N°. 120.
136° Jaargang.
1893
W oensdag
24 Mei.
FEUILLETON.
Middelburg 23 Mei.
Deze courant verschijnt d a g e 1 y k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alia
dankbetuigingen van 17 regels 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Reclames 40 cent per regel.
Gehalta der kiezers.
EEN GEBROKEN H4RT.
t- »Ja, maar Zjj hield op en keek
j «Zooveel blaadjes, zooveel gelukkige jaren
en uw geluk zjj zoo heerijjk als deze welrie
kende geur 1"
rnfr TUTa
middelbï ii).s(iii co ii am1.
Thermometer.
Middelburg 23 Mei 8 u.
m. 12 u. 68 gr., av. 4
Verwacht verand. wind.
vm. 65 gr.
u. 68 gr. F.
Agenten te Vlissingen P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. A. W. Bolland, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te Zierikzee A. C. de Mooij, te Tholen W. a.
van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
advertentie-bureau's van Nijgh Van Bitmak, te Botterdam, de Gebk. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de La Majr. Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Par pa en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te één uur
aan het bureau bezorgd zijn, willen
zij des avonds nog worden opgenomen.
Omtrent dit belangrijk punt schrjjft de
minister van binnenlandsche zaken, ter weer
legging van de bezwaren, blijkens het voovloopig
verslag der Tweede kamer tegen de door hem
voorgestelde regeling gemaakt, in zjjn Memorie
van antwoord het volgende
De uitbreiding der kiesbevoegdheid zooverre
als de bepalingen der Grondwet zulks toelaten,
ia thans noodzakelijk. De voorgedragen wets
ontwerpen trachten haar te verzekeren. Geven
het gehalte der ingezetenen, aan wie zjj kies
bevoegdheid schenken, de persoonlijke eigen
schappen, die hun worden toegeschreven, grond
tot rechtmatig bezwaar
in het voorloopig verslag wordt de meening
uitgesproken, dat de minister de premissen,
welke hij in dit opzicht tot eene behoorlijke
oplossing van het kiesrechtvraagstuk had ge
steld, in de Memorie van toelichting gaandeweg
had laten vallen, om te komen tot de con
clusie dat het kiesrecht behoort toegekend te
worden aan allen, wier volstrekte ongeschikt
heid en volstrekt gebrek aan welstand niet
vaststaat. Niets is minder juist. In de Memorie
van toelichting wordt omschreven, welke de
bedoeling van den Grondwetgever was, toen
hÜ den eisch van geschiktheid en maatschap
pelijke» welstand stelde en daarvan bjj de
kiezers het bezit van kenteekenen vorderde.
En vervolgens wordt aangetoond, dat die alge-
meene kenteekenen, willen niet geschikten en
Telen die maatschappeljjken welstand bezitten
worden uitgesloten, op de voorgestelde wjjze
dienen te worden omschreven. Tegen de juist
heid van dit betoog wordt in het voorloopig
verslag geene bedenking gemaakt, maar alleen
lijk beweerd, dat door die omschrijving der
kenteekenen velen het kiesrecht zouden erlan
gen, aan wie n»en zulks niet wenscht te zien
toegekend. De minister vreest niet dat zulks
het geval zal wezen. Hij acht de voorgedragen
regeling eene zoodanige te zjjn, als in het
belang des lands wordt gevorderd. Dat naar
de voorschriften van het Grondwetsartikel geene
andere te verkrijgen is, werd ook door de
tegenstanders dezer voordracht erkend. Maar
voor de regeering ligt hierin stellig geen aan
leiding om eene herziening van dat artikel
voor te dragen.
Want in de tegen de voorgestelde uitvoe
ring van het grondwetsartiel aangevoerde
bezwaren, voor zoover deze de ingezetenen
raken die de kiesbevoegdheid zullen erlangen,
kan zjj niet deelen. In hoofdzaak en onder
verschillenden vorm komen die bezwaren hierop
neder, dat de niet-bezittende klassen thans
ook het kiesrecht zullen erlangen, de onver-
mogenden, die geheel in beslag genomen wor
den door de zorg voor het eigen bestaan. Zjj,
die hiertegen opkomen, vergeten niet alleen
dat de zorg voor het eigen bestaan de over-
9.
Novelette uit het ïtuitsch,
van
E. VOIST WALD—ZEDTWITZ.
Fnts zat 's avonds ook op de bank en dan
ferteld# hij, en dat.waren mooie, vrooljjke
geschiedenissen, die Wiesje de tranen in de
öogen brachten van het lachen. Kai luis
terde stil, Ret was immers natuürljjk dat
Wiesje liever tranen in de oogen kreeg van
het lachen dan van aandoening en dat zjj
dien knappen Frits meer aankeek dan hem
den leeljjken Kai dat was ook zoo begrjj-
peljjk.
»Doe toch ook eens uw mond open, Kai?
zei Frits somtjjds.
«Mij valt niets in antwoordde hjj dan
en daarbij bleef het. Frits keek met een spot
achtig gelaat naar de misvormde gestalte van
den kameraad.
»Hoe kunt gij, kleine dreumis, een schaaf
hanteerenHahagij kunt te nauwernood
op de schaafbank kijken!"
Kai stond op en ging zwjjgend in buis.
Dat was niet mooi van u, Frits", be
rispte het meisje.
Onder kameraden is men anders niet
.200 kwaljjkneraend."
groote meerderheid der ingezetenen bezighoudt,
steeds bezighouden moet en zal, maar tevens,
dat de verzekering van eigen bestaan ten
nauwste en in steeds toenemende mate samen
hangt met de algemeene zaak, met de instand
houding en welvaart der gemeenschap, waarvan
de ingezetenen een deel uitmaken. Van die
gemeenschap gaat het bestaan en de toekomst
dan ook evenzeer hen aan, die gerekend wor
den tot de niet-bezittende klassen te behooren.
Dragen dezen al tot een lager geldeljjk be
drag tot de algemeene uitgaven bijook waar
zjj slechts weinig of niet door directe belas
tingen worden getroffen, is de hun opgelegde
last niet altjjd minder zwaar en betalen zij
een soms aanmerkelijk aandeel in den vorm
van accjjnzen. In ander opzicht worden alle
ingezetenen, ook de niet-bezittende klassen,
geljjkeljjk geroepen tot de instandhouding van
het geheel. Persoonlijke diensten voor de
landsverdediging worden van dezen in niet
mindere mate dan van de overige ingezetenen
gevraagd, en de tallooze verplichtingen, welke
de steeds zich uitbreidende staatsbemoeiing
voor de veiligheid, de gezondheid, de maat
schappelijke ontwikkeling en welvaart ten bate
van het geheel aan de bjjzondere personen
oplegt, drukken evenzeer op de niet-bezittenden
als op hen, die in meer uitgebreide mate over
stoffelijke goederen kunnen beschikken. Bestaat
er nu eenige gegronde reden om aan de eerst
genoemde», wanneer hunne ongeschiktheid
daartoe niet kan worden aangetoond, de staats
burgerlijke bevoegdheid te onthouden, de me
dewerking, door middel van het stemrecht,
tot de algemeene regeering? Welke is de
rechtsgrond, waarop aan het eene gedeelte dei-
ingezetenen, de bezittende», de vrjje beschik
king over de bevoegdheden, verplichtingen,
levensvoorwaarden van het andere gedeelte,
de niet-bezittenden, moet worden geschonken?
Geeft zoodanige toebedeeling van bet stem
recht, den rechtsgrond daargelaten, eenigen
waarborg, dat de algemeene zaak aan de waar
digste» is toevertrouwd Gaat het bezit met
meerdere verstandsontwikkeling, betere karak
tereigenschappen, met een meer ontwikkeld
rechtsgevoel altjjd gepaard Doet het zulks
bovenal in de maatschappelijke toestanden,
waarin wjj leven, nu bet bezit der bjjzondere
personen eene snelle en steeds snellere wisse
ling vertoont, en het ondoenljjk zoude wezen
om binnen de door deze voordracht getrokken
ljjn met zekerheid aan te wjjzen, wie al en
wie niet tot de bezittende klassen behooren
Van welke zjjde ook beschouwd, de meening
van ben, die aan de niet-bezittende klassen,
aan de ingezetenen die in beslag zjjn genomen
door de zorg voor eigen bestaan, maar dan
ook voorzien in eigen onderhoud en in dat
van het huisgezin, de staatsburgerlijke be
voegdheid willen betwisten, druiscbt tegen
den algemeenen gang en de eiscben der volks
ontwikkeling, tegen de behoeften van ons
volksleven, ljjnrecht in.
Met de werkelijkheid is" in niet mindere
mate de bewering in strjjd, dat onafhankelijk
heid van karakter bjj deze niet-bezittende
naar bet huisje, of Kai niet aan het venster
stond en daar zjj hem niet zag, ging zjj voort
.Gebochelden zjjn nu eenmaal licht geraakt
en bovendien wantrouwend; men moet mede
lijden met hen hebben."
Kai drukte de hand tegen zjjn hart. Hjj
had dicht bij het geopende venster gestaan
en het toch gehoord. Wiesje nam het wel
voor hem op, maar uit medeljjden alleen
uit medeljjden. Zjj had hem een gebochelde
genoemd en hield hem voor wantrouwend.
Hjj zuchtte diep. Zij had geljjkhij was
een beklagenswaardig wezen. En Frits, zjjn
kameraad Dien nacht deed Frits geen
oog toe en den volgenden dag wilde bet werk
maar niet vlotten.
Nu kwam de bevestiging. De rozen bloei
den nog niet, anders bad Kai zeker de mooiste
aan Wiesje meegegeven op weg naar de kerk.
Zjjn oog was gedurende de plechtigheid onaf
gebroken op haar gevestigd en hjj voelde
een brandende pjjn in bet hart daar hem
de lange blik, dien zjj met Frits, wisselde
niet ontgaan was.
De dominé had gezegd dat de aannemelingen,
die nu weldra op eigen beenen jouden staan,
vljjtig, werkzaam en trouw moesten zjjn. Bij
het woord trouw had er iets in beider
oogen geflikkerd.
Thans bloeiden de rozen. Het was een
warme avond en Kai zat op de hank, terwijl
de baas met zjjn vrouw, Wiesje en Frits naar
een volksfeest waren, Hjj was maar thuis
gebleven,
klassen in mindere, ongenoegzame mate zoude
worden aangetroffen: waardoor zjj aan den
overwegenden invloed van anderen zouden bloot
staan. De meening is niet tegengesproken en
kan niet worden wederlegd, dat onafhanke
lijkheid van karakter een persoonlijke eigen
schap is, in geenen deele samenhangende met
een meer of minder groot bezit. En evenmin,
dat voor zooverre die onafhankelijkheid door
invloed van huiten, vrees of hoop, kan lijden
of gevaar loopen, de meerdere of mindere
omvang van dat gevaar niet naar de mate
van het bezit, noch naar uiterlijk waarneem
bare beteekenis kan worden beoordeeld, maar
afhangt van omstandigheden en verhoudingen,
die meerendeels voor de waarneming van der
den verborgen zijn of daaraan ontsnappen. De
aanwjjzing der welgestelde werklieden en ar
beiders in stad en land, die voldoende poli
tieke ontwikkeling bezitten om het kiesrecht
naar behooren uit te oefenen, in onderschei
ding van de overige ingezetenen, die niet aan
deze omschrijving beantwoorden, zal dan ook
wel steeds onmogeljjk bljjken.
Dat omkoopbaarheid afhankelijk zoude zjjn
van meerder of minder bezitdat onvermo*
genden in de eerste plaats omkoopbaar zouden
wezen, wordt door de ervaring gelogenstraft.
Ook hier zal het persoonlijk karakter beslis
sen. Met de uitgebreidheid van het kiesrecht
hangt de omkoopbaarheid der kiezers niet
samen. Het zeer beperkte kiesrecht in Frank-
rjjk onder de Juli-monarchie en het algemeen
stemrecht leverden in dit opzicht geen verschil.
Wat nu de meening betreft, dat door de
voorgestelde regeling de toegang tot de stem
bus geopend wordt voor bedelaars, landloopers,
venters, marskramers en dergeljjken, die, of
schoon niet bedeeld, feiteljjk leven op den
zak van anderen, zjj opgemerkt, dat in onze
maatschappij velen feiteljjk, op verschillende
wjjze, middelljjk of onmiddellijk, op den zak
Tan anderen leren, zonder dat zulks met
juistheid valt na te gaan, veel min te bewjj-
zen. Alleen waar bet uiterljjk waarneembaar
feit aanwezig is, de onderstand van liefdadige
instellingen of openbare besturen wordt ver
strekt, bestaat er een voldoende grond, den
ingezetene te betwisten dat hjj in zjjn onder
houd voorziet. En Wat de opgesomde cate-
goriën van ingezetenen betreft, mag als zeker
worden aangenomen, dat, voor zooverre zjj een
zwervend leven leiden, op de bevolkingsre
gisters hunne namen niet zullen voorkomen,
waardoor zjj vanzelf het kiesrecht missen'
Venters en marskramers kunnen bovendien
zeer wel, op eerlijke wjjze, voldoende in hun
onderhoud voorzien. Hun beroep kan op zich
zelf niet worden geminacht. Bedelaars en
landloopers, die gelukkigerwijze hier te lande
niet in zoo groot aantal voorkomen, zjjn geen
bjjzondere klasse van ingezetenenhet zjjn
personen, die zich aan misdrijven schuldig
maken, waartegen de wet straf heeft'bedreigd.
Dat zjj op de bevolkingsregisters zouden
voorkomen; gedurende het laatstverloopen jaar
niet zjjn bedeeldop den daarvoor gestelden
tjjd eene eigenhandig geschreven aanvraag
Wat zou hjj daar doen, bjj al die vrooljjke
menschen Hp, de gebochelde, kon toch niet
dansen, en Wiesje - Hjj zat alleen op
de bank. Af en toe voerde de wind eenige
tonen der dansmuziek naar hem toe. Verder
was het doodstil, De stad scheen uitgestorvenj
slechts het roepen van den nachtwacht en
zjjne hoorngeschal verbraken de stilte. Lalalala
lalalala lalalalaHoe heerijjk moest
men op die wals dansen. Natuurljjk danste
Frits en Wiesje nu samen.
Kai slaakte een zuchtla la la -«• la
lalalalalala la la la en wat
roken de rozen bedwelmend 1 Kai sliep in;
de maan bescheen zjjn bleek gelaat. De arme
jongen droomde van den tjjd, toen bjj nog
leerling was en Wiesje nog een kind; toen
zjj samen op den stoep zaten toen die
ander er nog niet was en boe heerijjk
bet toen was.
De timmerman moest met zjjn gezin vroeg
het feest verlatenwant er had plotseling
een sterfgeval plaats gehad in het stadje en
hjj had onder het dansen last gekregen ter
stond voor een kist te zorgen. Er moest dus van
den nacht dag gemaakt worden en Frits werd
vooruit gezonden om Kai op te roepen en het
noodige voor het werk in gereedheid te bren
gen. Hp vond zjjn kameraad slapende op de
hank en kreeg een boosaardigen inval. Hp
sloop door de op een kier staande deur in
huis, haalde een handvol krullen uit de werk
plaats en hing die den slapende om het hoofd
gn aan de opren, nam een ouden styoohoed
zouden inleveren om op de kiezerslijst te wor
den geplaatst, mag, zoo niet onmogelpk, dan
toch hoogst onwaarschijnlijk worden geacht.
Daarentegen zullen bedelaars en landloopers
wel en in vrij groote verhouding voorkomen
onder hen, die krachtens wetteljjk voorschrift
van hunne vrijheid zijn beroofd en daarom
het kiesrecht niet kunnen uitoefenen.
is de adelborst lste kl. J. G. de Jongh, op
pensioen gesteld voor den tjjd van één jaar,
en bet bedrag van dat pensioen bepaald op
ƒ400 'sjaars;
is de kapitein L. H. Huigens, van het 6de
'reg. inf., op zijne aanvrage, op pensioen ge
steld ad 1560 'sjaars, en dien kapitein, ge
rekend van den dag waarop zijn pensioen
ingaat, de rang verleend van majoor.
Onder het opschriftHopeloos schrjjft de
Standaard
De redactie van de Tijd is niet gesticht
over ons gemis aan meegaandheid.
We zouden zoo zeggen aan wien de schuld
Onzerzjjds is steeds op den voorgrond gesteld,
dat we in de staatsrechtelijke principiën het
naast verwant zjjn aan de Roomsch-Katho-
lieken. Maar wat te doen, als men staat voor
een Roomsch-Katholiek beleid, dat zjjn eigen
principiën op non-activiteit zet, en de paarden
spant voor de versleten en verkleurde zege
kar van de conservatieve achterhoede dei-
revolutionairen
Over het remplapanten-stelsel heeft de partjj
van de Tijd c. s. niet alleen een divergeerende
opinie gehad, maar ze heeft heel onze poli
tieke toekomst als inzet er aan gewaagd, om
toch maar die kostelijke remplayanten te be
houden.
Kabinet, Kamer, Saamwerking, alles moet
om en over den hoop, om maar te kunnen
zeggen: Wjj, Nederlanders, hebben in ons
leger nog remplayanten.
En dat op een punt, waarmee de principiën
der Roomsch-Katholieke beljjdenis niets te
maken hadden, ja dat er veeleer meê streed.
En ook nu weer van hetzelfde laken een pak.
De censuskiezers moeten behouden. De
mannekens van het geld. De oligarchie der
bezittenden. En dat nota bene in een tijd,
waarin de edelste tolken van Rome's kerk in
den strjjd voor het democratiseeren van de
maatschappelijke verhoudingen vooraan staan.
Daarom moeten wjj ons wel terugtrekken.
En als de heeren van deze fractie dan zoo
ver gaan, om in een overwegend Roomsch-
district eigener beweging een protestant te
stellen, maar één die hoog-, oud-, op en top
conservatief is, en ons dan nog de velieïteit
toedichten, alsof wjj, even beginselloos, met
zulk politiek geknutsel zouden meegaan, dan
hebben wjj geen keusdan moet onze taal
wel fier zjjn.
We bedelen om niemands stem in Gouda.
Ook daar zjjn we tot vallen met eere bereid.
Tienmaal liever, dan de stemmen in Gouda
te koopen tot den prjjs van beginselloosheid
in Beverwjjk.
De candidatuur-Borret toont dan ook, dat
men in Beverwjjk zelf past voor al zulk poli
tiek gescharrel.
Immers Borret doet aan deze aanbidding
van den conservatieven afgod niet meê-
Bjj kon. besluit
is benoemd tot notar is binnen bet arr, Breda)
ter standplaats de gemeente Zevenbergen, J.
J. E. Bruckner, candidaat-notaris aldaar;
van de timmermahSvrouw, zette hem dieh op
het hoofd en wierp hem een vrouwenrok over
de knieën.
Kai ontwaakte door een schaterend gelach.
Wiesje en Frits stonden voor hem. Nu eerst
merkte hjj wat er met hem geschied was.
Hij balde de kuist, sprong op en wilde Frits
te ljjf gaanmaar bedacht zich en stormde
het huis in. Wiesje, zjjn lief klein Wiesje
had hem onbarmhartig uitgelachen. Dat ver
lamde hem en die verlamming kwam uit het
hart voort.
Ontsteld liep zjj hem achterna. >Het was
slechts een grapje, Kai".
«Met gebochelden moet men geen grap
pen maken, die zjjn licht geraakt en wan
trouwend -- met dezulken moet men hoogstens
medeljjden hebben. Maar ook dat hebt gij
zelfs niet 1 Hij liet het onthutste meisje
staan, dat in tranen uitbarstte
Kai werkte harder den ooit, doch wanneer
's avonds Frits en Wiesje op de bank naast
de deur zaten, kwam hjj er niet meer bij. De
duiven kirden te vergeefs om voeder. Wiesje
en Frits hadden elkaar veel te veel te vertel
len, om aan die duiven te denken. »Weg!"
riep Frits en schopte er naar, toen zjj lastig
werden.
«Waarom laat gjj ons altjjd alleen?"
vroeg Wiesje op zekeren dag aan Kai. Hjj
verbleekte en bleet het antwoord schuldig,
«Zjjt gjj boos op ons?"
Hjj schudde zjjn groot hooid.
«Ik verlang dikwjjls «aar u,"
De schrijver der »Brieven uit de Hofstad
in de Arnh. Crt zegt in zijn jongste epistel o. a.
Van dat Haagsche kiesrechtadres, dat onder
de auspices van de Oud-ministers Hartsen en
Heemskerk en de hooge goedkeuring van de
in de hofhouding met hooge betrekkingen be-
kleede heeren is ontworpen en gecolporteerd,
heb ik vroeger al eens 't een en ander gemeld.
Tegenover de manier, waarop men daarvoor
buis aau huis onderteekenaars geworven beeft
al dan niet a raison van een paar centen
per naam, een gerucht dat mjj al te dwaas
voorkomt, doch niet dwazer dan de colportage
zelve tegenover de boodschap «compliment
van mjjnheer zoo-en-zoo (volgt een krulnaam
van belang, wiens klandisie de aangesprokene
geniet of begeert) en hier waren ze met
dat adres tegen het algemeen stemrecht", is
het meer dan dwaas, is het veeleer ergerljjk
en brutaal bjj het stuk eene nota te voegen,
waarin men den leden van de Tweede kamer
tracht diets te maken, dat al die 1400 uitma
ken de eigen élite van de residentie op intel
lectueel gebied. Misschien geven de namen
ven de onderteekenaars aanleiding om van het
»smeekschrift der edelen" mits daarbjj voe
gende «mitsgaders derzelver onderhoorigen
en leveranciers" te spreken, maar in de
hofkringen, waar men zich onbegi-jjpeljjker-
wjjze en zeer onverstandig en onvoorzienig
tegen het uitgebreid stemrecht zoo weert, zal
men waarljjk bet brandpunt der Haagsche
intelligentie niet zoeken.
Ja, voorziening, al zeggen we honderdmaal
en dag aan dag gouverner c'est prévoir, het
helpt toch maar een bitter beetje, want even.
dikwjjls staan wjj voor feiten en gebeurtenissen,
welker middellijke oorzaak niets anders is dan
het gebrek aan voorziening bjj hen, die wel
degeljjk op de mogeljjke gevolgen van hunne
maatregelen en verordeningen bedacht hadden
moeten zjjn. Daar hebt ge bijvoorbeeld de
ergerljjke en niet zelden bloedige straatge
vechten te Amsterdam bjj gelegenheid van
bet uitventen van sociale couranten en ge
schriften onvermjjdeljjke gevolgen van de
zonderlinge rechtspraak van den Hoogen raad,
die uitgemaakt heeft, dat men die oproer
kraaiers zelfs niet ter wille van de openbare
orde en veiligheid op straat bemoeiljj ken mag,
omdat dan het grondwettig recht van die
edeldenkende lieden »om door de drukpers
gedachten en gevoelens te openbaren" zou
geschonden worden. Ik wil niet met een zoo
hoogachtbaar college als den Hoogen raad ia
debat treden, desnoods neem ik aan dat het
Belgische hof van Cassatie, dat dezelfde kwestie
op grond van de Constitutie daar te lande.
- Waarljjk ?if
Het klonk ongeloovig -- en Wiesje blobsdö
tot achter de ooren. Kai liet zich nog
minder zien en werkte vaak tot laat iü dën
nacht. Zulk een jjverigen knecht had de baas
nog nooit gehad.
j «Overwerk u maar niet Kai; gjj zjjtnieil
wel 1" zei de baas op zekeren dag.
Deze maakte een geluid, dat lachen moest
verbeelden; doch dat Wiesje door merg en
been ging.
j De tjjd verliep en toen de rozen weder
bloeiden ging de huisdeur bjj den timmerman
j open om een bruidstoet door te laten dia
naar de nabjj gelegen kerk trok.
J Wiesje en Frits, als bruidspaar voorop, ge
volgd door bloedverwanten en vrienden, heel
achteraan liep Kai. De zwarte rok hing slap
om zjjn misvormde ledematen en de hooge
J zwarte hoed paste niet op zjjn wanstaltig
hoofd. Hjj kon bjj na den eenen voet niet voor
1 den anderen zetten. Op het dak kirden da
duiven. Uit het gezangboek van Wiesje
stak een prachtige roos, baar oude vriend had
haar die kort te voren met een afgewend ge-
laat gegeven, en zjj had haar met neergesla
gen oogen aangenomen.
Als de wind was hjj de deur uitgesneld en
Wiesje hield de bloem in de bevende hand,
»Uw geluk zjj zoo heerlijk als deze weU
riekende g§»r! Dat geve Rod!" Eoneklagg