ZITTING VAN DINSDAG 11 JULI 1893. 11
Brussel, Genappe, Charleroi, Philippeville, Marienbourg
en Couvia.
Het is dus een groote rijksweg, op een gedeelte
waarvan Hulst tol helt, In 1825 heeft Hulst bijge
dragen voor den primitieven aanleg van dien weg
nagenoeg ƒ9000 en heeft daarvoor concessie gekregen
tot tolheffing onder de verplichting gedurende die
concessie dien rijksweg van Hulst tot de Belgische
grens te onderhouden. Nu is ia den laatsten tijd
sterk aangedrongen op verbetering van dien weg, en
Hulst verplicht tot de laatste cent toe, die de tol op
brengt, aan den weg té verwerken. Hu'st heeft bij
dien tol dus geen belang, daar de geheele opbrengst
der tolheffing aan den weg wordt verwerkt.
In een andere vergadering, in de vergadering van
de Maatschappij tot bevordering van landbouw en vee-
teelt in Zeeland, te Tholen in Juni 11. heeft de voor
zitter, de heer Hennequin, een rede gehouden, die zeer
is toegejuicht geworden. Ook de heer Heijse, het lid
van Gedeputeerde staten, was daarbij tegenwoordig.
Aan het slot vau die rede zeide de heer Henne
quin: „en moge de ontwikkeling van het platteland
eu de bedrijven, daar uitgeoefend, spoedig en krachtig
worden hervat door
lo. den aanleg en de verbetering van de middelen
van verkeer, zoo te water als te land (tramwegen);
2o. wegneming der belemmeringen van den veehan
del over de grenzen
3. opheifing van alle onnoodige belemmeringen voor
het verkeer op de bestaande wegen en vaarten."
Deze rede werd met applaus bezegeld.
Moge ook deze vergadering blijk van instemming
geven met deze conclusie van den voorzitter vaa de
Maatschappij van landbouw. Ik heb gezegd.
De heer ITruijtier, Ik wensek mij met een enkel
woord aan te sluiten bij hetgeen de heer Van Waes
berghe Jansssns in het midden heeft gebracht, ten
einde is het nu niet dan later afschaifing van
tolheffing op de bij de provincie in ouderhoud zijnde
wegen te verkrijgen.
Wanneer men het oog iaat gaan over de kaart dei-
provincie Zeeland, dan ziet men dat in de verschillende
deelen der provincie provinciale en rijkswegen onge
veer gelijkmatig verdeeld zijn, hier meer rijkswegen,
daar meer provinciale wegen.
In Zuid-Beveland, waar hoofdzakelijk rijkswegen
zijn, zijn de tollen afgekocht. Men betaalt daarvoor
een retributie van 30 ets per hectare. De gemeen
ten hebben voor 800 den tol op den provincialen
weg Goes—'s Gravenpolder afgekocht.
In Schouwen is dat ook geschied door enkele ge
meenten met den tol op den weg ZierikzeeZijpe,
waarvoor jaarlijks 1400 aan de provincie betaald
wordt. Rijketollen vindt men ia Tholen, Walcheren
en het 4e district, provinciale tollen in het 4e eu het
5e district. Mijnheer de voorzitter, ik acht het voor
deze vergadering overbodig, bewijzen aan te voeren
om aan te duiden dat tolheffing een belemmering is voor
het verkeer dat zij het totstandkomen van verkeers
middelen bijna onmogelijk maakt. Dit bewijst de
wagendienst Walzoordenflul3t, die 2277.60 voor
tolgelden betaalt, en die zeker niet in stand zou
kunnen blijven zonder het belangrijke subsidie der
provincie.
Ook zijn de perceptie-kosten groot. Gedeputeerde
staten, het is reeds door den vorigen spreker opge
merkt, geven dit volkomen toe in het voorstel, dat zij
in de zomervergadering van 1888 aan de staten deden.
Daar zal ik dus niet verder over uitweiden.
Maar ook op moreel gebied bestaat er beswaar tegen
tollen. Zij zijn als 'tware uitloksels om geld te ver
teren. De tolgaarders mogen thans wel geen sterken
Bijvoegsel van de Hiddelburgsclie courant van Bondei
drank meer schenken, maar zij houden bier- en koffie
huizen en mij zijn gevallen bekend, dat zij van hen,
die geregeld hunne herberg bezoeken minder tolgeld
vorderen dan van anderenhet ophouden bij den tol
trekt onwillekeurig aan om iets te gebruiken, zoodat
tolheffing ook op dat gebied ongunstig werkt.
Mijnheer de voorzitter, het is dan ook niet te verwon
deren, dat reeds meermalen afschaffing van tol is ge
vraagd. In 1872 werd dit gedaan door ingezetenen
van Hontenisse, in 1882 door den raad van Hontenisse,
thans richten zich de landbouwers uit het land van
Axel, gesteund door een vijttal gemeenteraden, met dit
verzoek tot deze vergadering.
Of het op dit oogenblik mogelijk is aan de wen-
schen der adressanten te voldoen, geloof ik niet. Ik
kan echter niet medegaan met de overweging, die
Gedeputeerde staten geleid hebben voor te stellen het
verzoek af te wijzen. Zij zeggen, mij dunkt ten onrechte,
dat herhaaldelijk beslist zou zijn dat de provincie
de opbrengst der tolheffing niet kan missen. In 1888,
mijnheer Van Waesberghe Janssens wees er reeds op,
is opnieuw besloten tot heffing van tol op de provin
ciale wegen en teen ingevolge art. 116 der provinciale
wet, niet om lat ze niet kon gemist worden, maar om
dat de strafbepalingen tegen overtreding van het
besluit tot tolheffing met 1 Sept. 1883 ophielden van
kracht te zijn. Gedeputeerde staten zeggen dat zelve
in den aanhef van hun voorstel.
Ten tweede wordt in de overweging van Gedepu
teerde staten gezegd, dat door die afschaffing de pro
vincie een aanzienlijke bron van ink omsten zou moeten
missen. Mijnheer de voorzitter, ik zie dit niet in.
Terecht heeft de heer Van Waesberghe Janssens uit
meergenoemd voorstel van Gedeputeerde staten van
1888 voorgelezen, dat de zuivere opbrengst der tollen
tosn bedroeg 8000 thans, ik erken bet, is dat
eeDigszins hooger, stelt ƒ9000. Als daarvan afgetrokken
wordt de 2200, betaald aan tol door den wagendienst
Walzoorden—Hulst, wat volgens eens bepaling in de
concessie mogelijk is, dan brengt de tolheffing aan de
provincie zuiver f 6800 op.
Nu zou ik willen vragenis de som van
7000 een zoo hoog bedrag, dat de provincie deze
inkomst niet zou kunnen missen Als ik zie dat de
begrooting meer dan vier ton bedraagt, dan geloof ik
niet dat deze overweging zoo klemmend is.
Verder zeggen Gedeputeerde staten, indien men in
Zeeuwsch Vlaanderen, evenals in Zuid Beveiaud en
Schouwen, tot aikoop van tolrechten wilde overgaan,
dan zouden vele bezwaren tot heffing vervallen. Maar
nu moet ik vragen: is in Zeeuwsch-Vlaanderen af koop
in de tegenwoordige omstandigheden door de gemeenten
mogelijk? Hoe zullen zij aan het geld daarvoor
komen Wie den financiëelen toestand der gemeenten
in het 5de district kent, weet dat dit idee tot de vrome
wenschen behoort. Ook zou er dan strijd ontstaan
over het bedrag, dat iedere gemeente, naar het belang
dat zij bij de afschaffing geoordeeld werden te hebben,
zou moeten bijdragen. Daarenboven zijn bijna alie
gemeenten in die streek hulpbehoevend. Dit bewijst
het feit, dat de Staat buitengewoon moet bijdragen in
de kosten van hun onderwijs.
Er bestaat dan m. i. ook maar éen middelnamelijk
afschaffing. Wat dan wel in de plaats daarvoor moet
komen Ik geloot, mijnheer de voorzitter, dat de
inkomsten zouden te vinden zijn döor verhooging van
de opcenten op de grondbelasting der ongebouwde
eigendommen. Die verhooging zou billijk zijn, omdat
de afschaffing van tolrechten grootendeels ten bate
komt aan den landbouw. Ik heb eens uitgerekend,
hoeveel die verhooging zou bedragen. Mij is gebleken
dat li opcent meer op de hoofdsom der grondbelasting
lag 20 Juli 1893. 5