N°. 45. 136® Jaargang. 1893. Woensdag 22 Februari. Middelburg 21 Februari. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels L.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Telephoonnommer 139. lllDllllltl IKiSIIIF COURANT. Thermometer. Agenten te Vlissingen P. Gr. be Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenP. v. d. Peijl, te Zierikzee A. C. be Mooij, te TholenW. A. Advertentiën Middelburg 21 Febr. 8 u. vm. 44 gr. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te één uur in. 12 u. 43 gr., av. 4 u. 43 gr. F. advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar, te Botterdam, de Gebr. Belinfante, te 's Gravenbage, en A. de La Mar Azn., te Amsterdam. i aan bet bureau bezorgd zijn, willen Verwacht kracht. Z. O. wind. Hoofdagenten voor bet Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cee., John F. Jones, opvolger. zij des avonds nog worden opgenomen. Ondeugende lieden beweren wel eens dat de uitlegging van, door het administratief ge zag gegeven, verordeningen en voorschriften door dat gezag iets te wenschen overlaat. Als meester in die kunst van uitlegging werd onlangs een assistent-resident op Java genoemd. Voor aanleg en onderhoud van wegen mogen in bet algemeen geen heerendiensten meer worden gevergd, maar nu was voor de betaling van dat onderhoud door de regeering een veel te gering bedrag toegestaan. De betrekkelijke 3 der ordonnantie zegt echter dat de genoemde diensten niet meer mogen worden gevergd behalve bij rampen van hoogerhand en tot afivending van alge meen gevaaren evenzoo geeft de volgende 4 de bevoegdheid om bij zulke rampen of zulk gevaar het maximum van 42 dagen (zonder de irrigatiewerken slechts 24) te overschrijden, zoover men wil. Nu redeneerde da assistent resident aldus het niet toestaan van de noodige gelden door de hooge regeering is een ramp van hooger hand, en het gevaar der daardoor ontstane slechte wegen is een algemeen gevaar. Ik mag dus op grond van den uitzonderingstoe stand de noodige heerendiensten vorderen om de wegen in orde te maken Het hooger administratief gezag vond deze opvatting toch wat al te kras. Naar aanleiding van de belastinghervorming die in Pruisen aan de orde is en waarbij de staat aan de gemeenten een deel zijner hef fingen afstaat, geeft mr Mees in de Economist van Februari een beschouwing, waarin hjj dien weg ook voor ons land aanbeveelt. Ken uitkeering in geld aan enkele nood lijdende gemeenten kan slechts een tjjdeljjk hulpmiddel zjjn. Zulk een uitkeering aan alle gemeenten te verleenen, naar haar in wonertal, of afstand van een deel der Staats belastingen, ware ongeraden wegens de uit- eenloopende behoeften. Beter is het daarom volgens den schrijver, dat de Staat niet zelf heft, maar aan de gemeenten toestaat een deel te heffen van hetgeen nu aan den Staat wordt opgebracht. Een gemeenteljjke inkomsten belasting zou dan alleen geoorloofd mogen zjjn, als tevens in verhouding een zeker getal opcenten op de grondbelasting wordt gelegd. Dan «ou in de verschillende gemeenten naai de eigen behoefte die grondbelasting kunnen worden bepaald, bjjv. voor kleine perceelen minder dan voor groote eigendommen; voor uitwonenden hooger dan voor ingezetenen. De staat zal dan vergoeding moeten vinden in hoogere vermogens- of bedrijfsbelasting, waartoe het geheele land bijdraagt. De ge meentelijke inkomstenbelasting kan dan dalen, en billijker heffing zou van zulk een regeling het gevolg zjjn. In hetzelfde nommer van genoemd tijdschrift komt nog voor een opstel van prof. Greven, onder den titel Acht uur werk. Natuurljjk is de hoogleeraar in beginsel zeer voor een korten werkdag. De vraag is maar hoe men er toe moet geraken. Zjjn de werklieden zelf eenstemmig van meening, dat hun vrjjheid in dezen behoort te worden verkort, dan zal de wetgever zich z. i. daar niet tegen behoeven te verzetten. Het is onmogeljjk en ongerjjmd op eenmaal voor alle bedrijven denzelfden werktjjd van acht uur te decreteeren, maar dat de wetgever, die reeds voor vrouwen en kinderen grenzen stelt, de bevoegdheid heeft ook voor volwassenen den werktjjd te beper ken, acht hjj wel degeljjk juist, al acht hjj het zeer te betwjjfelen of inderdaad minder werkloosheid uit beperking van den arbeids dag zou voortvloeien. Door in drukken tjjd een zeker aantal uren boven het gewone ejjfer te arbeiden, ontheffen de werklieden den ondernemer van de nood zakelijkheid, meer personeel aan te stellen. Is hjj eenmaal daartoe overgegaan, zjjn ten gevolge daarvan velen er toe verleid, dat be- drjjf te kiezen en breken daarna de slappe jaren aan, dan bederven de ontslagen arbei ders voor de overigen spoedig de markt en zal licht het aantal werkloozen grooter zjjn, dan wanneer vroeger overwerken geoorloofd ware geweest. Het is op grond van deze overweging, dat de oudere Engelsche vakvereenigingen tot nog toe geweigerd hebben, zich bjj de beweging ten gunste van een wetteljjken werkdag aan te sluiten. Zjj verzetten zich niet onbepaald Jegen overwerk; wanneer het verricht wordt in gevallen en onder voorwaarden, door de patroons en de werklieden na onderling overleg vastgesteld, geven zjj er, met het oog op de blijvende belangen van hun stand, ver de voorkeur aan boven het openen van de deur voor nieuwe werkkrachten, die waarschjjnljjk weldra öf als werklooze leden ten laste hunner vereeniging zullen komen, öf als blacklegs hun het behoud van reeds verkregen voordeelen zullen bemoeiljjken. Zjj zien ook niet voorbjj, dat extra-inkomen, als loon voor overwerk, in den regel zal worden gebruikt tot verhooging van den levensstandaard, terwjjl hetzelfde bedrag, door nieuwe werkkrachten genoten, licht de uitbreiding van het deel der bevolking, dat alleen van handenarbeid moet leven, in de hand werkt. Wat door aaneensluiting van werklieden te bereiken is en wat goedgezinde patroons kun nen doen, bljjkt uit verschillende feiten, dooi den schrjjver medegedeeld. Hierop legt hjj den klemtoon. In beginsel is echter niets tegen staatstusschenkomst. Hjj bepaalt zich intusschen tot het voorstel, dat de staat de regeling der werkuren zal ter hand nemen, waar overmatige arbeid niet door ondernemers of door de vereenigde werklieden wordt tegen gegaan terwjjl hjj ten slotte als zjjn overtui ging uitspreekt, dat, zoolang de ijjkswetgever het onderwerp niet ter hand neemt, de werk lieden zelf zeer veel tot verbetering kunnen doen. Wanneer zjj hun aandacht niet meer in hoofdzaak wjjden aan politieke vragen of aan groote hervormingen van de maatschap- peljjke orde, maar zich meer dan tot dusver ter behartiging hunner belangen als vakge- nooten zonder onderscheid van godsdienstige of staatkundige richting aanéén sluiten, kan door eigen initiatief nog veel worden bewerkt, menige ernstige grief worden weggenomen. De vorige week wjjdde de N. E. Ort. aan een zeer actueel onderwerp een paar hoofdar tikelen, nl. aan opruiing. Het blad deed uitkomen, dat onze wet straft opruiing tot handelingen, niet tot gevoelens en het stemt met deze opvatting in. Gaat men verder, dan zal er al te veel ruimte zjjn tot misbruik van gezag door de overheid. Toch meent het dat het opruien tot daden niet alleen behoeft te slaan op strafbare han delingen. Er zjjn toch daden die, door éen persoon gepleegd, geen aanleiding geven tot strafbaarheid, maar bjj massale handelingwèl. Lastig echter is de vraag hoe de opruiing geschieden moest, om strafbaar te zjjn. De wet zegt eenvoudig »hjj die opruit". Onze Hooge raad heeft thans eene belangrjjke beslissing genomen. De eene beslissing houdt in, dat eene opruiing ook kan zjjn voorwaardelijk de andere dat zjj echter moet zjjn onmiddelijk en rechtstreeks. In het eerste geval gold het een onder lote- lingen verspreid geschrift, waarbjj dezen werden opgewekt om, eenmaal ingeljjfd, niet te ge hoorzamen aan hunne superieuren, wanneer dezen hun bevelen mochten de wapenen te keeren tegen oproerdus eene opruiing tot insubordinatie. De verdediging had toen be weerd, dat rechtstreeksche en onvoorwaarde- ljjke opruiing vereischt werd, en dat hier niet tot eene dadeljjke handeling was opgewekt. Maar terecht oordeelde de Hooge raad, dat de voorwaardeljjke vormpleegt insubordinatie, wanneer gij eenmaal ingeljjfd zult zjjn, dus pleegt een naar het militaire recht strafbaar feit onder zekere omstandigheden, aan het recht streeksche van de opruiing geen afbreuk doet. Dat rechtstreeksche werd echter vereischt in de andere beslissing toen betrof het een strooibiljet, in de gespannen dagen van de ernstige Amsterdamsche onlusten verspreid, een geschrift waarin, op een beschrjjving van het toen door de overheid aangewende wapen geweld, de woorden volgden «wjjt het aan de machthebbenden, dat zjjn uwe vjjanden stelt tegenover hun ruw geweld uwe zwakke krachten, zwak zoolang ge op u zelf bljjft staan, maar machtig als ge naar een doel vereenigd streeft, naar verlossing uit de ban den van knechtschap en dwingelandjj." Het gerechtshof had hier veroordeeldde Hooge raad vernietigde de veroordeeling, en besliste dat dergeljjke woorden wel middelljjk tot wederspannigheid konden leiden, maar niet de rechtstreeksche opwekking bevatten om eenig misdrjjf, bepaaldeljjk dat van wederspannig heid, te plegen. Naar de N. E. Ct. doet opmerken ligt hier eigenljjk bjj de geheele leer der opruiing het zwaartepunt. Brengt men ook de niet-recht- streeksche opruiing onder de strafwet, dan kunnen onder dat begrip wel alle eenigszins scherpe uitdrukkingen worden meegevoerd en dan is feiteljjk de vrjjheid van het woord, de vrjjheid van critiek ook daar in gevaar, waar zjj veilig behoort te bljjven. Wordt de eisch) dat rechtstreeks tot een bepaald aangewezen strafbaar feit moet opgeruid worden, met de uiterste gestrengheid opgevat, dan staat de justitie wel eens weerloos, waar zij het niet moest zjjn. Sommige wetgevers hebben hier den uitweg gezocht door enkele vormen van niet-recht- streeksche opruiing met name te noemen zooals het beschimpen van wetten, het val- scheljjk verspreiden van feiten om de bevelen of daden der overheid in een verachteljjk licht te stellen alles o. i. onaannemeljjk. Maar naar dergelijke wetgevers moet, naar de N. E. Ct meent, de Nederlandsche niet zien. Zjj heeft daarom eens opgeslagen de wet geving van het land, evenals het onze, een land der vrjjheid bjj uitnemendheid, Zwitserland. De wetboeken zjjn daar, zooals men weet, kantonnaalmaar toch bestaat daarnevens voor sommige onderwerpen een bondsstrafrecht. Welnu, ter aanvulling van dat bondsstrafrecht is in 1889 bewerkt en door een rechtsgeleerde commissie in 1890 goedgekeurd een ontwerp- novelle, waarin o. m. deze bepaling voorkomt «Wie met betrekking tot een gewelddadige omverwerping der maatschappeljjke orde tot het begaan van misdrjjven opruit, ophitst of' aanwjjzing geeft, of wie op een den openbaren vrede in gevaar brengende wjjze opruit of ophitst tot gewelddadige aanranding van ge heele klassen der bevolking, wordt gestraft met gevangenisstraf en in zware gevallen met- tuchthuisstraf." De N. B. Ct wil niet dadel jjk aanraden dat artikel over te nemen, maar het denkbeeld, daarin neergelegd, komt haar juist voor ook in het stelsel van het Nederlandsch wetboek, dat openbare opruiing tot strafbare feiten in 't algemeen reeds heelt verboden. Bjj kon. besl. zjjn benoemd bjj het 3e reg. inf. tot majoor de kapitein jhr A. C. J. Wittert, van het 2e reg.(gisteren nog in een deel der oplaag medegedeeld) bjj den generalen staf tot kapitein de eerste luit. L. C. van den Brandeler, van het 5e reg. inf.; bij het wapen der infanterie, bjj den staf tot majoor de kapitein J. J. Wierts van dien staf, directeur van den hoofdcursustot kapitein de eerste luit. A. F. G. G. Schwartz en A. Hoogeboom, beiden van dien staf, werk zaam bjj de K. M. Academie bjj het le reg. tot kapitein de eerste luit. H. B. Hagedoorn, van het reg. gren. en jagers; bjj het 2e reg. tot kapitein de eerste luit. J. M. van Stein Callenfels, van het korpstot eerste luit. de tweede luit. K. G. A. Muller, mede van het korps; bjj het 4e regiment, tot eerste-luit., de tweede- luit. G. van Straaten, van het korps bjj het 7e reg., tot majoor, de kap. J. M. Campbell, van het 8e reg.tot kapitein, de eerste-luit. M. H. Spruyt, ran het 4e reg., leeraar bjj de Militaire Schooltot eerste-luit. de tweede-luit. J. A. A. von Schmid, van het korps bjj hèt 8e reg., tot kapitein, de eerste-luit. P. Schaap, van het 2e reg.en is in zjjnen rang overgeplaatst bjj het wajien der artillerie, bjj het 2e reg. veld-art., de kap. W. G. L. F. F. van Hoogenhuyze, van den generalen staf; is aan den heer A. F. J. A. graaf van der Duyn van Maasdam, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als consul te Port Said zjjn voor den tjjd van drie jaren gedeta cheerd bjj de landmacht in West-Indië, de eerste-luit. J. H. Arendsen Hein en de tweede- luit. B. W. van Wieringen, beiden van het 6e, zoomede de tweede-luit. A. H. de Balbain Verster, van het 2e reg. inf.; is benoemd bjj het pers. van den geneesk. dienst der landmacht, tot militair apotheker lste kl., de mil. apoth. 2de kl. H. Boddé van dat personeel is aan den tweede-luit. der inf. jonkheer A. A. Gevers, thans op non-activiteit, op zjjn ver zoek, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend; is benoemd tot ridder in de orde van Oranje- Nassau de Amboineesche godsdienstleeraar P. M. C. Pattiselannoen is de O.-I. ambtenaar met verlof mr J. de Jonge, laatsteljjk lid van den raad van justitie te Padang, op zjjn verzoek, eervol uit den In- dischen dienst ontslagen. Het bestuur van den Eadicalen Bond heeft een oproep gezonden aan onze landgenooten, waarin woidt aangedrongen op aansluiting bjj den Bond, opdat door eendrachtig optre den de zoo noodige herziening van ons staats wezen in democratischen geest worde be spoedigd. 11e antl-revolutionnatren en liet kiesrecht. De «technische" leider der anti-revoluti- onnaire club, de heer A. van Dedem, heeft zich over de kiesrechtontwerpen doen hooren, en evenmin als de keeren Huber en Beelaerts in een met De Standaard overeenstemmenden zin. Ook hjj hoopt, dat scheuring worde voor komen, maar juist daarom is hjj weinig gunstig gestemd voor de kieswet, voorgesteld door de tegenpartij, al erkent hjj, dat die tegenpartij geen kleingeestige politiek heeft gevoerd. De mooiste kieswet der wereld is niet waard een onheelbare scheuring te doen ontstaan tusschen geestverwanten, die alleen door eendrachtige samenwerking eenigen invloed ten goede kunnen uitoefenen. De partij had z. i. een afwachtende houding moeten aannemen, in tegenstelling met De Standaard, die dadeljjk voor de wet is gaan jjveren. Er zjjn gewich tige bezwaren, waarbjj de heer Yan Dedem in zjjn artikel (het staat in de Nieuwe Zivolsche) zich grondt op het anti-revolutionnair program, waaronder de verkiezingen van 1891 hebben plaats gehad en van welk program artikel 2 aldus luidt «Bevestiging van onze constitutioneele vrij heden door invoering nu reeds, voor zoover de door de grondwet gestelde grenzen dit gedoogen, van een kiesstelsel op den alge- meenen grondslag van een kiesrecht der ge zinshoofden, opdat de bestaande overheersching van de éene klasse der maatschappjj door de andere een einde nememaar tevens met dien verstande, dat elke overheersching in omgekeerde orde worde vermeden." De heer Van Dedem ontkent tegenover dr Kujjper dat de staart van dat artikel is afge sneden en dit stuk er alleen bjj vergissing in het kort geresumeerd verslag der vergadering is bljjven staan. Hjj kan zich niet voorstellen, dat de deputaten-vergadering of het centraal- comité zulk een fout of vergissing in het gepubliceerde program zou laten staan en dat niet vóór de stembus zou hebben hersteld. Volledig licht kan hierop alleen vallen door de notulen der deputaten-vergadering. Maar dat zjjn opvatting juist is bljjkt uit het feit, dat de candidaten der anti-revoiutionnaire partjj, ook hjj, door het centraal comité zjjn geraadpleegd en niet zjjn gewezen op deze vergissing. Moreel zjjn de kamerleden gebonden aan hetgeen de kiezers op grond van het gepubli ceerde program van hen hebben gewacht en daarom geeft de schrjjver zjjn partjjgenooten den raad een wetsontwerp als dit nopens het kiesrecht - 't welk in overeenstemming is met het manifest der Liberale Unie, maar bepaald in strjjd met het stembuspogram van 12 Mei 1891 der anti-rev. partjj niet aan te nemen, tenzjj zoo geamendeerd, dat het voor de partjj aannemeljjk is. Door deze overtuiging geleid, doet z. i. de anti-revolutionnaire partjj het best, een oplos sing te zoeken in overleg met andere groepen der Kamer, zooveel mogeljjk in aansluiting aan het verkiezingsprogram van 12 Mei 1891 en mocht deze poging mislukken, dan behoort zjj haar steun aan de ontwerpen te onthouden. Tot nog toe handelde de club in gewichtige zaken bjjna altijd nagenoeg eenstemmig, In dit opzicht is er zelfs vooruitgang waar te nemen. «Moge dit ook plaats hebben, schrijft hjj, bjj de stemming over de kieswet, want dan zal de eenheid der partjj geen gevaar loopen, welk votum er ook worde uitgebracht." Wat de Standaard van dit stuk zal zeggen, is nog niet bekend. Wel schjjnt zjj nog eenige hoop te koesteren, dat de club eenstemmig zal bljjven, daar zjj zelfs in de rede van den heer Beelaerts te Steenwjjk een straal van hoop meent te ontdekken. Zjj heeft overigens onlangs haar standpunt nog eens uiteengezet. Zjj bljjft het een kloeke daad van het Kabinet achten, dat het zonder overgang op eenmaal finale kiesrechtuitbreiding voorstelt, daar de geschikte tjjd voor trapsge- wjjze uitbreiding sinds 1850 is voorbjj gegaan. Eiken halven maatregel zou zjj bestrjjden èn omdat er vóór de oplossing der electorale kwestie geen rust in onze politiek, noch kracht tot hervorming, noch vertrouwen in ons parle ment komt èn omdat, als thans de finale uit breiding uitbljjft, de electorale storm onver- wjjld toch weer opsteekt, en binnen etteljjke jaren die uitbreiding immers toch komtmaar dan onder erger conditie en met schade voor het Gezag. In de tweede plaats spruit haar sympathie vopi't uit het kenteeken van welstand, waarin zjj ziet «een zich bewegen op de ljjn van het Huismanskiesrecht". Over de grondwettigheid laat zjj zich nog niet beslist uit. De bezwaren, die zjj overigens heeft, kunnen door amendeering worden op geheven. En wat de bedenking aangaat, of het niet gewenscht ware, het gezag der Kroon te ster ken en het recht der minderheden te verze keren, hierop antwoordt de redactie onbewim peld ja. Alleen maar hindert het haar, al- men dit nu noodig gaat vinden, nu ook d lagere klasse het kiesrecht zou erlangen, en dat men het niet noodig vond, toen alleen de hoogere klasse stemrecht bezat. Dit acht ze beleedigend voor de lagere klasse en voor de Kroon. Hadden de conservatieven en conservatief- iberalen het gewild, dan hadden ze in 1887 J toen de revisie aan de orde was, in dien zin de Grondwet moeten herzien. Maar thans is het niet het oogenblik er voor. Op grond van dit alles bljjft het wachtwoord van De Standaard«De kiesontwerpen met sympathie bejegenen, en door amendeering ze pogen te beteren in een zin, als het anti-revolu tionaire beginsel eischt." (Vaderland.) Zondagsdienst Schutterijen. In zjjn antwoord op het voorloopig verslag der Tweede kamer betrekkeljjk zjjn voorstel tot wjjziging van art. 42 der schutterjjwet handhaaft de heer Donner zjjn meening, dat het niet waarschjjnljjk is, dat eene regeling van den dienstplicht in den eersten tjjd tot stand zal komen, waarom hjj het meer dan tjjd oordeelde om eene poging aan te wenden tot opheffing van een gewetensbezwaar, dat op velen in den lande sinds jaren drukt. Dat het voorstel uitsluitend op godsdienstige gronden is gemotiveerd geschiedde geenszins alsof andere gronden voor den voorsteller geen waarde hebben, maar omdat, zoover zjjne kennis strekt, er geen andere dan godsdienstige bezwaren tegen het schutteren op den Zondag zjjn of worden vernomen. Dat het voorstel onvolledig zou zjjn omdat er alleen het verbieden van oefeningen en niet tevens van inspectiën op den Zondag in opgenomen is, kan de heer Donner niet toe geven. Alleen in art. 4-2 der schutterjjwet is sprake van schutterljjken dienst op den Zondag. Worden er in sommige gemeenten op den Zondag inspectiën of wapenschouwingen ge houden, bedoeld bjj art. 43, dan geschiedt dit bljjkbaar op grond van de vrjjheid, in art. 42 verleend. Zoo wilde het ook de regeering, onder welke de schutterjjwet van 1827 tot stand kwam, verstaan hebben. Bij de memorie is eene bjj lage overgelegd, waaruit bljjkt dat er commandanten zjjn die gebruik gemaakt hebben en nog gebruik maken van hunne bevoegdheid om de schutters op den Zondag te doen opkomen. Op grond van de cjjfers, in die bjjiage vervat, betoogt de voorsteller verder, dat men te veel zegt met te bewerenhet zjjn maar «enkelen" «weini gen", die bezwaar hebben tegen het schutteren op den Zondag. Van de 89 gemeenten in ons vaderland, waar dienstdoende schutterjjen zjjn gevestigd, zjjn er 55 waar op den Zondag noch oefeningen noch wapenschouwingen gehouden worden. Wie kan zeggen dat in die gemeenten het getal bezwaarden «weinigen" of «enkelen" zjjn V Veel meer bestaat de mogeljjkheid dat er «velen" zjjn, aan wie men door het niet schutteren op den Zondag tegemoet komt. Van de 34 gemeenten, waar op den Zondag oefeningen en wapenschouwingen of parades werden gehouden, zjjn er slechts 14 gemeenten) waar geen bezwaren tegen het schutteren op den Zondag vernomen worden, maar ook daar kunnen nog bezwaarden zjjn, die of den moed niet hebben zich uit te spreken of wanhopen aan de opheffing hunner grieven. Voorts zjjn er in de 20 overige gemeenten zeker die ge wetensbezwaar hebben, waaraan in eenige ge meenten niet, in andere wel tegemoet gekomen wordt. Dat de wetgever van 1827, die den Zondag «bjj voorkeur" aanwees voor scku tterljjke oefeningen en wapenschouwingen, dezelfde is die 12 jaren vroeger, in 1815, de Zondagswet tot stand bracht, is zeker bevreemdend en getuigt niet voor de consequentie van de toenmalige regeering op godsdienstig gebied, dit bewjjst evenwel niet, dat ook niet reeds vóór 1834 (de beweging van de kerkeljjk. afgescheidenen) de godsdienstige bezwaren tegen het schutteren op den Zondag niet zouden hebben bestaan. Trouwens in de ont worpen schutterij-wet van 1845 was van oefeningen «bjj voorkeur des Zondags" geen sprake meer. In elk geval, al waren er toen, geljjk nu, die ongevoelig zjjn voor het heilig houden van den dag des Heeren, dit is geen reden, dat de bezwaarden zich maar zonder protest aan het oordeel der zulken zouden moeten onderwerpen. Art. 167 der grondwet verzekert vrjjheid in het beleiden van gods dienstige meeningen, voor zoover zjj niet strjjdig zijn met en nadeel toebrengen aan de rust en het welzjjn der maatschappjj, en daardoor in botsing zouden komen met de strafwet. In zoover de oefeningen op werkdagen aan sommigen financieel nadeel in hun beroep of bedrjjf' zouden kpnnen berokkenen, zou van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 1