Une mime quantité de gat, quat.d elle brüle dan* un bon bec, peut donnet quatre foi» plui de lumière qu1 elle n' en donne en Irülant dan* un mauvai* en t. a. p. tie bruleur laisse échapper Ie gat, par l'orifice du teetout une preteitn qui ne cépasse guire 2 ou 3 millim, dan» le» mtilleurs lec», et 15 ou 20 dan* let tets» ccnstruits sur un mauvais pricipe Bij goede branders toch verlaat het gas, vol gens Giroud, deze onder geen hoogeren diuk dan van 2 a 3 millimeters terwijl dit bij slechte branders zelfs van 15 tot 20 milim. bedragen kan. Nn ligt vermoedelijk ook hier de waarheid ■wel iu 't midden, maar toch uit eigen ervaring kan ik mededeelen, dat in een openbaar ge bouw bij den nitlaat van den gasmeter 12 m.M. druk werd waargenomen en bij het ont steken der pitten deze zeer goed brandden. Voorts, edel achtbare heeren, wil ik er nog de aandacht op vestigen, dat het comité voor gasonderzoek de geringe lichtkracht ook voor een deel toeschrijft aan het groot koolzuur- gehalte. Afgescheiden van de vraag wat men onder groot koolzuurgehalte verstaan moet er zijn plaatben waar het koolzuurgehalte in het gas ruim 3 bedraagtterwijl het hier gemiddeld 'Ie is zo° 8teoa ik gaarne toe, dat kool- zunr de lichtsterkte van het gas doet afnemen. Evenwel heb ik hier meer het oog op proo ven, in het laboratorium genomen, omdat in de onverbiddelijke praktijk er zoovele invloe den intreden, die de daar gevonden hypothesen weer voor een groot deel omverwerpen. Zooals reeds in uw verslag omtrent den toe stand en de exploitatie der gasfabriek wordt gemeld, wordt hier, evenals overal elders, waar uitsluitend met ijzeroxyde hydraat gezuiverd wordt, eenig percentage koolzuur in het zuivere gas gevonden, maar wijl de natte voorzuivering door middel van het overpompen van slap ammoniacwater op den scrubber, het grootste gedeelte koolzuur, ook door de uitstekende werking van Mann en Walker's Patent iar- and carl onto acid extracting washerterughoudt, heett de praktijk bewezen, dat dit geen merk baren invloed op de lichtsterkte uitoeient. Iieeds in een der vergaderingen van uw college, heb ik UEd.A. medegedeeld, dat ik vroeger een eerste voorstander van kalkzuive- ring was, zoo zelfs, dat, bij eene schriftelijke gedachtenwisseling in ons tijdschrift „Het Gas", mij een geacht collega \oor de voeten wierp, dat, wyi de voordeelen van de zuivering door ijzeroxyde hydraat algemeen worden erkend, de ondergeteekende zich blijkbaar met deze algemeene opinie niet kon vereenigen, wat hem de vraag ontlokte, of dit nu niet een weinig al te couiervatief was. Nu ik uit eigen ervaring de deugdelijkheid en de voordeelen van de zuivering met ijzer oxyde hydraat heb leeren waardeeren, wil ik gaarne mede die opinie onderschrijven. Bovendien deelde ik UEd.A. mede, dat het geen gemakzucht was, die mij het zuiveren met ijzeroxyde hydraat boven die met kalk deden verkiezen maar dat ik daarbij uitsluitend het belang der inrichting op bet oog had. Zuivering met kalk toch geeft geene noe menswaardige zorgen, terwijl dit integendeel bij gebruik van ijzeroxyde wol het geval is, daar het de volle aandacht vraagt, om de materie, na het gebruik, weer naar eisch te doen regenereeren, om opnieuw dienst te kunnen doen. En dat de nazuivering met kalk geen merk baren invloed op de lichtkracht in de praktijk uitoeient, hebben de vele, in de maand Februari en ook in Maart opzettelijk genomen proeven bewezen, en het is zeker wel vermeldings waardig, dat verscheidene malen, zelfs eene eenigszins mindere lichtkracht op den Letheby Photometer werd geconstateerd, toen met kalk werd nagezuiverd. Dit is nu wel geen doorloopend verschijnsel, omdat ook weer andere invloeden daarop heb ben kunnen inwerken, maar genoeg is het te verklaren, dat ook hier, evenals elders, het bewijs geleverd is, dat de invloed van ons koolzuurgehalte gerustelijk buiten beschouwing kan worden gelaten. Hiermede aan het eind van mjjue taak, Edel Achtbare Heeren, kan ik mededeeleu, dat ik nog eens aan deu heer Kros, directeur der ge meente-gasfabriek te 's Gravenhage, verzocht heb om antwoord op de mij aan dien collega, dd. 24/12 '92, gerichte vragen, betreffende Clark's Maxim1* Carburettor, Ofschoon ZEd. mij meldt, dat, wegens de nog niet verkiegen vergunning tot het opslaan der carburine, de proefneming is moeten gestaakt worden, toch kon hij mij voorloopig melder, dat de proef zeer goede resultaten heeft ge geven en het hem voorkwam, dat met behulp van dezen toestel het gas op eene eenvoudige en zekere wijze op eene bepaalde lichtsterkie gebracht en gehouden zal kunnen worden terwijl de regeling weinig toezicht vereischt, en voor de behandeling niet veel oefening noodig is. De volledige resultaten zullen later, zooals de heer Kros mij reeds vroeger meldde, in het tijdschrift Bet Ga» gepubliceerd worden. Dit dus, Edel Achtbare heeren, als voorloopige mededeeling, indien besloten mocht worden om ook alhier door earbureereu de lichtkracht van het gas te verhoogen. Ten slotte zou bet mij aangenaam zijD, Edel Achtbare heeren, indien de heeren leden van den gemeenteraad, evenals HEd. dit in het lokaal van het comité voor gasonderzoek ge daan hebben, ook eens waarnemingen aan de gasfabriek met den Letheby Bunsen Photometer wilden bijwonen. Met de meeste hoogachting, Edel Achtbare beeren, UEd. Achtb. dienstv. dr, De directeur der gasfabriek en duinwaterleiding (get.) P. POLET. Brief van Burg. en weth. aan liet comité van gasonderzoek. Middelburg, den 27 Januari 1893. Het is ons erustig verlangen, dat de ver schillen tusschen u en de gasfabriek tot eene gewenschte oplossing komen. In verband hiermede hebben wij den direc teur der gasfabriek uitgenoodigd u persoonlijk alle inlichtingen te geven, die door u wordeD gewenscht, en u persoonlijk in de oplossing der kwestie zooveel mogelijk bij te staan. Wij hebben de eer u van het bovenstaande mededeeling te doen en u te verzoeken u thans wel in verbinding met den directeur te wiileD stellen. De burgemeester en wethouders van Middelburg, (get.) S C H O R E R. De secretaris, (get.) DE YULDER VAN NOORDEN. Sclirij ven van het comité tot gason derzoek aan borg. en vreth. Middelburg, Maart 1893. Naar aanleiding van uwe missive, gedateerd 27 Januari 1893, n» 19, betreffende gasonder zoek, waarin wij door uw college zijn uitge noodigd om ons met den directeur der gasfa briek ia verbinding te stellen, teneinde zoo mogelijk tot eene oplossing te geraken van de tusschen de gasfabriek en het comité bestaande verschillen in de gemeten lichtsterkte, is het ons aangenaam u te kunnen berichten dat de directeur der gasfabriek alle inlichtingen heeft verschaft, die hem zijn gevraagd, en ons zooveel mogelijk heeft bijgestaan om aan het in uwe missive uitgedrukt verlangen te kunnen voldoen. Ia hoeverre wij daarin zijn geslaagd kan uit het volgende blijken. 1. Vergelijkt men de in de Middelbargiche Courant opgenomen gemiddelde maandelijksche lichtsterkten van het gas in onze gemeente over de maanden September 1892 tot Februari 1893, bepaald met een Letheby-Bunsen photo meter aan de gasfabriek en met een op hetzelfde beginsel berustenden lichtmeter aan het lokaal voor photometrie in de St Pieterstraat van het comité voor gasonderzoek, dan blijken, zoouls onderstaande tabel aanwijst, de opgaven van het comité gemiddeld elke maand 2 Eng. standaard- of parlementskaarsen lager te zijn dan van de fabriek. Uitkomst der gemiddelde maandelijksche lichtkracht aan de gasfabriekin de St Pieterstraatverschil September 1893 16.03September'93 13.06 2.96 E.S.K, October 14.66; October 12.96; 1.70 November. 14.64; November 13.12; 1.62 December 14.96; December J1.94; 3.02 Januari 1893 14.33; Januari '93 11.60; 2.73 Februari. 14.91 Februari. 12.90; 2.01 De lichtsterkte 16.02 is nog opgegeven door den directeur dor fabriek, terwijl de andere daaronder geplaatste gemiddelden zijn bekend gemaakt door burgemeester en wethouders. Het comité is met zijne metingen in Septem ber '92 begonnen. Hoewel de gemeten lichtkracht aan het lokaal in de St Pieterstraat nooit volkomen zal kunnen overeenstemmen met die aan de fabriek, als gevolg van afwijkingen in de lichtsterkte der Eng. standaardkaarsen en van andere bij deze waarnemingen onvermijdelijk voorkomende fouten een verschil van ongeveer 2 kaarsen evenwei is te groot om in deze oorzaken tot het doen ontstaan eener ongelijke uitkomst zijn geheele verklaring te kunnen vinden. Hadden zij alleen invloed gehad op de waarnemingen, dan zou er tusschen de gemiddelde maande lijksche lichtsterkten aan de fabriek en aan het lokaal in de St Pieterstraat hoogstens een ver schil van 0.5 kaars hebben beetaau. In plaatsen toch als Den Haag, Amsterdam en Utrecht, waar reeds sedert jaren de sterkte van het gaslicht ook buiten de fabriek wordt gemeten, wordt zelden een hooger verschil waargenomen in den regel zelfs blijft het beneden genoemd cijfer. Tevens blijkt hieruit dat, al loopt de lichtkracht der Eng. standaardkaarsen soms vrij sterk uiteen, by het gebruik van een groot aantal kaarsen de lichtsterkte der gemiddelde kaars voldoende constant is om geen groote verschillen in de uitkomst der metingen te ver oorzaken en zeker is dit aantal groot genoeg, wanneer, zooals ook hier het geval is geweest, de gemiddelde maandelijksche lichtsterkten uit dageiyksche waarnemingen zijn afgeleid. Ten opzichte der cijfers in bovenstaande tabel dient nog te worden opgemerkt dat het onze bevreemding heeit gewekt dat de door de fabriek opgegeven lichtsterkte in December en in Jauuari zoo weinig afwijkt van die in Februari, daar het algemeen moet zijn opge vallen dat het licht in laatstgenoemde maand aanmerkelijk beter was dan in de twee andere maanden. 2. Moest in verband met het voorgaande het verschil in lichtsterkte van ongeveer 2 kaarsen noodwendig worden toegeschreven aan een andere oorzaak dan aan de gewone waarnemings fouten en kan deze naar onze overtuiging alleen hierin zijn grond vinden dat aan de fabriek eene te hooge lichtkracht wordt afgelezen, zoo was ons de gelegenheid om dit nader te kunnen onderzoe ken, ons door uw college bij bovengenoemden brief verschaft, hoogst aangenaam, omdat ook wij ernstig naar de oplossing verlangden. In de eerste plaats diende, om na te gaan in hoeverre onze zienswijze juist was, te worden uitgemaakt of wellicht de persoonlijke fouten der waarnemers eenigen grond voor het bestaande verschil konden opleveren. De daartoe gedane onderzoekingen, zich bij verwisseling van waar nemers bepalende tot eenige metingen aan de fabriek en aan het lokaal in de St. Pieterstraat, gaven de volgende uitkomsten Op Woensdag 15 Februari werd uit eeu drietal waarnemingen, elk van 10 minuten, op den photometer aan de St. Pieterstraat achter eenvolgens afgelezen door den heer Japikse een lichtsterkte van 13.54, door den heer Poletvan 14.2 e» door den beer Koning eene van 18.72 Iwamnj op Donderdag 16 Februari werd op den zelfden photometer achtereenvolgens verkregen door den beer Japikse eene lichtsterkte van 12.94 en door den heer Pulet eene van 13.94 kaarsen op Woensdag 22 Februari aan de fabriek las de heer Polet een lictitsterkte af van 14.67, de heer Japikse eene van 14.39 kaarsen op Woensdag 7 Maart werd aan de iabriek door den heer Polet een lichtsierkte gemeten van 14.53 en door den heer Japikse eene van 14.67. Dienzelfden avoud verkregen de heeren Koning en Gevers met den photometer ia de St. Pieterstraat achtereenvolgens 12.1 en 13.2 kaarsen. Lazen de heeren Polet en Gevers, zooals uit de opgegeven cijfers blijkt, op den photometer in de St. Pieterstraat eene hoogere lichtkracht af dan de heeren Koning en Japikse met den heer Polet blijkt het verschil ietB geringer dan met den heer Gevers de overeenstem ming daarentegen aan de fabriek tusschen genoemde heeren ook voor de heeren Koning en Gevers is dit gebleken liet zoo weinig te weuschen over dat de invloed van deze fonten op het waargenomen verschil gerust buiteu rekening kon worden gelaten. De nadere kennismakiug evenwel met de inrichting van den photometer aan de fabriek heeft ons daarin gebreken doen zien, die dit weiktuig noodzakelijk eene hoogere lichtkracht doen aanwijzen dan het gas in werkelijkheid bezit. Toetsen wij toch deze inrichting aan de eischen, waaraan een photometer moet voldoen om betrouwbare uitkomsten te geven, dan blijkt zij daarvan in de volgende opzichten at te wijken. le Dient een photometer zooveel mogelgk te zijn opgesteld midden in het lokaal, opdat de lucht, zoo noodig voor bet goed branden der vlammen, aan alle zyden kunne toetreden, wat niet het geval kan zijn, indien de photometer zooals in de Iabriek, tegen een wand is ge plaatst. Deze ongeiyke toevoer van lucht oefent natuurlijk den minst schadelijken invloed uit op het branden der gasvlam, omdat hierby de toetreding van lucht nog geregeld wordt door een glas. De plaatsing tegen een wand wordt wel voorgeschreven in de handleiding van photo metrie van F. W. Hartley, uitgegeven in 1879; zij is echter op bovengenoemden grond niet te verdedigen, wat ook toegegeven wordt zie het gasblad van Juni 1890 duor de com missie, welke door de Vereenigmg van gas/a brikanten in Nederlar.d is benoemd tot een ver gelijkend onderzoek der licht-eeubeden. 2e Moet een photometer geheel open zyn. Elke kast, van welken vorm ook, belemmert den voor de vlammen rustigen toevoer van lucht en veroorzaakt daarbij trek, welke in elk geval bij een photometer dient te worden ver meden. Ook aan dezen eisch is bij den Lethebij- lichtmeter aan de fabriek niet voldaan. 3e Is het zaak dat tusschen de beide vlammen geeu toestellen staan, welke door reflexie de eene zijde van het scherm meer licht doen ont vangen, dan de voor die zijde geplaatste vlam geelt. In de fabriek nu heeft dit zeker plaats voor die zijde van het scherm, welke naar de gasvlam is gekeerd; de tegen den wand tusschen de vlammen aangebrachte King'* gauge, regu lateur en meter weerkaatsen door hun lichte kleur en door de metaaldeelen, die er aan voorkomen, veel licht en zijn zóó geplaatst dat eeu deel hiervan ongetwijfeld de lichtsterkte der gasvlam schgnbaar verhoogt. Niet alleen blijkt dit uit den verlichten bin nenwand van die buis, welke, vóór het scherm geplaatst, het licht der gasvlam opvangt, maar ook de ongelgke verlichting van de vetvlek, die men waarneemt als bet oog bg het scherp gtellei van bet scherm op en neer wordt be wogen, bewgst dat teruggekaatst licht de kast, waarin het scherm is geplaatst, binnendringt. 4e. Moeten de vlammen zoo rustig mogelijk branden, wat bij onze waarnemingen in de iabriek lang niet bet geval was voor de gas vlam. Deze verkeerde in gestadige beweging, flikkerde voortdurend op, waarvan eene te hooge lichtkracht bet natuurlijk gevolg is. Dit onrustig branden wordt veroorzaakt doordat de regulateur vóór den meter waarsebgnhjk onvoldoende werkt, hetgeen blijkt uit de sterke schommelingen van het water in den meter. Deze schommelingen, die niet geheel worden opgeheven door den tweeden, achter den metei geplaatsten regulateur, wijzigen nu onophoude lijk den druk, waaronder het gas naar den brander stroomt, welk gebrek een nog storender invloed uitoefent, omdat een onmiddellgk vóór den brander geplaatste kraan niet geheel is geopend. 3. Geen dezer gebreken bezit de photometer aan het lokaal in de St. Pieterstraat. Noch een wand, noch kasten belemmeren, aan welke zijde ook, den behoorlijken toevoer van lucht of veroorzaken ook maar eenigen trek. Met het bloote oog valt dan ook waar te nemen dat de kaarsen aan het lokaal in de St. Pie terstraat helderder branden dan aan de fabriek. De opmerking van den directeur der gasfa briek als zou de caoutchoucbuis, welke aan onzen photometer het gas van den meter naar den brander geleidt, een nadeeligen invloed uit oefenen op de lichtsterkte der gasvlam, heeft ons aanleiding gegeven den meter, behalve met de caoutchoucbuis, ook door een compositiebuis met den brander te doen verbinden. Door welke van deze buizen nu het gas stroomt, van eenig verschil in de lichtsterkte der vlam is niets gebleken. Dat onze photometer, in plaats van 1572 m.m., zooals in de fabriek, 1800 m.m. lang is, kan evenmin verschil opleveren. Dan alleen zou dit eenigen nadeeligen invloed op de ver lichting van het scherm door de gasvlam kunnen hebben, als de lucht tusschen de vlam men nevelachtig wasbij de temperatuur echter van ongeveer 60 graden F., onder welke wordt waargenomen, is hiervan geen sprake. 4, Ju ot)6 oordeel dat do photometer aan de fabriek eene te hooge lichtkracht aanwgst, worden wij versterkt door de volgende feiten: Gaat men de door den directeur der gasfa briek opgegeven gemiddelde maandelijksche lichtsterkten na over de jaren 1892 en 1891, dan blijkt o. a. dat in 1892 tot aan September het licht bijna elke maand boven de 15.8 Eng. standaardkaarsen sterk wasvoor de overige maanden, opgegeven door Burgemeester en Wethouders, vindt men ten naastenbij 15 kaar sen. Ook in 1891 wordt van de meeste maan den eene lichtsterkte boven de 15 kaarsen opgegeven, (zie bglage) Vergelijkt men nu met deze cijfers de op gegeven lichtsterkten aan andere fabrieken, als Den Haag, Rotterdam en Utrecht, dan is de hier gevonden lichtsterkte eer hooger dan lager. Voor Utrecht bedroeg de gemiddelde lichtsterkte in 189114.6, in 1892 15, voor Rotterdam in 1891: 15.2, terwgl ons onlangs nit Den Haag werd bericht dat men aldaar, met Cannel te gebruiken, in den regel komt tot eene licht sterkte van 15.2, Bij eenige aldaar genomen proeven, bestaande in het carbureeren van het gas met petroleum-aether, steeg dejichtsterkte van 15.616 kaarsen. Neemt men uu iu aanmerking dat in deze plaatsen meer hulpmiddelen worden aangewend om goed gas te verkrijgen dan hier en de lichtsterkte ook daar nog beneden de 15 kaar sen daalt, dan kan de alhier opgegevene hooge lichtsterkte onmogelijk hebben bestaan en moet zg te hoog zijn afgelezen. In Den Haag en in Rotterdam verblijven de kolen, gewoonlgk Duitsche met Engelsche vermengd, 4 uren in de retort en hier ten naastenby 5 uren, welk langer verblijf in de retort ongetwijfeld een aanmerkelijk lagere lichtkracht moet veroorzaken. Alleen in de eerste periode der destillatie, als de tempera tuur in de retort nog niet hoog is gestegen, ontwikkelen zich de koolwaterstoffen als ben zol, welke de sterke lichtgevende bestanddeelen van het gas uitmaken. Bg eene te ver voort gezette destillatie, wat by een verblgf van 5 uren het geval is, moeten de vluchtige be standdeelen uit het binnenste der lading strijken door de poriën van de aan den wand der retort ontstane gloeiende cokes, waarbij, naarmate de temperatuur stijgt, de destillatie- produkten al meer en meer worden ontleed en zich voor een deel die stoffen vormen als wa terstof, welke de lichtkracht van het gaB in hooge mate verzwakken. Bovendien hebben de in de fabriek gebruikte retorten, stelsel Klönne, het gebrek dat zij spoedig heet loopen. Ook wat de zuiveriDg aangaat is men hier bij de andere genoemde plaateen Utrecht medegerekend ten achter. Is het zuiverhuis aan onze iabriek zoodanig ingericht dat slechts enkele malen met kalk kan worden nagezui verd, daar heeft steeds nazuivering met kalk plaats, een zeer gewenschte zaak, omdat kool zuur een hoogst nadeeligen invloed uitoefent op de sterkte van het licht. In de 17de algemeene vergadering van de Vereeniging van gas fabrikanten in Nederland in 1889, vindt men omtrent de verwgderiDg van koolzuur opgemerkt dat in de meeste gevallen nazuivering met kalk aanbeveling verdient en in elk geval daaraan de voorkeur moet worden gegeven boven het gebruik vau cannel-kolen tot compenseering van den nadeeligen invloed van het koolzuur op de lichtsterkte van het gas. De heer Eijndhoven schrijft in zgn hand hoek De Qasfabrikant op blz. 101„Voor het koolzuurgehalte bestaan in Londen geen wet- teiyke voorschriften; bepalingen daaromtrent zijn overbodig, omdat men, wil men het gas eene goede lichtkracht geven, bepaald genood zaakt is bet koolznur aan het gas zooveel mogelgk te onttrekken. Het kan dan ook als vaststaand worden be schouwd, dat bij eeue lichtsterkte van 12—15 kaarsen elk percent koolzuur eene verminde ring in lichtkracht geeft van ongeveer éen kaars. Eenige opgaven omtrent den invloed van koolzuur op het licht komen o. s. voor in de aflevering van Mei 1890 van het Ga». Uitgenomen de enkele malen dat hier met kalk wordt nagezuiverd, bedraagt het gemid deld koolzuurgehalte aan de fabriek, zooals uit het rapport van den heer Wijnne blgkt, 1 °/o. Telt men nu het daardoor ontstane ver lies in lichtkracht van ongeveer 1 kaars op bg de voor 1891 en 1892 in de Middelburgsche courant opgegeven lichtsterkte aan de fabriek dan zou ons gas gemiddeld eene sterkte hebben van boven de zestien kaarsen, ja, zelfs enkele malen stijgen tot boven de 17. Hierbij dient te wordeu opgemerkt dat het in 1891 en in 1892 tot Augustus voor elke maand door den directeur der gasfabriek naast de lichtsterkte opgegeven koolzunrgehalte, hetwelk Diet hooger stggt dan 0.35 voor vele maanden zelfs als afwezig wordt aangegeven,ongetwgfeld als eene vergissing moet worden beschouwd. Slechts enkele malen toch wordt met kalk nagezuiverd en het gebruik van cannel is uitzondering, het koolzuurgehalte zal dus in den regel 1 percent hebben bedragen. Op bovenvermelde plaatsen, Den Haag enz., waar men nog andere middelen aanwendt om goed gas te leveren, die hier ook niet worden toegepast, heeit men daarentegen moeite een lichtsterkte te verkrijgen van 15.6. Verder is het van hei grootste belang, om licht te verkrijgen van behoorlijke sterkte, dat zooveel mogelgk de laatste teerdeelen aan het gas worden ontnomen. Volgens de door den directeur der gasfabriek verstrekte inlichtingen geschiedt dit aan de Ia briek door een waschstelsel van Mann en Wal ker, terwgl zij in Den Haag, Rotterdam en Utrecht verwijderd worden door een Pelouze. Omdat de laatste teerdeeltjes in uiterst fijn verdeelden toestand als een nevel in het gas voorkomen, verdient een Pelouze, om deze te verwijderen, ongetwijfeld de voorkeur. Proef- ondervindeiyk toeh is gebleken dat een wasch toestel dergelijke in neveltoestand verkeerende deeltjes voor het grootste gedeelte doorlaat. Bovendien loopt znlk een toestel, als bet groot genoeg is om nog eenig nat te geven, niterst zwaar en is het zeer aan slijting onderhevig. Dat de door ons opgegeven lichtkracht de ware lichtsterkte van het gas meer naby komt dan de in de fabriek waargenomen, blijkt nog eenigermate uit eene waarneming, tijdens ons bezoek aan de fabriek in tegenwoordigheid van heeren wethouders gedaan met den illuminating- power van Sugg. Met dezen photometer, welke op een geheel ander beginsel berust dan de Bunsen-photometer wordt het licht niet rechtstreeks vergeleken met dat van Eng. standaardkaarseD, maar daarin uitgedrukt met behulp van een empirische schaal; de met dit toestol bepaalde lichtsterkte is iD den regel 1 kaars hooger dao die, gemeten met een betrouwbaren Bunsen-photometer. De Leihéby-photomeier nu gaf dien avond eene lichtsterkte te kennen vau 16.2, de illuminating- power van Sugg eene van 15.6, terwijl de lichtsterkte aan het lokaal in de St. Pieterstraat gelijk gevonden werd aan 14.6. Op Woensdag 22 Februari gaf de Leth by een sterkte van 14.67, de Sngg eene van 15.16 en de photometer in de St. Pieterstraat eene van 13.7. 5. Vatten wij al bet boven aangevoerde te zamen, dan komen wy tot het resultaat, dat het bestaand verschil in liehtkraoht moet worden toegeschreven aan de minder goede inrichting van den photometer aan de fabriek. Het inge steld onderzoek heeft in geen enkel opzicht onze meening omtrent de lichtsterkte gewijzigd; nog steeds achten wg baar te laag en te veel op- en neergaand; wy blijven daarom uwe krach tige hulp inroepen om in dien toestand verbe tering te brengen. Gewenscht is een korter verblijf van de kolen in de retort, voortdurende nazuivering met kalk en aanschaffing van een Pelouze. Hebben wg in vorige rapporten ook gewezen op een te geringen drnk en is hierin sedert de vorige maand verbetering gekomen, niette min veroorloven wy ons de opmerking dat ver meerdering in druk zonder versterking van licht den gas ver brui kers eer nadeelig dan voor- deelig kan zgn. Het comité zal binnenkort aan de ruim hon derd Middelburgsche gasverbruikers, door welke het in het leven werd geroepen, voorstellen om de voortzetting der eontiöle van het gas te staken, omdat de opoffering van tijd en geld, daarvoor noodzakelgk, op den duur van parti culieren niet kan worden gevergd. Ook al mocht het gemeentebestuur de hier boven aangegeven middelen tot verbetering van den toestand aanwenden, zoo zou daarmede nog de kwestie niet zijn opgelost, indien niet tevens een vaste contróleur werd aangesteld, die de hoedanigheid van het gas controleert, gelijk dat in 's Gravenhage en Utrecht o. a. geschiedt, tot groote tevredenheid, zoo van de gasverbruikers als van den gasdirecteurvan de gasverbruikers omdat zij nu eenmaal iu eene controle van een fabrikant op zich zeiven niet dat vertrouwen stellen, dat men vermag te stellen iu eene contröle van een volkomen onzgdig persoonvan den gasdirecteur omdat hij alle on billy ke klachten kan ver wy zen naar den contróleur, die ze kort en goed berecht, terwijl die controleur hem bij elke aanzienlijke nadeelige afwijking van de lichtkracht van het gas tijdig waarschuwt, opdat hij die zou kun nen herstellen en zoodoende gegronde klachten zouden worden voorkomen. Waar ook de heer Polet ons verklaard heeft dat hy thans geen bezwaar meer zou hebben tegen eene dergelijke contröle, vertrouwen wij dan ook dat uw collego het daarheen zal leiden dat door de aanstelling van eenen contróleur aan de bestaande klachten worde tegemoet gekomen eu toekomstige klachten worden ver meden. Gaarne vernemen wy van uw college, liefst zoo spoedig mogeiyk, wat de gasverbruikers van uw college teu deze te wachten hebben, opdat wij by een gunstig antwoord de ontbin ding van ons ruim eeu jaar geleden in het leven geroepen comité zouden kunnen voorstellen. Het rapport van den heer Wynne, voor welker toezending wij uw college dank zeggen, is hierbg gevoegd. Het comité tot gasonderzoek- Bapport van den lieer A. J. Wijnne. Middelburg 4 Maart 1893. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Middelburg. Ingevolge de opdracht, mij verstrekt bij uw schryven dd. 7 Februari 1893 N°. 9, heb ik het lichtgas der Gemeentelgke gasfabriek on derzocht op de daarin genoemde bestanddeelen en heb ik thans de eer U den uitslag daarvan mede te deelen 1. KoolzuurgasOp de navolgende dagen be droeg bet gehalte hieraan het navolgende: 15 Febr. 0.25, 16 Febr. 0.49, 17 Febr. 1.07, 18 Febr. 1—, 21 Febr. 0.35, 22 Febr. 0.21,23 Febr. 0.32, 24 Febr. 0.21, 27 Febr. 0.15 liter per 100 liters. 2. AmmoniakgasHet gehalte aan dit gas was steeds zeer gering en bedroeg op 23 Februari 3 milligr. per 100 liters 28 2.1 3. Zwavelkoolstof: Hiervan was aanwezig op 18 Febr. 20.2 miligr. per 100 liters (overeen komende met 7.6 grein zwavel per 100 Eng. voet), 20 Febr. 21.— miligr. per 100 liters (7.7 grein zwavel p. 100 E. V.), 23 Febr. 42.— per 100 liters (15.1 grein zwavel p. 100 E. V.), 27 Febr. 65.— milligr. per 100 liters (23.8 grein zwavel p. 100 E. V.), 2 Maart 51.7 milligr. per 100 liters (19.greiD zwavel p. 100 E. V.) 4. Zwav tlwaterstof gasHiervan bleek het gas steeds geheel vrij te zyn. Uit deze resultaten blijkt dat bet lichtgas aan de eischen voor goed lichtgas voldoet wat betreft zwavelwaterstof, ammoniak en zwavel koolstof. In het lichtgas te Londendat eene sterkte van 16 kaarsen moet bezitten, mag het ammoniak gebalte 4 grein per 100 Eng. voeten»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 7