ZITTING VAN DINSDAG 11 JULI 1893.
43
worden. Wanneer door de ondernemers en Gedeputeerde
staten aan den eenen kant en door de postadministratie
en den minister aan den anderen kant wat toegegeven
wordt, is wellicht tot overeenstemming te geraken. Ik
ben daarom zoo vrij deze voor Hontenisse en omstre
ken zoo belangrijke zaak dringend in de welwillendheid
van het college van Gedeputeerde staten aan te bevelen.
Ook de provinciale kas zou er door gebaat zijn en
't is toch altijd beter een half ei dan een leege dop.
Thans komen in behandeling de inkomsten, die
zonder discussie worden goedgekeurd.
De heer Van de* Bilt stelt thans voor den post
voor onvoorziene uitgaven, in verband met de toevoeging
bij art. 14 van hoofdstuk VIII, te bepalen op 11535.89|.
Dit voorstel wordt zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De begrooting wordt thans in haar geheel zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Het voorstel tot heffing der opcenten ten behoeve
der provincie luidt
Wij hebben de eer u hiernevens aan te bieden een
voorstel tot heffing van opcenten, ten behoeve der
provincie, op de hoofdsommen der grond- en personeele
belastingen, ter voorziening in de behoeften en uitga
ven van enkel provincialen en huishoudelijken aard,
voor het dienstjaar 1894.
Het ontwerp-besluit luidt:
De Staten der provincie Zeeland,
in aanmerking nemende, dat tot dekking der voor
het dienstjaar 1894 geraamde uitgaven van enkel pro
vincialen en huishoudelijken aard de heffing vereischt
wordt van opcenten op de grond- en de personeele be
lastingen, tot een bedrag van ruim f 255.000
besluiten:
aan de koningin-weduwe, regentes, voor te dragen
de helling van respectievelijk acht en twintig en twee
en dertig opcenten op de hoofdsommen der belasting
op de gebouwde en op de ongebouwde eigendommen
over het jaar 1894 en van achttien opcenten op de
hoofdsom der personeele belasting, dienst 1894/95, tot
dekking der geraamde uitgaven en behoeften van enkel
provincialen en huishoudelijken aard voor het dienst
jaar 1894; en Hare Majesteit te verzoeken, de heffing
der bedoelde opcenten de bekrachtiging der wet te
doen erlangen.
Ook dit voorstel wordt dadelijk behandeld en zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Op voorstel van den voorzitter wordt de goed
keuring der notulen en de resumtie der genomen
besluiten opgedragen aan Gedeputeerde staten.
Op de vraag van den voorzitter of de vergade
ring ingevolge art. 65 der provinciale wet nog langer
wenscht bijeen te blijven, blijkt dit niet h et geval te zijn.
De voorzitter sluit de vergadering in naam der
koningin.