372.
136e Jaargang.
1893
Vrijda
17 November.
Deze courant verschijnt d a g e 10 k s,
met uitzondering van Zon* en Feestdagen;
Prijs perkwartaal in Middelbarg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood* en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen van 17 regels f 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Reclames 40 cent per regel.
By deze oonxant behoort een Bijvoegsel
Middelburg 16 November
De aard en beteekenis van
bet reservekader.
BUM COURANT.
Tbennomeier.
Advertentiën
j Agenten te VlissingenP. Gr. de Vet Mestdagh Zoo», te Goes A. c. Boluit, firma weduwe A. c. de Jonge, te Kruiningen P. v. d. Peul, te ZierikzeeA. c. de Mooij, j
Middelburg 16 Nov. 8 u. vm 41 gr.; j te TholenW. A. van Nieuwenttuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën moeten des namiddags te één uur
m. 12 u 43 gr-, av. 4 u. 4 3 gr. F. j aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Dumas, te Botterdam, de Gebr. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de La Mas Azn., te Amsterdam, j aan het bureau bezorgd zjjn, willen
ix n J i Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen.
Verwacht Z. O. wind.
Sedert het huidige ministerie is opgetreden,
is van zelf, doordien daaraan ten opzichte van
het kiesrechtvraagstuk en de regeling van ons
belastingstelsel in de eerste plaats by ondere
eischen werden gesteld, eene regeling van
onze levende strijdkrachten op den achtergrond
gedrongen. Sinds dien en na het bekende
wetsontwerp, door den heer Bergansius zonder
succes ingediend, is de beweging voor den
algemeenen dienstplicht, en tegen de plaats
vervanging weêr verstomd.
Toch zit onze minister van oorlog niet stil
en heeft hij, behalve verschillende nuttige
maatregelen, door hem genomen, ook eenige
ontwerpen in het belang van onze weerbaarheid
ingediend, omtrent wier behandeling evenwel
by de onzekere toekomst, welke wjj ten op
zichte van belangrijke politieke vraagstukken
voor ons land te gemoet gaan, weinig met
zekerheid valt te zeggen.
Ook aan andere zjjden ontbreekt het niet
aan het opwekken en levendig houden van
de algemeene belangstelling voor het vraag
stuk der verdediging van ons land.
En al moge men ook verschillen in gevoelen
omtrent den oorlog, het is en blyft een waar
heid dat kleine landen als het onze toch, even
als groote ryken, op alles voorbereid dienen te
zyn, en, stellen zjj prjjs op hunne zelfstandig
heid, zich niet in slaap mogen laten wiegen
door verzekeringen omtrent een algemeenen
vrede, die op den huidigen voet in Europa
heerscht.
Want broos blyft die vredejuiat'omdat by
Bteunt op onderling wantrouwen en op den
duren voet van kostbare legers.
Zyn wjj echter in ons land volgens deskun-
di gen nog lang niet op den goeden weg, en
valt in een eenigszins verwjjderde toekomst
aan eene dringend noodige regeling nog niet
te denken, éen kwestie is er thans die, zeker
als gevolg daarvan, meer en meer op den
voorgrond treedt en belangstelling wekt. Het
is die van den persoonlijken dienstplicht.
Onder alle standen dringt het besef door dat
dit een dure plicht is, omdat hjj zoo zeer kan
meewerken om het land weerbaar te maken
en het gehalte van het leger te doen atygen.
Allerlei middelen worden van hoogerhand,
voor zoover zy binnen het bereik der regee
ring liggen, aangewend om persoonlijke dienst
vervulling in de hand te werken.
En waar het mogelyk is daarvoor een lans
te breken, op het nut daarvan te wjjzen laten
de groote voorstanders niet na dit te doen.
Zoo ook de luitenant-kolonel J. van Dam van
Isselt, te Bergen op Zoom, hoofdofficier van
het reservekader, een der instellingen van den
jongsten tjjd.
In het nommer van 2 November van het
studenten-weekblad Minerva richt hy daarover
tot de studeerende jongelingschap een woord,
dat zeker ook wel buiten hun kring mag
geboord worden.
By zyn pleidooi voor persoonlijken dienst
plicht beroept hy zich in de eerste plaats op
wjjlen professor Buys, die «nooit welsprekender
was dan wanneer hy zjjnen leerlingen den
persoonlijken dienstplicht in het leger aanbe
val. Nooit gloeide er meer verontwaardiging
in zjjne stem, dan wanneer hy de laffe uit
vluchten geeselde, waarachter zeker conser-
v atisme zich by het bestrjjden van dien maat
regel verschool." Hy zegt de heer Van
Dam van Isselt begreep en gevoelde beter
e n dieper dan velen, hoe groot de schade is,
die de plaatsvervanging aanlicht, niet het
minst op zedelijk gebied. Zy verzwakt het
n ationaal bewustzyn, terwjjl zjj tot een koop
waar verlaagt het hooge recht van den man
om mede te werken tot de verdediging van
den geboortegrond; om deel te nemen aan
den stryd voor het zelfstandig volksbestaan.
Zjj werkt daardoor op den duur wel onzicht
baar en langzaam, maar zeker voort aan de
ontmanning van het volkskarakter, aan het
vertrouwen ook in de rechtvaardigheid van
den wetgever. De wet, die de plaatsvervan
ging zou bly ven dulden, zou in het wezen dei
zaak onrecht handhaven, even goed als de
strafwetgeving, die, op haar gebied het be
ginsel der plaatsvervanging toelatende, onrecht
zou scheppen en stellen onder de bescherming
yan de wet, Terecht zou het streven tot
handhaving der plaatsvervanging dan ook
gebrandmerkt mogen worden als een veeg
teeken van de lafheid en de zelfzucht der
regeerende klasBen.
Elke maatregel, die, als de regeling tot
vorming van reserve-kader, krachtig kan by-
dragen tot uitroeiing der plaatsvervanging
uit onze nationale zeden, is reeds daarom
alleen een weldaad.
En hier komt de schryver tot het eigentljjk
doel van zyn betoog, onder boven aangehaald
opschrift in 't licht gegeven. Want, zegt
hy er is meer. Niet alleen op zedelijk en
maatschappelijk, ook op militair gebied richt
de plaatsvervanging groot kwaad aan. Slechts
weinige, die buiten het leger staan, zjjn zich
daarvan helder bewust. Toch is het duidelijk,
dat de armoede aan intellectueele krachten in
de militie een bron is van groote leemten in
ons militiekader. Het zou hoogst nadeelig
werken, die leemten aan te vullen door het
gewone beroepskader. Wanneer gedurende den
vrede, vooral in de lagere rangen, aanwezig
en in militairen dienst waren alle aanvoerders,
die men in oorlogstjjd noodig heeft, dan zou
dat schatten verslinden aan tractementen en
pensioenen. En bovendien zouden, door gemis
aan het noodige werk gedurende den vrede,
tal. van misstanden voortvloeien uit den over
vloed van arbeidskrachten, die in het leger
slechts gedurende den oorlogstyd noodig zijn.
Van de militielegers zyn daarom
de militiekaders een noodzak e-
ljjk, een onafwjjsbaar gevolg.
Het kvjjgsbestmir heeft dien eisch reeds
sedert lang erkend, doch de beste maatregelen
om te voorzien in de behoeften aan militie
kader hebben tot heden schipbreuk geleden,
grootendeels door de plaatsvervanging. Wij
bezitten in het militiekader een groot aantal
korporaals, ook een zeker aantal onderofficie
ren, maar slechts één militie-luitenant
Toch zyn er volgens de legerorganisatie,
alleen by de infanterie, 26 per regiment, alzoo
in het geheel 180 noodig. Ook de andere
wapens hebben groote behoefte aan militie
luitenants. De aanwezigheid van slechts één
reserve-officier by zoo groote behoefte stelt in
het volle licht de naakte waarheid, die een
pjjnlyken indruk maken moet op elk, die het
wel meent met zyn land. Want in tjjd van
oorlog kunnen wjj door geld nog in alle be
hoeften voorzienop eene enkele na.
Manschappen kunnen wjj aanwerven, lichtin
gen heffen, schutterjj en landstorm oproepen;
wapenen, munitie, proviand, alles kunnen wij
van elders ontbieden, alleen aanvoer
ders niet. En die aanvoerders zjjn thans,
in den hedendaagschen krjjg met zjjne ge
duchte verliezen, meer dan ooit van noode,
vooral in Nederland, dat met vele, kleine af-
deelingen den oorlog zal voeren in het pol
derland en dus by zyne verdediging op den
steun moet kunnen rekenen eener goede ge
oefende schutterjj onder bekwame aan-
vo erders.
De armoede aan voldoende intellectueele
krachten in de militie is de grondoorzaak van
ons onvermogen tot vorming van een bruik
baar en voltallig reservekader. Die armoede
is de bron van een zorgwekkenden toestand,
waarin geen verbetering komen kan zoo lang
de meer ontwikkelden voortgaan zich aan den
militiedienst te onttrekken. Het vol gewicht
der schuld van hen, die niet uit onkunde,
maar na behoorlijke voorlichting, in het ver
volg, als de weg naar het reservekader een
maal geopend is, zich bljjven onttrekken aan
den plicht der landsverdediging, gevoelt men
eerst volkomen bij het overwegen der vele
zorgen en groote offers, die staat en gemeente
aan hunne opleiding ten offer brengen. De
intellectueele aristocratie is daarom zeker niet
in de laatste, maar wel in de eerste plaats
bestemd hare gaven mede dienstbaar te maken
aan de behartiging van een der hoogste
belangen van den staat. Zjj is tot een fier
en kloekmoedig, tot een frisch en levenwek
kend voorgaan geroepen, niet tot een zoet-
moedig, stillekens en ontzenuwd thuis blyven
in kamerjapon en pantoffels. Goede voornemens
om toe te snellen in de ure des gevaars kunnen
heden ten dage hier geen dienst doen als
verontschuldiging. Het is tegenwoordig te laat
als men eerst by het uitbreken van den oorlog
naar de wapenen grypt. De dijk moet er zyn
eer de watervloed dreigt. Men is niet in één
dag goed schutter, bekwaam militair en bruik
baar aanvoerder. Ook het legerbestuur heeft
begrepen welke groote nadoelen het nationaal
weervermogen op den duur ondervindt door
de afwezigheid in de rjjen van Nêerlands
leger juist van hen, die eenen uitmuntenden
aanleg bezitten om tot alleszins bruikbare
reserveofficieren te worden opgeleid. Maar
tevens heeft het krjjgsbestuur bljjk gegeven
dat het een open oog heeft voor de behoefte
en alleszins billijke eischen der hoogere we
tenschappelijke opleiding. Het heeft begrepen
dat het ondoelmatig en zelfs hoogst verkeerd
zou zyn, wanneer men den toestand wilde
verbeteren, eenvoudig door het blindweg in
voeren van den persoonlijken dienstplicht
zonder meer. De militaire opleiding der meer
ontwikkelden kan, mag en moet eene
geheele andere zyn dan van hen, die niet ol
ter nauwernood kunnen lezen en schrijven en
voor wie hoogstens de lagere school gymna
sium en academie tevens is. De nieuwe re
geling tot vorming van reservekader gaat van
het gezonde grondbeginsel uit-, dat in het
leger, evenals overal elders, zooveel mogelyk
party getrokken moet worden Van ieders by-
zonderen aanleg en ontwikkeling. Zy beoogt
eene doelmatige organisatie van den arbeid,
waardoor ieder in den werkkring en naar het
standpunt wordt geleid, dat het meest met
zyn gaven overeenstemt. Bovendien is die
regeling geheel oorspronkelijk, geen vrucht
van vreemden bodem. Zjj houdt in hooge
mate rekening met Nederlandsche toestanden,
met Nederlandsche behoeften, met den gang
van het onderwys, gelyk die bepaald is dooi
den Nederlandschen wetgever. Zjj vertrouwt
daarbjj op de edele gezindheid der jonge
mannen, die eenmaal de hoogste ambten en
waardigheden in den staat zullen bekleeden.
Tot bestrjjding der plaatsvervanging rekent
zy op hoogere dryfveeren dan het dwingend
vermogen der wet. .Doch de nieuwe regeling
strekt niet alleen tot bestrjjding der plaats
vervanging en het openen van eene eervolle
oefenplaats voor hen, die zich op degel jjke,
ernstige >vyze wenschen .-oor- te bereiden tot
medewerking aan 's lands verdediging.
Wordt het hoofddoel dier regeling volkomen
bereikt, dan zullen zij, die tot het reservekader
toetreden, zich niet vergenoegen met een mini
mum diensttijd. Als 't hun met de zaak volle
ernst is, dan zal het hun streven zyn om, zoo
veel als de omstandigheden veroorloven, zich
te vormen tot degelyke aanvoerders. De schut
terjj en de legerreserve zullen daarvan eenmaal
de beste vruchten plukken. En niet minder
ook zjj, die zich in het belang van het vader
land eenige meerdere inspanning getroosten.
Niet als soldaat, niet als milicien, maar als
vaandrig zullen zy in tjjd van oorlog dienst
kunnen doen en daardoor een hoogst belangrijk
en werkzaam aandeel kunnen nemen aan de
landsdetensie. En, gedurende den vrede, trett
de vaandrig, en ieder die tot het reservekader-
behoort, steeds in het leger eene plaats aan,
waar hem een eervolle taak wordt toevertrouwd,
een station alzoo, waar hy desverkiezende het
oogenblik kan afwachten, waarop de meest
gewenschte richting naar het gekozen levens
doel voor hem ontsloten wordt.
Uit het voorgaande bljjkt genoegzaam hoe,
door het zorgvol beleid van het krygsbëstuur,
vele groote belangen in werkelyk nationalen
zin met elkander in doelmatige overeenstem
ming zjjn gebracht. Alle -overwegende be
zwaren, die hen, welke zich voor eene weten
schappelijke loopbaan voorbereiden, tot heden
weerhielden persoonljjk hunnen dienstplicht
te vervullen, zjjn thans uit den weg geruimd.
Door eene oordeelkundige regeling konden de
meeste dier bezwaren zelfs worden omgezet in
belangryke voordeelen, doordien het krygsbë
stuur tracht te voorzien in eene levensbehoef
te van ons leger door party te trekken van
de groote militaire waarde, die intellectueele
ontwikkeling voor het hedendaagsche leger
bezit.
Zoodoende kan in steeds ruimer kring de
gelegenheid worden geopend om te voldoen
aan de hooge bedoeling der grondwet, voor
schrijvende dat »alle Nederlanders, daartoe in
staat, verplicht zyn mede te werken tot hand
having der onafhankelijkheid van het rjjk en
tot verdediging van zyn grondgebied."
Hierna besluit de heer Van Dam van Isselt
zjjn beschouwing met een warm woord van
opwekking aan het adres van Neêrlands
jongelingschap, van wien hij hoopt dat ieder
zi ch met juistheid rekenschap geve van den
ernst van het oogenblikdat ieder zich thans
volkomen bewust zjj van de verantwoord el jjk-
heid, die op hem rust, waar, in den naam
van het vaderland, het legerbestuur hem op
roept om, naar de mate zyner krachten, by te
dragen om 's lands weerkracht uit haar on
macht te verlossen.
Op het gisteren meegedeelde schryven van
den heer mr W. H. de Beaufort, voorzitter
der commissie van onderzoek inzake Neerbosch,
laat de Amst, (D. v. N.) de volgende regelen
volgen
Wjj mogen niet verhelen, dat de toon van
dit schryven ons minder gelukkig voorkomt.
Het spreekt toch vanzelf, dat de commissie,
die, juist omdat de heer v. Deth tal van be
schuldigingen had uitgebrachtaan het werk
toog, in de eerste plaats den heer Van'tLin-
denhout en zijn medebestuurders èn den heer
v. Deth, den aanklager, had te spreken.
Een oproeping, in de dagbladen geplaatst,
om te zien of de heer v. Deth zich ook by dt
commissie zou aanmelden, een commissie die
haar ontstaan aan den door hem bestreden
Van 't Lindenhout te danken had, kon moei
lijk leiden tot toeschietelijkheid van den bro
chure-schrijver als een gewoon getuige.
Zy had den heer v. Deth behooven nit te
noodigen.
Nu maakt zy een niet zeer aangenaam figuur.
En wat beteekent het te verklaren, »dat de
commissie is geen parlementaire enquête
commissie en evenmin een scheidsgerecht
Dat weet iedereen wel. Maar tot het uitnoo-
digen van iemand, om haar een onderhoud
toe te staan, heeft elke commissie het recht;
en had de heer v. Deth geweigerd aan zulk
een beleefde of vriendeljjke uitnoodiging te
voldoen, dan eerst ware zjj van verzuim vrjj
te pleiten.
Wat toch is de zaak
Heel Nederland verkeert in het onzekere
of de heer V. 't Lindenhout, de groote wees
vader, een schavuit is of de geridderde deugd.
Die man, beschuldigd van de gruwelijkste
handelingen, is de patroon van elf honderd
kinderen, en nu duurt het teeda vele maanden,
dat men niet weet of men den weesvader een
monster moet noemen, of den heer V. Deth,
zyn aanklager, een afschuwelijk lasteraar.
Inmiddels blyft Neerbosch onder dit zoo hevig
aangevochten beheer en stroomen de gelden
Van 't Lindenhout toe.
«De commissie," zegt de heer De Beaufort,
«zal zich natuurlijk door dit geschrift niet
laten storen in haar voornemen, om eerst na
een ernstig en veelzjjdig onderzoek haar eind
rapport vast te stellen."
Hoe nu vragen wij.
Zich laten storen? Heeft zy iets anders dan
hulp in des heeren V. Deth's brochure ge
vonden, om een «ernstig en veelzijdig onder
zoek" in te stellen Zy erkent zelf, dat zij
het materiaal van den heer V. Deth niet be
zit. En zou zy niet dit, en nog veel meer,
bezeten hebben, indien zij den heer V. Deth,
den eigenlijken beschuldiger, had gehoord en
met hem had saamgewerkt, om althans ge
tuigenissen te verzamelen
De heer Beaufort vergist zich, indien hy
meent, dat het publiek rustig een half jaar
lang kan wachten, wanneer het lot van 1100
weezen of uitbestede kinderen met de zaak,
welke de commissie te onderzoeken heeft,
samenhangt.
Het publiek wil weten, of Van't Lindenhout
een moreel man is of niet. Dit liefst dadelijk,
althans zoo spoedig mogelyk. Het eind
rapport, dat een zeer groot aantal punten zal
behandelen, die daarmede niet in reohtstreeksch
verband staan, kan later verschijnen.
En het vereischt bjj een ernstigen wil geen
maanden, om te weten te komen of de voor
naamste bedenkingen, die Van Deth in zijn
beide brochures tegen de moraliteit van Van
't Lindenhout heeft ingebracht, in hoofdzaak
gegrond zjjn of niet.
Zeker, de commissie telt onder hare leden
personen, die aller vertrouwen als onpartjjdige
mannen verdienen, maar de manier, waarop
de commissie haar onderzoek heeft ingesteld
en haar taak heeft opgevat, is o. i. niet in
alle opzichten boven kritiek verheven.
Nog meenen wjj, zou het wenscheljjk zijn,
dat de commissie den heer v. Deth een blijk
gaf, er inderdaad op gesteld te zijn, met hem
samen te werken om de waarheid in deze
treurige kwestie aan het licht te brengen.
Dit, dunkt ons, heeft de heer v. Deth, aan
den jjver waarmee hij naar bewijzen gezocht
heeft, wel verdiend.
Met den heer v. Deth vallen haai een groot
aantal getuigen toe, juist ten opzichte van
dat deel van het onderzoek, waarin het publiek
terecht het meest belangstelt.
berkwelke als wettig bestaande door de
regeering in 1870 is erkend.
De Christelijke gereformeerde gemeente van
Warffum is er niet meer. Er bestaat nu
te Warffum eene «gereformeerde kerk".
En deze is niet, zooals de Prot. Noordbr
het doet voorkomen, dezelfde corporatie van
voorheen, alleenljjk met een anderen naam
aangeduid.
Vóór ons ligt de kennisgeving van de regee
ring van 17 Juni 1892, waarin o. a, Btaat, adat
thans door deze Generale Synode vertegen
woordigd worden de kerken, die in bjj gaande
lijst op nummer zjjn gesteld, en dat deze ker
ken voortaan niet meer den onderscheiden
naam van «Christelijke gereformeerde" en
«Nederduitsch gereformeerde" zullen dragen,
maar met weglating van alle bijvoeging hee-
ten zullen gereformeerde kerken.
Tot de «gereformeerde kerken", van wier
ontstaan de regeering kennis kreeg, behoort
ook Warffum, onder no 37.
Er bestond vóór de ineensmelting te Warffum
geen «Ned. geref. kerk" dus kon daar van
het ineensmelten van plaatseljjke kerken geen
sprake zyn. Te Warffum is de toestand nu
feitelijk zoo er is een plaatselyke gemeente
(«kerk"), behoorende tot de nieuwe kerklormatie,
bekend als «gereformeerde kerken van Neder
land." De voormalige Christel jjke gereformeerde
gemeente te Warffum, die daar een christelijke
school stichtte, is verdwenen. Hoe zou zy een
chool bezitten kunnen
Wanneer nu de regeering deze feiten voorbjj
ziet en de Gedeputeerde staten ze wel zien en
dienovereenkomstig handelen, mag toch terecht
gevraagd worden, door wie hier een fout is
begaan en geantwoordniet door de Gedepu
teerden."
Van een corrigeeren der feiten door den
minister Tak kan trouwens, naar de Vaderl.
ten slotte doet opmerken, geen sprake zyn.
Feiten kunnen niet worden gecorrigeerd
fouten wel en van fouten was hier geen sprake.
Daarom herhaalt het blad zyn wensch, dat de
zaak in de Tweede kamer ter sprake zal komen-
Een twintigtal leden van de Utrechtsche
kiezersvereeniging leggen in een brief aan het
bestuur hunner vereeniging haren voorzitter,
den heer d'Aulnis de Bourouill, geringschat
ting van een in een algemeene vergadering
dier vereeniging genomen wettig besluit ten
laste. Zij gronden die meening op de vol
gende zinsnede van een ingezonden stuk van
den heer d'Aulnis in het Utr. Dbld.
«Geeu wonder, dat bijv. in de Utr. kietereverecni-
ging-, waarvan ik de eer heb de voorzitter te zijn.
verreweg de meerderheid der leden eene geheel andere
meening, dan de op de vergadering aa^genomcne bleek
te zijn toegedaan, toen hier ter stede de adressen tegen
de ontwerpen Tak hebben gecirculeerd."
Naar aanleiding hiervan wenschen die leden
eene vergadering belegd te zien ter behande
ling van een voorstel om afkeuring uit te
spreken over de houding van den heer d'Aulnis
als voorzitter en te verklaren dat die houding in
strijd is met de belangen der vereeniging.
Een twaalftal Haagsche werkliedenvereni
gingen, zoomede de afdeelingen 's-Grayenhage
van den Radicalen Bond, en van den Nederl.
Bond voor Algem. Kies en Stemrecht hebben
een adres gezonden aan de Tweede kamer,
waarin zy, na een korte motiveering hunner
wenschen, komen tot
lo. een krachtig en ernstig protest tegen
«de smadelijke uitlatingen en verdachtmaking"
van sommige Kamerleden
2o. het uiten van het «rechtmatig en ge
motiveerd verlangen, dat niet door noodelooze
amendementen de spoedige afdoening van het
wetsontwerp van den minister Tak van Poort
vliet, betreffende de uitbreiding van het kies
recht, vertraagd woide."
3o. het kenbaar maken van den wensch aan
de Nederlandsche Volksvertegenwoordigers, dat
het nu aanhangig kieswet-ontwerp in hoofd
zaak ongewijzigd worde aangenomen.
In zake de veel besproken kwestie van het
subsideeren der doleerende scholen blijft
de redactie van de Vaderlander haar gevoelen
handhaven. Zy is van meening dat de naams
verandering van de kerkelyke gemeente niet
zulk een eenvoudige zaak is, als de Prot. Nb.
wel wil doen voorkomen.
Het blad schryft«Voorheen bestond er, laat
ons nu Warffum tot voorbeeld kiezen, aldaar
.een «Christel jjke gereformeerde gemeente",
behoorende tot de Christelijke gereformeerde
Bjj kon. besluit:
is de kapitein H. C. van den Broek, van het
5de reg. inf., op zijne aanvrage op pensioen
gesteld ad f 1539 'sjaars
is aan den reserve-officier van gezondh. 2de
kl. dr A. J. van Walsem, van het pers. van
den geneesk. dienst der landmacht eerrol
ontslag verleend uit zjjne betrekking van
reserve-officier en zjjn bjj het pers. van den
geneesk. dienst der landmacht, voor den tyd
van vjjf jaren, benoemd tot reserve-officier van
gezondheid 2de kl., de burgergeneeskundigen
(artsen) dr J. K. H. Brumand, R. M. van Steen
bergen en dr Van Walsem voornoemd, allen
eervol ontslagen offi. van gezondh. 2de kl, van
het leger hier te lande.