Mlelbirgsclie Courant
8 FEUILLETON.
BIJVOEGSEL
Middelburg 15 April.
Brieven uit de Hofstad.
APQLLOHUS SCHOTTE,
Maandag 17 April 1893, no. 90.
TAB DB
VA»
14 April 1893.
De Haagache schutterjj-kwestie is uitge
maakt, zegt men. Nu, zjj heeft lang genoeg
geduurd, en aan belangstelling heeft het haar
niet ontbroken. Zjj was weken, zelfs maanden
lang het onderwerp van den dag, dat in socië
teiten jjverig werd besproken, en waaraan de
Haagscho nieuwsbladen niet verzuimden nu
en dan hunne aandacht te wijden, die van
het publiek daarvoor waar nog noodig
vragende en telkens opwekkende.
Bepaald gewichtig is de vraag nu juist niet
of meneer A. of meneer B. majoor bij de
artillerie-schutterij zal worden, maar in onze
Haagsche kleinsteedschheid heeft zij buitenge
wone afmetingen aangenomen, voornamelijk
om de personen, die er bij betrokken waren.
Het ging toch om niets minder dan de hand
having door het hoog gezag of het feitelijk
tot aftreden dwingen van den kolonel-kom-
mandant! De benoeming van een majoor
buiten het corps officieren der schutterjj had
de gevoeligheid van dezen opgewekt, die daar
om hun ontslag verzochten, voor zoover zjj
niet meer schutterplichtig waren. Zou dat ver
zoek worden ingewilligd of niet, en zoo neen,
welk middel zou dan worden beproefd om
den heeren voldoening te geven Dit was de
vraag, en deze is nu opgelost. Maar hoe?
De gepasseerde kapitein, die met het com
mando was belast en verzocht had om per
soonlijke redenen van tjjdeljjken aard voor-
loopig niet tot majoor te worden bevorderd,
en die in strjjd met de daarbjj gemaakte
afspraak zich eensklaps vervangen zag door
een van buitenaf benoemden majoor, heeft zjjn
ontslag-aanvrage ingewilligd gezien. De vjjf
andere officieren, die voor hem partjj kozen
tegen den kolonel-kommandant, die hem zoo
onheusch had behandeld, zjjn nog slechts in
het genot van verlof, nog niet eervol ontslagen,
zooals zjj verlangden. En drie hunner hebben
thans hun verzoek ingetrokken.
Daarmede kan intusschen de zaak nietuit"
worden genoemdintegendeel is zjj eigenljjk
nu eerst belangrjjk geworden en wel door de
wjjze, waarop het resultaat is verkregen.
Men kent het troostwoord, na het verlies van
een veldslag door den aanvoerder gesproken,
dat historisch geworden gezegde »tout est
perdu fors l'honneur." Zonder daarom de ver-
geljjking tusschen dien veldheer en kolonel
Baud te willen doortrekken, dacht ik onwil
lekeurig aan dat gezegde toen ik de zooge
naamde oplossing van het gerezen geschil
vernam, maar ik geloof dat in dezen meer
juist zou zjjn »rien n'est perdu fors l'honneur,
want de kolonel heeft den majoor dien hjj
begeerde, hjj is verlost van den voor hemlas-
tigen kapitein, hjj behoudt juist de drie
officieren, voor wier behoud hjj moeite deed,
doch de eer en het prestige Deze zjjn er
vrjjwel bjj ingeschoten, en juist hierdoor is de
kwestie nu van meer algemeen belang geworden.
Het middel, waardoor drie officieren zjjn
teruggebracht van hun voornemen om den
schutterljjken dienst te verlaten, bestaat hierin,
dat hun door den nieuw-benoemden majoor
zeiven is medegedeeld, dat eene verklaring
door den commandant zou zjjn afgelegd in
tegenwoordigheid van de drie majoors en den
kapitein-adjudant, hierop neerkomende, dat er
fouten waren begaan bjj de voordracht van
den heer Eyssonius de Waal tot majoor. Welke
de juiste inhoud dier verklaring is mocht den
heeren evenwel niet worden medegedeeld,
van Middelburg,
een der hoofdgrondleggers van ons gezag op
de Moluksche eilanden,
overleden te Jacatra in 1613;
DOOfi
J. Gr. FREDERIKS.
De zoo jammerljjk omgekomen man liet
eene weduwe met kinderen na. Vermoedeljjk
was de vrouw te Middelburg gebleven, terwijl
hjj in Indië beproefde de uiterljjke omstan
digheden der zjjnen te verbetereneerst latei-
kreeg de maatschappjj in het Oosten ten
minste eenige geschiktheid om Europeesche
Dames aan de aldaar aanwezige zwakkere
kunne te wagen: het »vrouwengetimmer"j was
met van het voegzaamste soortde »ge-
importeerde" juffers en die daaronder voor
juffers doorgingen, misten het allooi, dat zelfs
de inschikkeljjkste beoordeelaar moest eischen.
De weduwe verzocht aan het hoofdbestuur
der compagnie om eenige ondersteuning voor
haar en de kinderen. Daar niets van dezen
aard openbaar was, lag in het verzoek geen
schande, en om eene beschikking te kunnen
ontvangen, moest er eerst een request zjjn;
de gunstige dispositie was gewoonljjk onder
de hand toegezegd, en had veelal den vorm
eenev welwillende gave, Natuurljjk werdhier-
maar de bemiddelaar betuigde, dat zjj zich
nu gerust er bjj konden neerleggen. Nota
bene, hjj zelf wiens benoeming dan een ver
keerdheid zou zjjn! Een prettige boodschap
om over te brengenEn de drie heeren
zwichtten inderdaad bij die afdoende sastisfactie
Aan de beide andere demissionaire officie,
ren werd die boodschap niet gedaan. Voor
onderscheiding is geen andere reden denkbaar
dan deze, dat men wel begreep hen toch niet
daarmede te kunnen ljjmen. Zjj, de heeren Van
den Bergh en Boejje, zouden zich niet gewon
nen hebben gegeven de eerste liet dit ten
overvloede nog openbaar maken in de dag
bladen maar van de drie anderen ver
moedde men terecht dat zjj gemakkeljjk te
winnen zouden zjjn, omdat de rang van officier
bjj de schutterjj voor hen een niet geringe
verhooging van maatschappeljjke positie mede
brengt, waaraan de heeren Van den Bergh en
Boeije geen behoefte hebben.
Is nu het prestige van den kolonel onge
schonden gebleven, die in tegenwoordigheid
van zjjn staf een door hem zeiven doorge
dreven beneeming afkeurt Kan de nieuw
benoemde nog prestige hebben tegenover zjjne
subalterne officieren, aan wie hjj de afkeuring
van zjjn eigen benoeming door den kolonel
mededeelde Is aan de eer voldaan zoolang
niet amende honorable ook tot den gepas-
seerden, inmiddels afgetreden kapitein zeiven
is gericht, die de dupe van de geheele ge
schiedenis is geworden? Is niet öf het prestige
van den kommandant, öf de eer van den
majoor in gevaar gebracht door de geheim
houding van de door den eersten afgelegde
verklaring Die geheimhouding moet immers
doen denken öf dat de publiekmaking van de
verklaring hem, die ze aflegde, te zeer zou
vernederen, öf dat de majoor een niets betee-
kenende voldoening voor zjjn kameraden af
doende noemt. Zjjn het prestige van den kolonel
en de eer der schutterjj gehandhaafd, toen in
zjjn naam pogingen werden aangewend om
drie van de vjjf officieren tot bljjven te
bewegen en van de beide anderen, onder wie
nog wel de thans oudste kapitein, niet de
minste notitie werd genomen
De nieuw benoemde majoor zal wel oneindig
veel beter moeten zjjn dan de gepasseerde
kapitein om te kunnen goedmaken al wat
juist tengevolge van zjjne aanstelling aan en
in de schutterjj bedorven is.
Nog eene andere zaak, ook eenigszins van
militairen aard, trekt in sommige kringen
hier nog al de aandacht. In het Vaderland
kwam onlangs een ingezonden stuk voor
over de langzame werking en de verkeerde
inrichting van de rechtspraak door het hoog
militair gerechtshof, waarvan de schuld niet
werd gegeven aan de omslachtige regeling
van het militaire strafprocesrecht waarop
anders wel eenige aanmerkingen zjjn te ma
ken maar aan den eerbiedwaardigen leeftijd
van de te Utrecht rechtsprekende grjjsaards,
aan wie langzaamheid en overvoorzichtighcid
worden verweten. Uit een tweede stuk over
hetzelfde onderwerp in dat blad blijkt, dat de
onderteekening van het eerste met den schoo-
nen maar aanmatigenden naam »Juris peritus"
niet van den schrijver maar van de redactie
afkomstig zou zjjnde schrijver noemt zich
nu verder een »oud rechterljjk ambtenaar".
Nu, dezen hadden velen reeds dadeljjk in hem
herkend en wel eenen, die niet ongenegen
zou zjjn om zelf in het Hoog militair gerechts
hof zitting te nemen, als het door hem noodig
geachte »jong bloed" daarin wordt gebracht.
Het tweede artikel geeft tevens opheldering
hoe iemand, die natuurljjk buiten het Hof en
buiten eenige militaire auditie staat anders
toch zou hjj niet met zjjn ambt kunnen over
eenbrengen te schrjjven zooals hjj deed
toch op de hoogte kwam van de door hem
besproken zaken de auditeur-militair was zoo
beleefd geweest hem de noodige inlichtingen
te geven. De auditeur weet derhalve wie de
schrjjver is en dat is in zeker opzicht zeer geluk
kig voor dezen, omdat genoemde ambtenaar nu
wel niet zal nalaten bij gelegenheid de aan
dacht op hem te vestigen als er te Utrecht
eens eene vacature ontstaat; iemand, die dooi
de redactie van een blad als het Vaderland
Juris peritus" wordt genoemd, en dan nog
wel bl jjkbaar in militair recht, kan men in het
Hoog militair gerechtshof best gebruiken. Dit
van veel misbruik gemaakt, en beproefd te
krjjgen, wat er te halen was uit de publieke
kas, zelfs ten behoeve van meer dan gegoede
personen.
De compagnie schonk duizend gulden »voor
eens ende altjjt" de kamer van Zeeland legde
er de helft bjjdat was alles, wat Scotte
op deze wjjze voor de zjjnen had kunnen doen;
de Raad van Zeventienen, die de hoofdleiding
der zaken in handen had, deed verder niets;
hjj had de handen meer dan vol aan vaststel
ling der dividenden. Maar het besluit van 8
September 1614 bevat deze woordenten
aansien van sjjne goede ende getrouwe dien
sten, dat hjj hem soo wel ende getrouweljjck
heeft geacquiteert, ende hem selven nochte
den sjjnen niet en gesocht heeft te ven-yc-
ken, dat men sjjne kinderen vereeren zal
metenz.
De tevredenheid van Both over Scotte bljjkt
uit zjjne brieven; zjjne waardeering door
Coen, uit het gedeelteljjk meegedeelde verslag
over 1613. Both was anders niet zoo gauw
tevreden, en Coen was, gelijk ieder weet een
man, die zwarigheden nooit te gering achtte;
Scotte volgde gaarne de ingeving ran zelf
vertrouwen, en bovenal was hjj een optimist.
Waartoe worden hier lofspraken in herinne
ring gebracht op iemand, wiens persoon by na
onbekend is gebleven, en wiens plichtsbetrach
ting eene instelling gold, die eene eeuw geleden
zal de auditeur, die zelf ook oud-rechterljjk
ambtenaar is en dus vermoedeljjk zjjn collega,
dien hjj tot zjjn archief toeliet, wel goed zal
kennen, ook begrepen hebben.
Yelen meenen echter, dat het verstrekken
van inlichtingen tot het doel, waarvoor zjj
werden gebruikt het afbreken en bespotte
lijk maken van het gerechtshof minder op
den weg ligt van een aan dat hof onderge
schikten ambtenaar, en zjj meenen dan ook,
den auditeur kennende dat de bewering
van den schrjjver omtrent de bron, waaruit hjj
toegelaten werd te putten, maar een praatje
is, en dat de auditeur wel geen buiten de
zaken staanden persoon, al is deze ook een
goed vriend van hem, in zjjn papieren zal
hebben laten snuffelen of ambteljjke mede-
deelingen zal hebben gedaan. Indien dit zoo
is, en dus niemand vreemds in de zaken door
hem is ingewjjd, meent men intusschen, dat
de auditeur tegen die blague moest opkomen
om zich zelf te vrjj waren voor verkeerde be
oordeeling. Wellicht echter gaat die ambte
naar van de niet onjuiste stelling uit, dat hjj
niet geroepen is om dergeljjke grootspraak te
weerleggen. Hoe ter wereld die »juris peritus
oud-rechterljjk ambtenaar" zoo op de hoogte
an den loop van onderscheidene strafzaken is
gekomen buiten den auditeur om, blijft dan
een raadsel, dat alleen de schrjjver kent.
Onder hen, die Woensdag te Amsterdam
op audiëntie gingen bjj H. M. de koningin
regentes, behoorde de heer W. C. J. Pastoors,
voorzitter van den Ned. Boomsch kath. Volks
bond.
Hjj vestigde de aandacht van H. M. op de
heerschende malaise, en in 't bjj zonder op den
achteruitgang van den werkmansstand en van
de geheele kleine burgerjj. Hjj herinnerde
tevens, volgens een bericht aan de Amst.
(D. v. N.J, de Koningin-Regentes aan de
meening, door den minister Tak het voor
gaand jaar geuit, dat na de regeling der kies
wet de pensioenregeling der werklieden het
eerst aan de orde moet komen. De heer
Pastoors drukte tegenover H. M. de hoop uit,
dat de regeering, mocht eenmaal de kieswet
afgehandeld zjjn, aan de sociale nooden en in
de eerste plaats aan eene pensioenwet voor
werklieden mocht denken.
tZoudt u mij ook eens een brief willen
schrijven vroeg H. M. op deze mededeeling,
en toen de heer Pastoors antwoordde: »Wel
zeker, mevrouw", liet H. M. er op volgen
'"Ik stel ten zeerste belang in dergelijke zaken
als ivaarvoor u optreedt
De Centrale Raad van den Ned. B. K.
Volksbond zal zeer waarschjjnljjk een adres
aan de koningin-regentes opstellen, waarin
de wenschen van den Volksbond, de verbe.
tering van de positie der werklieden betref
fende, worden uitgedrukt.
Het adres, door de Vereeniging tegen de
Kwakzalverij gezonden aan de ministers van
binnenlandsche zaken en justitie, luidt in zjjn
geheel als volgt
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
de Vereeniging tegen de Kwakzalvèrijdat,
hoewel hare pogingen om dit kwaad te be-
strjjden, zoo nu en dan met een goeden uit
slag worden bekroond, de kwakzalverij op
geneeskundig gebied zulk een omvang neemt,
dat het algemeen belang ernstig wordt bedreigd.
Daarom is het volgens hare meening ten zeer
ste noodig, dat de regeering maatregelen neme
om het kwaad te beperken of, zoo het kan,
uit te roeien.
En dat ook volgens de meening der regee
ring het algemeen belang in deze moet be
dreigd worden, ja zelfs schade moet ljjden,
bljjkt genoegzaam uit het standpunt, dat de
staat tegenover de geneeskunde inneemt. Hij
beschouwt toch die geneeskunst als de eenige
welke het algemeen belang vordert, die op
geneeskundig onderzoek gegrond is, met de
hulpmiddelen daarvan beoefend en ook op onze
universiteiten onderwezen wordt.
Van daar dat het genezen van zieken niet
een vrjj beroep is, maar gebonden aan het
verkrjjgen van eene bevoegdheid, die de staat
na voor hem afgelegde examens toekent.
Van daar de bescherming, die deze belooft
aan de uitoefenaars der door hem bevoorrechte
in oneere is ondergegaan De getuigenissen van
Both en Coen geven het antwoord op de vraag.
De maatstaf der ambteljjke trouw, eerlijkheid
en nauwgezetheid was anders dan zjj behoorde
te zjjn. Een tijd van geheimhouding in het
geen later voor openbare aangelegenheden
gold, deed de mogeljjkheid ontstaan van han
delingen, die met een enkel woord malversatie
heeten. De gansche geschiedenis van onze
groote handelslichamen in Oost en West is
daar, om te bewjjzen, dat ze kweekscholen
waren voor roof en diefstal, onderdrukking,
onzedeljjkheid en gewetenloosheid. Wie eerljjk
begon, leerde spoedig de macht kennen der
zegswijze, dat de toeëigening van dit of dat
»adat" was, en dat het »er toe stond." Een
gemoedelijk mensch kon de mishandelingen
der onschuldigste inlanders aanschouwen, toe
laten en bevorderen, omdat deze als Mohame-
danen of heidenen vijanden van God en haters
van Christus waren en dus niets beters ver
dienden. Zjj, die hier hun goeden naam
hadden verloren, konden daar nog wel dienen;
mannen en vrouwen, de laatste hoe meer
avonturen hoe beter; niet zelden kwamen ze
door den drang der justitie of familie, die dan
weer door den sterken arm der wet werd
geholpen, zoodat scheepsladingen met geweld
of met zoete woorden gezonden werden.
Hadden die wittebroodskinderen en schoonen
den waterdoop ontvangen uit handen van den
nagemaakten zeegod bjj het bereiken van het
zuiderhalfrond, dan werden hunne zonden witter
dan wolle. Zoo hing alles van den standaard dei
geneeskunst en de zorg, die hjj besteedt aan
het onderwjjs in deze gewichtige zaak.
Dit alles zou niet kunnen bestaan, wanneer
niet de overtuiging heerschte, dat alleen langs
dezen weg het algemeen belang wordt be
vorderd.
Nu is het mogeljjk dat deze zienswijze van
den staat omtrent de geneeskunst niet door
iedereen gedeeld wordt. Er kunnen mannen
zijn die de natuurkundige grondslag, waarop
de geneeskunst gevestigd is, èen zandgrond
achten, die niet is te vertrouwen, en dan is
het zeker hunne plicht op goede gronden en
in het algemeen belang het standpunt, waarop
de staat zich plaatst, te bestrjjden, welke bjj
overtuigende argumenten dan ook niet mag
aarzelen een anderen toestand in te voeren.
Maar zoolang dit niet is geschied, mogen wjj
zeker op de instemming uwer excellentie
rekenen, wanneer wjj aandringen op hand
having van het standpunt, dat de staat tegen
over de geneeskunst inneemt. Want dat de
beweringen der kwakzalvers niet op goede
gronden steunen en hun optreden niet geschiedt
in het algemeen belang, is gemakkeljjk aan te
toonen. Van onderzoek volgens de natuur,
kundige methode bjj hen geen sprake.
Nemen wjj hunne beweringen in ernst op,
dan huldigen zjj nog het oude en verouderde
standpunt der geneeskunde, dat voor elke
ziekte in de natuur een kruid aanwezig is, en
dat het de taak der geneeskunde is om dat
kruid te zoeken en toe te passen. Naar die
zienswjjze behoeft men geen natuurkundige te
wezen, geen wetenschappeljjke opleiding geno
ten te hebben, om ziekten te genezen, het
toeval, de ruwe empirie kan daartoe als middel
dienen. En dat de kwakzalvers niet handelen
uit de behoefte om het algemeen belang te
dienen, bljjkt uit geheel hun optreden. Het
valt niet moeiljjk in hunne beweringen de
grootste tegenstrijdigheden aan te toonen. Zjj
geven voor het geheim gevonden te hebben,
om met éen (hun) middel alle ziekten te ge
nezen, om alle zieken in hun net te lokken.
Zjj bekommeren zich niet om de teleur
stelling die hierdoor noodwendig moet ont
staan Eigenbelang en geldzucht zjjn hunne
eenige drjjfveerenOnberekenbare schade
wordt hierdoor aan onze zieken toegebracht.
Meenende in het bovenstaande aangetoond
te hebben dat het standpunt, dat de staat
tegenover de geneeskunde inneemt, ernstig
wordt aangevallendat die aanvallen niet op
goede gronden berusten en niet dienen om
het algemeen belang te bevorderen, maar dat
zjj voortspruiten uit eigenbelang en geldzucht,
nemen wjj de vrjjheid uwer excellentie eer
biedig te verzoeken, zoowel door strenge toe
passing der bestaande, als door het invoeren
van nieuwe wetten, de kwakzalverij op genees
kundig gebied te bestrjjden, te beperken
of zoo mogeljjk uit te roeien.
Bij kon. besluit
is aan jhr mr H. N. Teding van Berkhout,
op verzoek, eervol ontslag verleend als rechter
in de arrond.-rechtbank te Amsterdam
is de luit. ter zee le kl. J. M. Steers op
pensioen gesteld, onder toekenning van een
pensioen van f 1190 en van eene verhooging
van dat pensioen van f 675 'sjaars;
is bevorderd tot luit. ter zee le kl. de luit.
ter zee 2e kl. G. Witsen Elias, en tot luit.
ter zee 2de kl. de adelb. le kl. A. J. de Graaf;
is aan A. Douglas, op zjjn verzoek, eervol
ontslag verleend uit zijne betrekking van
ingenieur-verificateur van het kadaster, be
houdens aanspraak op pensioen, met dankbe
tuiging
en zjjn benoemd tot klerken bjj de directie
der rijkspostspaarbank de tjjd. beambten J.
Brouwer Rz., Th. P. Marjjt, L. G. Keek en
mej. H. C. Vonk.
De burgemeester van Opsterland had zich,
zooals men weet, op grond van artikel 70 der
gemeentewet, tot Gedep. staten van Friesland
gewend, teneinde de schorsing of vernietiging
te verkrjjgen van het besluit van den gemeen
teraad om den heer R. van Zinderen Bakker
niet te schorsen als raadslid wegens het, in
strijd met het laatste lid van artikel 24 dei-
gemeentewet, leveren ten behoeve van de
gemeente.
Gedep. staten hebben, naar aanleiding daar
van, aan den burgemeester medegedeeld, dat
zedeljjkheid af. Als in ons land, waaruit dan
toch een deel van het geboefte vandaan kwam,
dat de landstreken onder 't Zuiderkruis bezoe
delde met al de snoodheden van Capraea, Jan
de Witt de bewondering gaande maakte,
zelfs van zjjne vjjanden, omdat in hem niet
het geringste spoor van omkooping of knoeierjj
te ontdekken was; hoe moet het dan toe
gegaan zjjn in den kring der Compagnie, waar
de bezoldigingen berekend waren op oneerljjke
ambtsvervulling, en woorden als conniventie
en compositie de schering en den inslag uit
maakten van het weefsel der officieele taal
Zoo iets moet een deel van het antwoord
zjjn op de vraag, waarom de Vergadering dei-
Zeventienen, als beweeggrond voor de schen
king eener geldsom aan de kinderen van
capiteyn Schott, gewaagde van zjjn streven om
zich niet te verrjjken ten koste der Compagnie.
Eene ideaal-Puriteinsche maatschappjj zal
wel niemand gaan zoeken op de Molukken in
den aanvang der zeventiende eeuw, en de
geschiedonderzoeker, die in onzen tjjd aan
dachtig luistert naar de vertrouwbare berichten
van ooggetuigen, die hem een en ander leeren,
dat in sommige schuilhoeken van dat verre
land mag voorgevallen zjjn, begeeft zich op
een grondgebied, dat buiten de grenzen zjjner
waarneming ligt. Maar hjj kan meespreken
over het doen en laten dergenen, die tot dat
vroegere tijdperk behooren, waarin Both en
Coen in de Oost gezag voerden; dat wil in
ons geval meer bepaald zeggen, het meest in
den Molukschen Archipel gedurende het eerste
art. 70 der gemeentewet in dit geval moeiljjk
was toe te passen, omdat het bedoelde raads
besluit slechts is van negatieven aard. Bjj
kon. besluit kan een raadsbesluit worden
vernietigd wegens strjjd met de wet, maar
het kan een raadslid niet schorsen en op
deze wjjze de zaak onderwerpen aan de be
slissing van Gedep. staten. Voor dit college
is steeds noodzakeljjk een instructie, om, casu
quo, ambtshalve te kunnen optreden. De
burgemeester werd daarom door Gedep. staten
verzocht, hun feiten op te geven, ten einde
daarna naar bevind van zaken te kunnen
handelen.
Zooals reeds met een enkel woord werd ge
meld, is bjj de Tweede kamer een onteigenings-
ontwerp ingediend voor den aanleg van een
spoorweg ter verbinding van het gemeenschap-
peljjk station van den Staatsspoorweg en den
Hollandschen jjzeren spoorweg aan de Delft-
sche Poort te Rotterdam met het station van
den spoorweg van Utrecht naar Rotterdam
met afbuigingen in de richting naar Schiedam
en naar Capelle.
Na ingesteld onderzoek van verschil lende
plannen is de richting gekozen die door de
Holl. jjzeren spoorwegmaatschappij, welke zich
tot den aanleg heeft verbonden, is voorgesteld.
Zjj loopt (om de stad) door den Bljjdorpschen
en den Hoog-Oudendjjkschen polder, den Berg-
polder, den Oost-Blommersdjjkschen polder
en den polder Prins Alexander, door den
polder Kralingen, eindigende ten oosten van
het station Maas te Rotterdam, met de boven
genoemde afbuigingen.
In den Alexanderpolder is een groot ran
geerstation opgenomen. De kosten der voor
gestelde baan zjjn begroot op f 1,900,000.
De bezwaren, welke tegen het plan van
aanleg zjjn gemaakt, zjjn van ondergeschik
ten aard.
Halten zullen worden gemaakt op verzoek
van het gemeentebestuur van Rotterdam tus
schen de Delfthavensche Schie en de meest
westeljjke afbuiging van de verbindingsbaan,
en op verzoek van het gemeentebestuur van
Hillegersberg, nabjj den Oost-Blommerdjjkschen
weg (Bergweg).
De regeering heeft gelijk reeds in ons vorig
nommer korteljjk is gemeld eene supple-
toire begrooting voor Nederl.-Indië ingediend
ten bedrage van f 599,720, strekkende tot
bestrjjding van de uitgaven betrekkelijk eene
scheepvaartregeling in Atjeh. Voor de uit-
bieiding der bestuursmiddelen, daarmede in
verband, zal jaarlijks noodig zjjn f 168,778;
voor het loopende jaar wordt aanvankeljjk
f 100,000 uitgetrokken. Voorts /"7200ineens
voor de aanschaffing van zes havensloepen en
f 475,000 voor de oprichting van de reeds
onder handen genomen versterkingen en ge
bouwen te Telok Semawe, te Poeloe Raja en
te Melaboeh. Wjj der s zal noodig zjjn 570,000
(eerst later aan te vragen, na ontvangst van
gedetailleerde opgaven) voor de bouwwerken
te Poeloeweh, en te Samalangan of te Pas-
sangan.
De uitbreiding van personeel betreft het
bureau van den gouverneur, de afdeeling
Groot-Atjeh, en de weder in twee afdeelingen
te splitsen onderhoorigheden, n. 1. de afd.
Noord- en Oostkust en de afd. Westkust.
In {Groot-Atjeh wordt, behalve de daar be
scheiden assistent-resident, nog een resident
(met aan hem toe te voegen inlandschen tolk,
tevens zendeling en oppasser) noodig geoor
deeld. Op Poeloe-Weh zal een controleur
worden geplaatst. Aan het hoofd van elk dei-
beide afdeelingen der onderhoorigheden zal
een ads.-resident geplaatst zjjn.
Op elk der voor den handel open te stellen
plaatsen zal, behalve de besturende ambtenaar
nog een controleur of een adspirant-controleur
geplaatst worden, maar te Samalangan of
Passangan kan met één ambtenaar worden
volstaan. Behalve voor den resident, wiens
bezoldiging afzonderlijk geregeld wordt, wordt
voor de verschillende ambtenaren een maan-
deljjksche toelage van f 100 uitgetrokken.
De dt. 14 Maart uit Oost-Indië ontvangen
mail bracht mededeeling omtrent de voor
naamste gebeurtenissen in het gouvernement
Atjeh en Onderhoorigheden, loopende van 17
Februari tot en met 2 Maart.
In Groot-Atjeh werden onze posten nu en
vierendeel der zeventiende eeuw. Wjj willen
van een paar minder of meer bekende heeren
uit die dagen een enkel woord meedeelen.
Gunnen wjj de eer aan Jonker Jan van der-
Does. Volgens hetgeen wjj tegenwoordig van
hem weten, is hij, als zoon van den Amster.
damschen schout, die daar dit ambt bekleedde
van 1584—1620, verwant aan de heeren Van
Noordwjjk (de Dousa's uit de geschiedenis van
Leiden), en de regeeringsfamiliën in Den
Haag, Gouda, Rotterdam, Schiedam en mis
schien op nog andere plaatsen.
De gouverneur-generaal Both toont eene
geringe ingenomenheid met dat heer, die zeker
voor iets beters in de wieg was gelegd dan
hetgeen hem, bljjkens de reeds vermelde ver
slagen van nieuwjaarsdag, in het land der-
nagelen en noten wedervoer
»Jan van der Does,jde zoon van den Scholtes
van Amst., die zjjn tydt gepasseert was om
te gaen naert vaderlandt met den Swerten
Leeuw, heeft het opt schip ende in Amboyna
soo gemaect met droncken drincken, ende
andere onbehoorljjcke procedures, dat hjj aldaer
van sjjn offitie van ondercoopman in myn
absentie is gecondemneert, ende tot bootsman
gemaect. Ende, als noch continueerde met
qualyck spreken ende droncken drincken,
vonden goet hem in de Molucques te laten
ende aen den advocaet [Laurens Reael] ge-
recommandeert. Achte tegenwoordich mede
soldaet te wesen."
Dit »mede" ziet op Abraham de Frey.
(Wordt vervolgd.)