben een adres gezonden aan de Tweede kamer, waarin zy, na een korte motiveering hunner wenschen, komen tot lo. een krachtig en ernstig protest tegen «de smadelijke uitlatingen en verdachtmaking" van sommige Kamerleden 2o. het uiten van het «rechtmatig en ge motiveerd verlangen, dat niet door noodelooze amendementen de spoedige afdoening van het wetsontwerp van den minister Tak van Poort vliet, betreffende de uitbreiding van het kies recht, vertraagd woide." 3o. het kenbaar maken van den wensch aan de Nederlandsche Volksvertegenwoordigers, dat het nu aanhangig kieswet-ontwerp in hoofd zaak ongewijzigd worde aangenomen. In zake de veel besproken kwestie van het subsideeren der doleerende scholen blijft de redactie van de Vaderlander haar gevoelen handhaven. Zy is van meening dat de naams verandering van de kerkelyke gemeente niet zulk een eenvoudige zaak is, als de Prot. Nb. wel wil doen voorkomen. Het blad schryft«Voorheen bestond er, laat ons nu Warffum tot voorbeeld kiezen, aldaar .een «Christel jjke gereformeerde gemeente", behoorende tot de Christelijke gereformeerde Bjj kon. besluit: is de kapitein H. C. van den Broek, van het 5de reg. inf., op zijne aanvrage op pensioen gesteld ad f 1539 'sjaars is aan den reserve-officier van gezondh. 2de kl. dr A. J. van Walsem, van het pers. van den geneesk. dienst der landmacht eerrol ontslag verleend uit zjjne betrekking van reserve-officier en zjjn bjj het pers. van den geneesk. dienst der landmacht, voor den tyd van vjjf jaren, benoemd tot reserve-officier van gezondheid 2de kl., de burgergeneeskundigen (artsen) dr J. K. H. Brumand, R. M. van Steen bergen en dr Van Walsem voornoemd, allen eervol ontslagen offi. van gezondh. 2de kl, van het leger hier te lande.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1