ZITTING VAN DINSDAG II JULI 1893.
33
trokken als voor Stasse en dat dient ook zoo te zijn.
In diensttijd staan zij nagenoeg gelijk. Qnaars telde
zelfs nog enkele jaren meer en de som is berekend
naar hetgeen men in zijn stand gerekend mag worden
te behoeven om to leven.
Het amendement van den heer Huvers komt alsnu
in stemming en wordt verworpen met 22 tegen
15 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Van Waeaberghe
Janssens, Thomaee. Van Lynden, Buteux, Van der
Bilt, Moerdijk. De Bats, Ysebaart, Lncasse, Kake-
beeke, Hammaeher, Hollestelle, M. Bolle, Henne-
quin, Van Bompu, De Casembroof, Van Buren,
Snouck Hurgronje, Kisseeuw, Fokker, Dxonkers en
Snijders.
Voor stemmen de heeren Moes, Fruijtier, Huvers,
Den Boer, Van Voorat Vader, Van der Meer, De Jonge,
Pompe van Meerdervoort, Van Teijlingen, Heijse, Vader,
Van der Have, Noordijke, Van der Beke Callenfels en
Van Deinse.
Het voorstel van Gedeputeerde staten wordt daarna
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
h. tot intiekking van liet besluit tot
geldieening ad f 60000 en liet neineu
van een uienw besluit met plan tutgeld-
leening ad hoogstens f 190000.
Het voorstel is van den volgenden inhoud
Aan het in uwe vergadering van 8 Juli 1892 no. 13
genomen besluit tot het aangaan eener geldieening van
ten hoogste f 60000 is nog geen uitvoering gegeven,
daar uit de voorhanden middelen tot dusver tijdelijk
in de uitgaven is kunnen voorzien worden.
Uit den bijgevoegden staat blijkt, dat f 119222.06
meer is uitgegeven of toegestaan voor rentelooze voor
schotten, voor bijdragen tot verharding van wegen en
voor de uitbreiding van den stoombootdienst op de
Wester-Schelde, dan daarvoor is geleend.
Teneinde het vei broken evenwicht tuBschen ontvang
sten en uitgaven van buitengewonen aard te herstel
len, zal de leening van f 60000 met gelijk bedrag
moeten verhoogd worden.
Wij hebben mitsdien de eer hierbij aan te bieden
een ontwerp voor een besluit tot intrekking der ge
noemde leening en het aangaan eener geldieening van
ten hoogste f 120000.
Het ontwerp-besiuit luidt:
De Staten der provincie Zeeland,
b e s 1 u i t e n
I. in te trekken hun besluit van 8 Juli 1892, no.
13, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 12 Augus
tus 1892 no. 54, tot het aangaan eener geldleeniDg
groot ten hoogste f 60.000 met daarbij gevoegd
plan
II. ten behoeve der provincie Zeeland aan te
gaan eene geldieening, groot ten hoogste 120.000
gulden
III. vaat te stellen het volgende
PLAN eener geldieening van ten hoogste
honderd en twintig duizend gulden, ten
laste der provincie Zeeland.
Artikel 1. Door en ten laste van de provincie
Zeeland wordt eene leening aangegaan van ten hoogste
honderd twintig duizend gulden, tot het verstrekken
van rentelooze voorschotten en van bijdragen tot ver
harding van wegen.
Art. 2. Aan deze geldieening wordt eene rente ver-
Hij voegsel vau de Middelburgsche Courant van ninsda
bonden van drie en een half ten honderd in het jaar,
aanvaDgeEde met den eersten dag der maand, waarin
de bij ait. 14 van dit plan bedoelde overstorting moet
plaats hebben. Voor de houders van uitgelote obliga-
tiën der vroegere leeningen, die van het hun bij art.
8 toegekende vocrrecht wenschen gebruik te maken,
gaat de rente in met 1 Januari 1894.
De rente wordt tegen intrekking van halfjaarlijksche
coupons zonder korting voldaan op lo Juli en lo
Januari van elk jaar, te Middelburg op het kantoor
van den betaalmeester en te Amsterdam ten kan
tore der Kasvereeniging of op beide plaatsen op
een ander door Gedeputeerde staten aan te wijzen
kantoor.
Voor rente over het tijdvak tusschen den dag, voor
de overstorting bepaald, en dien, van welken de eerste
halfjaarlijksche coupon begint te loopen, wordt een
afzonderlijke coupon verstrekt en betaalbaar ge
steld.
Art. 3. De obligatiën luiden aan toonder; zij wor
den voorzien van een docrloopend nummer en gedagtee-
kend. Zij zijn groot dnizeud gulden, doch kunnen
gesplitst worden in twee obligatiën onder a en b, ieder
groot vijfhonderd gulden.
De obligatiën zijn voorzien van halfjaarlijksche
renteccupons en van een bewijs tot het bekomen van
nieuwe coupons.
Art. 4. De obligatiën en rentecoupons worden in
den gebruikelijken vorm opgemaakt. De obligatiën
worden onderteekend door den voorzitter, een lid van
Gedeputeerde staten en den griffier der Staten; de
talon en de coupons dragen alleen van laatstgenoemde
de naamteekening. De obligatiën worden kosteloos
uitgereikt.
Art. 5. De inschrijving wordt tegen den pari-koers
opengesteld op het door Gedeputeerde staten te bepa
len tijdstip, te Middelburg ter provinciale griffie van
Zeeland en te Amsterdam ten kantore van de kasver-
eeniging.
Gedeputeerde staten maken vooraf bekend
lo. het bedrag der leening, dat voor openbare in.
schrijving zal worden opengesteld
2o. den termijn voor de inlevering der inschrijvings
biljetten
3o. dag, uur en plaats voor de opening der bil
jetten
4o. den tijd voor de storting.
Art. 6. De in het vorig artikel bedoelde, op zegel
van 15 cents in hoofdsom te stellen, inschrijvingsbil
jetten moeten onderteekend en gesloten zijn en
inhouden
lo. naam, beroep en woonplaats van den inschrij
ver
2o. het getal (in schrijfletters) obligatiën, waarvoor
wordt ingeschreven.
Art. 7. Overtreft het aantal obligatiën, waarvoor
ingeschreven is, het bedrag, dat voor openbare in
schrijving is opengesteld, dan geschiedt de toewijzing
zooveel mogelijk in evenredigheid tot het getal obli
gatiën, dat elk der insc hrijvers verlangt. Inschrijvingen
boven het voor de openbare inschrijving opengestelde
bedrag komen bij deze pondspondsgewijze verdeeling
slechts tot dat bedrag in aanmerking.
Art. 8. De houders van de in de maand Augustus 1893
uit te loten obligatiën in de geidleeningen van 490.000
(1889) en van 261.000 (1891) hebben de bevoegd
heid die obligatiën kosteloos in te wisselen tegen
obligatiën der nieuwe leening.
Wanneer zij van dit recht gebruik wenschen te
maken, zijn zij verplicht die obligatiën zonder den
coupon van Januari 1894, maar met alle volgende
coupons vóór 1 September 1893 ter provinciale
25 Juli 189S. 9