20
ZITTING VAN DINSDAG 11 JULI 1893.
meergenoemd voorstel van 1888, evenzeer van de
onzuivere opbrengst aftrekker, dan blijft er over f 7413.
In den laatsten lijd zijn de tollen weer iets meer
verpacht. Ik erken het gaarne.
Ik blijf echter van meening dat het bedrag niet kan
genoemd worden eece aanzienlijke bron van inkomsten
en dat het equivalent gemakkelijk te vinden is.
De heer Heimeqiiiii. Het lag niet in mijn
voorne men om mij in deze zaak te mengen maar in
het ge ding geroepen door den heer Van Waesberghe
Janssens gevoel ik mij genoopt tegen diens woorden
in het kort op te komen, omdat de gevolgtrekking, door
hem getrokken, niet geheel juist is.
Wat mij betreft, ik zou gaarne tot opheffing der tollen
mede werkeD, wanneer de opbrengst konde worden ge
vonden uit eene inkomst, minder lastig en drukkend
voor den landbouw in het bijzonder.
Het oogenblik daarvoor is echter slecht gekozen.
Wij staan wellicht aan den vooravond van de op
heffing der rijkstollen. Het gerucht zegt dat de ver
mogensbelasting zooveel meer zal opbrengen als men
vermoedt heeft en de minister kan dus aan zijn voor
nemen om de tollen af te schaffen wellicht spoedig
gevolg geven; maar ook naar het oordeel der regeering
zoude afschaffing der rijkstollen alleen niet billijk en
wenschelijk zijn, en zoude daarmede moeien gepaard
gaan die der tollen cp provinciale-, gemeentelijke- en
polderwegen,
Al dadelijk moet ik opkomen tegen de bewering
van den heer Fruijtier dat op wegen, bij gemeenten
en andere lichamen in onderhoud, geene tollen zouden
worden geheven juist in het 4e district is dit regel
op de wegen, met behulp van rentelooze voorschotten
aangelegd.
Dit bewijst reeds hoe moeilijk het is zonder samen
hang zulk eene kwestie te regelen. Voor den landbouw
zou de afschaffing aan te bevelen zijn; en ik ben daar
om gaarne bereid er aan mede te werken, doch op dit
oogenblik niet.
Een der sprekers voerde aan dat in België de tollen
afgeschaft zijn, maar laat ons niet vragen hoe die
wegen zijn. Aan deze zijde der Belgische grenzen
vindt men goede wegen, daar zijn ze onberijdbaar.
Dit is dus geen argument, dat heel krachtig in dezen
kan worden aangewend.
De heer Meijse. Ik wil nog even doen uitkomen,
mijnheer de voorzitter, dat ik recht had bij mijne be
cijfering niet de nu aanhangige begrooting te rekenen,
daar de heeren blijkens hun aftrek voor Vlake—Wal-
zoorden Hulst ook niet bij 't verleden bleven staan.
Wie dien aitrek rekent, moet ook de verhoogde toi-
opbrengst als gevolg van den wagendienst onder de
baten brengen.
Trouw ens het cijfer is geen raming maar een feit,
geconstateerd door de laatste verpachting.
De heer V an JVaesl»ergrlie Janssens. Naar
aanleiding van het gesprokene door den heer Snouck
Hurgronje, dat de wegen aangelegd zijn voor de locale
behoeften, moet ik verklaren dat ik hierin met hem
verschil van meenicg. Ik had alken het oog op pro
vinciale wegen. Ik erken echter dat er wegen zijn
aangelegd met rentelooze voorschotten, maar spe
ciaal voor locale behoeften, zoo de wegen in
sommige polders, maar de provinciale wegen werden,
aangelegd in het algemeen belang. De provincie had
noodig wegen aan te leggen. Als er geen wegen
waren, zou er ook geen verkeer in de provincie zijn.
Wat de heer Heijse heeft gezegd, dat de stoomboot-
dienst Vlake—Walzoorden zoo'n buitengewoon groot
cadeau aan het 5e district zou zijn geweest, moet ik
opmerken, dat deze dienst is in het leven geroepen
ter wilie van een geregelden dienst met het overige
deel der provincie. Was dit niet geschied, dan had de
provincie de haven Walzoorden moeten bedienen, wat
nu vrij wat goedkooper geschiedt.
De heer Fruijtier. Mijnheer de voorzitter, om te
voldoen aan het verlangen van den heer Pompe, ben
ik bereid, mijn voorstel te wijzigen en het aldus te
lezen
„Aan adressanten in antwoord op hun adres te
kennen te geven dat, naar de meening der Provinciale
staten van Zeeland, het wenschelijk is de tollen op
de bij de provincie in onderhoud zijnde wegen eerst
dan af te schaffen, als de tollen op de rijkswegen
zullen afgeschaft zijn."
De heer Snouclr Hurgiooje. Ik kan hegrijpen
dat er verschil van opinie bestaat omtrent de wensche-
lijkheid van de opheffing der tollen. Indien de meer
derheid der vergadering de meening deelt, dat de
tollen een belemmering zijn voor het verkeer en het
op den weg ligt der provincie deze belemmering op
te heffen, dan moet zii, ik heb het reeds gezegd, tot
een algemeen werkenden maatregel en tot afschaffing
van alle tollen in Zeeland besluiten; zij moet zich dan
niet bepalen tot opheffing der tollen op de provinciale
wegen alleen, maar ook op de andere wegen.
De provinciale wegen in het 4de district en die
tusschen Terneuzen en Axel en Hulst en Walzoorden
zijn niet aangelegd met het oog op den stoomboot-
dienst. Het doel was toen veel algemeener. Men btgon
met de voornaamste en meest verbetering behoevende.
Met uitzondering van den weg van Zierikzee naar het
Zijpe en van dien van Goes naar 's Gravenpoider ziin al
de provinciale wegen het gevolg van den besproken
misslag. De streken, waar zij gelegd zijn, kunnen ze
beschouwen als een vau do provincie ontvangen cadeau
en waar men nu zoo bevoorrecht is boven zijn buren,
die alle voor hunne wegen te betalen hebben, klaagt
men nu nog dat men voor het gebruik dier wegen
om tolgeld wordt aangesproken. Men zal nog eindigen
met paard en rijtuig er bij te vragen.
De heer Poaiipe van Meerdervoori. Mijnheer
de voorzitter, er besraat nog een klein misverstand.
De portee van hetgeen ik bedoel is, dat pogingen zul
len worden aangewend om, op nader overeen te komen
voorwaarden, tot opheffing der tollen te geraken.
Natuurlijk bedoel ik daarmede dat de vergadering
hare meening uitspreekt, zonder zich voor elk geval
te binden.
Daarom kan ik, indien de heer Fruijtier die beiee-
kenis aan zijn gewijzigd voorstel geeft, daaraan mijne
stem geven, terwijl het later van de voorwaarde, waarop
die opheffing zal worden voorgesteld, afhangt of ik
daar al oi geen bezwaar tegen zal opperen.
Ik meen dat, met die strekking voor het voorstel
Fruijtier stemmend, de vergadering zich later alle vrij
heid voorbehoudt hoe bij een eventueele opheffing van
tollen te beslissen.
De voorzitter doet voorlezing van het gewijzigd
voorstel van den heer Fruijtier en stelt voor de zitting
voor twintig minuten te schorsen.
Hiertoe wordt besloten.
Na heropening der bijeenkomst wordt de beraadsla
ging over de voorstellen van Gedeputeerde staten en
den heer Fruytier voorgesteld.
De heer Van Ueinse. Mijnheer de voorzitter,
slechts een enkel woord wil ik spreken om mijn stem
te motiveeren, die ik tegen bet amendement zal uit
brengen. Ik acht het beginsel om tol te betalen, voor
het genot van een in goede orde gehouden kunstweg,
billijk en vereenig mij geheel met de motie, door Ge
deputeerde staten in 1883 aan gevoerd ten ,bexooge dat
behoud van tolheffing wenschelijk- was. Ja, er is meer.