N°. 120. 136° Jaargang. 1893 W oensdag 24 Mei. FEUILLETON. Middelburg 23 Mei. Deze courant verschijnt d a g e 1 y k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.- Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alia dankbetuigingen van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: Reclames 40 cent per regel. Gehalta der kiezers. EEN GEBROKEN H4RT. t- »Ja, maar Zjj hield op en keek j «Zooveel blaadjes, zooveel gelukkige jaren en uw geluk zjj zoo heerijjk als deze welrie kende geur 1" rnfr TUTa middelbï ii).s(iii co ii am1. Thermometer. Middelburg 23 Mei 8 u. m. 12 u. 68 gr., av. 4 Verwacht verand. wind. vm. 65 gr. u. 68 gr. F. Agenten te Vlissingen P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. A. W. Bolland, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te Zierikzee A. C. de Mooij, te Tholen W. a. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Bitmak, te Botterdam, de Gebk. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de La Majr. Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Par pa en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zijn, willen zij des avonds nog worden opgenomen. Omtrent dit belangrijk punt schrjjft de minister van binnenlandsche zaken, ter weer legging van de bezwaren, blijkens het voovloopig verslag der Tweede kamer tegen de door hem voorgestelde regeling gemaakt, in zjjn Memorie van antwoord het volgende De uitbreiding der kiesbevoegdheid zooverre als de bepalingen der Grondwet zulks toelaten, ia thans noodzakelijk. De voorgedragen wets ontwerpen trachten haar te verzekeren. Geven het gehalte der ingezetenen, aan wie zjj kies bevoegdheid schenken, de persoonlijke eigen schappen, die hun worden toegeschreven, grond tot rechtmatig bezwaar in het voorloopig verslag wordt de meening uitgesproken, dat de minister de premissen, welke hij in dit opzicht tot eene behoorlijke oplossing van het kiesrechtvraagstuk had ge steld, in de Memorie van toelichting gaandeweg had laten vallen, om te komen tot de con clusie dat het kiesrecht behoort toegekend te worden aan allen, wier volstrekte ongeschikt heid en volstrekt gebrek aan welstand niet vaststaat. Niets is minder juist. In de Memorie van toelichting wordt omschreven, welke de bedoeling van den Grondwetgever was, toen hÜ den eisch van geschiktheid en maatschap pelijke» welstand stelde en daarvan bjj de kiezers het bezit van kenteekenen vorderde. En vervolgens wordt aangetoond, dat die alge- meene kenteekenen, willen niet geschikten en Telen die maatschappeljjken welstand bezitten worden uitgesloten, op de voorgestelde wjjze dienen te worden omschreven. Tegen de juist heid van dit betoog wordt in het voorloopig verslag geene bedenking gemaakt, maar alleen lijk beweerd, dat door die omschrijving der kenteekenen velen het kiesrecht zouden erlan gen, aan wie n»en zulks niet wenscht te zien toegekend. De minister vreest niet dat zulks het geval zal wezen. Hij acht de voorgedragen regeling eene zoodanige te zjjn, als in het belang des lands wordt gevorderd. Dat naar de voorschriften van het Grondwetsartikel geene andere te verkrijgen is, werd ook door de tegenstanders dezer voordracht erkend. Maar voor de regeering ligt hierin stellig geen aan leiding om eene herziening van dat artikel voor te dragen. Want in de tegen de voorgestelde uitvoe ring van het grondwetsartiel aangevoerde bezwaren, voor zoover deze de ingezetenen raken die de kiesbevoegdheid zullen erlangen, kan zjj niet deelen. In hoofdzaak en onder verschillenden vorm komen die bezwaren hierop neder, dat de niet-bezittende klassen thans ook het kiesrecht zullen erlangen, de onver- mogenden, die geheel in beslag genomen wor den door de zorg voor het eigen bestaan. Zjj, die hiertegen opkomen, vergeten niet alleen dat de zorg voor het eigen bestaan de over- 9. Novelette uit het ïtuitsch, van E. VOIST WALD—ZEDTWITZ. Fnts zat 's avonds ook op de bank en dan ferteld# hij, en dat.waren mooie, vrooljjke geschiedenissen, die Wiesje de tranen in de öogen brachten van het lachen. Kai luis terde stil, Ret was immers natuürljjk dat Wiesje liever tranen in de oogen kreeg van het lachen dan van aandoening en dat zjj dien knappen Frits meer aankeek dan hem den leeljjken Kai dat was ook zoo begrjj- peljjk. »Doe toch ook eens uw mond open, Kai? zei Frits somtjjds. «Mij valt niets in antwoordde hjj dan en daarbij bleef het. Frits keek met een spot achtig gelaat naar de misvormde gestalte van den kameraad. »Hoe kunt gij, kleine dreumis, een schaaf hanteerenHahagij kunt te nauwernood op de schaafbank kijken!" Kai stond op en ging zwjjgend in buis. Dat was niet mooi van u, Frits", be rispte het meisje. Onder kameraden is men anders niet .200 kwaljjkneraend." groote meerderheid der ingezetenen bezighoudt, steeds bezighouden moet en zal, maar tevens, dat de verzekering van eigen bestaan ten nauwste en in steeds toenemende mate samen hangt met de algemeene zaak, met de instand houding en welvaart der gemeenschap, waarvan de ingezetenen een deel uitmaken. Van die gemeenschap gaat het bestaan en de toekomst dan ook evenzeer hen aan, die gerekend wor den tot de niet-bezittende klassen te behooren. Dragen dezen al tot een lager geldeljjk be drag tot de algemeene uitgaven bijook waar zjj slechts weinig of niet door directe belas tingen worden getroffen, is de hun opgelegde last niet altjjd minder zwaar en betalen zij een soms aanmerkelijk aandeel in den vorm van accjjnzen. In ander opzicht worden alle ingezetenen, ook de niet-bezittende klassen, geljjkeljjk geroepen tot de instandhouding van het geheel. Persoonlijke diensten voor de landsverdediging worden van dezen in niet mindere mate dan van de overige ingezetenen gevraagd, en de tallooze verplichtingen, welke de steeds zich uitbreidende staatsbemoeiing voor de veiligheid, de gezondheid, de maat schappelijke ontwikkeling en welvaart ten bate van het geheel aan de bjjzondere personen oplegt, drukken evenzeer op de niet-bezittenden als op hen, die in meer uitgebreide mate over stoffelijke goederen kunnen beschikken. Bestaat er nu eenige gegronde reden om aan de eerst genoemde», wanneer hunne ongeschiktheid daartoe niet kan worden aangetoond, de staats burgerlijke bevoegdheid te onthouden, de me dewerking, door middel van het stemrecht, tot de algemeene regeering? Welke is de rechtsgrond, waarop aan het eene gedeelte dei- ingezetenen, de bezittende», de vrjje beschik king over de bevoegdheden, verplichtingen, levensvoorwaarden van het andere gedeelte, de niet-bezittenden, moet worden geschonken? Geeft zoodanige toebedeeling van bet stem recht, den rechtsgrond daargelaten, eenigen waarborg, dat de algemeene zaak aan de waar digste» is toevertrouwd Gaat het bezit met meerdere verstandsontwikkeling, betere karak tereigenschappen, met een meer ontwikkeld rechtsgevoel altjjd gepaard Doet het zulks bovenal in de maatschappelijke toestanden, waarin wjj leven, nu bet bezit der bjjzondere personen eene snelle en steeds snellere wisse ling vertoont, en het ondoenljjk zoude wezen om binnen de door deze voordracht getrokken ljjn met zekerheid aan te wjjzen, wie al en wie niet tot de bezittende klassen behooren Van welke zjjde ook beschouwd, de meening van ben, die aan de niet-bezittende klassen, aan de ingezetenen die in beslag zjjn genomen door de zorg voor eigen bestaan, maar dan ook voorzien in eigen onderhoud en in dat van het huisgezin, de staatsburgerlijke be voegdheid willen betwisten, druiscbt tegen den algemeenen gang en de eiscben der volks ontwikkeling, tegen de behoeften van ons volksleven, ljjnrecht in. Met de werkelijkheid is" in niet mindere mate de bewering in strjjd, dat onafhankelijk heid van karakter bjj deze niet-bezittende naar bet huisje, of Kai niet aan het venster stond en daar zjj hem niet zag, ging zjj voort .Gebochelden zjjn nu eenmaal licht geraakt en bovendien wantrouwend; men moet mede lijden met hen hebben." Kai drukte de hand tegen zjjn hart. Hjj had dicht bij het geopende venster gestaan en het toch gehoord. Wiesje nam het wel voor hem op, maar uit medeljjden alleen uit medeljjden. Zjj had hem een gebochelde genoemd en hield hem voor wantrouwend. Hjj zuchtte diep. Zij had geljjkhij was een beklagenswaardig wezen. En Frits, zjjn kameraad Dien nacht deed Frits geen oog toe en den volgenden dag wilde bet werk maar niet vlotten. Nu kwam de bevestiging. De rozen bloei den nog niet, anders bad Kai zeker de mooiste aan Wiesje meegegeven op weg naar de kerk. Zjjn oog was gedurende de plechtigheid onaf gebroken op haar gevestigd en hjj voelde een brandende pjjn in bet hart daar hem de lange blik, dien zjj met Frits, wisselde niet ontgaan was. De dominé had gezegd dat de aannemelingen, die nu weldra op eigen beenen jouden staan, vljjtig, werkzaam en trouw moesten zjjn. Bij het woord trouw had er iets in beider oogen geflikkerd. Thans bloeiden de rozen. Het was een warme avond en Kai zat op de hank, terwijl de baas met zjjn vrouw, Wiesje en Frits naar een volksfeest waren, Hjj was maar thuis gebleven, klassen in mindere, ongenoegzame mate zoude worden aangetroffen: waardoor zjj aan den overwegenden invloed van anderen zouden bloot staan. De meening is niet tegengesproken en kan niet worden wederlegd, dat onafhanke lijkheid van karakter een persoonlijke eigen schap is, in geenen deele samenhangende met een meer of minder groot bezit. En evenmin, dat voor zooverre die onafhankelijkheid door invloed van huiten, vrees of hoop, kan lijden of gevaar loopen, de meerdere of mindere omvang van dat gevaar niet naar de mate van het bezit, noch naar uiterlijk waarneem bare beteekenis kan worden beoordeeld, maar afhangt van omstandigheden en verhoudingen, die meerendeels voor de waarneming van der den verborgen zijn of daaraan ontsnappen. De aanwjjzing der welgestelde werklieden en ar beiders in stad en land, die voldoende poli tieke ontwikkeling bezitten om het kiesrecht naar behooren uit te oefenen, in onderschei ding van de overige ingezetenen, die niet aan deze omschrijving beantwoorden, zal dan ook wel steeds onmogeljjk bljjken. Dat omkoopbaarheid afhankelijk zoude zjjn van meerder of minder bezitdat onvermo* genden in de eerste plaats omkoopbaar zouden wezen, wordt door de ervaring gelogenstraft. Ook hier zal het persoonlijk karakter beslis sen. Met de uitgebreidheid van het kiesrecht hangt de omkoopbaarheid der kiezers niet samen. Het zeer beperkte kiesrecht in Frank- rjjk onder de Juli-monarchie en het algemeen stemrecht leverden in dit opzicht geen verschil. Wat nu de meening betreft, dat door de voorgestelde regeling de toegang tot de stem bus geopend wordt voor bedelaars, landloopers, venters, marskramers en dergeljjken, die, of schoon niet bedeeld, feiteljjk leven op den zak van anderen, zjj opgemerkt, dat in onze maatschappij velen feiteljjk, op verschillende wjjze, middelljjk of onmiddellijk, op den zak Tan anderen leren, zonder dat zulks met juistheid valt na te gaan, veel min te bewjj- zen. Alleen waar bet uiterljjk waarneembaar feit aanwezig is, de onderstand van liefdadige instellingen of openbare besturen wordt ver strekt, bestaat er een voldoende grond, den ingezetene te betwisten dat hjj in zjjn onder houd voorziet. En Wat de opgesomde cate- goriën van ingezetenen betreft, mag als zeker worden aangenomen, dat, voor zooverre zjj een zwervend leven leiden, op de bevolkingsre gisters hunne namen niet zullen voorkomen, waardoor zjj vanzelf het kiesrecht missen' Venters en marskramers kunnen bovendien zeer wel, op eerlijke wjjze, voldoende in hun onderhoud voorzien. Hun beroep kan op zich zelf niet worden geminacht. Bedelaars en landloopers, die gelukkigerwijze hier te lande niet in zoo groot aantal voorkomen, zjjn geen bjjzondere klasse van ingezetenenhet zjjn personen, die zich aan misdrijven schuldig maken, waartegen de wet straf heeft'bedreigd. Dat zjj op de bevolkingsregisters zouden voorkomen; gedurende het laatstverloopen jaar niet zjjn bedeeldop den daarvoor gestelden tjjd eene eigenhandig geschreven aanvraag Wat zou hjj daar doen, bjj al die vrooljjke menschen Hp, de gebochelde, kon toch niet dansen, en Wiesje - Hjj zat alleen op de bank. Af en toe voerde de wind eenige tonen der dansmuziek naar hem toe. Verder was het doodstil, De stad scheen uitgestorvenj slechts het roepen van den nachtwacht en zjjne hoorngeschal verbraken de stilte. Lalalala lalalala lalalalaHoe heerijjk moest men op die wals dansen. Natuurljjk danste Frits en Wiesje nu samen. Kai slaakte een zuchtla la la -«• la lalalalalala la la la en wat roken de rozen bedwelmend 1 Kai sliep in; de maan bescheen zjjn bleek gelaat. De arme jongen droomde van den tjjd, toen bjj nog leerling was en Wiesje nog een kind; toen zjj samen op den stoep zaten toen die ander er nog niet was en boe heerijjk bet toen was. De timmerman moest met zjjn gezin vroeg het feest verlatenwant er had plotseling een sterfgeval plaats gehad in het stadje en hjj had onder het dansen last gekregen ter stond voor een kist te zorgen. Er moest dus van den nacht dag gemaakt worden en Frits werd vooruit gezonden om Kai op te roepen en het noodige voor het werk in gereedheid te bren gen. Hp vond zjjn kameraad slapende op de hank en kreeg een boosaardigen inval. Hp sloop door de op een kier staande deur in huis, haalde een handvol krullen uit de werk plaats en hing die den slapende om het hoofd gn aan de opren, nam een ouden styoohoed zouden inleveren om op de kiezerslijst te wor den geplaatst, mag, zoo niet onmogelpk, dan toch hoogst onwaarschijnlijk worden geacht. Daarentegen zullen bedelaars en landloopers wel en in vrij groote verhouding voorkomen onder hen, die krachtens wetteljjk voorschrift van hunne vrijheid zijn beroofd en daarom het kiesrecht niet kunnen uitoefenen. is de adelborst lste kl. J. G. de Jongh, op pensioen gesteld voor den tjjd van één jaar, en bet bedrag van dat pensioen bepaald op ƒ400 'sjaars; is de kapitein L. H. Huigens, van het 6de 'reg. inf., op zijne aanvrage, op pensioen ge steld ad 1560 'sjaars, en dien kapitein, ge rekend van den dag waarop zijn pensioen ingaat, de rang verleend van majoor. Onder het opschriftHopeloos schrjjft de Standaard De redactie van de Tijd is niet gesticht over ons gemis aan meegaandheid. We zouden zoo zeggen aan wien de schuld Onzerzjjds is steeds op den voorgrond gesteld, dat we in de staatsrechtelijke principiën het naast verwant zjjn aan de Roomsch-Katho- lieken. Maar wat te doen, als men staat voor een Roomsch-Katholiek beleid, dat zjjn eigen principiën op non-activiteit zet, en de paarden spant voor de versleten en verkleurde zege kar van de conservatieve achterhoede dei- revolutionairen Over het remplapanten-stelsel heeft de partjj van de Tijd c. s. niet alleen een divergeerende opinie gehad, maar ze heeft heel onze poli tieke toekomst als inzet er aan gewaagd, om toch maar die kostelijke remplayanten te be houden. Kabinet, Kamer, Saamwerking, alles moet om en over den hoop, om maar te kunnen zeggen: Wjj, Nederlanders, hebben in ons leger nog remplayanten. En dat op een punt, waarmee de principiën der Roomsch-Katholieke beljjdenis niets te maken hadden, ja dat er veeleer meê streed. En ook nu weer van hetzelfde laken een pak. De censuskiezers moeten behouden. De mannekens van het geld. De oligarchie der bezittenden. En dat nota bene in een tijd, waarin de edelste tolken van Rome's kerk in den strjjd voor het democratiseeren van de maatschappelijke verhoudingen vooraan staan. Daarom moeten wjj ons wel terugtrekken. En als de heeren van deze fractie dan zoo ver gaan, om in een overwegend Roomsch- district eigener beweging een protestant te stellen, maar één die hoog-, oud-, op en top conservatief is, en ons dan nog de velieïteit toedichten, alsof wjj, even beginselloos, met zulk politiek geknutsel zouden meegaan, dan hebben wjj geen keusdan moet onze taal wel fier zjjn. We bedelen om niemands stem in Gouda. Ook daar zjjn we tot vallen met eere bereid. Tienmaal liever, dan de stemmen in Gouda te koopen tot den prjjs van beginselloosheid in Beverwjjk. De candidatuur-Borret toont dan ook, dat men in Beverwjjk zelf past voor al zulk poli tiek gescharrel. Immers Borret doet aan deze aanbidding van den conservatieven afgod niet meê- Bjj kon. besluit is benoemd tot notar is binnen bet arr, Breda) ter standplaats de gemeente Zevenbergen, J. J. E. Bruckner, candidaat-notaris aldaar; van de timmermahSvrouw, zette hem dieh op het hoofd en wierp hem een vrouwenrok over de knieën. Kai ontwaakte door een schaterend gelach. Wiesje en Frits stonden voor hem. Nu eerst merkte hjj wat er met hem geschied was. Hij balde de kuist, sprong op en wilde Frits te ljjf gaanmaar bedacht zich en stormde het huis in. Wiesje, zjjn lief klein Wiesje had hem onbarmhartig uitgelachen. Dat ver lamde hem en die verlamming kwam uit het hart voort. Ontsteld liep zjj hem achterna. >Het was slechts een grapje, Kai". «Met gebochelden moet men geen grap pen maken, die zjjn licht geraakt en wan trouwend -- met dezulken moet men hoogstens medeljjden hebben. Maar ook dat hebt gij zelfs niet 1 Hij liet het onthutste meisje staan, dat in tranen uitbarstte Kai werkte harder den ooit, doch wanneer 's avonds Frits en Wiesje op de bank naast de deur zaten, kwam hjj er niet meer bij. De duiven kirden te vergeefs om voeder. Wiesje en Frits hadden elkaar veel te veel te vertel len, om aan die duiven te denken. »Weg!" riep Frits en schopte er naar, toen zjj lastig werden. «Waarom laat gjj ons altjjd alleen?" vroeg Wiesje op zekeren dag aan Kai. Hjj verbleekte en bleet het antwoord schuldig, «Zjjt gjj boos op ons?" Hjj schudde zjjn groot hooid. «Ik verlang dikwjjls «aar u," De schrijver der »Brieven uit de Hofstad in de Arnh. Crt zegt in zijn jongste epistel o. a. Van dat Haagsche kiesrechtadres, dat onder de auspices van de Oud-ministers Hartsen en Heemskerk en de hooge goedkeuring van de in de hofhouding met hooge betrekkingen be- kleede heeren is ontworpen en gecolporteerd, heb ik vroeger al eens 't een en ander gemeld. Tegenover de manier, waarop men daarvoor buis aau huis onderteekenaars geworven beeft al dan niet a raison van een paar centen per naam, een gerucht dat mjj al te dwaas voorkomt, doch niet dwazer dan de colportage zelve tegenover de boodschap «compliment van mjjnheer zoo-en-zoo (volgt een krulnaam van belang, wiens klandisie de aangesprokene geniet of begeert) en hier waren ze met dat adres tegen het algemeen stemrecht", is het meer dan dwaas, is het veeleer ergerljjk en brutaal bjj het stuk eene nota te voegen, waarin men den leden van de Tweede kamer tracht diets te maken, dat al die 1400 uitma ken de eigen élite van de residentie op intel lectueel gebied. Misschien geven de namen ven de onderteekenaars aanleiding om van het »smeekschrift der edelen" mits daarbjj voe gende «mitsgaders derzelver onderhoorigen en leveranciers" te spreken, maar in de hofkringen, waar men zich onbegi-jjpeljjker- wjjze en zeer onverstandig en onvoorzienig tegen het uitgebreid stemrecht zoo weert, zal men waarljjk bet brandpunt der Haagsche intelligentie niet zoeken. Ja, voorziening, al zeggen we honderdmaal en dag aan dag gouverner c'est prévoir, het helpt toch maar een bitter beetje, want even. dikwjjls staan wjj voor feiten en gebeurtenissen, welker middellijke oorzaak niets anders is dan het gebrek aan voorziening bjj hen, die wel degeljjk op de mogeljjke gevolgen van hunne maatregelen en verordeningen bedacht hadden moeten zjjn. Daar hebt ge bijvoorbeeld de ergerljjke en niet zelden bloedige straatge vechten te Amsterdam bjj gelegenheid van bet uitventen van sociale couranten en ge schriften onvermjjdeljjke gevolgen van de zonderlinge rechtspraak van den Hoogen raad, die uitgemaakt heeft, dat men die oproer kraaiers zelfs niet ter wille van de openbare orde en veiligheid op straat bemoeiljj ken mag, omdat dan het grondwettig recht van die edeldenkende lieden »om door de drukpers gedachten en gevoelens te openbaren" zou geschonden worden. Ik wil niet met een zoo hoogachtbaar college als den Hoogen raad ia debat treden, desnoods neem ik aan dat het Belgische hof van Cassatie, dat dezelfde kwestie op grond van de Constitutie daar te lande. - Waarljjk ?if Het klonk ongeloovig -- en Wiesje blobsdö tot achter de ooren. Kai liet zich nog minder zien en werkte vaak tot laat iü dën nacht. Zulk een jjverigen knecht had de baas nog nooit gehad. j «Overwerk u maar niet Kai; gjj zjjtnieil wel 1" zei de baas op zekeren dag. Deze maakte een geluid, dat lachen moest verbeelden; doch dat Wiesje door merg en been ging. j De tjjd verliep en toen de rozen weder bloeiden ging de huisdeur bjj den timmerman j open om een bruidstoet door te laten dia naar de nabjj gelegen kerk trok. J Wiesje en Frits, als bruidspaar voorop, ge volgd door bloedverwanten en vrienden, heel achteraan liep Kai. De zwarte rok hing slap om zjjn misvormde ledematen en de hooge J zwarte hoed paste niet op zjjn wanstaltig hoofd. Hjj kon bjj na den eenen voet niet voor 1 den anderen zetten. Op het dak kirden da duiven. Uit het gezangboek van Wiesje stak een prachtige roos, baar oude vriend had haar die kort te voren met een afgewend ge- laat gegeven, en zjj had haar met neergesla gen oogen aangenomen. Als de wind was hjj de deur uitgesneld en Wiesje hield de bloem in de bevende hand, »Uw geluk zjj zoo heerlijk als deze weU riekende g§»r! Dat geve Rod!" Eoneklagg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1