N°. 63. 136" Jaargang. 1893. Woensdag 15 Maart. Middelburg 14 Maart Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Telephoonnommer 339. Inderdaad zou het zeer moeielijk zijn eene jeetenschappelijk juiste grenslijn te trekken Ésa MDDELBI Itl.Sllli: (01 HAM. Thermometer. i Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. A. W. Bolland, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te Zierikzee A. C. de Mooij, te Tholen W. A. Middelburg 14 Maart 8 u. ra. 50 gr. tan Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en adyertentiën aan, evenals de m. 12 u. 57 gr., av. 4 u. 54 gr. F. j advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmae, te Botterdam, de Gebb. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de La Mae Azn., te Amsterdam. Verwacht Z. W. wind. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. D albe Cle., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zij des avonds nog worden opgenomen. Wie zich met 1 April op de MID- DELBURGSCHE COURANT abon neert ontvangt de in de maand Maart nog verschijnende nommers kosteloos. De Zwolsclte resolutie. Volgens de mededeeling in Recht voor Allen staat ons een geruchtmakend politiek proces te wachten naar aanleiding der Zwolsche sociaal-democratische motie. Wij kunnen dit feit betreureD, maar wij mogen het niet af keuren in het Openbaar Ministerie en het Hof, die de wetten niet hebben te beoordeelen, maar toe te passen, dat zij de vervolging vorderen en bevelen van daden, die naar hun oordeel eene overtreding dei- strafwet opleveren. Misschien geeft de rech terlijke eindbeslissing aanleiding om in over weging te nemen, of de wet op het recht van vereeniging en vergadering, eene vrucht van het ministerie der Aprilbeweging, ge wijzigd behoort te worden, maar zoolang zij bestaat, moet zij gehandhaafd worden. Wij wenschen niet vooruit te loopen op het debat, hetwelk bij den rechter zal worden gevoerd. Wij meenen slechts de motie, nu zij aanleiding wordt tot eene cause cilebre eens wat van naderbij te moeten bezien. Zij luidt: „De sociaal-democratische partij is een revo- lutionnaire partij, omdat zjj zich plaatst op het Btaodpuut, dat alleen afschaffing van het privaat bezit een eiude kan maken aan de wanver houdingen. Voor het proletariaat is een duur zame verbetering op den grondslag der tegen woordige maatschappij niet mogelijk. De taktiek der sociaal-democi arische partij is verder een revolutioonaire, omdat zij uiet gelooft aau het geleidelijk ingroeien der bestaande maat schappij in een socialistische, maar de omver worping der bestaande maatschappelijke orde beoogt, met alle haar ten dienste staande ouwettelijke of wettelijke, vredelievende oi ge welddadige middelen." Voor de strafrechtelijke beoordeeling zal het zeker een punt van gewicht worden, dat de motie spreekt van de S.-D. partij, niet van den S.-D. bond. Eveneens dat zij naar haren vorm slechts eene mededeeling is, geen artikel van ten programgeene betuiging van adhaesieallerminst eene verbintenis. Wat er in gezegd wordt krijgt alleen beteekenis door de personen, die het zeggen, en door de omstandigheden, waaronder het gezegd wordt. Nemen wij echter de motie, zooals zij bedoeld schijnt te zijn, als een uiting van gangbare meeningen in den kring der S.-D. partij. Dan is zij waarschijnlijk eene tak- tische poging van de heethoofden in haar midden, om de meer zachtzinnigen te dwingen mee te gaan of heen te gaan een toeleg, die vermoedelijk door die zachtzinnigen verijdeld is met het beroep op den platonischen vorm der motie. Daaren tegen zal de strafvervolging bedoelde tak tiek in de hand weiken. Zij zal den leiders der beweging de keuze laten tusschen het verkleinen van de beteekenis der motie met uitzicht op vrijspraak, of het uitspreken en toelichten der ware bedoeling met gevaar van veroordeeling. Het eerste staat feitelijk met uittreding gelijkhet zal door de heet hoofden als verraad aan de beginselen gebrandmeikt worden. Eventuëele veroor deelden, daarentegen, martelaars voor de goede zaak, zullen aan invloed winnen, ge lijk indertijd de heer Domela Nieuwenhuis zijn tijdelijk overwicht voor een goed deel aan de hem opgelegde straf te danken had. Gaan wij nu over tot beschouwing van den inhoud. Wij vernemen allereerst, dat de S. D. partij eene revolutionnaire party is. Gewoonlijk wordt die qualificatie gebezigd, om voor een persoon of partij te waarschuwen bij hen, die iets te verliezen hebben, hetzij aan macht ot aan geld. Zoo wordt de liberale partij geregeld tot een revolutionnaire gestempeld door DagbladStandaard en Tijd en de naam van anti-revolutionair is gekozen voordat er een andere revolutionnaire partij was dan de liberale. tusschen evolutie en revolutie. In de praktijk noemen zich voorstanders van evolutie wie de bezittenden willen gerust stellen, voor standers van revolutie wie hen willen hang maken. Maar dit is geen wetenschappelijke grens. Inderdaad ligt het verschil in eene omstandigheid, die geen verschillend karak ter aan de partijen geeft noch geven kan, omdat zij niet van haar zelve maar van anderen afhangt. Om een begrip van het verschil tusschen revolutie en evolutie te geven, weten wij niet beter dan een beeld te ontleenen aan de ontwikkeling in de natuur. Een in de schil van een zaadkorrel besloten kiem ontwikkelt zich. Eindelijk breekt de schil. Naarmate nu die schil zoodanig is georganiseerd, dat zij door zach- ten aandrang splijt of z<5o, dat zij slechts voor geweld wijkt en in eens uiteenspat, zou de kiem als evolutionnair of revolutionnair moeten worden gequalificeerd. Stellig revo lutionnair zijn de vogels, die, als het bun in den dop te nauw wordt, de schaal met hun snavel breken. Elke staatspartij beroemt zich er op groei en ontwikkeling te bevorderen. Of zij evolutie of r-volutie zal bewerken, hangt niet van haar af, maar van 't geen dien groei en die ontwikkeling belem mert. Geen devgenen, die door hun aandrang de afschaffing van den census van art. 76 der Grondwet van 1848 bewerkten, kon a priori weten, of hij werkte aan eene evo lutie of aan eene revolutie. Het lag aan de minderheden en ten slotte aan den wil des konings, dat artikel te handhavenlanger te handhaven dan de meerderheid, zelfs van de vertegenwoordigers der kiesgerechtigden, verkoos te gedoogen. Formeel zou de koning in zijn recht geweest zyn, als hij zijn veto was blijven uitspreken, ook tegen den een. parigen wensch der natie. Nu weet toch ieder met volkomen zekerheid, dat dan ten slotte geen eerbied voor het recht er de natie van zou hebben weerhouden op eene informeele wijze de hinderpaal op te ruimen, die aan hare ontwikkeling in den weg stond. Eene politieke party, die de voorzichtig heid betracht en niet beoogt, door te brullen als een leeuw, schrik te verwekken, laat zich óf niet uit, óf spreekt optimistisch over de mogelijkheid van dergelijke conflicten. Indien de tijd nadert, waarop zij ernstig op het betreden van een onregelmatigen weg bedacht zou moeten zijn, zou zij er opzette lijk van zwijgen. De motie voegt aan de mededeeling, dat de S. D. partij eene revolutionnaire is waar van anderen acte kunnen nemen, zonder zich er meer over te verontrusten dan de zaak waard is de reden toe „omdat zij zich plaatst op het standpunt dat alleen afschaifing van het privaat bezit een einde kan maken aan de wanverhoudingen. Voor bet proletariaat is een duurzame verbe tering op den grondslag der tegenwoordige maatschap; ij niet mogelijk". Nu hebben wij ons staatsrecht in ge dachten nog eens nagegaan, maar niet bevonden, dat deze redenen de S. D. partij behoeven te noodzaken, zich een revolution naire te noemen. Neemt men aan, dal zij bedoelt het privaat-bezit af te schaffen, d. i. te verbieden, dat iemand eenig goed als het zijne in zijn macht heeft, kleeding en mond behoeften daaronder begrepen, dan zou toch inderdaad het papieren beletsel der Grondwet het geringste zijn. De S. D. woordvoerders verwachten echter altijd, dat men geen te scherpe kritiek oefent op de wijze, waarop zij hun gedachten inkleeden. Terwijl zij zeggen, privaat-bezit te willen afschaffen, bedoelen zij, alles in privaat-óeztf te laten, maar den staat tot eigenaar te verklaren. Voor zulk een kleinigheid echter met zooveel beweging de goê gemeente met revolutie te bedreigen, is inderdaad de handeling van fan far ons de vice. Wij zouden, als wij het doel wilden, zoo veel beweging niet maken. Van de goederen, waarvan de staat den eigendom Grondwettig niet krijgen kan zonder schadeloosstelling, kan hij immers de waarde door belasting- verhooging in de staatskas brengen, 't Zou tpch b. v. geen enkelen bloeddruppel waard zijn, te willen, dat do staat juist onder den naam van pacht de* inkomsten uit den grond tot zich trok, in plaats van onder den naam van grondbelasting. De 8. D. partij heeft nog een tweede reden om zich zoo vervaarlijk voor te doen Voor het proletariaat is duurzame verbete ring op den grondslag der tegenwoordige maatschappij niet mogelijk." Uit deze zin snede kunnen wij met allen goeden wil geen gezonde gedachte halen. Wij kunnen niet vatten, wat bedoeld wordt met eene tegenwoordige maatschappij die een grondslag heeft, waarop eene duur zame verbetering (wel eene tijdelijke voor het proletariaat niet mogelijk is. Wij zyn inderdaad ten einde raad, ook om reden dat eene duurzame verbetering toch altijd moet beginnen een tijdelijke (e zijn en de motie niet aan eene tijdelijke verbetering wanhoopt, omdat anders het woord duurzaam vóór verbetering geen zin zou hebben. In eik geval staat vast dat de Grondwet zich niet rechtstreeks met de maatschappij bemoeit, en dat de wetten} welke den grootsten invloed op de maatschappij hebben, heel gewone wetten zijn, die de meerderheid van de kamers bij machte is te veranderen, ook omdat de kroon niet de minste reden zou hebben daarover met de volksvertegenwoordiging in conflict te komen. Ook deze tweede reden wettigt dus den naam van revolutionnair niet. De laatste zinsnede licht ons in omtrent de taktiek der S. I). pauü. Ook deze is, zooals het heet, revolutionnair. Wy begrijpen de qualificatie revolutionnair by partij maar niet bij taktiek. Eene taktiek is verstandig of niet, doeltreffend of niet, maar zij kan, streng genomen, even min revolutionnair of anti-revolutionnair zijn als vierkant of rond. Hier is nochtans de bedoeling duidelijk, of liever hier wordt de bedoeling door het volgende verduidelijkt, en die is, dat de S. D. partij onwettige en gewelddadige middelen geoorloofd acht, wanneer zij strekken om het doel der partij te bevorderen. Daarin verschilt zij echter weder niet met andere partijen, Men hul digt in de residentie door standbeelden het hoofd der geuzen-partij, Willem I, en de hoofden der anti-Fransche partij van 1813, V. Hogendorp c. s. juist omdat zij den moed hadden de doeleinden hunner toenmalige partijen door onwettige en gewelddadige middelen te bevorderen. Deze gevierde helden wierpen met geweld gouvernementen omver, de S. D. partij daar entegen beoogt omverwerping der bestaande maatschappelijke orde. Hier geraken wij over de grenzen, tot welke beeldspraak de ge dachte verduidelijken kan. Wij kunnen, altijd in beeldspraak, een ministerie, een koningschap omverwerpen; maar op eene maatschappelijke orde laat zich dit begrip zoo moeielijk toepassen, dat wij inderdaad weder ten einde raad zyn. De S. D. partij zal het zich zelve te wijten hebben, wanneer de gewone lezer in deze woorden eene bedreiging ziet om de orde te verstoren en opstootjes te maken, terwijl het toch inderdaad mogelijk is zich voorstander te noemen van eene algeheele omverwerping der maatschappelijke orde en tevens den grootsten afschuw te hebben van onrust en wanorde. Het bekende devies van Sièyes: „Wat is de derde stand. Niets. Wat moet hij zijn. Alles," was een korte formuleering van eene geheele omverwerping der maatschappelijke orde, zoo er ooit een geweest is. Niemand van de burgerij heeft ooit geaarzeld tegenover adel en geestelijk heid dat devies te onderschrijven. Wanneer in onze dagen een richting zegt„Wat is de arbeid. Niets. Wat moet hij zijn. Alles", dan beoogt zij eene omkeering in maatschap pelijke verhoudingen, niets meer. Te eerder moet men dergelijke bedoeling onderstellen, daar volgens de woorden der motie de om verwerping der bestaande maatschappelijke orde identiek is met de vorming van den socialistischen staat, waarin ieder toch be hoorlijk onder de plak zal zitten. 01 degenen, die de motie hebben geformu leerd, met opzet het woord onwettelijk hebebn gekozen, hetgeen iets anders is dan onwettig of bij de wet verboden, en of de woorden haar ten dienste staande eene voldoende be perking van de gewelddadige middelen aan geven, om te kunnen beweren, dat men slechts bij de wet toegelaten geweld, b. v. geoorloofde noodweer en eigen richting be doelt, behoort weder tot het gebied van den strafrechter, hetwelk wij thans niet wen schen te betreden. Aan het einde van onze analyse der motie gekomen, kunnen wij slechts als het resul taat van ons onderzoek constateeren, dat deze niet schittert door duidelijkheid en klaarheiddat zij bevestigt, wat wij steeds omtrent de nevelen in de hoofden der S. D. leiders hebben veronderstelden eindelijk dat de vrije openbare discussie over deze motie voor den invloed harer stellers gevaarlijker is, dan hunne gevan genzetting. De Haagsche correspondent der N. Gron- Ct. schrijft in zijn jongsten brief o. a.: Wat we Vrjjdag beleefden bij de benoeming van den nieuwen commies-griffier heeft me gehinderd. Terwijl de meerderheid der aanwezige leden liberalen waren, heeft men als opvolger van den heer Betz een anti-revolutionnair, den heer Von Weiier uit Utrecht, benoemd. De oorzaak daarvan lag in 't gemis aan overleg. Aanvan kelijk wilde men den heer Boudewjjnse be noemen toen kwamen er allerlei invloeden in 't spel, aanbevelingen van professoren, familie recommandatie en wat dies meer zij en het gevolg was, dat de liberalen verdeeld werden. De meeste kansen hadden ten slotte de heeren jhr Stoop en mr Van Doorn. Daal de leden echter elk bij hun voorkeur bleven voor een ander, die toch geen kans had, kreeg de heer Von Weiier ten slotte meer stemmen dan een der serieuse candidaten van de liberalen, En zoo stond 't ten laatste tusschen mr. Van Doorn, eervol ontslagen referendaris bjj hinnen- landsche zaken, en den Utrechtschen ambte naar Von Weiier. Nu was er voor vele libe ralen een afdoende reden om den heer Van Doorn niet te kiezende wijze, waarop deze het ministerie verliet, pleitte niet voor zijn geschiktheid om met den minister Tak mede te werken. Liever dan dien ouden oud ambtenaar dus te benoemen, liepen enkele liberalen over en ziedaar hoe de heer Von Weiier 't ten laatste won. dommen wordt geheven naar 6 ten 100 van de belastbare opbrengst. Naar de stellige bedoe ling der wet van 1879 is de belasting naar 6 pet. van nieuwe belastbare opbrengst getreden in de plaats van de hoofdsom aan rijksopcen- ten, naar de vroegere belastbare opbrengst geheven. Doordien echter, toen de peerequatie- wet tot stand kwam, de middelen-wet voor 1893 reeds door de Tweede kamer was aan genomen, wordt in die wet nog melding ge maakt van de heffing van rjjksopcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de ongebouwde eigendommen. De regeering heeft nu een wetsontwerp ingediend, strekkende om in de middelen-wet de woorden »één en twintig en een halve opcent op de grondbelasting van de ongebouwde eigendommen" te doen vervallen. Voorts zal in den ramingsstaat, hiermede in verband, de betrekkelijke post zyn te lezen a grondbelasting f11.630.000 afontheffingen, kwijtscheldingen en oninbare posten f 40.000; blijftf 11.590.000. Het totaal van den ramingsstaat wordt der halve f 1,002.600 lager en mitsdien gebracht op f 127.343.890. De liberale kiesvereeniging te Leeuwarden heeft met op twee na algemeene stemmen de volgende motie, die geen reglements wjjzi- ging beoogt en door mr. A. Bloembergen Ezn. is ingediend, aangenomen »De liberale kiesvereeniging spreekt als haar overtuiging uit, dat het lidmaatschap dier ver eeniging den leden de zedelyke verplichting oplegt, om de door haar gestelde candidatuur in geen geval te bestryden, die met alle kracht te ondersteunen, wanneer geen overwegende redenen van persoonljjken aard zulks beletten en nimmer hun stem uit te brengen op een daartegenover gestelden candidaat." Men meldt dat de aanleiding tot de indie ning dezer motie is geweest de dubbelzinnige houding van enkele leden der vereeniging by de laatstgehouden verkiezing voor een lid der Tweede kamer. By kon. besluit is, zooals wy gisteren nog aan een deel onzer lezers mededeelden, aan E.j L. baron van Hardenbroek en Lookhorst, op zyn verzoek eervol ontslag verleend als kapitein bij de dd. schutterij van Middelburg en zijn by die schut terij benoemd tot kapitein P. W. H. de Kan, thans lste-luitenanttot lste-luitenant jhr F. H. P. J. Gevers, thans 2de-luitenant, en tot 2de-luitenant H. A. van Visvliet, thans schutter zyn herbenoemd als kantonrechter-plaats- vervanger in het kanton Terneuzen J. A. van Bovenin het kanton Zierikzee mr A. J. F. Fokker is E. H. A. Guljé benoemd tot burgemeester der gemeente Breda is de officier van adm. 1ste kl. P. F. van Wage bevorderd tot inspecteur van admini stratie, evenwel met bepaling dat hy voorloopig in het genot zal bljjven van de inkomsten, verbonden aan zjjnen tegenwoordigen rang is pensioen verleend aan A. Greve, kolonel- comm. van het le reg. veld-art. ad f 2100 M. van Aken, kolonel-comm. van het 4e reg vesting-art. ad f 2100 en H. G. A. A. Witte Eechout, kapitein-adj. van het le reg. vest.- art. ad f 1560 's jaars is benoemd by het wapen der artillerie, tot commandant van het korps pantserfort-artillerie de luit.-kolonel J. G. F. van Houtum, van het 4e regiment vesting-art., thans belast met het bevel over de pantserfort-compagnieën. Er zullen weldra twee wetsontwerpen worden ingediend, volgens welke de rechten van registratie en leges, welke thans voorna melijk ten laste van ambtenaren worden ge heven, zullen worden afgeschaft; In art. 1 van de wet op de middelen voor 1893 is bepaald, dat, te beginnen met dit jaar, de grondbelasting op de ongebouwde eigen Be tlr ij fsbelasting. Zooals gisteren in 't kort ons per telegraaf werd gemeld, is Maandag de memorie van antwoord van den minister van financiën op het voorloopig verslag der Tweede kamer ver schenen met een gewyzigd wetsontwerp. De invoering der belasting wordt thans voorge steld op 1 Mei 1894 en de naam van het ont werp is veranderd in «belasting op bedrijfs- en andere inkomsten", In art. 1 letter b worden de Nederlandscha belastingplichtigen vermeld, die worden aan geslagen naar uitdeelingen of uitkeeringen, zonder aftrek van de rente, nl. naamloozo vennootschappen, commanditaire vennootschap pen op aandeelen, coöperatieve of andere ver- eenigingen en onderlinge verzekeringsmaat schappijen. Yoor de sociëteiten is een byzondera bepaling gemaakt bij art. 5 3. Yoor gewone commanditaire winsten is dus de aftrek van pet. toegelaten. Yan het denkbeeld om de gewone commanditairen by de bron te treffen, is afgezien. Het vervoeren van personen en goederen tussehen buitenlandsche en Neder- landsohe havens door of voor rekening van in het buitenland gevestigden is nu niet belastingplichtig, evenmin de werkzaamheid van in het buitenland gevestigd ondergeschikt personeel op vervoermiddelen, die het verkeer met het buitenland onderhouden. De belas tingplichtigheid van tijdelyk hier aanwezige buitenlanders is beperkt tot dezulken, van wie is aan te nemen, dat zjj ten minste drie maanden achtereen hier te lande een bedrjjf zullen uitoefenen of dit reeds hebben gedaan. De belasting van het debiet van buitenland sche maatschappjjen aan particulieren hier te lande is gehandhaafd, doch het ontwerp is nu zoo gewjjzigd, dat het criterium van belast baarheid wordt gezocht in het gebruik maken van de diensten der tusschenpersonen. Afzon derlijk zjjn nog belastingplichtig verklaard de buitenlandsche handelsreizigers. De inrichting van het ontwerp is nu zoo gewijzigd, dat art. 1 zegt ivie belastingplich tig zijn en art. 2 waarvoor belasting moet betaald worden, met onderscheiding tusschen hen, die al of niet in de vermogensbelasting zijn aangeslagen. Art. 3 bepaalt wat als winst of belooning geldt. Art. 4 wjjst aan, over welke tjjdperken voOt diezelfde personen bet inkomen wordt bere kend. De artt, 5 en 6 regelen de belasting plichtigheid van anderen. Art. 7 zegt, voor zoover dit twijfelachtig kon zjjn, wie de be lasting verschuldigd is, en art. 8 behelst de vrijstellingen. In art. 2 wordt nu duidelyk uitgesproken de leidende gedachte van het ontwerp, nl.alleen de zuivere winst van bedryven is belastbaar en als zuivere winst wordt aangemerkt wat verdiend is boven de rente. - Bepaald is nu, dat uitgaven niet uitsluitend ter verwerving van het inkomen of ter uit oefening van het bedrjjf of beroep noodzake lijk, maar ook ten deele voor persoonljjk ge-s not of andere oogmerken gedaan, voor de helft als hoBten zullen gelden, De vrijstelling

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1