22 April. N°. 95. 136° Jaargang. 1893 Zaterdag Middelburg 21 April. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Telephoonnommer 339. J II11) I) I I ll I II S( l 11 COURANT. Thermometer. i Agenten te VliasingenP. Gr. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenP. v. d. Peijx, te Zierikzee A. C. de Mooij, te Tholen W. A. Advertentiën Middelburg 21 April 8 u. vm. 59 gr. van Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de j moeten des namiddags te één uur m. 12 u. 71 gr., av. 4 u. 68 gr. F. advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmak, te Rotterdam, de Gebb. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de La Mae Azn., te Amsterdam. I aan het bureau bezorgd zjjn, -willen Verwacht U. wind. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zij des avonds nog worden opgenomen. Hr H. Sineenge over kiesrecht. I. Op uitnoodiging van het bestuur der liberale kiesvereeniging Eendracht maakt macht alhier trad Donderdagavond de heer mr H. Smeenge van Hoogeveen, lid der Tweede kamer, in de groote Schuttershofzaal als spreker op over het onderwerp kiesrecht. De voorzitter der kiesvereeniging, de heer Herm. Snijders, heette de aanwezigen welkom) zich verheugende dat men weder in zoo aan zienlijken getale gebruik had gemaakt van de geboden gelegenheid om door een bekend spreker een belangrijk onderwerp van den dag te hooren behandelen. De heer Snjjders uitte verder zijne vreugde dat de heer Smeenge, die onlangs door om standigheden buiten zijn wil verhinderd was naar Middelburg te komen, toch, zij 't wat later, zijne belofte heeft kunnen houden en daar door het spreekwoord heeft bevestigd dat afstel geen uitstel is. De heer Smeenge begon met er op te wjjzen dat zjjne bezigheden van dien aard zjjn dat hij niet noodig heeft naar werk te zoeken en dat de reis naar Middelburg nu direct geen uitstapje is, maar dat de hartelijke ontvangst van vroeger en de toen ondervonden waar deering b}j zjjne voordracht over afschaffing der plaatsvervanging hem gaarne hier deden optreden. Hij voegde daarbij dat, wanneer zjjne hoorders ook ditmaal over hem tevreden waren, hij zich wel wilde verbinden te zjjner tjjd, als men het wilde, nogmaals hierheen te komen. Na deze voorafspraak kwam de spreker tot zijn onderwerp. Een van de regelen, die in ons staatsrecht gelden, isdat de wetten en verordeningen, die werken zullen, niet anders tot stand komen dan door gemeenschappelijk overleg van het hoofd van den staat en het volk. De wetgevende macht, d. i. de macht die de regelen stelt waarnaar ieder zich moet ge dragen, wordt dus uitgeoefend door het hoofd van den staat en het volk. En nu niet door het volk in zjjn geheel, maar door zjjne ver tegenwoordigers en deze vertegenwoordiger; zjjn het waarvan de grondwet zoowel in 1815 als in 1887 zei: «de Staten-Generaal verte genwoordigen het geheele Nederlandsche volk." Zal in werkelijkheid deze uitspraak waarheid bevatten, dan is het noodig dat ook het geheele volk, althans zoovelen als maar met het oog op het algemeen staatsbelang mogeljjk is, tot die keuze medewerken. Er waar dit nu helaas in den loop dertjjden veel te wenschen overliet en nog laat, had en heeft men daarmede geen vrede meer, ontstond dan meer dan minder drang naar wijziging van het kiesrecht. Die drang was grooter en werd sterker naarmate men terecht of ten onrechte aan de ver tegenwoordigers het stellen van regelen, welke voor allen niet geljjk golden, of het uitblijven Van regelen, die door de veranderde tijdsom standigheden waren geboden, verwijten kon. Zoo was het vóór 1848, vóór 1887, zoo is het nü. Naar mate in den loop der tjjden de zwak keren meer behoefte gevoelden tegen dester- keren in de maatschappij te worden beschermd en die bescherming wel eens wat lang op zich liet wachten, werd de zucht naar mede- l-egeeren bp die zwakkeren grooter. Toen nu nog daarenboven tengevolge van veranderde maatschappelijke omstandigheden, uitvinding van stoom, telegraaf en electriciteit aanbod van en vraag naar werkkrachten geen gelijken tred hielden en daardoor mis standen ontstonden, die vroeger niet werden opgemerkt, meende men dat eene andere ver tegenwoordiging dat zou hebben verhoed, die kwalen zou wegnemen. Toen daarenboven slechte lieden, die wel beweren het wel te meenen met het volk, doch dit in menig opzicht niet bewijzen, van dit alles den meervermogenden de schuld gaven, duurde het niet lang of er kwam sprake van eene overheersching der bezittenden, van een stelselmatig uitsluiten der min- gegoeden. Met dit al werd de drang naar verandering steeds sterker en de regel «de Staten-generaal vertegenwoordigen het geheele Nederlandsche volk" steeds meer belachelijk gemaakt. Nu mag het niet worden ontkend dat vóór 1848 die regel ook al slecht tot zjjn recht jfjvam e» een yan de vruchten der grondwets herziening van 1848 was dan ook de invoering der rechtstreeksche vertegenwoordiging. Vroeger toch werden de leden van het eene deel der vertegenwoordiging de Eerste ka mer gekozen door het hoofd van den staat en wel voor hun leven. Zoo werden de leden van den anderen tak der wetgevende macht die der Tweede kamer gekozen volgens de grondwet van 1814 (art. 85), van 1815 (art. 79) en van 1840 (art. 142) door de Provinciale staten. Door de grondwet van 1848 kwam verbete ring en werd, zooals men het toen uitdrukte, het kiesrecht, hoewel rechtstreeks uitgeoefend, vastgekoppeld aan den census, om een kracht, die men vreesde, tegen te houdenals remblok dus. Het duurde niet lang of er kwam drang naar verandering. in 1872 werd een wetsontwerp ingediend, dat in 1874 werd behandeld en ook na be strijding door de liberalen werd verworpen. Bij een verlaagden census beoogde dit ontwerp het aantal kiezers te brengen op 130.000. Onder het ministerie Kappeyne deed zich behoefte gevoelen aan grondwetsherziening, voor een groot deel het gevolg van de slechte regeling van het kiesrecht, terwijl juist de groote grief was de koppeling aan den census, waardoor moeilijkheden ontstonden. Eerst in 1883 vond dit denkbeeld bjj de li beralen ingang. Onder het ministerie-Heemskerk mocht het, na in 1886 mislukt te zjjn, tengevolge van het afstemmen van het Xe hoofdstuk, in 1887 gelukken eene herziening tot stand te brengen, die ons het tegenwoordig artikel 80 gaf, Ieder, die zich dien tjjd nog herinnert, weet welke moeite het heeft gekost dat artikel in de grondwet te krjjgen, waarvan zeer zeker een zeer uitgebreid, zoo niet algemeen kiesrecht, het gevolg kan zjjn. Teneinde de kieswet, die het gevolg moest worden van art. 80, te laten maken door eene vertegenwoordiging, die op breeder grondslag rustte dan die welke gekozen was onder vigueur der kieswet van 1850, ter uitvoering van art. 76, breidde men het kiezerskorps uit tot 330.000 en wel door het kenteeken van kiesbevoegdheidhet betalen van een zeker bedrag in de directe belasting aan te vullen met een paar nieuwe middelen, zooals de aanslag in de grondbelasting alleen tot een bedrag van f 10 en de zoogenaamde kamer bewoners. Hiervan was het gevolg, zooals gezegd, dat het aantal kiezers tot 330.000 werd uitgebreid De door deze kiezers gekozen vertegenwoor diging zou mede als voornaamste taak hebben het maken van een kieswet, waarbjj art. 80 tot zjjn recht kwam. Alle politieke partjj en waren van dat denk beeld doordrongen zoowel de anti-revolution- nairen als katholieken de liberalen als, zeer stellig, de zich noemende vooruitstrevende partjj de radicale met de sociaal-democratenelk programma sprak van regeling van het kiesrecht. Het stond dan ook, volgens ieders meening onomstooteljjk vast, dat, vóór de vierjarige regeeringsperiode der kamer van honderd ver streken zou zjjn, een nieuwe kieswet zou zjjn tot stand gekomen. Ons orgaan ten minste, de Liberale Unie. sprak zich aldus uit. Het mocht ons echter niet gelukken, voor een groot deel als gevolg daarvan dat radi calen en sociaal-democraten de liberale partjj het vertrouwen ontzeiden, de meerderheid te behalen. Doch wat noodhoewel misschien niet ge regeld op liberalen grondslag, het kiesrecht zou toch worden herzien, want elke regeenng, welke ook, was daartoe verplicht. Toen dan ook de vorige regeering en meer derheid in gebreke bleef, dit vraagstuk aan de orde te stellen, werden bjj de jongste ver kiezing, in 1891, de bakens weder verzet en naar spreker erbij voegde, niet het minste tengevolge van het werk, door de Liberale Unie verricht. De tegenstand zelf der radicalen, met wie de liberalen in beginsel op dit stuk niet anders verschilden dan in de gebondenheid aan een bepaald plan, vermocht niets tegen de belofte van den kant der liberalen gedaan. Het verschil tusschen radicalen en liberalen op dit stuk bestond naar sprekers oordeel hierin dat de liberale partjj, hoewel een uit breiding van het kiesrecht verlangende, zoover de grondwet toeliet, zich niet wilde verbinden om eene wjjziging, die niet zoover ging doch te krjjgen was, af te wjjzen. Dien ëisch derradi calen in te willigen heb ik zeide de heer Smeenge steeds geweigerd en weiger ik nog, Hoezeer overtuigd van de noodzakelijkheid en hoe vurig voorstander van eene uitbreiding zoover mogeljjk, als spreker die niet verkrjj- gen kan zal hjj het mindere nemen. En waarom omdat hij meent daarmede de zaak, die hjj voorstaat meer, te dienen dan met eene verwerping. Het jaar 1887—1888 is daar om daarvan een bewijs te leveren. Door een uitgebeider kiezerscorps werden meerdere mannen gekozen, geporteerd voor kiesrechthervorming, dan vroeger na dien tjjd werd door meerderen in het parlement daarop aangedrongen dan vroeger. En zoo zal het ook nu gaan. Indien, onverhoopt, de meerderheid van de noodzakelijkheid dezer wet niet overtuigd is, doch eene kleine uitbreiding wil geven, dan zal zjj zich zeer bedrogen zien, indien zjj meent dat daarmede de storm wordt bezworen. Neen, dan zal juist dat uitgebreider kiezers corps, dichter staande bij en dus meer voelende voor hen, die nog zjjn uitgesloten, krachtiger pogingen aanwenden voor het spoedig wel slagen door het mandaat niet anders te geven dan aan hen, die met hen overtuigd zjjn van het gepleegde onrecht, van de gebiedende noodzakelijkheid van het herstel daarvan. Als gevolg van den uitslag der verkiezingen in 1891 trad op het tegenwoordig bewind, nadat de liberale partjj in de kamer de meerderheid had verkregen. En hoe die regeering hare taak opvatte Wjj behoeven, om dit na te gaan, slechts op te slaan de troonrede, die op 15 September 1891 werd uitgesproken en die inhield «de indiening van een wetsontwerp tot regeling van het kiesrecht, die noodzake lijke voorwaarde van blijvende verbetering, wordt voorberei d." Wie mocht na de uitspraak dezer woorden door H. M. onze geëerbiedigde regentes, haar in den mond gelegd door die raadslieden van de kroon, twjjfelen aan den ernst van het kabinet op dit stuk Niemand. En toch is het door velen gelukkig voor ons tot oneer van hen geschied. De aanhangige ontwerpen zjjn gelukkig als vurige kolen op hun hoofd gestapeld. Moge de pjjn, die zjj er door gevoelen, niet te groot zjjn; mogen zjj, die aan die misken ning waarde hechten, die meededen in het uitspreken van onverdiende beschuldigingen, door ervaring geleerd, later beter het kaf van het koren scheiden Nadat minister Tak, zich niet storende aan den onrechtmatigen dwang, herhaaldelijk op hem aangewend, rustigvoort arbeidende en daar door voorkomende dat slecht werk werd gele verd, ruim een jaar aan het bewind was, schonk hjj het Nederlandsche volk de bekende wetsontwerpen, ontwerpen waarom, het lot moge wezen wat het wil, allen zich willen scharen, die in uitbreiding van kiesrecht zien een noodzakelijke voorwaarde van bljjvende verbetering, ontwerpen die zelfs den vjjand hebben verbaasd. De spreker ging die ontwerpen in het kort na en begon daarom met eraan te herinne ren dat, waar het kiesrecht, gevolg van art. 76 der grondwet van 1848, geregeld is bjj éen wet, de heer Tak gemeend heeft dit in drie te moeten doen. De eerste daartan is door hem genoemd wet tot regeling van de kiesbevoegdheid voor de Tweede kamer der Staten-Generaal en voor de Provinciale staten de tweede, «wet tot regeling van de i t- oefening van het kiesrecht voor de Tweede kamei' der staten-generaal en de provinciale staten" en de derde «wet tot regeling van de be noeming en van de aftreding der afgevaardig den der Eerste en Tweede kamer der staten- generaal." Deze splitsing wordt door den heer Tak in de memorie van toelichting in den breede gemotiveerd. Geregeld zullen dan worden, zooals de minister het noemt, de staatkundige verkiezingen, doch onafgedaan bljjven de regelen van kiesbevoegdheid voor de ge meenteraden, die worden verschoven naar de herziening der gemeentewet. Door velen is dit afgekeurd, naar de meening van den spreker ten onrechte, wjjl hjj zich zeer goed vereenigen kan met hetgeen daar omtrent in de memorie van toelichting voor komt en hjj van oordeel is, «dat men ook te veel hooi op zjjn vork kan nemen." Hierna besprak de heer Smeenge de hoofd punten der kiesrechtontwerpen. Art. 80 al. 1 der Grondwet luidt «De leden der Tweede kamer worden recht streeks gekozen door de mannelijke ingezetenen* tevens Nederlanders, die de door de kieswet te bepalen kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand bezitten, en den door die wet te bepalen leeftjjd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt". Het kwam er dus op aan kenteekenen van geschiktheid en maatschap pelijken welstand te omschrijven en eene keuze te doen omtrent den leeftjjd. Die kenteekenen nu meent de minister ge vonden te hebben in «lezen en schrijven", in het onderhouden van zich en zjjn gezin"; de leeftjjd werd door hem gesteld op 23 jaar. Op welken grond de minister deze bepalin gen verdedigt, vindt men in de memorie van toelichting. Uitgaande van het denkbeeld dat met geschiktheid, hoezeer in de grondwet niet breeder omschreven, ongetwjjfeld worden be doeld de hoedanigheden, tot het verrichten eener keuze van een volksvertegenwoordiger noodzakeljjk; dat eene voldoende geestesont wikkeling, zelfstandigheid van karakter en belangstelling in de openbare zaak daaronder wel de voornaamste eigenschappen zijn; dat geestesontwikkeling en zelfstandigheid van karakter persoonlijke eigenschappen zjjn, die in eiken levenskring onder alle standen en rangen, bjj sommigen worden aangetroffen, bjj anderen worden gemistdat belangstelling in die openbare zaak even min aan eenigen levenskring is gebonden en kan worden ont zegd zooals de ervaring dageljjks leert; dat maatschappelijke welstand in den gedachten- gang des grondwetgevers geldeljjke onafhan kelijkheid moet uitdrukken, die den kiezer in staat stelt om naar eigen inzicht zjjn stem uit te brengen, zonder vrees voor stoffeljjk nadeel, alsmede dat hjj tot waarborg strekken moet dat de kiezer belang heeft bij verbete ring der maatschappelijke ordekomt de minister tot de conclusie dat aan het gebie dend voorschrift van art. 10 der Grondwet is voldaan. Naast de kenteekenen van geschiktheid komt dat men het kiesrecht vragen moet, zooals in art. 11 van het 2e wetsontwerp be paald is. Dit is een van de punten, die spreker niet gelooft dat minister Tak zal prijsgeven, wjjl hieruit de belangstelling bljjken moet, en be langstelling niet op het oogenblik dat eene zwaarwichtige keuze moet gedaan worden, maar op een oogenblik dat meestal niet van verkiezing wordt gerept. Dat die belangstelling zelfs bjj hooggeplaat- sten wel eens ontbreekt, toonde spreker aan door te wijzen op een oud-generaal te 's Gra venhage, die, naar hjj zeide, als hjj zich, om kiezer te zjjn, een gang naar het stadhuis zou moeten getroosten, die moeite zou ontzien. Zoo'n man zou mr Smeenge willen zeggen welnu, bljjf dan maar thuis. Een ander punt is de candidaatstelling, die in de artt. 36, 37 en 38 geregeld wordt. Spreker wees er op dat deze wjjze van ver kiezen iets nieuws is in Nederland, doch met succes in Engeland, Australië, België en Luxemburg wordt toegepast, en toonde door voorbeelden aan dat het voorschrift, waai bjj bepaald wordt dat, wanneer door een vjjf- tig kiezers een persoon wordt aanbevolen, en diens naam door hen den burgemeester der hoofdplaats van het kiesdistrict schritteljjk wordt overhandigd die persoon gekozen is als geen andere naam wordt aanbevolen, veel omslag, verlies van tjjd en geld voorkomen kan. Nauw verwant hiermede is het couloirstel sel, dat noodwendig een gevolg zjjn moet van het vorige. De spreker zette ook de wjjze van handelen voorgeschreven in art. 52, uiteen en stelde het verschil in het licht tusschen de tegenwoor dige wjjze van verkiezen en de dan gevolgd wordende. Waar thans misschien 50 der kiesbiljetten niet ingevuld worden door de kiezers, maar door andere personen en niet al tjjd in den geest der kiezers zelve, verhindert het couloir stelsel dit en dwingt het den kiezer zeiven ongecontroleerd, geheim zjjn meening omtrent den eenen of anderen candidaat te zeggen. Hierbjj vond de heer Smeenge gelegenheid om er op te wjjzen, hoe het daartoe noodig zjjn zal het Nederlandsche volk op de hoogte te brengen van den toestand en dat, waar dat zeker de taak is van de leiders der partjjen ook de volksvertegenwoordigers geroepen zullen worden om de belangrijke zaken van den dag toe te lichten en te verklaren. Want dan zal het niet meer gaan dat een kiezer tusschen twee partijleiders van ver schillende kleur naar het stadhuis geleid wordt en stemt voor die party, wplke het laatst hem vasthoudt en het gewenschte stem briefje in de hand futselt; dan moet de man zelf oordeelen, en de spreker verklaarde te gelooven dat de kiezer dat in de meeste ge vallen bjj dit stelsel ook doen zal. Hoe men het geheim van het couloir-stelsel in België van zekere zjjde toch tot een wassen neus heeft trachten te maken door den kiezer te verplichten zjjn stembiljet met een vloei- papiertje te drogen en dergeljjke praktjjken meer, dit alles kon, zeide spreker, de waarde van het stelsel niet verminderendaarmede kan men hier zjjn voordeel doen. Wanneer deze ontwerpen wet worden, zal, volgens berekening van den minister, het kiezerskorps klimmen tot een getal van 800.000, zoodat eene groote uitbreiding zeker het ge volg zjjn zou. Dat de grondwet een zeer uitgebreid kies recht op het oog heeft is, naar spreker meent, voor geen tegenspraak vatbaar, want wanneer men art. 80 leest, dan vindt men: a de grondwet veronderstelt de mogelijk heid dat de kieswet geen aanslag in be lastingen noch bezit van grondslagen daarvan als vereischte van kiesbevoegdheid stelt. Beide grondslagen kan de wetgever volgens de slot bepaling van art. 80 doen aannemen, beide kan hjj ook laten varen b indien de kieswet een belasting- of woning- census mocht aannemen, zoo zouden die, om niet in strjjd met de grondwet te geraken, al zeer laag moeten zjjn, wat bljjkt uit het feit dat het kiesrecht ook voor onderofficieren en soldaten bereikbaar wordt geacht c door in alinea 3 de bedeelden uit te sluiten neemt art. 83 de mogeljjkheid aan dat iemand, die aan de vereischten om kiezer te zijn vol doet, onderstand kan behoeven, zelfs van een gemeentebestuur, dat alleen bjj volstrekte on vermijdelijkheid onderstand kan geven. Dit geval ware niet denkbaar, indien de grondwet zich niet voorstelde dat de in alinea 1 bedoelde eischen op een zeer laag peil zou den bljjven. d mannen als prof. Bujjs, Rujjs van Bee- renbroek en Roëll en van de laatste zal toch zeker niet willen beweren dat hjj naar eene ruimere uitlegging heeft gezocht als voorstander van algemeen stemrecht zjjn tot de conclusie gekomen dat uitbreiding der kiesbevoegdheid tot algemeen stem recht met art. 80 der grondwet alleszins be staanbaar is. Nu is wel bjj de behandeling van art. 80 èn door den minister Heemskerk cn door vér- schillende leden herhaaldelijk verklaard dat algemeen stemrecht door dat artikel werd uitgesloten, maar aan de dikwjjls tegenstrij dige verklaringen der regeering bjj de grond wetsherziening, bepaaldeljjk bjj dit artikel, moet men, dunkt spreker, niet te veel waarde hechten, omdat ze te zeer beheerscht werd door het zeker moeiljjk probleem om zeer uit- eenloopende wenschen te bevredigen en ten slotte 2/3 der stemmen te verkrijgen. Aangenomen echter dat men er anders ovef denkt, dan is dit toch zeker dat de minister Heemskerk de eenig beslissende vraagof een beperkt algemeen stemrecht ook werd uitge sloten onbeantwoord heeft gelaten. Hij zeide dan altjjd niet te weten, wat beperkt algemeen stemrecht was. Het meest stellige antwoord gaf hjj, toen hjj de vraag van den heer Lohman zoü het iü strjjd met de grondwet zjjn als aan meerder jarige ingezetenen stemrecht verzekerd werd; onder voorwaarde dat zjj konden lezen eit schrjjvenbevestigend beantwoordde. Doch hieruit kan geen grondwettig bezwadf geput worden tegen de regeling van deii minister Tak, die nog verschillende andere voorwaarden stelt als de aanvrage; h e b- b e n v a n e e n e w o n i n g voorzienifl eigen onderhoud, niet veroordeeld zjjn tot 4 j a r e n gevangenisstraf. Warme hulde dient aan deze regeering te worden gebracht voor deze goed ineensluitende wetsontwerpen en spreker voegde er dadelijk bjj »ik ben volgaarne bereid tot de regeling van het kiesrecht op dezen voet mede te werken". Niet in strjjd met de grondwet acht hjj ze, integendeel, hjj meent dat ze geheel overeenkomstig de ware bedoeling van art. 80 zjjn uitgevoerd. Daarna toonde de spreker aan dat de wets ontwerpen zjjn bill jjk, grondwettig en staatkundig. Plaatsruimte verhindert ons heden die uit eenzetting op te nemen. Wjj moeten dus ona verslag over het slot der lezing van den heer Smeenge en het op die voordracht gevolgde debat tot een volgend nommer laten liggen*

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1