ZITTING VAN DINSDAG 11 JULI 1893, 31 ramen van de opbrengst van verkocht werk. Ik had gehoopt dat de brief van 19 Mei hem van die opmerking zou hebben teruggehouden. Daarin toch is de meaning omtrent besteld werk in den breede uiteen gezet en tevens vermeld dat in het vervolg de opbrengst van besteld werk als goed slot in de begrootirg voor een nieuw diensijaar zal gebracht worden. In het vorig jaar was de ftnancieele toestand van de ambachtsschool zoo slecht, dat men gedrongen was alles klaar te maken wat werd aangeboden wat uit den aard der zaak voor het onderwijs nadeelig moet werken. Daarom en omdat niet te beoordeeien valt, hoeveel kan worden begroot, is de raming nu weggelaten. Er is bezwaar gemaakt tegen de hooge rente die is uitgetrokken, maar men koude er rekening mede dat Zierikzee slechts 1500 behoefde te leenen en Goes 9000, waarbij de al of niet soliditeit der f 9000 van zooveel afhankelijk is. Het behoeft toch. geen betoog dat het moeilijker is zoo'n groot bedrag tot lage rente bijeen te krijgen dan een kieiD, wat beel gemak kelijk in aandeeltjes van f 50 of 25 kan worden geplaatst. Er zijn echter pogingen aangewend en enkele heeren zijn gevraagd geld tot lagere rente te ver strekken. Zij waren daartoe niet te vinden. Indien evenwel in deze vergadering heeren gevonden mochten worden, die bereid zijn de SOOO tegen 3 of 3£ te leenen, dan is de ambachtsschool te Goes ten volle bereid die te accepteeren en zal zij gaarne het bewijs leveren dat zij het betalen van een hoogere rente zich niet tot ideaal heeft gesteld. Hiermede hoop ik den heer Hennequin zoo niet te hebben overtuigd, dan toch te hebben medegewerkt om hem van zijn gewetensbezwaar tot het geven van zijn stem aan dit voorstel, te ontheffen. De heer Mennequic. Wanneer warme woorden, met vuur gesprokeD, voldoende waren om een zaak te winnen, dan zeker zou het pleidooi van den geachten vorigeu spreker met uitstekenden uitslag bekroond worden. Maar het nuchter verstand heeft ook iets voor en dat noopt mij nogmaals te waarschuwen tegen een mogelijk verkeerden indruk. Het verschil tusschen de salarissen te Zierikzee en Goes is groot en nu vraag ik: zijn de eischen, die men te Goes steit, dan zooveel booger als die te Zierikzee Te oordeelen over de vorderingen der leerlingen en wat zij verrichten, ligt niet op mijn weg. Wat mij tot de gemaakte opmerkingen braeh', zijn de financieele berekeningen, nl. te hooge rente, te groot kapitaal, te groot genomen cijfer van aflossing, terwijl ik bij mijne meeiiing blijf dat ook voor besteld werk een post diende uitgetrokken. Op de offerte om hier de leeniDg te plaatsen zal ik niet antwoordenik blijf van gevoe len dat de belanghebbenden niet veel belangstelling getoond hebbendeze nu hier te zoeken gaat natuur lijk niet aan. De voorstelling, die de hoer De Jonge geeft omtrent den ottdemi^ser-directeur, is m. i. ook nietjuist. Kan men in de eene plaits het beheer voeren voor 100, dan acht ik voor hetzelfde werk in eene andere gelijk soortige gemeente een bedrag van 200 te veel. De indruk dat zij, die hier verhocging der provinciale bijdrage verzoeken, hunne huishouding te breei heb ben opgezet, blijft bij mij bestaan ook na de rede van den beer De Jonge. De heer Van Izijntlen. Ik acht het bijna niet noodig het voorstel van Gedeputeerde sta'en nader te verdedigen. Ik wil echter het nuchter verstand van den heer Hennequin doen opmerken, dat op het punt van contributie Goes nog zoo'n kwaad figuur niet maakt. Bedroeg de contributie evenals in Zierikzee voor ieder lid f 2,50, zoo zouden, om tot het bedrag van 360 te komen, 144 personen lid moeten zijn, wat, ik ben daarvan overtuigd, bij lange na het geval niet is. Er zijn dus heel wat leden, die hooger contributie be'alen. Wat betreft de kwestie of de ambachtsschool te Goes ook voor buiten af nuttig werkt, merk ik op dat in 1893 het aantal leerlingen, die buiten de gemeente wonen, 1/3 van de geheele sterkte bedraagt, terwijl in 1892 van de 15 leerlingen 6 van buiten de gemeente afkomstig waren. Over de rente der leening zal ik niet spreken. Dat die echter in de overgelegde begrooting nog ad 5 pet. uitgetrokken staat, is geen verzuim, waar de do Gedeputeerde staten geprovoceerde wijziging natuurlijk van later dagteekening is dan die begrooting. 'tls ook trouwens hier de vraag niet of deGoesche school 1050 subsidie krijgen zal, maar of de 900, die zijn toegezegd, met 150 zullen vermeerderd worden. Nadat Goes zich had bereid verklaard kosteloos het benoodigde terrein af te staan, en besproken was wat door particulieren werd gedaan, heeft de minister zich bereid verklaard om subsidie te geven, doch stelde daarbij op den voorgrond dat ook de provincie haar subsidie moest veihoogen, zonder echter eene som te roemen, zooals ten onrechte door het gemeentebestuur schijnt beweerd te zijn. Ged. staten hebben echter nader inlichting gevraagd en zijn toen tot de overtuiging gekomen dat de ƒ300 die nog noodig zijn, voor de Helft cloor de gemeente en voor de andere helft door de provincie moeten gedragen worden. Daarbij zal ook voor het vervolg het provinciaal subsidie, evenals tot nu toe, gelijk blijven aan bet totaal der overige subsidiën. Met een enkel woord moet ik nog terugkomen op wat de tweede spreker zside met betrekking tot de subsidie van het burgerlijk armbestuur; of de Staten bevoegd zijn dat te eischen behoeft, naar ik meen, hier niet uitgemaakt te worden. De vraag is: hoe komen wij tot de benoodigde som? en nu is het Gedeputeerden staten om 'teven of het gemeentebestuur dan wel het burgerlijk armbestuur die suppleertzij hebben slechts te zorgen voor de nakoming van de vrijwillig aaDgegane verbintenissen. Ik wijs er ten slotte nogmaals op, dat het voorstel van Gedeputeerde staten alleen strekt, om het tot en met 1895 toegekend subsidie van 900 te verhoo- gen met 150 'sjaars. De heer Heijse. Mijnheer de voorzitter, bij de zoo even gehoorde discussie werd ik levendig herin nerd aan de positie van iemand, die tusschen twee kijvenden staat, als onwillig, in elk geval als on schuldig getuige van den twist, en dan in de hitte van den strijd onverdiend een veeg krijgt. Zonder dat te willen heeft mijn geachte collega uit Goes, de heer De Jonge, aan 't hoofd van de am bachtsschool te Zierikzee zijdelings een veeg toege diend. Daartoe min of meer uitgenoodigd, verklaar ik gaarne, als van nabij met den toestand bekend, dat die veeg, hetzij dan al of niet bedoeld, geheel on verdiend is. Ik treed niet in eene beoordeeling van den directeur der Goesche ambachtsschool, als daartoe onbevoegd, maar van den leider der inrichting te Zierikzee verklaar ik met volle overtuiging, dat hij, volkomen voor zijn taak berekend, de rechte man op de rechte plaats is. De algemeene beraadslagingen worden alsnu geslo ten en de onderdeelen zonder bespreking goedgekeurd. Het geheele voorstel wordt daarop in stemming ge bracht en aangenomen met 33 tegen 4 stemmen. Tegen stemmen de heeren Hammacher, Hennequin, Kisseeuw en Snijders. Voor stemmen de heeren Moes, Van Waesberghe

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 34