N°. 217. 136e Jaargang. 1893 Donderdag 14 September. „Hat verstani van arme insc'iao." Middelburg 13 September. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel; Bij abonnement lager; Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Reclames 40 cent per regel ONDERWIJS. UIT STAD EN PROVINCIE. Th ermometer. Middelburg 13 Sept. 8 u. vm. 57 gr. m. 12 u. 66 gr., av. 4 u. 64 gr. F. Verwacht Z. W. wind. Agenten te VliasingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. A. W. Bolland, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij, te Tholen W. A. tan Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Botterdam, de Gebs. Bellneante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Pargs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zgn, willen zg des avonds nog worden opgenomen. lil. (Slot.) De heer G. W. Bruinsma eindigt zijne beschouwing met de herinnering aan een gesprek, dat hij eens voerde met een een- voudigen boerenarbeider, en dat hem aan leiding gaf tot het schrijven van zijn opstel. Die arbeider moest voor een schamel loon werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Tegen den arbeid had de man geen bezwaar, maar hij vond het hard zich krom en lam te werken en dan eigenlijk nooit genoeg eten te hebben voor zich zelf en zijn vrouw en kinderen; en wat voor eten? Brood met een beetje vet en stroop mee naar 't veld en thuis aardappelen met azijn en pepereen enkele maal een gedroogd scharretje of een bokking toe Zijn ideaal zou zijn dat het soort van menschen, waartoe hij behoort, altijd een daalder daags kon verdienen. Dat zou heel mooi zijn Die arbeider deelde op geleidelijke wijze zijn ervaringen en indrukken mede. Ilij toonde een natuurlijk gezond verstand te bezitten. En toen de heer Bruinsma daar over zijne ingenomenheid betuigde, zeide die eenvoudige man„Och jameneer, nu zijn we" daarmee bedoelde hij zichzelf en zijne mede-arbeiders uit den dagelij kschen omgang „nog jong, maar over een jaar of wat dan zijn we even lomp (dom) als de rest, want niks gaat er meer verloren als 't verstand van arme menschenl" Dat zeggen moge niet van overdrijving vrij te pleiten zijn, het bevat toch ontegenzeggelijk veel waars. En nu is het natuurlijk niet mogelijk om al „dat edel metaal", waarop de heer Bruinsma doelt, uit het slijk op te halen wat er gedaan kan worden, dient echter verricht, vooral ook in het algemeen belang, om het peil der ontwikkeling te ver- hoogen, om ook onder het bereik van de door de fortuin misdeelden te brengen wat gemeengoed moet zijnde gelegenheid met de gaven te woekeren, die men bezit. Het spreekt vanzelf dat bij deze kwestie weer het gewone bezwaar zich zal doen hooren dat het niet goed zou zijn, wanneer „alle menschen even knap zijn"dat er ook „minder knappen" moeten wezeD, want anders zou het ruwe, het harde, het handenwerk niet gedaan worden. Ter ontzenuwing van dit meer eigenaardig dan tegenover zijn evenmensch aardig en juist bezwaar enkele opmerkingen. In de eerste plaats deze, dat er altijd menschen zullen blijven, in alle standen, dus ook onder de armen, die niet leeren kunnen, omdat zij de vermogens daartoe missen, en die niet leeren willen. In de tweede plaats dat bij de huidige inrichting der maatschappij zelfs voor ontwikkelde personen niet altijd gelegenheid zal wezen een betrekking te krijgen overeenkomstig hunne ontwikkeliüg en dat zelfs bij hen, die eene goede opvoe ding genoten, vaak de neigingen meer zijn naar een ambacht of naar eene betrekking, waarbij zulk eene groote ontwikkeling nie noodig, dan naar eene waarin deze eene ver- eischte is. Maar dan nog zal niemand durven ontkennen, tenzij een stelselmatige afkeer van ontwikkeling hem daartoe drijve, dat alle ontwikkeling iemand zelfs in zulke zoo genaamd mindere betrekkingen goed te stade kan komen, waar de ervaring dagelijks leert hoe het vernuft er steeds op uit is om bij de minste werkzaamheden elkaar voor te zijn of te overtreffen. En éen ander cardinaal punt is dit: dat bij het huidige pogen, hetwelk in onze maatschappij valt waar te nemen, om het onontwikkelde volk op te zetten, meê te sleepen, wat juist omdat het niet oordeelen kan tengevolge van zijne geringe ontwikke ling vaak zoo gemakkelijk valt, het zoo zeer zaak is om die gelegenheid tot ontwik keling zoo ruim mogelijk open te stellen. Dit zal tevens een rechtmatige bron van ontevredenheid wegnemen. Want en dit is, begrijpen wij goed, de grondtoon van dr Bruinsma's betoog het moge waar zijn dat het niet goed zou zijn, wanneer alle menschen zoo knap waren aan den ande ren kant dient tot ernst te stemmen de vraag, waarom dan juist aan de bemiddelde standen, waar het toch ook lang niet alle hoog vliegers zijn, en dikwijls kunst- en vliegwerk moet aangewend worden om de kinderen voor de eene of andere betrekking klaar te maken of af te richten, of den een of anderen graad te doen verwerven, zonder dat zij de gaven bezitten om later het geleerde tot nut van 't algemeen aan te wenden, het uitslui tend recht toegekend zich de gelegenheid tot ontwikkeling door geld te koopen En waarom den anderen standen, wier schuld het toch niet is dat zij geen aardsch goed bezit ten, verhinderd dat tal van jongelui met goede hoofden zich ontwikkelen en de na tuurlijke gaven van velen daar tot hun recht komen Er kon op dat gebied in onze maatschappij veel anders zijn al erkennen wij ook vol gaarne dat er reeds veel gedaan wordt om in die richting nut te stichten. Toch dient de leuze meer en meer te zijn: laten de bronnen voor ontwikkeling zooveel mogelijk gemeengoed wordenDe staat, de gemeenschap kan niet anders dan voordeel daarvan plukken. Dan zal, vooral ook bij besprekingen vao inrichtingen van onderwijs, niet telkens op doemen de gritf dat bet eigenlijk slechts inrichtingen voor „rijke lui" zijn; dan zal jn de maatschappij een groote slagboom wegvallen, dien de menschen gemaakt hebben maar de natuur niet gedoogt, want zij schonk hare gaven aan rijken en armen gelijk. Lit dat oogpunt is het ons niet recht duidelijk waarom toch bij velen nog zulke bezwaren bestaan tegen het z. g. proportio neel schoolgeld voor inrichtingen van lager, middelbaar en hooger onderwijs. Wat is rechtvaardiger dan dat ook op dit punt elk bijdraagt naar zijn krachtenen dat ouders, die het niet betalen kunnen, evenzeer het rechl wordt toegekend om voor hunne kinderen van zulke inrichtingen ge bruik te maken Toen in de zitting van 21 Juni jl. van den Middelburgschen raad de heer mr J. A. van Hoek daarop zin speelde en vroeg waarom op school G niet een evenredig schoolgeld kon geheven wor den naar gelang van de draagkracht der ouders, b. v. voor hen, die 8000 a 10.000 inkomen hebben, 200 en voor hen, die slechts over 1000 inkomen kunnen be schikken, bv. '10 k f 15, toen werd er gezinspeeld op absurditeiten, waartoe men met dat stelsel zou komen. Welke die zouden zijn weten wij niet. De gemeente Goes is begonnen met in deze een voorbeeld in onze provincie te geven. Daar wordt voor school E, meisjes school, een schoolgeld geheven naar het ver moedelijk inkomen van de ouders, of, wanneer deze overleden zijn, van de leerlingen zelve, dat tot grondslag van den aanslag in den hoofdelijken omslag dient, znlks naar de bij het aannemen der leerlingen voor dat jaar vastgestelde en de gedurende hun school- be oek vastgesteld wordende kohieren van den hoofdelijken omslag. De eenmaal be paalde aanslag blijft voor het geheele school jaar van kracht. Tot de eerste klassen worden gerekend (behoudens de uitzondering, volgens oordeel van burgemeester en wethouders vooronver- mogenden, welke van de betaling van school geld zijn vrijgesteld) zij, die in den hoof delijken omslag aangeslagen zijn tot hoogstens 800tot de tweede klasse zij die aan geslagen zijn van ƒ801 tot/1100; derde van 1101 tot 1700; vierde van 1701 tot 2300v ij f d e van 2301 tot 3100; zesde van 3101 totf4100; zevende van 4101 tot 4700acht ste van 4701 tot 6200negende van 6201 tot 8000; tiende van ƒ8001 en daarboven. Naar die onderscheiding nu bedraagt het schoolgeld voor de eerste klasse 10 tweede klasse 20derde klasse 30 vierde klasse 40v ij f d e klasse 50 aesde klasso/60; zevende klasse/70; achtste klasse 80; negende klasse 90, en voor de tiende klasse 100 's j a a r s. Voor kinderen, wier ouders, voogden of verzorgers elders wonen of gevestigd zijn, is een schoolgeld verschuldigd van 60 'sjaars voor elk hunner. Deze regeling wordt nu twee jaren toe gepast en zijn wij goed ingelicht, dan werkt zij uitstekend. Algemeen wordt de goede zijde daarvan erkend. Het gevolg is dan ook geweest dat die school E, (gelijk aan school G te Middelburg), waartegen vroeger onder een deel der ingezetenen van Goes eene zekere antipathie bestond, nu zich verheugen mag in de sympathie van de geheele burgerijdat nu door alle rangen en standen daarvan gebruik gemaakt wordt en het aantal leerlingen zeer toeneemt. Welk bezwaar is er dan toch tegen zulk eene regeling En waarom zou zij ook niet toegepast kunnen worden op meer instellingen van onderwijs, op scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs, zooals school E te Middel burg, waarvan zeker toeneming van het aan tal leerlingen zeer gewenscht zou zijn op rijks- en gemeente hoogere burgerscholen, op gymnasiums, waarbij dan als van zelf de rijks- en gemeente belastingheffer samen konden adviseeren. Ook ten opzichte der hoogescholen ware in dezelfde richting wellicht eene regeling te maken, die voor de niet gegoede standen het bezoeken daar van minder bezwarend zou maken. Voor een goed deel zou dan zijn tege moet gekomen aan het groote bezwaar, waarop wij aan de hand van dr Bruinsma wezen, zou de algemeene belangstelling voor alle takken van onderwijs onder alle standen in onze maatschappij toenemen en het peil der ontwikkeling voor allen zeker verhoogd worden. Een in het amendement-Mackay-Van Alphen hier en daar geprezen deugd, dat bet de schrjjfproef sommigen zeggen zelfsde jammerlijke schrijfproef uit het wetsont werp verwjjderen wil, komt ons eene fout voor, zegt de Arnh. Crt. en wel vooral om de daarvoor aangevoerde reden dat nameljjk de jongere personen daaraan gemakkelijker kun nen voldoen dan »zoovelen. die door gevorder den leeftijd de schrijfkunst niet meer machtig zijn, doch die des te rjjker zjjn aan levenser varing en behooren tot de kalme, rustige en nijvere bevolking." En de voorstellers doen daarbij de, vraag»Het kenteeken van ge schiktheid mag toch geen middel zjjn om ouderen van dagen te weren en om het kies recht bjj voorkeur toe te kennen aan personen van jeugdigen leeftjjd Hier hebben wjj alweder de, bij de amen dementen tot verhooging van den leeftijd door ons aangetoonde voorstelling, alsof de ouderen wegens hunne levenservaring geschikter kiezers zouden zijn dan de jongeren, terwjjl men ge heel over het hoofd ziet dat deze laatsten 't in kracht, voortvarendheid en ondernemings moed eigenschappen die in deze eeuw in Nederland ongelukkig minder in tel zijn dan twee, drie eeuwen geleden van de ouderen winnen. Maar de gemaakte opmerking is al weder waar van de hoogere kringen en den gezeten burgerstand, maar niet voor die klassen, die men met alle geweld uit het kiezerskorps weren wil. De strijd om het be staan begint daar op vroegen leeftijd, en menig jong werkman heeft een schat van levens ervaring en menschenkennis opgedaan, terwijl de even oude jonker of koopmanszoon nog op de schoolbanken zit, en althans niets anders dan de genoegens van het leven heeft genoten. De voorstellers vergissen zich ook bljjkbaar, wanneer zjj het weglaten van de schrijfproef voor hen, die thans kiezers zjjn, aldus uitleggen, alsof de minister zelfs aan dat kenteeken van geschiktheid weinig waarde hecht. Wjj althans hebben in deze bepaling niets anders gezien dan de toepassing van een zuiver beginsel van overgangsrecht. Hier vooral kon deze bepaling niet achterwege blij ven, omdat het consequent is in een wetsontwerp tot uitbreiding van het kiesrecht tot aan de uiterste door de grondwet aangewezen grenzen te beginnen met al de tot dugver bevoegden op te nemen. Bjj Kon. besluit zjjn benoemd bjj de Topo- graphische Inrichtingtot commies de adjunct commies bjj die Ininrichting G. F. Kierdorff tot adjunct-commies de eerste-klerken bjj die Inrichting H. Guichard, P. J. van Djjk, H. H. van Viersen, P. Kecourt en H. den Hertog. De St. Ct. bevat het gewone Programma voor de opening van de vergadering der Staten-Ge- neraal te 's-Gravenhage, op Dinsdag den 19den September 1893. Ter toelichting van het gisteren meegedeelde bericht uit Atjeh dat Kaloet is veroverd, kan het volgende uit het mail-overzicht van de Java-Bode strekken. Wanneer de beschouwingen van de Atjéh- sche courant over den toestand in Atjeh, welke geacht kunnen worden die te zjjn van den gouverneur Dejjkerhoff, juist zjjn, dan staan wjj daar aan den vooravond van gewichtige dagen, en wel tengevolge van het feit dat de aloude worstelstrjjd tusschen de partjj der hoe- loebalangs of hoofden en die der oelama's of geesteljjken opnieuw is ontbrand. De oelama's kregen het overwicht, toen wjj ons in gecon centreerde linie terugtrokken, daar zjj dit als een gevolg van hun beleid vooistelden, maar dat overwicht kreeg een geduchten knak door den dood van Toekoe Sech Sainan di Tirou en Habib Samalanganen sedert de moslemins, geljjk de partijgangers der oelama's genoemd worden, uit de door hen opgerichte linie van versterkingen pasargan- gers uitschudden, een enkele zelfs doodden, en vjjftien vrouwen, die op kraamvisite gingen, van hare bovenkleeren en van de voor de kraamvrouw bestemde geschenken beroofden, raakten de poppen aan het dansenhét hoofd der kampong Lam Manjang, waar die lieden thuis behoorden, viel de moslemins aan en doodde hun aanvoerder. Toekoe Mat Amin, een zoon van Toekoe Sech Sainan di Tirou en het hoofd der moslemins, zond daarop zjjn broêr Toekoe Bek naar Toekoe Oemar, die als zwager van hoeloebalang der VI moekims, waarin het feit was voorgevallen, aan het bestuur daarover deelneemt, en liet hem rekenschap vragen, welke Oemar weigerde, waarop Toekoe Reb de kampong Lam Manjang aanviel en een paar huizen aldaar verbrandde. Naar men zegt doch dit staat niet in de Atjehsche Courant behoorde een van die woningen aan Toekoe Oemar en verklaarde eene vrouw van dezen, die daar woonde, dat zjj niets meer van hem zou willen weten, wanneer bjj zich niet bloedig wreekte. Toekoe Oemar stelde zich nu aan het hoofd van de beweging tegen de moslemins, ging met ons bestuur aan het onderhandelen, kreeg geweren en munitie te leen, werd door soldaten gesteund en nood zaakte de moslemins de IV en de VI moekims te ontruimen. Thans heeft hjj zelfs Kaloet, dat de onzen niet konden nemen, veroverd. Men heeft hier geleerd met de officieele berichten van Atjeh zeer voorzichtig te zjjn, doch het is best mogeljjk, dat het toeval ons ditmaal heeft gediend. Het zal dan zaak zjjn daarvan partjj te trekken en er voor te waken dat de partjj der hoeloebalangs ons niet weder den rug toekeert, zoodra zjj haar doel heeft bereikt en het overwicht over de moslemins heeft verkregen. Het verdeelen is van zelf gegaan, thans is het aan ons tot heerschen te geraken. Daartoe zullen wjj wel tot min der fraaie middelen onze toevlucht moeten nemen, maar men is koloniale mogendheid of men is het niet. Zoo is Toekoe Oemar een man, die zich nog over eenige moorden aan ons heeft te verantwoorden en met wien wjj dus niet be hoorden te onderhandelen zoo maakt hjj aan spraak op de VI moekims, waarop onze oude bondgenoot Toekoe Nek recht meent te hebben en zoo vecht hjj, door ons gesteund, tegen onzen vriend Toekoe Nja Mohamad uit de IX moe kims. Doch op zulke kleinigheden kan men niet letten en in de politiek moet men vaak langs kronkelwegen gaan. Misschien kan Toekoe Oemar, die in Groot- Atjeh voor ons het werk doet, ook wel de Atjehers, die de residentie Oostkust van Sumatra verontrusten, belezen om van daar wegtegaan. Telkens gaan er troepen van Medan en Seroe- wajj op uit om den vjjand te verjagen en iedereen keer komt deze weer terug, waarbjj hjj door een deel der bevolking gesteund wordt. Van do oud-leerlingen der burger avondschool alhier hebben 101 zich op nieuw laten inschrjjven voor den cui'bus 1893/189459 nieuwe leerlingen meldden zich aan, waaronder 2 voor de tweede klasse57 moesten dus worden geëxamineerd voor de eerste klasse. Bjj het toelatingsexamen voor deze klasse, was éen aspirant om geldige redenen niet op gekomen, deze zal later worden onderzocht; terwjjl een ander den tweeden dag niet ver scheen. De uitslag voor de 55 overbljj venden was dat 37 werden toegelaten en 18 moesten worden afgewezen. Te Arnemuiden is tot onderwjjzer met hoofdakte aan de openbare lagere school be noemd de heer J. van Houte, thans te Grjjps- kerke. De heer C. den Hamer te Soerakarta, oud-leerling der Middelburgsche normaalschool, is benoemd tot adjunct-inspecteur van het in- landsch onderwjjs in de 2e afdeeling op Java. Onze provincie heeft wederom een zeer ge voelig verlies geleden. Een der bekwaamste, der Ijverigste leden van Gedeputeerde staten is haar ontvallen door den dood van den heer mr N. J. C. Snouck Hurgronje. Reeds geruimen tjjd was zjjn gezondheids toestand van dien aard dat men het ergste vreesdemaar zijn werkzame, heldere geest stelde hem in staat tot het laatste toe zich te wijden aan het belang van het gewest, waaraan hjj zjjn kennis en zjjn tjjd met lust en jjver ten beste gaf en welks belangen hem zoo zeer ter harte gingen. De heer mr Nicolaas Johan Cornelia Snouck Hurgronje werd den 20 Augustus 1822 te Middelburg geboren. Na aan de hoogeschool te Leiden gestudeerd te hebben, vestigde hjj zich metterwoon in zjjne geboorteplaats. In 1851 werd hjj benoemd tot Raad van den polder Walcheren, welke betrekking hjj tot 1869 bekleedde toen werd hjj door ingelanden tot commissaris van den polder gekozen. Tot aan zjjne benoeming tot lid van Gede puteerde staten wjjdde hjj aan de belangen van den polder zjjne krachten. Hjj toonde zich daar, evenals in alle andere betrekkingen, die hjj later bekleedde, een man van een zelfstandig karakter. Den lOden Augustus 1853 kozen zjjne medeburgers hem tot lid van den gemeenteraad, terwjjl hjj den 12 September 1856 tot wethouder benoemd werd. Tot Juli 1871 bekleedde hg die betrekkingen, welke hjj eveneens wegens zjjne benoeming tot lid van Gedeputeerde staten van Zeeland moest nederleggen. De overledene had sedert 9 Mei 1865 onaf gebroken zitting in de Provinciale staten van Zeeland en maakte van den 7 Juli 1871 tot aan zjjn dood deel uit van het Gedeputeerd college. Sedert 1885 bekleedde hg het voorzitterschap van het college van regenten van het huis van bewaring alhier, na verscheidene jaren lid daarvan geweest te zgnen sinds de in werking treding van de wet op het M. O. was hg lid van de plaatselgke commissie van toezicht op de scholen voor het middelbaar onderwgs. Yerder had de heer Snouck Hurgronje zit ting in het college van notabelen der her vormde gemeentewas hg sedert 1859 voor zitter van de afdeeling Middelburg van het Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenenbekleedde hg het presidentschap van dezelfde afdeeling van Nederlandsch Mettraij en was hg sedert 1866 voorzitter van de districts-commissie te Middelburg van het Fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden. Eindelgk dient nog vermeld dat de over ledene president-commissaris was van de Stoom trammaatschappij Breskens-Maldeghem, aan de totstandkoming waarvan hg zeer krachtig heeft meegewerkt. De heer Snouck Hurgronje ontving het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw. Deze dorre opsomming van feiten is zeker welsprekend genoeg. Zg legt de getuigenis af dat door den dood van den heer Snouck Hurgronje, die nog overleed in zgne geboor testad, waarheen hg Dinsdag uit Breskens, alwaar hg den laatsten tgd doorbracht, werd vervoerd aan een zeer werkzaam leven een einde is gemaakt. Voor zgne medeleden in de verschillende colleges, waarin hg zitting had, en niet het minst voor Gedeputeerde staten, was hg een algemeens vraagbaak, een vertrouwde gidjfy

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1