N°. 219.
136° Jaargang.
1893
Zaterdag
16 September.
Door eigen kracht.
Middelburg 15 September.
Deze courant verschijnt d a g e 1 lj k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel; Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingenj van 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Reclames 40 cent per regel.
Wie zich legen 1 October op de MID
DELS URGSCHE COURANT abon
neert ontvangt de deze maand verschij
nende nommers kosteloos.
Thermometer.
Middelburg 15 Sept. 8 u. ym. 65 gr.
m. 12 u. 72 gr., av. 4 u. 69 gr. F.
Verwacht Z. W. wind.
Agenten te YlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. A. W. Bolland, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij, te Tholen W. A.
van Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmae, te Rotterdam, de Geer. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de La Mae Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te één uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen.
Trots al het tegen ons aangevoerde aarze
len wij geen oogenblik bet bovenstaande te
plaatsen boven dit opstel, waarin wij nog een
maal het belangrijke vraagstuk der drank
bestrijding weuschen te bespreken, om nader
het standpunt te ontvouwen, dat wij innemen
tegenover de pogingen om drank misbruik en
drankpeirui/r te bestrijden.
liet vraagstuk op zich zelf eiscbt zeker
aller belangstelling en daarom behoeven wij
waarlijk ons tegenover onze lezers niet te
excuseeren, wanneer wij daarvoor nogmaals
eenige oogenblikken hunne aandacht vragen.
Want wij zijn tot enkele opmerkingen ver
plicht niet alleen tegenover de heusche be-
scbo iwingen van den beer E. J. W. Koch
maar ook omdat van andere zijde op wel
willende wijze eene poging is aangewend om
ons van gedachten te doen veranderen. Uit
Arnhem ontvingen wij een schrijven van den
heer E. Snellen, em. predikant, die reeds in
de Arnh. Ct een stukje plaatste ter bestrij
ding van ons protest tegen de leuze van
„Sluit Schiedam," zooals wij meenden dat zij
moest worden opgevat.
Wij zullen ons niet verdiepen in tal van
bijzaken, die het hoofdpunt van geschil tus-
Bchen die heeren en ons niet raken; maar
wij mogen toch niet nalaten enkele punten
even aan te stippen.
Op den voorgrond zij gesteld dat wij iedere
poging om drankmisbruik te bestrijden, zelfs
al geschiedt dit ook langs o. i. onpractischen
weg, ten zeerste waardeeren om het goede
begiusel, dat daaraan ten grondslag ligt. En
wie dit nu doen wil door z e 1 v e n het
voorbeeld te geven van geheel onthouding
en anderen wil opwekken dit na te volgen,
wordt door ons volstrekt niet onpractisch
genoemd, zooals de heeren Koch en Snellen
meenen. Ons dunkt, onze vorige beschouwing
over dit onderwerp bewees ruimschoots onze
waardeering voor zulk pogen, al konden wij
niet nalaten te wijzen op het verschil van
meening, dat hieromtrent (usschen mede
strijders voor een en het zelfde doel bestaat.
Ons eenig verschil van gevoelen betrof deze
twee vragen mag dwang practisch heeten
en gaat men thans niet te veel tot overdrij
ving over
Op de eerste vraag blijven wij een beslist
ontkennend, op de tweede een bepaald be
vestigend antwoord geven.
De ervaring, door den heer Koch opge
daan met de bierhuizen, strekt tot versterking
van onze meening dat de beste pogingen op
dat punt schipbreuk lijden, wanneer zij om
gaan buiten het individu, dat geroepen is
zichzelven te beheerschen en te matigen in
het gebruik van alles. Het bier was eerst
een kostelijke drank het is nu voor hem,
„die neiging heeft tot drank, vaak de eerste
schrede geworden op een weg, welke op zijn
verderf uitloopten menig verslaafd drinker
is", zegt de heer Koch, „nadat hij den drank
had laten staan, door een onschuldig glaasje
bier, dat zijne vrienden hem aanboden, in
zijne vroegere ellende opnieuw verzonken".
Ziedaar een bewijs te meer voor onze be
wering dat de wegneming van al die drank
gelegenheden niet baat, wanneer het individu
zelf niet de kracht heeft om zich te verzetten,
waar hij in de verleiding, zelfs van een
eenvoudig glas bier, of van wie weet welken
onschuldigen drank, komt.
Wat heeft men trouwens van die bier
huizen gemaakt, vooral door de vrouwelijke
bediening, welke daar meer en meer in zwang
komt?
Wij behoeven het niet te zeggen; maar
men zij verzekerd dat zelfs de eenvoudigste
gelegenheid om de onschuldigste dranken te
drinken, zal ontaarden in een middel tot het
honden van verleidelijke, van onzedelijke
samenkomsten, wanneer men elders het kwaad
verjaagt. En dat doet men wanneer men de
drunkgelegenheden verbiedt ter wille van de
zwakken, die der verleiding geen weerstand
kunnen bieden.
De heer Koch waarschuwt ten deze te
roemen in eigen kracht; „Wie sta, zie toe
dat hij niet valle", roept hij als 't ware allen
tpe. Zeer juist, zeggen wij hem na. En
van het standpunt van hen, die willen op
heffen en verbeteren, is zulk een waarschu
wing vooral gewettigd. Willen die personen
elkaar tot het goede opwekken, waarschuwen,
door aaneensluiting, door besprekingen elkaar
tegen het gevaar, dat de drank aanbiedt
harnassen wie zal dat pogen niet loffe
lijk noemen? Willen zij zichzelven,uit eigen
vrijen wil, een baud aanleggen, wie zal
daartegen bezwaar maken Maar de ge
meenschap kan niet, louter voor het belang van
die zwakken, op anderen dwang uitoefenen
ter wille van hen de sterken als onmondigen
behandelen; zij kan niet te veel verbieden,
omdat er dan ten slotte een onduldbare dwang
zou worden uitgeoefend.
Waar toch is de grens, nu de verleiding
in zoo velerlei vormen zich openbaart?
Wij hebben het nog onlangs gelezen, hoe
in Engeland het misbruik van thee toeneemt
en nadeeligen invloed uitoefentZal de
staat nn ook de winkels, waar tliee wordt
ocht, moeten sluiten of onder toezicht
stellen
Zoo zijn er tal van zaken in onze
maatschappij, die elk goedgezinde verderfelijk
zal noemen, maar die men, door te veel te
reglementeeren en te verbieden, nog erger,
nog gevaarlijker maakt, omdat zij dan in
geheimzinniger, in bedekter, in clandestine
vormen zich zullen vertoonen.
Maar zulk een dwang vei langen wij niet,
zegt de heer Koch. Dat is ook niet de
bedoeling van het „Sluit Schiedam". Ik ben
het met u eens„het zou stel dat het
mogelijk ware een daad van groote onbil
lijkheid en onrechtvaardigheid moeten heeten
om aan alle branders met geheel het leger
van fabrikanten, slijters en arbeiders, 't welk
door hen bestaat, het brood uit den mond
te nemen; en door zulk een daad van ge
weld zou niets gewonnen zijn."
Met den heer Koch staan wij dus op éen
lijnen wij zijn hem erkentelijk voor zijne
inlichting omtrent het onstaan en de betee-
kenis van de leuze „Sluit Schiedam", zooals die
bedoeld is door „den eenvoudigen Schouten."
Maar de bedoeling ervan moge zijn, zooals
de heer Koch ons die beschreef, en waarmee
wij ons zeer goed kunnen vereenigen, wij
hebben ons slechts te wenden tot den heer
Snellen om te ontdekken dat die leuze ook
in anderen zin wordt opgevatnl. in den
geest, zooals wij haar op den klank af aan
namen en waartegen wij opkwamen.
De colkga van den heer Koch vindt het
sluiten van jeneverstokerijen volstrekt niet
onpractisch. Hij beroept zich op Bessbrook,
een stadje in Ierland, en op de Amerikaan-
sche verbodsstaten. Hij zond ons, om voor
zijne meening propaganda te maken, ter
lezing de brochure van Henry J. Osborn
Oefenen verbodsioetten waarlijk kracht uit
Aanteekeningen van persoonlijke nasporingen in
de Vereenigde Staten en Canada.
Daaruit blijkt wel degelijk dat, wat de
heer Koch een daad van geweld noemt, in
Amerika wordt toegepast; en dat de heer
Snellen dit als een ideaal ons voorspiegelt,
is^een bewijs dat wij met ons protest daar
tegen niet zoo geheel buiten de orde waren.
Wij hebben met belangstelling van die
brochure kennis genomenzij verscheen in
1889 te Londen en is vertaald door den
heer C. J. Brutel de la Rivière, evenals de
heeren Koch en Snellen, predikant. De
schrijver en de vertaler, die beide den drank
verafschuwen, zijn natuurlijk hoog ingeno
men met de verbodswetten; van die ingeno
menheid draagt hun arbeid de duidelijke
sporenmaar ons geeft menige mededeeling
den indruk dat die ingenomenheid ook vaak
tot eenzijdigheid heeft geleid, dat over de
bezwaren, aan die verbodswetten verbonden,
al te licht wordt heengegleden, zij als van
te weinig belang ons worden beschreven,
Zoo lezen wij o. a. hoe in Pullmann een
voorstad van Chicago een kastelein van
het eenige voorname hotel zich eene niet
met de wet overeenstemmende vrijheid heeft
veroorloofd in den van een privaat
buffet voor het gemak van de bezoekers,
die verblijf houden in het huis een maat
regel dien men hier ook kent als middel tot
ontduiking van de drankwet maar, zegt
Osborn, die afwijking van den strengen
verbodsregel heeft niets te beduiden.
En dan, zouden wij willen vragen: hoe
betrekkelijk kort zijn die verbodswetten in
werking Geen ervaring van een kwart
eeuw heeft nog uitspraak gedaan, wij
lazen van wetten, in 1882 en 1884 tot stand
gekomen en hoeveel tijd is toch noo-
dig om over de goede werking van een wet
te kunnen oordeelen
Dat trot3 al het goede, hetwelk eeu gevolg
van die wetten heet te zijn, er nog wel een
en ander voorvalt, dat minder in den haak
is, bewijzen wel de volgende mededeelingen,
die wij zoo hier en daar in het boekje aan
troffen. In den staat Iowa faalt de verbodswet
wegenB gebrek aan handhaving van de zijde
der plaatselijke ambtenaren, die zich daar
door in de gunst indrongen van het volk,
dat de drankhuizen bezocht, en vreesden
hun ambt te zullen verliezen
Uit Topeka, waar men niet éen teeken
van drankverkoop vond, vernemen wij dat
men pas nog de lynchwet had toegepast
wat wij moeilijk mst onze begrippen van
beschaving in overeenstemming kunnen bren
gen en wel als bewijs strekken kan dat
men moge op drankgebied den strijd
aanbinden, op ander terrein de begrippen
ook nog verbetering eischen.
In Maine trof de schrijver der brochure
gedeelten van allerlei toestellen aan, die
door de drankverkoopers worden gebezigd
om de ambtenaars te misleiden. „Gutta
percha buizen worden verbonden met ver
gaarbakken, gevuld met drank, die verborgen
zijn onder den grond of tusschen den vloer
en de zolderingde buizen loopen achter
een houten beschot en de kraan is somtijds
verborgen in een gat, aangebracht achter
een houten post of eene losse plank
Men zietmen is daar ingenieus in het
uitdenken van middelen om de wet te ont
duiken ook vrouwen maken zich aan
allerlei listen op dit punt schuldigniet
tegenstaande de overtreders der wet zeer
zwaar gestraft worden.
Dat in sommige gedeelten van Canada de
z. g. Scolt Act, de wet, die aan de bevol-
kiug van ieder district de bevoegdheid geeft,
om eene verbodswet vast te stellen voordat
district, weer is ingetrokkendat politieke
invloeden, b. v. liberaal of conservatief, bij
de handhaving van zulk een wet zich doen
gelden, stippen wij slechts even aan, al
komen ons die feiten van meer gewicht voor
dan de schrijver en vertaler daaraan toekennen,
en al werpen zij, dunkt ons, een groote
schaduw op de praktijk dier hooggeroemde
verbodswetten.
Maar wij zouden al die zaken beter kunnen
beoordeelen als wij de toestanden van nabij
kenden. Nu dienen wij eenvoudig af te
gaan op de verklaringen van den heer Osborn,
die een persoonlijk Onderzoek instelde, zijn
inlichtingen grootendeels kreeg van personen,
die ingenomen zijn met die verbodswetten
en dus van zelf daarop het licht deden vallen,
dat hun het best voorkwam. Als b. v. najaren
een voorstander van de Middernachtszending
een beschrijving geeft van het succes, dat
deze hier en daar had, is het zeer goed
mogelijk dat daarin ten opzichte van Mid
delburg met ingenomenheid zal worden mel
ding gemaakt van het feit dat daar, dank
zij het optreden van die vereeniging, geen
huizen van ontucht meer gevonden worden.
Maar wie dan den toestand kent ot gekend
heeft, zal protesteeren moeten tegen zulk
eene voorstelling, want er is eer reden tot
ergernis dan tot roemen, nu de clandestine
prostitutie, in den vorm van bierhuizen met
vrouwelijke bediening in de laatste jaren
onrustbarend is toegenomen.
Zoo kan het ook zijn in al die Ameri-
kaansche staten en plaatsen met verbods
wetten ten opzichte van het gebruik van
sterken drank en de mededeelingen van de
voorstanders daarvan. Hierbij is vooral van
toepassing het bekendewat men ziet en
wat men niet ziet.
Maar wij willen aannemen dat die wetten
zeer goeden invloed uitoefenenals dan
langs dien weg een voortdurende en
b 1 ij v e n d e verbetering van toestanden is
te verkrijgen, zullen wij die wetten toe
juichen, maar vrior men dit kan doen
dient men eerst over meerdere ervaring te
kunnen sprekengoed na te gaan hoe in
zulke staten de personen in hun verder leven
zijn. Wanneer het dan waar is dat daar
de misdaden blijven afnemen, dat men
niet aan andere dranken zich te buiten gaat,
dat het zedelijk peil der bevolking is geste
gen, dan eerst is er reden tot juichen over
zulke wetten.
Nu blijven wij nog de meening toegedaan
dat de staat ter bestrijding van het kwaad
alleen zoo ver mag optreden als noodig is
ter bevordering van de veiligheid, van de
openbare orde, van de bescherming van kin
deren en ter voorkoming van ongeoorloofde
pressie om drank te gebruiken.
Waar onze drankwet in die richting kan
verbeterd en verscherpt worden, zooals nu
a. geschiedt door de voorgestelde wijzi
ging om in die wet op te nemen een verbod
tot uitbetaling van loon aan werklieden in
tapperijen, daar verklaren wij ons gaarne
voorstanders van zulke maatregelen. Maar
om zelfs den vrijen wil aan banden te leg
gen, omdat er zijn die niet op eigen beenen
kunnen staan, zie dat is, onzes inziens, niet
de roeping van den staat; daardoor zou
deze een tirannie uitoefenen, die niet te ver
dedigen is, en die hij op ander gebied dan
evenzeer zou moeten toepassen, ten koste
van de kracht en de zelfstandigheid van het
individu, dat in de wereld leeren moet tegen
de verleiding, in welken vorm ook, te strij
den en daarbij te overwinnen door eigen
kracht. Willen bijzondere personen hem
daarin schragen, terzij staan en daartoe op
wekken zij doen zeker een goed werk.
En hiermee nemen wij voor ditmaal al-
scheid van dit belangrijk vraagstuk.
Wij hebben, tegenover de heeren Koch
en Snellen, ons standpunt nader ontvouwd;
omdat wij door hunne opmerkingen niet aan
het wankelen gebracht zijn in onze meening
maar daardoor wel tot de overtuiging zijn
gekomen dat wij alle drie hetzelfde wen-
schenbestrijding van het schandelijke
misbruik, van den volkskanker die duizenden
ongelukkig maakt.
Alleen in het „hoever" wij gaan moeten
bij die bestrijding, ligt het verschil van op
vatting tusschen ons.
Behoeft ons dat te scheiden Volstrekt
niet. Een en hetzelfde doel doet ons ge-
ruimen tijd samengaan langs denzelfden
weg; medestrijders zijn wij in vele opzichten;
laat ons dan verder zoeken naar de punten
van aanraking, van overeenstemming. Zij}
willende wegnemen al wat de verleiding in
de hand werkt, wij, ons in hoofdzaak rich
tende tot het individu om hem krachtig te
maken tegen de verleiding, kunnen eikaars
pogen aanvullenwant wezenlijk de grens
tusschen beider streven is zoo moeilijk te
trekken.
Uit die samenwerking kan veel goeds tot
stand komen ten nutte van de maatschappij,
ter bestrijding van een groot kwaad in onze
samenleving.
Het is heden, den 15 September, 25 jaar
geleden dat de heer Joh. G. Mezger aan de
hoogeschool te Leiden promoveerde als doctor
in de geneeskunde.
Aan dit feit herinnert het N. v. d. D. van
hedenhet wjjdfc hieraan een hoofdartikel.
De heer Mezger was destjjds negen en
twintig jaar, zoo lezen wij daarin.
Hem was het niet weggelegd geweest op
twaalfjarigen leeftijd Latjjn en Grieksch te
leeren van kundige leeraren, lepel voor lepel,
verbuiging voor verbuiging, langzaam, metho
disch, van negen tot twaalf en van twee tot
vier, iederen dag, op een leeftijd waarin het
geheugen gemakkelijk opneemt, en zonder
zorgen voor het dagelijksch brood.
Deze doctorandus was nooit gymnasiast
geweest als gyrnnastiek-onderwijzer had hij
zijn brood verdiend. Maar de drang tot ken
nen en weten was over hem gekomen, mach
tig als de vloed over het strand. Weerstand
had hij niet kunnen bieden aan dien lust
om de problemen te doorgronden, en daarom
had hjj geofferd wat hjj kon, om, volwassen
reeds, te leeren, vaak in de uren van den
nachtmensa, mensae, mensaemensam,
mensa, mensa en hjj had overwonnen in
het eind toen hij te Utrecht het academisch
admisaie-examen aflegde, werd dat examen
met goeden uitslag bekroond de gymnas-
tiek-onderwjjzer werd student.
Nu was een bezwaar en een groot
overwonnen. Nu konden de problemen, naar
wier oplossing het hart dorstte, worden ter
hand genomen, aan de processen de gehei
men worden betwist. Of het onbelemmerd
kon geschieden In zoo ver men de studie
onbelemmerd kan noemen van iemand, die
buiten die studie nog zorgen moet voor zjjn
dagelijksch brood. Maar de weg is waar de
wil is, en wil was hier aanwezig. Aan de
Illustre school te Amsterdam werden de
lessen bjjgewoond, te Leiden werden de
examens afgelegd. En al was hij reeds negen-
en-twintig jaren oud, de doctorandus, die
daar stond op den 15den September ouder
dus dan men in den regel is ten dage van
zjjn promotie die leeftjjd was niet zoo
hoog omdat een leven was verbeuzeld, maar
wjjl deze man alleen meer had gedaan
dan twee anderen.
Dun was zijn proefschrift geen vjjftig
bladzjjden. Evenwel, toen zeven jaren later -
1875 het congres van chirurgen te Berljjn
samenkwam, was het onderwerp van ditzelfde
dunne boekje aanleiding tot een redevoering
van den hoogleeraar Mosengeil.
Een leek kan het lezen. En al kan een
leek het niet beoordeelen, hjj gevoelt toch,
dat in dit dunne boekje, ondanks de lange
citaten kenmerk van het opus juvinile
een oorspronkeljjke geest zich uitspreekt. Maai
de leek heeft zich niet aan een oordeel te
wagen. Mannen van hooge wetenschap hebben
het uitgesproken. Men neme een wetenschap
pelijk woordenboek sla daarin op het arti
kel ^Massage" en men zal lezen, dat de
massage zoo oud is als de geschiedenis, maar
dat zij voor het eerst op wetenschappelijke
grondslagen is gevestigd door Johan Georg
Mezger.
Van die vjjf'-en-twintig jaren, die sinds dat
oogenblik verliepen, is de geschiedenis spoedig
te verhalen.
Van Leiden ging Mezger naar Bonn, waar
heen zjjn proefschrift zjjn naam reeds had
gedragen. De oorlog van '70 deed hem van
daar vertrekken. Ejj ging naar zjjn geboorte
plaats Amsterdam. Gedurende eene reeks van
twintig jaren practiseerde hjj daar. In de
laatste week van '89 vertrok hjj naar Wies-
baden in Januari van'93 naar Parjjs. Waar
is het een leek kan niet oordeelen over een
wetenschappelijk onderwerp. Zjj behoeven het
ook niet in dit geval. Deskundigen hebben
als dr Mezger's beteekenis erkend, dat hjj
binnen den kring der wetenschap getrokken
heeft, wat vóór hem in handen was van on
kundigen. Toch komt ook den leek een bepaald
oordeel toe. Daar is eens een blinde geweest,
die zeide»ik weet dat ik blind was en nu
Zoo zjjn er in die vjjf en twintig jaren
van Mezger's arbeid velen en hoe velen
welgeweest, die zeiden»ik weet dat ik
pjjn heb gehad en dat die pjjn thans verdwe
nen is". Wat dat boekje te weinig had aan
omvang inderdaad -. de inhoud heeft het
vergoed.
De bevoegde machten in Frankrjjk, in
Duitschland, in Italië en in Rusland, hebben
Mezger voor hun rjjksgebied dezelfde bevoegd
heid verleend, die hjj uit de handen van pro
fessor Dozy nu juist een kwart eeuw geleden
ontving voor Nederland. In al die rjjken is
hjj wettig arts.
Geschreven heeft dr Mezger, na dit proef
schrift, niet veel. Maar hjj heeft een vjjf-en-
twintigtal assistent-artsen gevormd, en zjjn
methode is over de geheele wereld verbreid.
In de aangehaalde rede van professor Mosen
geil wordt Mezger's methode behandeld.
"Veler gelukwenschen zullen uitgaan naar
het stille Domburg, waar de beroemde arts
thans tjjdeljjk vertoeft. Een lang leven zjj hem
nog gegeven, tot heil van de mensohen. Als
weinig andeien heeft de heer Mezger dien men-
schen van dienst kunnen zjjn. Natuurljjke
aanleg en verworven wilskracht hebben hern
daartoe in staat gesteld. Maar die aanleg