N°. 157. 13 6e Jaargang. 18U3 Donderdag 6 Juli. Middelburg 5 Juli. Deze courant verschijnt d a g e 1 lj k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.- Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel: Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, beuevens alle dankbetuigingen, van 17 regels L.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. UIT STAD EN PROVINCIE NIIHHIIII liUMIII COURANT. Thermometer. Middelburg 5 Juli 8u. vm. 64 gr. m. 12 u. 70 gr., av. 4 u. 71 gr. F. Verwacht O. wind. Agenten te Vlissingen P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. A. W. Bolland, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te Zierikzee A. C. de Mooij, te Tholen W. A. van Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar, te Rotterdam, de Gebr. Belinpante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Ailvertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen. Het nieuwe wetsontwerp op den snikeraccij as. Eenige weken geleden gaven de dagbladen een overzicht van bovengenoemd wetsontwerp, dat zeker door vele belanghebbende landbou wers belangstellend zal zjjn ingezien. Wjj wenschen hier in bet kort de strekking en de mogeljjke gevolgen voor den landbouw na te gaan, als dit ontwerp wet wordt. Daar toe is het evenwel noodig, enkele woorden te zeggen over vroegere toestanden en den te- genwoordigen stand van zaken. Vóór 1891 hadden de fabrikanten de keuze om belasting te betalen van de werkelijk ge produceerde suiker of wel te betalen per H.L. sap volgens de dichtheid. De wet wees aan, wat per H.L. sap bjj verschillende dichtheden betaald moest worden. Daar nu bleek, dat de laatste wjjze bet voordeeligste was, gingen alle fabrikanten natunrlyk tot deze over. De toenemende zui verheid der bieten en de vooruitgang in de industrie maakten dat hoe langer hoe meer suiker werd verkregen uit een H.L. sap van bepaalde dichtheid en alles wat zoodoende meer verkregen werd, kwam zonder belasting in den handel; men noemde dit de overponden. Het gevolg was, dat de opbrengst van den suikeraccyns daalde en de regeering op mid delen zon, om hieraan een eind te maken. In Maart 1891 werd een wet aangenomen, die bepaalde, dat 32 millioen KG. suiker op de oude wjjze belast zou worden, doch van alles wat meer geproduceerd werd, moest f 6 extra per 100 KG. betaald worden. Deze wet was aangenomen voor een tjjdvak van 3 jaren, zoodat met het einde van dit jaai de werking dezer wet ophoudt. Het gevolg van deze wet was, dat de fa brikanten de productie beperkten; er werd hun veel meer land aangeboden, dan zjj noodig hadden; daardoor konden zy de prijzendruk ken en het nadeel bjj na geheel op de schou ders van den landbouwer laden. Ten bewjjze hiervan, geven we het volgende lystje, be vattende de termynprjjzen in Januari (de tyd waarin de contracten gesloten worden) en de prjjzen per 1000 KG. bieten. 1890. 1891. 1892. Pry zen per 1000 Kg. bieten 11 9.50 11 Termynprjjzen in Jan. op Nov./Dec., te Maagden burg per 50 Kg. in R. M. 12 12.60 13.50 Mjj dunkt dat deze cjjfers geen verdere toelichting noodig hebben, ieder ziet dadeljjk hoe het in 1891 gegaan is. Daar de wet met dit jaar ten einde loopt, werden reeds in het vorige jaar door de Vereeniging van land bouwers die suikerbieten verbouwen pogingen in het werk gesteld, om in de nieuwe wet gunstiger bepalingen voor de landbouwers te verkrjjgen. In eene audiëntie bij Z.Exc. den minister van financiën wees het hoofdbestuur op de nadeelen, die voor den landbouw aan de beperking der teelt verbonden waren en sprak de hoop uit, dat in de nieuwe wet zulke bepalingen niet zouden worden opgenomen. Z.Exc. nam met veel belangstelling kennis van het aangevoerde en beloofde er, zoo mogeljjk, rekening mede te zullen houden. Volgens de toelichting bjj bet nieuwe wets ontwerp bedraagt bet nadeel, dat de schatkist door de overponden Ijjdt, in de laatste jaren ruim 2 millioen; het nieuwe ontwerp wil dit tot anderhalf millioen terugbrengen. Hiertoe stonden verschillende wegen open nog verdere beperking der teelt, verhooging der belasting per H.L. sap en belasting naar de productie met restitutie van het V/3 mil lioen in reden der betaalde belasting. Wat verdere beperking der productie ten gevolge zou hebben, zal ieder duideljjk zjjn de fabrikanten zouden de macht hebben, de prjjzen zoodanig te drukken, dat slechts zjj, die uit geldgebrek, zonder naar de uitkomst te vragen, het voorschot wenschen machtig te worden, zouden bljjven zaaien. Men vergete niet dat in de meeste con tracten de volgende bepaling voorkomt «Indien de koopers gedurende het contrac teeren in dit seizoen en in de gemeente, waar het land gelegen is, later hooger prjjs besteden, zal ook de tegenwoordige verkooper dezen hoogeren prjjs genieten." De vrjjheid der teelt komt dus in de eerste plaats dien ongelukkigen ten goede, die door geldgebrek gedwongen zjjn te contracteeren Dat dus bjj verdere inkrimping de bieten teelt, die bjj verstandige toepassing een zegen kan zijn, een vloek voor den landbouw zou worden, behoeft wel geen betoog. Het liefst hadden wij gezien, dat Z. Exc. de laatst aangegeven wijze, belasting van bet product met restitutie, gekozen hadwellicht zijn daaraan, vooral voor één jaar, zeer groote bezwaren verbonden, die zulks onmogelijk maken, zoodat ten slotte verhooging der be lasting per H,L. sap gekozen is. Een groot bezwaar voor de landbouwers is, dat weder een maximum van productie vast gesteld wordt. Wel is dit verhoogd tot 44 millioen Kg. en de extra belasting daarboven verminderd tot /"3.40 per 100 Kg. Daardoor toch bljjft de voordeelige positie van den fa brikant tegenover den landbouwer, al is het in mindere mate, gehandhaafd. Werd het maximum in plaats van op 44 op 50 millioen Kg. gesteld, dan zou dit bezwaar ongeveer opgeheven zjjndit toch is zoo wat de hoe veelheid, die in 1890 verbouwd werd. Deze wijziging zou alleen ten gevolge heb ben, dat voor het volgende jaar het l'/2 mil lioen met 2 ton werd vei-hoogd en de premie dus toch aanzienljjk dalen zou. Kon deze wjjziging verkregen worden, dan zou o. i. de landbouw deze wet met vreugde kunnen begroeten. Dat de fabrikanten met bet wetsontwerp minder ingenomen zijn, laat zich gemakkeljjk begrijpen. In een adres aan de Staten-Generaal vragen zjj, om van den tegenwoordigen toe stand zoo langzaam mogelijk tot den nieuwen over te gaan en noemen dit ook in het belang ven den landbouw. Zij vinden in de beperking der teelt geen enkel bezwaar, integendeel, zij vragen deze voor het volgende jaar te besten digen, en dan in zes achtereenvolgende jaren den aanslag langzaam te verhoogen. Natuurlijk zou al dien tijd het maximum van 32 millioen moeten bljjven bestaan en de fabrikanten zou den dus de gelegenheid hebben, de hoogere belasting even geleidelijk door de landbouwers te laten betalen. Men zij daarom voorzichtig, wanneer adres sen van adhaesie ter teekening aangeboden worden, dat men thans niet helpt om iets te vragen, dat later zou blijken wel in het voor deel der fabrikanten, doch niet in dat dei- landbouwers te zijn. Wil men een adres teekenen, danvragemen enkel zaken, werkelykin het belang van den landbouw, en late het aan de fabrikanten over, voor hunne belangen te zorgenzij heb ben steeds getoond dit zeer goed te kunnen. S. Lako. (Overgenomen uit bet Nederlandsch land bouw weekblad). De redacteur van de Locomotief vernam uit goede bron dat de ministerraad heeft be sloten den gouverneur-generaal uit te noodi- gen zijn vertrek te verschuiven tot het vol gende jaar. In zjjne toespraak tot de leden der Provin ciale staten van Overjjsel heeft de commissaris der koningin in dat gewest jhi mr J. H. A. van Panhuys Dinsdag, na hulde gebracht te hebben aan zijn voorganger, mr J. H. Geert- sema, het volgende gezegd »Ik verkeer in de noodzakelijkheid, mjjne heerente bevestigen wat reeds te uwer ken- nis zal zjjn gekomen, dat bet Hare Majesteit, onze geëerbiedigde koningin-regentes behaagd heeft my, met ingang op 1 Augustus aan staande, een eervol ontslag te verleenen als commissaris der koningin in deze provincie en mjj te benoemen tot vice-president van den Raad van state. «Levendig gevoel ik de hooge waarde van deze buitengewone, mjj te beurt gevallen on derscheiding, maar in veel hoogere mate nog beangstigt mjj de gedachte aan de onbegrens de verantwoordelijkheid en de talrjjke en zware verplichtingen die mij wachten. Ik heb dan ook dat hooge staatsambt niet begeerd, noch gewenscht. Ja, ik schroom niet te be kennen, dat het mij lief ware geweest, indien daarmede een ander, toegerust met meer bekwaamheid, talent en ervaring dan ik bezit, ware vereerd geworden. En als ik u bovendien mag verzekeren, dat mijne par ticulaire belangen en wenschen kwalijk zijn overeen te brengen met de verandering, die mjjn levenslot zal ondergaandat het mjj zwaar valt te scheiden van een werkkring, die in alle opzichten overeenstemde met mijne wënschen; te scheiden daarenboven van de woonplaats, waar ik mjj van den aanvang tevreden en gelukkig heb gevoeld, waar ik ook in de toekomst levensgeluk met de mijnen hoopte te vinden dan zult gjj, hoop ik, wel niet betwjjfelen, dat na langen en hangen tweestrjjd het niet eer- en zelfzucht zjjn ge weest, die in de weegschaal den doorslag hebben gegeven. «Doet het mjj leed, innig leed, mijne heeren dat mijn eerste woord tot de vertegen woordigers van Overjjsel een afscheidsgoet tevens moet zijn, niet minder pjjnljjk is mij de gedachte, dat ik uwe provincie na zoo kortstondig verblijf weder zal moeten vaar wel zeggen, zonder een zichtbaar spoor achter te laten van mynen arbeid voor hare belangen, zonder de gelegenheid te hebben ge had om door daden te bewijzen den ernst van de goede voornemens, waarmede ik vjjl maanden geleden herwaarts kwam, zoomede de oprecht heid van mijnen wensch om mjjn leven te wjjden aan Overjjsels ontwikkeling en bloei. »Wat rest mij thans anders, dan u te ver zoeken den wil te nemen voor de daad en te gelooven dat de algemeene welwillenkeid, zoo in mjjne betrekking als daar buiten, hier ondervonden en niet het minst de vriend schappelijke, krachtige medewerking en het vertrouwen, waarmede uwe gedeputeerden mjj hebben ondersteund en vereerd, onuitwischbare indrukken by mij zullen achterlaten, indrukken die, zoolang ik leef, eene hartelyke belang stelling in de provincie Overjjsel bjj mjj le vendig zullen houden en daarnevens mjjne oprechte wenschen voor haar welzijn en dat harer ingezeten." Naar aanleiding van het, door ons medege deelde schrjjven van den heer dr A. E. Post, adj.-inspecteur van het geneeskundig staats toezicht in Gelderland en Utrecht, over de weezeninrichting te Neerbosch, zegt de heer Van Deth in de Amst. (D. v. N.). Dit schrjjven heeft ten doel het publiek gerust te stellen, ten opzichte van bet heden- daagsche bestuur der weesinrichting te Neer bosch. ZEd. (de heer Post) laat in zjjn schrijven vooropgaan, dat hij vroeger meermalen de inrichting heeft bezocht. In hdt Oosten van 8 Maart jl. verklaart echter de heer Van 't Lindenhout, dat nooit iemand van het geneeskundig staatstoezicht zjjn inrichting heeft bezocht, en zegt verder dat zulks ook maar gelukkig is, want dat anders bijna de helft der kinderen zouden moeten zijn weggezonden, wegens te kleine lokalen voor school- en slaapplaatsen. Wie spreekt nu de Waarheid; de Ad junct-inspecteur of de weesvader? Is de verklaring van den Adjunct-inspec teur juist, dan rjjst de vraag: Deed deze heer in deze vroeger zijn plicht? Wat sedert het schrjjven mijner brochure is geschied, kan ik niet beoordeelen, maar dat het te voren in veel allerellendigst ge steld was, is door het legio van getuigen reeds bewezen. Dat er eenige verbetering ontstaan zou door den publieken drang betwjjfelde ik nooit, maar wel of aan verbeteringen, uit dwang en vrees voortvloeiend, hooge waarde en duur zaamheid kan worden toegekend. Ik kan begrijpen, dat de heer adj.-inspecteur zoo geruststellend schrijft, want ook de eer van zijn avnbt is er bij betrokken. ZEd. prjjst het snel vorderen van een nieuw ziekenhuis, dat na mijn schrijven als door tooverslag verrees. Maar waarom heeft de heer inspecteur, als hij er meermalen was niet vroeger op het verrijzen er van aangedrongen; het was er toch hoog noodig, waarvan ook hij overtuigd is, zooals duidelijk uit ZEd. schrjjven blijkt. De mededeelingen over het eten en de be oordeeling in het algemeen op dit tijdstip zal voor velen zeer weinig waarde hebben. Op éene zaak wensch ik instantelyk te wijzen. ZEd. erkent overvulling en zegt, dat er zonder twjjfel vele toestanden zjjn, die verbeterd kunnen, zullen en moeten worden en dat overvulling daarbij een eerste plaats bekleedt. Als de heer adj.-inspecteur een wetenschap pelijk man is, waar ik niet aan twijfel, dan weet hjj bijzonder wat de gevolgen van over vulling voor het leven en de gezondheid der kinderen zijn en blijkbaar werden voor mijn optreden die belangen schroomeljjk miskend en verzuimd voor te staan. Is dan verdediging en geruststelling der ouders, zonder dat eene dadeljjke verbetering werd aangebracht, reëel en plichtmatig en op haar rechte plaats Waarom werd niet terstond bevolen de groote huizen der directeuren voor slaap- en verblijf plaatsen in te richten, om dadelijk 'overvulling te ontgaan In de Arnh. Crt. vindt zekere J. in de mededeelingen van den beer Post aanleiding tot de volgende opmerking. In Het Oosten, onder redactie van den heer Yan 't Lindenhout, van 24 Mei 1893, komt op de 3e bladzjjde le kolom onder de kroniek der weesinrichting de volgende zinsnede voor »In de laatste drie jaren vertoonden zich bij meer dan de helft der kinderen, die te Neerbosch zijn gekomen, reeds de verschynselen van tering. Hoewel in het slot van dat artikel volgens den schrjj ver de gezondheidstoestand der weezen niets te wenschen overlaat, meen ik toch dat eerstgenoemde mededeeling wel waard is nader beschouwd te worden. Nu steeds meer en meer de meening onder deskundigen veld wint, dat ook tering tot de besmettelijke ziekten be hoort, moet iedereen zich wel afvragen hoe staat het met de verpleging en desinfectie van al die teringlijders In het Pharmaceutisch Weekblad voor Ne derland van 1 Juli jl. vindt men een zeer interressant geval van infectie door tubercu leuze sputa, op behangselpapier ingedroogd, in de Academie van Parjjs medegedeeld. In het slot van dit stuk wordt de wenschelijkheid betoogd van de opneming van turberculosis onder de besmettelijke ziekten. Wanneer nu in een gesticht met meer dan 1000 kinderen meer dan de helft van hen die in de laatste 3 jaren zijn aangenomen, verschijnselen van tering heeft en de slaapplaat sen overvol zijn, moet vanzelf infectie plaats hebben en wel in groote mate. Wanneer we hier aan de waarheidsliefde van den heer Van 't Lindenhout niet mogen twijfelen, is die toestand eenvoudig verschrik kelijk en verdient zij in de eerste plaats een gewichtig punt van overweging te zijn voor de benoemde enquête-commissie, die bij zulk een verklaring zich niet door het «de gezond heidstoestand der weezen laat niets te wen schen over" in slaap zal laten sussen. Het wetsontwerp, houdende wijziging en aanvulling der wet van 2-5 Mei 1880 tot in stelling eener Rijkspostspaarbank werd in de afdeelingen van de Tweede kamer vrij algemeen met ingenomenheid begroet. Enkele leden konden echter de op merking niet weerhouden dat de geschiedenis van het wetsontwerp bewjjst hoe langzaam soms weinig ingrijpende wetswijzigingen wor den voorbereid. Voorts meende men dat, indien ook de minister van justitie zijne mede werking aan dit wetsontwerp hadde verleend, waarschijnlijk punten van juridiscken aard beter tot hun recht zouden zijn gekomen, dan thans het geval is geweest. De goede resultaten, met de rijkspostspaar bank verkregen, gaven in verschillende af deelingen aanleiding tot den wensch, dat de staat ook op een ander gebied eene instelling zou in het leven roepen, waaraan verscheidene leden eene groote maatschappelijke beteekenis toekenden, en wel eene rijksinstelling tot levens-, lijfrente- en ongeluksverzekering, welke, naar deze leden betoogden, als eene afdeeling aan de postspaarbank zou kunnen worden verbonden. Bij beschikking van de ministers van bin- nenlandsche zaken en van buitenlandscbe zaken van 3 Juli 1893, zijn benoemd tot jury leden voor de afdeeling Schoone Kunsten op World's Columbian tentoonstelling te Chicago, buiten bezwaar van 's rijks schatkist, de heeren Hubert Vos, kunstschilder, acting commission- ner van de afdeeling Schoone Kunsten dei- bovengenoemde tentoonstelling voor Neder land te Chicago, en Louis Apol, kunstschilder te 's Gravenhage. De Dinsdag avond door de liberale kies- vereeniging Gemeentebelang, onder voorzitter schap van den heer H. L. Gerth van Wijk, alhier gehouden vergadering werd door een veertigtal leden bijgewoond. Vóór men tot bespreking van candidaten voor de a. verkiezing voor leden van den raad overging, verzocht de heer Henri Tak den voorzitter het voorstel te doen om, overeen komstig al. 2 van art. 43 der statuten, de vergadering in een besloten bijeenkomst te doen overgaan. De heer Tak achtte dat goed, omdat het hem niet gewenscht voorkwam d.e bespreking van personen uit een betrekkelijk kleinen kring als de onze in kleuren en geuren in de bladen publiek gemaakt te zien. Men is vrijer in zjjn spreken, wanneer dit geschiedt in comité- generaal. De voorzitter die vooraf had meegedeeld dat het bestuur voorstelde op de voorloopige candidatenljjst te plaatsen de aftredende leden, de heeren L. K. van der Harst J.J.z., J. F. van Dunné en J. H. Snijders, terwjjl de meer derheid van het bestuur tevens het voorstel deed om tegenover den mede-aftredenden heer mr P. J. F, van Voorst Vader geen candidaat te stellen voldeed aan dien wensch van den heer Henri Tak. De heer J, de Vos verklaarde zich tegen bespreking in een besloten bijeenkomst. Hjj zag daarvan het nut niet in en begreep niet, waarom men vrijer in zijn spreken behoefde te zijn in een besloten dan in een openbare bijeenkomst. Alles hing z. i. af van den aard der bespreking. Wanneer deze betreft de algemeene zaken, de behartiging der algemeene belangen, dan kon er ten opzichte der aftre dende leden geen enkele reden wezen om hun daden als raadslid, die toch openbare daden zijn, niet aan een openbare critiek te onderwerpen. Alleen wanneer men wilde treden in per soonlijke dingen, dan zou eene bespreking meer passend zijn in een besloten dan in eene open bare vergadering, hoewel de verantwoordelijk heid toch altijd komt op hen die spreken. En wat nu de nieuwe leden betreft, ook voor hen behoefde men z. i. zich niet in comité- generaal te begeven. Wat wij omtrent hen te bespreken hebben, moeten toch altjjd bljjven openbare dadengeen persoonlijkheden. Aan die openbare daden moeten wij toetsen hunne al of niet geschiktheid om de belangen, der gemeente te behartigen. De heer Herman Snijders wees in deze een middelweg aan om beide gezichtspunten tot een te brengen. De vergadering kon zooals ook in andere vereenigingen geschiedt vooraf in eene besloten bjjeenkomst gelegenheid geven tot gedachtenwisseling en daarna wêer over gaan in een openbare, waarin dan ieder, die nog iets in 't midden wilde brengen, daartoe gelegenheid had. Hierna werd met 35 tegen 2 stemmen 2 leden hielden zich buiten stemming beslist dat de vergadering in eene besloten bjjeen komst zou overgaan. Na heropening der vergadering verlangde niemand meer het woord; en deelde de voor zitter mêe dat op de voorloopige candidatenljjst waren geplaatst de heerenL. K. van der Harst J.Jz., J. F. van Dunné, J. H. Snjjders, J. C. de Waal, mr S. Gratama Hzn., mr P. J. F. van Voorst Vader en mr K. W. Brevet. Hierna werd de vergadering gesloten. Over acht dagen, Dinsdag 11 Juli, zal eene tweede vergadering plaats hebben om eene definitieve keuze te doen. Het ledental der vereeniging, dat met een paar vermeerderde, bedraagt thans 127. Naar ons bekend is hebben de heeren H. A. Boogaert, mr E. Fokker, mr M. Jacq. de Witt Hamer, L. G. Kakebeeke en C. L. van Woelderen, om verschillende redenen, beslist geweigerd een candidatuur voor lid van den raad van Middelburg te aanvaarden. Naar aanleiding van den door ons gegeven vriendsckappeljjken wenk omtrent bet bekend maken aan vreemdelingen dat er in Middelburg vanwege de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer een bureau van informatie bestaat, deelt men ons mêe dat reeds in die richting stappen zjjn gedaan. Er zjjn een 500tal reclamebiljetten, in verschillende talen, met het aardige ge bouwtje erop, in bewerking. Deze zullen zoo ruim mogeljjk worden verspreid en in stoom- booten en rytuigen van verschillende vervoer middelen worden opgehangen. Bovendien is nog in overweging op welke wjjze in de stad zelve, behalve in hêtels en koffiehuizen, die biljetten ter kennis van het algemeen kunnen worden gebracht. Verder wordt nog gedacht over het maken van reclame-kaartjes, waarop reiswjjzer, schets jes van Walcheren enz. voorkomen. Op verzoek melden wjj gaarne dat de besteller, die de Amerikaansche dame, waarvan gisteren in ons blad sprake was, geleidde, niet is geweest de bekende besteller en gids door Middelburg A. van den Berge. Naar men ons verzoekt te melden is te Middelburg eene afdeeling opgericht van den Algemeenen Nederlandschen Typografen- Bond, waaraan ook een ziekenfonds verbonden is. Weldra zal er een openbare vergadering worden gehouden, waarin een spreker zal optreden om doel en strekking van genoemden bond uiteen te zetten. Voor de Vrijdag a., des avonds te zeven unr, op het Molenwater, door het muziekkorps der dd. schutterij te geven uitvoering is het programma samengesteld als volgtSouvenir de Hulsberg, Marche, M. KesselsOuverture, H. LaboryZoë-Polka, F. v. d. Bogaerde Une Fête Triomphale, Fantaisie, J. v. Daus Ouver ture Fantastique, A. GovaertFinale der Oper Freund Frits, P. MascagniMy Queen, Wal- zer, C. CooteMarche Populaire, Bljjkens het Maandboekje overleden in Juni in deze gemeente 38 personen. Hun ouderdom was beneden het jaar 14, van 1 tot

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1