N°. 182. 136® Jaargang. 1893 Yrijdag 4 Augustus. TIENDEN. Middelburg 3 Augustus. Deze courant verschijnt d a g e 1 k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.- Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel.' Bij abonnement lager; Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. UK IK.M1II' COURANT. THermometer. Middelburg 3 Aug. 8u. vm. 64 gr. m. 12 u. 73 gr., av. 4 u. 72 gr. F. Verwacht Z. W. wind. Agenten te Vlisaingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenF. v.d.Peixl, teZierikzeeA. C. deMooij, teTholen W. a. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Rotterdam, DB Gebb. Belinïante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dattbb Cle., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen. i. De beweging, die op verschillende plaatsen in ons land in den laatsten tijd is ontstaan tegen de inning van tienden, heeft vanzelf opnieuw de vraag aan de orde gebracht in hoever de heffing dier tienden gerechtvaar digd is. Die kwestie op zichzelve is eigenlijk geen kwestie meerwant ten allen tijde stond de overtuiging vast dat men hierbij te doen heeft met een rechtmatig bezit, waaraan voorzeker drukkende bezwaren zijn verbonden voor hen, die ze moeten opbrengen, doch aan wier verplichting het niet aangaat zich te onttrekken, te minder waar men vooruit weet dat een dergelijk servituut rust op den grond dien men koopt of pacht. liet heffen van tienden verliest zich in het grijs verleden; maar hetzij „detienden, in navolging der Levitische wet, oorspron kelijk aan de Geestelijkheid hebben toebe hoord en eerst later op verschillende wijzen in wereldlijke handen gekomen zijn, hetzij dezelve, afkomstig uit het oude Duitsche Regt, oorspronkelijk aan de Vorsten tot onderhoud hunner waardigheid zijn toege kend geworden, zeker is het, dat het Tiend- regt sedert lang geworden is, wat het thans nóg iseen zakelijk of eigendomsregt, om onder zekere voorwaarden een zeker deel der vruchten te genieten van het goed van een ander, gelijk het dan ook, in onsliurg. Wetb., Art 584, niet oneigenaardig met de regten van opstal en erfpacht, het vrucht gebruik, het gebruik en de bewoning onder den algemeenen naam van vruchtgenot is begrepen. Van de zijde van den Tiendheffer ontstond het regt uit opdragt, uit overdragt, of uit voorbehoud bij verkoop en, van de zijde van den schuldpligtige, is het de last, welke op het goed rust en bij koop of huur, door de tegenwoordige eigenaars en bruikers of derzelver voorgangers, bij de waardering van het goed en alzoo bij de bepaling van den prijs, is in aanmerking genomen. Verre derhalve van beschouwd te kunnen worden als eene belasting, ten behoeve van enkelen, waarvan de eenvoudige afschaffing, in het belang van het algemeen, billijk en wensche- lijk is, zou die afschaffing wèt verkregen regten verkorten en sommigen ten koste van anderen verrijken". De bezwaren, aan zulk eene afschaffing verbonden, hoe gering ook geacht door hen die van den oorsprong der tienden zich geen juist denkbeeld hebben gevormd, en dies altijd maar door liefst tienden als een be lasting, en dan nog wel een onrechtvaardige belasting, beschouwen, alleen met het ken nelijk doel om ook hiervan een agitatie- middel te maken, die bezwaren zijn altijd door gevoeld en vooral door hen, die geroepen werden in deze lastige kwestie naar eene goede oplossing te zoeken. Het meest karakteristieke op dit punt is wel geweest wat in 1795 voorviel; in de dagen der Bataafsche republiek. Destijds geraakte Vrouwe M. E. de Rivière, weduwe van Stads van Halewijn, in moeilijkheden met de municipaliteit van Leymuiden in zake haar recht van tiendenen zij wendde zich tot het comité van algemeen welzijn, met verzoek met dat recht te mogen voortgaan. Haar rekwest werd gesteld in handen van eene commissie, samengesteld uit vier leden, die belast werd met het onderzoek „op welke gronden de regten der Tiendheffers steunen, van welk een waarde, en van welk een uitgestrektheid zij zijn, om in de gele genheid te zijn van dadelijk te vernietigen zulke Tienden, welke ongegrond en onwettig bevonden worden, met bepaaling der resti tutie van onrechtvaardig genoten om die Tienden, welke te verre mogten zijn uitge strekt of tot een zekere prijs gebracht, te Over de aflosbaarverklaring van het Timdregt, Eene voortelling door mr J. vanHall, hoog getaxeerd, dadelijk binnen de behoor lijke paaien en op een betamelijke prijs te brengen. Alles onverminderd de decisiën, welke daaromtrend door een Nationale conventie zullen gemaakt worden." Het gevolg van dat onderzoek was eene publicatie, den 17 Juli 1795 afgekondigd, waarin de provisionele representanten van het volk van Holland als hun uitdrukkelijke meening te kennen gaven dat het onjuist was te beweren dat „de tienden in het vrij geworden Nederland niet meer zouden be- hooren geheeven en opgebracht te worden." „Hoe gaarne wij zoo luidde hunne overweging aan alle bezwaren, welke onze Medeburgers mogten hebben, zouden willen te gemoed komen, vertrouwen wij echter, dat by eene bedaarde overweeging een ieder met ons zal moeten instemmen, dat het tiendrecht, van de zyde van den Tiendheffer beschouwd, is een recht van eigendom door derzelver bezitters bij titul van kooperfenis als andersins bekomen en in deeze Lande ook altijd als zoodanig is gecon- sidereerdwaarömme wij ook zelve bij onse publicatie van den 16 Junij laatstleeden de verpandingen en andere belastingen op de Tiendeus uitdrukkelijk hebben gerenoveerd of wel gecontinueerd. Dat voorts het Tiend recht, van de zijde van den Tiendschuldigen beschouwd zijnde, geenszins kan aangemerkt worden als eene belasting welke de tegen woordige eigenaars der Tiendschuldige Lan den of hunne Praedecesseuren dezelve geens zins zoo duur gekogt hebben als zy voor evengoed Tiend vrij Land zouden gegeeven hebben, en dus naar recht en billijkheid nim mer kunnen vorderen, dat het Tiendrecht zoude worden vernietigd, zonder dat zij daartegen een aequivalent in geld, in eens of meerdere termijnen, tot afkoop aan den wettigen eigenaar der Tienden zouden schul dig zijn." Verder werd in die publicatie, met het opschrift: „Vrijheid, Gelijkheid en Broeder schap", nog gewezen op het „grootst belang" dat „het gemeeneland had in het provisio neel in standhouden der tienden, dewijl dezelve op eene aanmerkelijke wijze belast zijn, en 's lands schatkist niet gedoogt, dat provisioneel eenige verandering in zaaken geschiede waarbij 's Lands Finantie zoo aanmerkelijk lijden zoude." Ten slotte werd de instelling van eene commissie verordend, die dan ook kort daarop, den 30 Juli, werd benoemd en belast met de belangrijke taak om een onderzoek in te stellen omtrent de wettigheid of onwettigheid der tienden, en die bij uitgebracht rapport, na het houden eener nationale conventie, de bepalingen zou vaststellen, overeenkomstig welke men zich te gedragen zou hebben. Den 12en October bracht zij reeds haar ra pport uit dat zeer uitvoerig was, en waarin zij ten slotte eenige regelen aan de hand gaf hoe te werk te gaan, indien eene publi catie tot afschaffing der tienden mocht ver schijnen. Verandering kwam er echter niet, totdat in 1797 den 30en Mei door de nationale vergadering aan het Bataafsche volk eene constitutie werd voorgesteld, bevattende 918 artikelen, waarin de afkoopbaarheid van alle tienden werd gedecreteerd en de voor waarden daarvan geregeld. Deze voorsteller werden echter verworpen, en een jaar later iD Mei 1798, kwam een staatsregeling tot stand, waarbij alle Tiend-chyns, uit het Leenstelsel of Leenregt afkomstig, voor altijd vervallen werd verklaard; en binnen achttien maan den na zijne eerste zitting het vertegen woordigend lichaam den voet en de wijze van afkoop zou bepalen, van alle zoodanige rechten en renten, welke als vruchten van wezenlijken eigendom kunnen beschouwd worden. Aan die laatste bepaling is nooit uitvoering gegevenwat in die dagen van wisselvalligheid op staatkundig gebied niet zoo zeer te verwonderen valt. Wij hebben aan een en ander even her- Geschiedenis der wetgeving op de tienden hier te lande, inzonderheid in Holland en Zeeland. Academisch proefschrift door Jacob van de Graft. innerd om aan te toonen hoe zelfs bij de mannen van dien tijd, die toch waarlijk niet beschuldigd kunnen worden van voorliefde voor allerlei privileges, de meening de over hand had dat tienden volstrekt niet als een belasting kunnen beschouwd wordendat de bezitters daarvan wel degelijk aanspraak konden maken op vergoeding, wanneer hun die werden ontnomen. Hierop mocht in den tegenwoordigen tijd nog wel uitdrukkelijk gewezen worden bij de verwarring, die er op dit gebied heerscht, en in de hand wordt gewerkt door zoovelen, die belang er bij hebben om in onze maatschappij de ontevredenheid te doen toenemen. In een artikel ter eere der koningin regentes lezen wjj heden in het Dagblad, dat deze vorstin zich in korten tjjd aller toege negenheid en trouw heeft verworven. En als men aan die allen, wier toegenegen heid en trouw zjj zich verworven heeft, het kiesrecht wil geven, dan jammert datzelfde Dagblad, dat de troon gevaar loopt en re gentes en koningin niet langer veilig zijn. O, Daglad, uw naam is phrase (Vaderland). Vooral belangrijk was Woensdag in de Tweede kamer de redevoering over de kiesrechtontwerpen, door den heer Farneombe Sanders gehouden. Bjj den grooten omvang, welken de beraad slagingen hebben genomen, zou hjj zich be perken tot behandeling van deze wetsontwer pen in algemeenen zin, temeer omdat er bp het éene aangekondigde amendement hem onbekend nog wel eenige andere zullen komen. Hp ving aan met te wjj zen op het gewicht van deze ontwerpen, waarmede de Grondwetsherziening als het ware wordt vol tooid en waarvoor het g e h e e 1 e Kabinet verantwoordelijk is. Werden die ontwerpen verworpen, dan immers zal er niet éen man overhoord zjjnmaar zaldat staat voor hem vastde geheele beman ning er het leven bjj laten. Eene repe titie van het Eerste kabinet-Thorbecke verwacht spreker niet; daarvoor acht hp dit ministerie te hoog. Wat het ontwerp zelf betreft, be toogde hp, in strjjd met het bekende Haagsche adres van eerbiedwaardige oud-Staatslieden, dat van algemeen stemrecht geen sprake kan zjjn. Immers de regeering toont aan, dat de uitbreiding het aantal kiezers zal opvoeren tot 700- a 750.000, terwjjl, kreeg men inderdaad algemeen stemrecht, dit getal tot 1.100.000 zou moeten worden opgevoerd. Hp achtte die adressanten zeer voorzichtig en zeer vooruit ziende, want zjj vragen niet alleen verwerping van dit ontwerp, maar tevens van alle ont werpen in de toekomst. Dat er connexiteit zou bestaan tusschen de politieke en gemeentelijke verkiezingen, ont kende de heer Sanders wel ziet hp in de ver kiezingen voor de Staten een politiek kiesrecht, evenals de regeering, want wanneer men een politiek lichaam kiesrecht toekent zullen de keuzen onvermjjdeljjk politiek worden. Wat het aangekondigde amendement en nog te maken amendementen betreft met de bedoeling om het aantal kiezers te beperken, hp raadde aan dit na te laten. De nieuwe Kamer zou die afgepingelde kiezers er dadeljjk weer inhalen. Men moet deze wet afgestemd zien te kip gen of terugkeeren tot de klassen en standen-vertegenwoordiging geljjk weleer. Maar dan zou men eindeljjk weer terecht komen bjj de oorspronkelijke maatschappij, voordat de vrpheid door feodale toestanden was opgeheven en ieder vr jj man stem had. Daarna kwam de heer Sanders tot de vraagzjjn deze voorstellen ongrondwettig En dan kwam hp, met prof. Buys, tot de conclusie dat er niets ongrondwettigs in is te vinden, Art. 80 bevat niets in de letter, en daarom zit er ook geen geest in, welke de voor gestelde kiesrechtuitbreiding zou kunnen beletten. Hp herinnerde aan de geschiedenis der tot standkoming van art. 80 en aan de woorden der toenmalige regeering, dat in dat artikel geen algem. stemrecht zatin aller eeuwigheid niet. Reeds toen deelde de heer Sanders in dat gevoelen niet en met hem prof. Bups. ook niet. Maar men scheen toen de zaak van de baan te willen hebben, ver trouwende dat de toekomst wel den weg zou wjjzen. De eenige vraag is thans niet, of dit wetsontwerp goed is, maar of men voor het oogenblik een beter had kunnen krjjgen. Men beriep zich hier dezer dagen meermalen op Engeland, om te betoogen, dat eene geleide lijke uitbreiding beter aan het doel zou beantwoorden. Maar in Engeland heeft men een anderen weg gevolgd bjj de uitbreiding. Daar is men niet ineens overgegaan tot eene algeheele uitbreiding in steden en platteland, maar men heeft dat afzonderlpk gedaan, waar door men tot een geheel ander percentage kwam, wat de heer Sanders met eenige cpfers aantoonde. Volgde de regeering dien weg, dan zou zjj zeker niet verder gaan, tot geen grooter getal kiezers komen dan zjj nu voorstelt. Om trent de uitsluiting van de bedeelden betoogde hp, dat in Engeland alleen die personen uit gesloten zjjn, welke uit het »Armenhuis" be deeling genieten, en men daar dus met de uitsluiting in dit opzicht lang zoo ver niet gaat als de regeering in deze ontwerpen voor stelt. Och, zegt men, de aandrang naar kies recht is hier te lande zoo groot niet, het zpn slechts eenige schreeuwers die een groote keel opzetten. Zie maar, de tegenwoordige kiezers toonen zelfs zoo weinig belangstelling, dat voor de helft niet opkomen. Maar wat bewjjst dit argument tegenover de nieuwe kiezers? Weinig of niets. Na 1887 stemden de eerste maal 81 pet. van de kiezers in ons land. En vóór 1887 stemde bjj de April-beweging 54 pet. later 52 pet. in 1866 74 pet. en in 1868, bjj de memorabele ontbinding 661/3 pet. En nu in het land, dat hier zoo telkens tot voorbeeld dientin Engeland, kwamen bjj de verkiezin gen, toen het er om ging om Gladstone eraf te helpen, 74 pet. van de kiezers op, of nog 7 pet. minder dan bjj ons. Zoo ging het ook in andere landen. De kwestie voor de menscnen, die het kies recht verlangen, zit hem eenvoudig hierin, dat zjj zich kunnen doen gelden, wanneer zp zich willen doen gelden, wanneer zjj er be lang bjj hebben. Tot verplichte stemming zou de heer Sanders dan ook nimmer willen advi- seeren. Nu het groote bezwaar. Groote uit breiding van het kiesrecht zal tengevolge hebben onderdrukking van de bezittende klasse door de niet-bezittende onderdrukking van de vrjjheid, overheersching van de sociaal democraten. Reeds in 1845 vond het kamerlid de heer Menso de toenmalige kiezers eigenljjk wel een beetje min, om de toenmalige leden te kiezen. In 1848 uitte de heer Van Nes zich in gelijken zin en het bleek steeds dat men de nieuwe kiezers niet dadeljjk voor vol aanzag. Zoo gaat het ook nu weer. Men kan echter op de toekomstige kiezers niet zoo laag neerzien als onze voorvaders deden. Wat nu het gevaar voor ons Vorstenhuis betreft, de heer Sanders denkt daarover nog hetzelfde als in zpn nota bjj de grondwets herziening, dat het Oranjehuis steeds geleefd heeft in de dankbare harten van het geheele Nederlandsche volk en nergens beter het kies recht op breeden grondslag kan gevestigd worden dan juist bjj ons. En waar het Vor stenhuis nu de banden met het volk nauwer wil toehalen, zouden wjj daar nu hinderpalen aan in den weg leggen Voor omkooperjj vreest hp niet, want door het voorgestelde couloir-stelsel zal, evenals in België, de om kooperjj vervallen. Een gevaar, dat inderdaad groot is, wil hp niet over het hoofd zien, nl dat de kalme bescheiden kiezers thuis zullen bljjven en de plaats zullen laten aan de mor rende en mokkende kiezers. Maar dat gevaar kan men voorkomen, wanneer men, evenals in Engeland staatsmannen van beteekenis doen, zich met het volk in verbinding stelt. Men vreest om de sociaal-democraten in de kamer te halen. Maar waarom Laat ze komen. Ze zullen een partjj vormen die zelf zal onder vinden dat men geen jjzer met handen kan breken en de hulp van andere partjjen noodig heeft om wat gedaan te krjjgen. Door wei gering van kiesrecht zal men hen niet uit de kamer houden. De tjjden zpn voorbjj om het volk buiten de gemeenschap te houden. Men heeft het dagbladzegel afgeschaft, het verkeer bevorderd, post- en telegraaf-gemeenschap verbeterd en nu wil men het consequente gevolg daarvan niet aanvaarden, dat toch te voorzien was. Hierna besprak de heer Sanders de nadeelen van het algemeen stemrecht, welke in de kamer zoo breed werden uitgemeten.) Veel heeft men op rekening van het alge meen stemrecht geschoven wat er niets mede te maken heeft. Men vreest voor godsdienst vrijheid, dwangmaatregelen. Maar hoe is het in ons eigen land gegaan? Heeft men hier niet, onder de heerschappij van de suprafijne kiezers, tot 184? bet oprichten van bjjzondere scholen belet Men beriep zich op Zwitser land. Maar hoe is daar het A. S. ontstaan Door onderdrukking van het eene deel van het land door het andere. Laat ons liever de grondwet herzien, had de heer De Beaufort gezegd. Doch de heer Sanders geeft er de voorkeur aan thans met deze ontwerpen voort te gaan, al bevredigen hem niet alle bepalingen daarvan. Verwerpt men dit ontwerp, wie zal dan een beter ont werp indienen? Volgaarne erkent hjj,dathjj de kracht daartoe mist. Tot hen die bezwaren hebben zou hjj willen zeggen »weest gjj mannen, toont gjj u mannen van karakter, laat u niet opschrikken door spookbeeldeu." Hjj is bereid tot gemeen overleg, hjj is bereid om toe te geven, alleen om daardoor deze wet tot stand te brengen. Maar wanneer die wet des ondanks niet tot stand komt, dan acht hjj zich voor het vervolg niet meer gebonden. De heer Van der Kaay, die zeer moeieljjk hoorbaar was, uitte de meening dat kiesrecht uitbreiding noodig is zoolang niet aan de eerljjke uitlegging der G. W. is voldaan en hjj is dan ook bereid de regeering op dien weg te steunen. In art. 80 toch ligt eene belofte, welke moet worden nagekomen. Maar tevens meent hjj dat men alle maatregelen moet trachten te nemen om de zelfstandigheid van de toekomstige kiezers te bevorderen. Wat de grondwettige bezwaren tegen deze. ontwerpen betreft, vraagt hjj wat schrjjft de Grondwet voor en voldoen deze ontwerpen aan die voorschriften Hjj heeft niet gezocht naar grondwettige bezwaren maar hjj heeft weken er naar gezocht om ze te doen verdwjjnen, want waar er grondwettige bezwaren bestaan is geen transactie mogeljjk; de grondwettige kwestie mag niet terzjjde worden beschoven. Men zegt: men kan uit de Grondwet halen wat men wil en men beroept zich hierbjj op de woorden van wjjlen prof. Bups. MaarBujja heeft een gevoelen uitgesproken dat niet met redenen is omkleed en waarop men zich niet mag beroepen. Geschiktheid en maatschappeljjke welstand zjjn betrekkeljjke begrippen, aldus redeneert men. Maar een betrekkeljjk begrip is ook een begrip. Art. 80 is elastisch, maar ook elastiek heeft zjjne grenzen. Er ligt toch wel eenige aan wjj zing in de woorden van art. 80. Armoede en gebrek staan toch niet geljjk met welstand. Eigenaardig is de redeneering die ten aan zien van art. 80 gevolgd wordt. Zjj, die tot kiesrechtuitbreiding willen overgaan, meenen dat art. 80 gelegenheid laat om nog verder te gaan dan de regeering voorstelt, terwjjl de tegenstanders nu in art. 80 een rem zien, om de uitbreiding tegen te houden. Dit staat echter vast dat art. 80 heeft voor geschreven, dat geen andere kenteekenen mo gen worden aangenomen dan die van welstand en geschiktheid, terwjjl het de bepaling van den aard en de beteekenis daarvan aan den gewonen wetgever heeft overgelaten Daarna trad de heer Van der Kaay in een uitvoerig betoog om aan te toonen dat eigen onderhoud van zich en zjjn gezin geen bewjjs is voor niet bedeeling, daar bedeeling in velerlei vorm genoten kan worden. Inschrjjving in de bevolkingsregisters acht hjj ook geen waarborg voor maatschappeljjken welstand, want deze maatregel is louter om 's mans administratieve woonplaats te regelen. Zonder eiseh van welstand beteekent het kenteeken van geschiktheid slezen enschrjjven" ook niets, want dat kan tegenwoordig bjjna iedereen. Heeft hjj dit ontwerp scherp gecritiseerd, de noodzakeljjkheid dwong hem er toe. Men gaf den minister den raad voet bjj stuk te houden, doch de heer Van der Kaay verwerpt dien raad en zegt integendeel, tracht toegevend te zpn tegenover hen die streven naar hetzelfde doel. Tracht het uwen geestverwanten mogeljjk te maken om zich, binnen de eischen der Grondwet, met uwe wetsvoordracht te vereeni gen. De bezwaren zullen niet opgelost worden door kunstjes als uitbreiding van de uitslui tingen of verlenging van den verbljjftjjd met éen jaar. Het onoverkomeljjke bezwaar is om alle niet officieel bedeeling ontvangenden, te beschouwen als welstand genietende. Waarljjk, de regeering kan het vaderland geen grooter dienst bewjjzen dan door niets onbeproefd te laten om tot een beter bewjjs van welstand te bomen dan in deze ontwerpen. Welnu, wjj willen met den minister samenwerken om daartoe te komen en in het aangekondigde amendement zal een aanslag gevorderd worden in 's rjjks directe belasting en betaling van een minimum daarvan. En dat is geen belas* ting-aensus,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1