26
ZITTING VAN DINSDAG 11 JULI 1893.
hetgeen tot heden reeds door provincie, gemeente en
particulieren ten behoeve dier school was verstrekt
geworden.
Intusschen had men zich reeds verplicht gezien op
het einde van het voorgaande iaar een onderwijzer
in het teekenen, genietende 300 salaris, te ontslaan
en tevens aan de gemeente over 1893 eene buitenge
wone toelage te vragen, zulks met gunstig gevolg,
vaD f 75, ten einde de ontvangsten met de uitgaven
voor het dienstjaar 1893 in evenwicht te brengen en
het sluiten dier school te voorkomen.
De vrees, dat bij gemeente en provincie bezwaar tegen
belangrijke verhooging der bijdragen zoude gemaakt
worden, dat particulieren, die hier reeds veel voor de
school hadden gedaan, niet van beteekenis de contri-
butiën zouden kunnen verhoogen, deed het hestuur
besluiten, hoe ongaarne ook, van de plannen tot uit
breiding af te zien, en bij schrijven van 29 December
1892 den minister te verzoeken, althans voor de in
standhouding der school op den vroeger bestaan den
voet eene rijksbijdrage te mogen ontvangen, groot
slechts 1000 's jaars.
Hierop werd ontvangen het antwoord, vervat in het
ministerieele schrijven van 3 Maart jl. no. 691, aid. O.
mode in afschrift hierbij gevoegd.
De moeielijke omstandigheden, waarin de school door
deze tweede weigering werd gebracht, deden het be
stuur besluiten nogmaals pogingen ter verkrijging van
steun aan te wenden, na vooraf mondeling in overleg
te zijn getreden met den beer Iuspeeteur van het mid
delbaar onderwijs.
Dit overleg heeft plaats gehad, en, naar het bestuur
vermeent, zeer gegronde verwachtingen opgewekt rijks
subsidie te verkrijgen, indien althans aan enkele tot
bescheiden grenzen teruggebrachte eischsn zoude vol
daan worden.
De inspecteur toch zeide zijne medewerking toeter
verkrijging eener rijkssubsidie, indien bet bestuur vast
hield aan het oorspronkelijke plan tot uitbreiding dier
school, overeenkomstig de vroeger ingediende,plannen,
nader op verlangen van den inspecteur in onderdeelen
gewijzigd en begroot op een bedrag van 8000,— a
f 9000. Het verleenen der rijkssubsidie, voor dat
geval toegezegd tot een bedrag van 2000 's jaars,
zoude echter afhankelijk gesteld blijven van medewer-
king van gemeente, provincie en particulieren.
Van de zijde der gemeente kun de belangstelling
in de uitbreiding blijken uit den kosteloozen afstand
van den gemeentelijken grond, daarvoor benoodigd,
van particuliere zijde uit het verschaffen van het ver-
eischte kapitaal van 8000 a 9000, benoodigd voor
de uitvoering der bouwplannen, Van de zijde der
provincie werd hierbij gehoopt op eeae bescheiden
verhooging der thans genotene subsidie.
Werd deze subsidie verhoogd met ƒ300 'sjaars,
alzoo gebracht van/900 op ƒ1200 's jaars, zoo zoude
bet bestuur,gesteund door de rijksbijdrage vau/2000
'sjaars, zich in Btaat achten, het benoodigde kapi
taal voor de uitbreiding bij particulieren te negociee-
ren, op nieuw aan de school te verbinden de zoo
noode gemiste kracht van den onderwijzer in het
teekenen D. de Koning, in het voorgaande jaar, als
hiervoren gemeld, wegens finantieelen nood ontslagen,
en voorts nog enkele andere door den inspecteur aan-
bevolene verbeteringen aan te brengen.
De kostelooze afstand van den gemeentelijken grond
is, behoudens goedkeuring van den gemeenteraad,
door het dagelijksch bestuur reeds toegezegd gewor
den.
Bij dezen stand van zaken neemt het bestuur der
Ambachtsschool do vrijheid van uw college met
gepaste vrijmoedigheid te verzoeken de medewerking
ter verhooging der provinciale subsidie voor den dienst
1894 met 300 's jaars.
Het bestuur meent de inwilliging van dit verzoek
dringend te mogen aanbevelen, nu het den indruk
beeft verkregen, dat de hulp van rijkswege slechts zal
verleend worden, indien op het verzoek door uw col
lege eene gunstige beschikking wordt genomen, der
halve van die beschikking in deze omstandigheden
afhankelijk blijven de instandhouding, de uitbreiding
en de verbetering der school.
Het schrijven van den minister van binnenlandsche
zaken luidt
Met genoegen heb ik kennis genomen van den in
houd van uw nevenvermeld adres met bijlagen, waarnit
mij Uwe belangstelling bleek in het ambachtsonderwijs
te Uwer stede.
Terwijl ik mij bereid verklaar het daarheen te
leiden, dat ook ten behoeve van de door U onder
houden ambachtsschool een rijkssubsidie worde toege
kend, maak ik evenwel bezwaar op Uwe aanvraag,
zooals zij daar ligt, nader in te gaan.
In de eerste plaats heb ik bier het oog op de wijze
waarop gij U voorstelt, de schooi uit te breiden.
Het aanbrengen van êen vuur in de smidse zal, naar
ik vrees, op den duur niet voldoen aan de behoefte,
omdat bet te verwachten is, dat zich in de naaste
toekomst meerdere smidsleerlingen zullen aanmelden.
De bouw der timmerzaal voorts zal niet toelaten
zwaardere lasten op de muren te leggen, terwijl het
ontwerp der nieuwe teekenzaal, zoowel wat hare
plaatsing als hare inrichting aangaat, niet genoegzaam
schijnt overdacht.
Het een en ander geeft mij aanleiding U te ver
zoeken de hiernevens teruggaande bouwplannen nog
eenmaal aan een grondig onderzoek te onderwerpen
en ze te zijner tijd wederom aaa mij ter goedkeuring
in te zenden.
Ik wijs U in de tweede plaats er op, dat de rijks
bijdragen ten behoeve van het ambachtsonderwijs
dienen tot ondersteuning van het particuliere initiatief.
Alleen die scholen, welke blijkens de bijdragen van
particulieren, provincie en gemeente in eene werkelijk
bestaande behoefte schijnen te voorzien, kunnen voor
een subsidie van staatswege in aanmerking komen.
Terwijl het mij voorkomt, dat tot dusver de geldelijke
bijdragen van de provincie, de gemeente en van par
ticulieren een krachtiger getuigenis konden afleggen
van belangstelling in het ambachtsonderwijs te Uwer
stede, zal evenwel in het vervolg, zoo van de toe
kenning van een rijkssubsidie sprake zal kunnen zijn,
door de verhoogde geldelijke toelagen dier eorporatiën
en van particulieren het bewijs moeten worden gele
verd, dat ook van die zijde de uitbreiding der
ambachtsschool wenschelijk en noodzakelijk wordt
geacht.
Aangenaam zal het mij ziju te zijner tijd te mogen
vernemen met welken uitslag Uwe pogingen tot het
erlangen van een hooger subsidie van de provincie en
de gemeente en van ruimere bijdragen van particu
lieren ten behoeve Uwer ambachtsschool zijn bekroond.
Het nader schrijven van denzelfden minister is van
den volgenden inhoud.
Uit het nevenvermelde nader ingediend adres bleek
mij, dat uw bestuur heeft afgezien van zijn voorne
men om over te gaan tot eene vergrooting der smederij
en tot het in het leven roepen eener betere gelegen
heid tot het ontvangen van teekenouderwijs. Bij de
hervormingen, die uw bestuur nu wensaht aan te
brengen, zal het onderricht in bovengenoemde vakken
toch steeds blijven te wenschen overlaten, ook al werd
ten behoeve der door u onderhouden ambachtsschool
een rijkssubsidie toegekend. Het ontvangen van eene-