MiieMrgscle Couranl BIJVOEGSEL Middelburg 24 December. •>- FEUILLETON. De gescMeÉ van inker WiUiMd en Frosientje. Maandag 26 December 1892, no. 305. Sprokkelingen uit SchouwenDniveland. XVI. TAB Dl TAS Wie in langen tijd, b. t. in een kwart eeuw. onze eilanden niet gezien had en ze nu weder zag, zou door vele veranderingen getroffen worden. Hij zou wel niet met blijde verrassing uitroepenzie, het is alles nieuw geworden 1 maar hij zon toch veel opmerken, dat in hooge mate zijn belangstelling zon opwekken. Natuur lijk heb ik niet bet oog op die algemeene waarheid, dat de gedaante dezer wereld voor bijgaat dat hij menigeen, dien hij vroeger gekend heeft, niet meer onder de levenden zou vinden en daaronder ook sommigen van wie hij zou wenschen dat ze nog leeldendat hg menig jong boerendeerntje, dat hij wellicht gekend heeft als een aardig aankomend gansje, thans zou weder vinden als een eerbiedwaardige, zwaarwichtige matrone en dat hij velen, die hij als kalven had verlaten, nu als volwassen mensehen zou terugzien. Neen, dat is niets bijzonders en dat zal iedereen ondervinden, die langen tijd van zijn geboorteplaats en zijn weleer zoo gemeenzame omgeving is verwijderd geweest. Ik denk aan deze anders wel vruohtbare onder werpen voor bespiegeling nu nietdoch bedoel het hoe zal ik het nu eens geleerd en weten schappelijk genoeg uitdrukken om de aandacht van „deskundige" lezers te trekken? het economisch, agronomisch en agrarisch ver anderd voorkomen dat onze, zoo bij uitstek landbouwende eilanden in de jongste kwart eeuw hebben verkregen. Immers dat is iets van belang; dat is het ware, het tastbare, het rentegevendevroeger zei men la poésie s'en va; thans kan men wel zeggen la poësis a's» est allée depute bien long, 't welk overgezet zijnde, zoo ongeveer wil zeggen dat we door de omstandigheden tegenwoordig gedwongen worden veel aan de stoffelijke zijde van het leven te kijken. Voor de vette kleiklonter dichten van een Poot en zooveel anderen, die in een tijd van louter weelde en overvloed het landleven in al zijn vormen hebben bezongen, is het sinds lang geen tjjd meer. Het leven „des gerusten landmans" rolt niet meer „zoo genoegelijk heen" als in die dagen. Wie thans zoo'n gerusten landman wist te vinden en familiaar met hem in kennis te komen, zou wèl doen met een poosje bij hem te gaan winterneven, b. v. juist nu om Kersttijd, om dan eens van hem te vernemen, hoe hij 't aan legt om bet zoo op zijn slofjes te kunnen afdoen en het leven te laten rollen, zonder dat het van den kant rolt. Hij zou dan echter ook wèl doen, als hij dan het geheim niet verklapte aan lieden van het soort als die onlangs in den Deventerschen gemeenteraad voorstelden om de pachten der erven en lande rijen en de weidegelden der gemeente wat op te slaan, „aangezien de magere jaren voor de boeren thans voorbij zijn en de vette weer gaan komen;" want zulke ideëen van pacht- opslag werken aanstekelijk, en als er wezenlijk weer gunstige vooruitzichten komen, behoeft die opslag niet van booger hand te geschieden door de concurrentie gaat dat van zelf; de liefhebbers slaan zelf op, al hebben ze daar later vaak spijt van, en al gaat de „lage rust" die den „lof van het hoogste koningshof bra veert" er ook mede te loor. Doch ik zeide dat zoo iemand van vóór een 25 30 jaar heel wat verandering bij ons zou kunnen zien, veel ten goede en ook eenige van welke de portèe en het einde nog niet te zien zgn. Voor heden wil ik enkel de aan dacht vestigen op het feit dat hier binnen die jaren onderscheidene groote hofsteden enpach- hoeven verdwenen zijn, terwijl daarentegen een Uit het Dvitsch, van PAUL HEYSE. „O mijnheer Willibald," viel Frosientje hem in de rede, terwijl zij met bevende handen het pakje vasthield en verlegen voor zich keek, „neen, dat is te veel, veel te veel goedheid, die ik in het geheel niet verdien; en nu schaam ik mij waarlijk! Want wat ik n toegedacht had, een handwerkje zonder eenige waarde, was alleen om u te toonen dat ik aiet on dan kbaar ben voor alles wat gij voor mij doet en dat gij mij niet te gering acht, om met zulk een eenvoudig wezen te spreken over al die verheven denkbeelden daar, neem het, maar bekijk, het pas als ik er niet bij ben. Gij zult toch slechts de schouders ophalen over mijn onhandigen goeden wil" Al pratende had zij een klein pakje, in vloei papier gewikkeld, uit haar zak gehaald en stopte het hem schielijk in de hand, terwijl zij naar de huisdeur ging. „Lieve Frosientje", zei hij met een stem die van ontroering trilde, „gij zijt gij hebt het beste hart van de wereld. Het schouders aantal kleine gedoentjes en hoefjes zijn ver schenen. Dus inkrimping van den grooten landbouw en uitbreiding van den kleinen* dat is het eerste in het oog vallende feit. Achteruitgang of vóoruitgang? Dit is niet zoo gemakkelijk te beslissen. Doch zeker is het dat wie b. v. dezen zomer eens een tochtje door onze eilanden deed, aangenaam werd ge troffen door den levendigen aanblik, die inzon derheid de omgeving en de toegangswegen tot de meeste dorpen opleverden, door de vele aardige nieuwe woninkjes, alle met een schuurtje er aan, de meeste met een bloemtuintje er voor en een moestnin er achter of naast, en die er zoo opentop eender uitzien alsof ze alle toebehooren aan een zelfde maatschappij, of wel alle de vrueht zijn van een zelfde idéé: den kleinen landbouw, in welken een nieuw geslacht heil hoopt te vinden. Dit is een merkwaardig verschijnsel, wel waard eens van nabij bekeken te worden. Terwijl in den handel en de fabrieks- en handwerksnijverheid opeenhooping van de men- schen in enkele groote aantrekkingspunten van het land zich voordoet, waardoor die plaatsen met den dag een logger pak van den last der sociale kwestie te torsen krijgen, ziet men bier op het platteland de verstrooiing of verspreiding van een aantal kleine, naar het uitwendige te oordeelen zelistandige onderne mingen, die onder den rook van de hotsteden het voorkomen hebben van de nette vestigingen der vrijgeworden lijfeigenen tegenover de burgen en kasteelen der edelen. Zoo op het oog geoordeeld, ziet het er uit, alsof wij hier vaD geen nood weten en het maatschappelijke vraagstuk bezig is zich zelf op te lossen op de meest bevredigende wijze. Als dat nog wat zoo voortgaat dan is er hier zeker geen ver- eeniging noodig op den voet als de cottage society in eenige graafschappen van Engeland, waar verstandige en tevens humane kapitalisten hun uiterste best doen om weder een kleinen boe renstand te scheppen op de uitgestrekte, nu woest liggende bouw- en weilanden, waar de groote heeren, ter wille van hun jachtlief heb- berij de boeren van verdreven hebben. Met enkelen van de bewoners dier aardige hoefjes heb ik, als er gelegenheid toe was, wel eens een praatje gemaakt om er wat meer van te weten te komen. Ik ben echter met die enquête uitgescheidenwant allen klaagden steen en been over de zware lasten, de zorgen, den zwaren arbeid enz. en dit kwam mij voor zoo in strijd te wezen met het uiterlijk voor komen, dat ik wel begreep dat vragen mij niet veel wijzer zou maken. Ik had dat ook van te voren wel kunnen weten immerB boeren, visschers, slagers, winkeliers, kramers en alle verdere menschen klagen veel eer dan dat zij hun lot zouden loven. Wat ik echter zelf heb opgemerkt is: dat de bewoners dier huisjes noeste, ijverig wer kende menschen zijnde man werkt, de vrouw werkt, de jongens, als die er zijn, werken ook, alles zwoegt en slaaft om het best; ze houden geiten, of een koetje, soms twee, ook een var ken dat ze verkoopen in zijn geheel of in kwartieren, ook kippen die wat opleverenzjj telen snikerbieten, uien, aardappelen en van alles. Verwonderlijk is het evenwel van hoe wei nig die menschen leven te midden van den overvloed. Als men dat in bijzonderheden hoort uiteenzetten, moet men wel zeggen dat zij 't niet vereten en verdrinken, maar integen deel door groote zuinigheid en met een sober leven trachten vooruit te komen. Hier ligt misschien wel de oplossing van het raadsel, hoe zij klagende toch vooruitgaan, hoe zij hun onderneming althans kunnen volhouden. Wat dat klagen betreft, personen van het vak en die het weten kunnen, zeggen dat het geen wonder is dat die menschen klagen. Zij hebben hun lapjes grond veel te duur ge pacht, heet het danboeren kuunen op dien voet geen land paebten; dan zouden ze geheel en al te gronde gaan; grondeigenaars zijn wel te vinden om de menschen aan den gang te helpen met het bouwen van een hnisje en een schuurtje; als zij zelf maar wat hebben, kun nen zij de rest er wel op hypotheek bljkrijgen. Dan komen de voorschotten op de suikerbieten en de zaak marcheert. Het eindje zal den last dragen, voegen zij er dan aan toe. Intusschen houd ik het er voor dat althans voorshands de zaak van die kleine boertjes geen kwade zaak is. Een groot voordeel ophalen is niets voor mij, ook wauneer zij van nature niet reeds hoog genoeg waren. Weet gij wel dat dit het eerste Kerstgeschenk is dat ik sedert den dood van mijn goeden vader krijg? Ik dank u duizendmaal en laat ons nu. nadat wij elkaar onder den blooten hemel onze geschenken gegeven hebben, den Kerst boom voor onzen kleinen jongen gaan ont steken." Zij drukten elkaar hartelijk de hand en nu opende mijnheer Willibald de huisdeur en trad met het paard in den arm op de toonen in de donkere gang. „Wij moeten heel zachtjes voorbijsluipen", fluisterde hij. „Hij mag niets van ons hooren, noch zien, voordat alles gereed is. Ik hoor geen beweging in de kamer van grootvader, de oude schijnt te slapen en Hans is misschien uit verveling ook ingedommeld, het arme kind! Van die lichtzinnige Lena is natuurlijk niets te bespeuren, die zal wel met haar vrijer naar de stad zijn, om winkels te kjjken. Des te beter, dan worden wij niet gestoord. Maar gij moet mij waarlijk toch helpen om Pegasus naar boven te brengen. De trap is te smal om hem in de dwarste te dragen." Zij had de hand reeds uitgestoken en zoo slopen zij, met het paard tusschen hen in door het donkere, koude huis, de steile trap op, en zetten het boven heel zacht neder. Toen lieten zij het staanieder ging naar zijne kamer en deed de deur achter zich dicht. hebben zij reeds, dat zij zelf zoo werken en door hun eigen persoon een flinken knecht uitwinnen. Hebben ze aankomende jongens of meisjes, dan zgn dat al weer arbreidskrachten die meetellen. De groote pachter of de land bouwer-grondeigenaar kan zelf niet rechtstreeks meewerken, niet gezet althans; dat laat de uitgebreidheid van het bedrijf niet toe. Zijn zonen en dochtersloopen er soms ook op leeg, of voeren weinig uit wat direct voordeel oplevert, en dat geeft lastposten. Nu vrees ik dat de schaduwzijden van het kleine bedrijf op den dunr zich ook niet zullen laten wachten. Vooreerst is er de, den mensch zoo eigen, zucht naar uitbreiding van zaken. Ik ken er, die eerst werkten geheel alleen, toen met een ezel, nu met een paard, morgen mogelijk met een span paarden Dit is uiter lijke vooruitgang, doch wat er wezenlijk inzit, moet later blijken. Want nu nemen ook de zorgen toe, de lasten worden grooter, ook de risico van slechte jaren wordt gevaarlijker. Verder het voorschotstelsel, dat de zucht naar uitbreiding van zaken zoo in de hand werkt. Nu moeten de menschen hun bieten met ge huurde wagen en paarden naar de ladings plaats mennen. Heel natuurlijk dat die lui liever hun eigen gespan zouden hebben doch als ze zich dit nu ook al hebben weten aan te schaffen dan hebben zij ook meer zorg en last, te meer omdat op een klein beslagje het ge- heele jaar door geen werk genoeg is voor paarden en wagens. Welnu, zij worden er dan ook voerman bij en verhuren hun dienst aan anderen gelijk zij zelf eerst bij anderen hulp gehuurd hebben. Met zaai- en dorschwerktui- gen gaat het even zoo. Hoe lang kan dat alles goed gaan Als eenmaal de jongens en meisjes groot worden en ook naar zelfstandigheid gaan streven, wat op zich zelf hoogst loffelijk is, dau komen er groote moeilijkheden. Dit zou het geval niet zgn in een land waar de grond maar voor 't grijpen lag, of waar de groote landbouw zich- zelven geheel had overleefd, zooals in Ierland en vele graafschappen van Engeland Doch dat is hier nog niet zoohier laat zich niet dan tegen hooge pacht eon lapje uit de handen van den grondeigenaar losmaken, en dus zal de groote uitbreiding van dien kleinen land bouw in ons oude dure land niet zoo'n vlucht nemen, of ze zal stikken in de concurrentie en dan blijft ook achteruitgang en verarming niet uit. Mogelijk is dit pessimisme van mij maar onwillekeurig denk ik aan Ierland. Daar is in de meeste streken niets anders dan kleine land bouw en enorm groote grondeigendom. En wélk een kleine landbouw Hierboven merkte ik op dat onze kleine lui met zoo weinig leven en werken kunnenwat aardappelen en brood, soms, maar niet alle dagen, een stukje Ameri- kaansch spek en wat margarineboter. Dat is weinigdoch in Ierland ziet men dat de ge lukkigsten van die kleine boertjes maar even genoeg aardappelen voor zich en hun gezin kunnen overhouden om niet te verhongeren, en de minder gelukkigen hebben in 't geheel niets dan ellende. Het zou een dwaze illuzie zijn te meenen dat vlijt, zuinigheid enz. altoos of in den regel de menschen vooruit helpen en zelfs kunnen rijk maken. In een oude en verouderde maat schappij als de onze is dit niet het gevalen bepaaldelijk in het landbouwvak zijn andere meer materieele gegevens noodig om ook maar op den duur een stuk brood te kunnen ver dienen. De tijden om in den landbouw geld te verdienen zijn wel voor ons land voorbij. En dan mag mea vragen wat de grondslag kan zijn van een klein bedrijf. Ik geloof dat dit op dit oogenblik niet anders is dan de suiker bieten en de uien. De prijs van de tarwe is zoo laag dat daarop niet geboerd kan worden. De meekrap, waarvan de prijs sinds eenigen tijd weder loonend is, valt buiten het bereik van het kleine bedrijf, deDoch zoo voortgaande zou ik zeer in tegenspraak komen met hetgeen ik in den aanvang dezer sprokke ling zeide over het aardige voorkomen van al die nieuwe aardige woninkjes en hun wakkere, nijvere bewoners. Laat ik hun van harte het beste toewenschen. Ik wilde enkel maar de aandacht eens op het verschijnsel vestigen. Misschien geven andere streken van ons gewest ook iets dergelijks te zien. In alle geval ziet het er bij ons toch niet zoo treurig uit als daar in Friesland en Gro Zoodra zij alleen waren staken zij schielijk hunne lampjes aan en ontdeden de geschenken, die zij van elkaar gekregen hadden, van de papieren, Mijnheer Willibald vonf een lederen portefeuille, aan welker binnenzijde zich een smaakvol borduurwerk bevond in den vorm van een lauwerkrans met eiken bladen, om een gouden lier geslingerd. De fijne vingers van Frosientje hadden menigen Zondag aan dit kleine kunstwerk gearbeid. Zij vond in haar pakje een klein doosje, gevuld met rose watten, waarop een allerliefste broche van granaten lag. Aan de achterzijde was een glaasje aan gebracht, dat een heel kleiu haarlokje bevatte, en in het doosje lag een papiertje met het volgende opschrift: „Aan de trouwe pleegmoeder van den kleinen Hans." Haar arglistige vriend had dit eenvoudige sieraad reeds lang vóór zgn aanstelling ge kocht, dus voor dat hij een welgesteld man was en daarom had hij de schending zijner belofte om haar nooit meer iets te schenken, willen vergoelijken door het haar in naam van Hansje in de handen te spelenwant het was hem opgevallen dat zg nooit het geringste ornamentje droeg, dat toch elke dienstmaagd zich veroorlooft; en toen hij haar naar de reden daarvan vroeg, had zij verlegen geantwoord dat zij eens ai hare kleine sieraden had moeten verkoopen en sedert noodiger uitgaven had gehad. Nu was zij echter zóo blij met dit ningen, waar de menschen zoo ontevreden zijn en waarlijk niet zonder grond. 19 Dec. '92. Apropos. Een volgenden keer zend ik u mis schien wat trambeopiegelingendaar zijn we hier nu druk mee bezig, nl. met de bespiege lingen, met de tram zelf nog niet. By kon. beelnit: is benoemd tot ontv. der dir. bel. te 's Gra- venhage W. F. J. Passtoors, oontroleur der directe belastingen, invoerrechten en accjjnzen te Dordrecht is de heer A. H. Nyland, arts, benoemd en aangesteld tot officier van gezondheid 2de kl. oy het pers. van den geneesk. dienst van het leger in N.-I,; is de lste-lnitenant-adjudant J. van der Linde Schotborgh van de landmaoht in W.-I. bevorderd tot kapitein. Ia een door 405 kiezers bezochte vergadering van de kiesveieeniging Vooruitgang te Botter dam is Vrgdag tot oandidaat gesteld voor lid der Tweede kamer vacatnre-Levyssohn Norman de heer A. Plate met 233 stemman. Op den meer vooruitstrevenden candidaat, den heer mr J. A. van Gilse waren 167 stem men uitgebracht. Naar het Vad. meldt, he ft de minister van koloniën op het verzoekschrift van den heer E. P. C. Sol, om inzaee van de stukken be- trtffende de gesohiedenis van Tjomas, gunstig beschikt. Den heer Sol zullen worden ter besehisking gesteld de aan het departement aanwezige stukken; daaronder behoort echter niet het geheime stuk, dat in de Samarangsche Locomotief is afgedrukt. Dat stuk bevindt zich in fndièj en de minister moet den gouv.-gen aangeschreven hebben een streng onderzoek in te stellen naar de wjjse, waarop bet in het bezit der redactie van genoemd blad is geraakt. De Tweede kamer hield ook Vrijdag avond zitting ter afdoening van de begrooting van waterstaat, die ten slotte zonder hoofdelijks stemming is aangenomen, nadat vooraf de spoorwegbegrooting was goedgekeurd. Bjj art. 147 der waterstaatsbegrooiing land bouw) drong de heer Zjjp nogmaals aan op de instelling van een Staats hypotheekbank, waar aan z. i. groote behoefte bestaat. De minister meende evenwel dat de regeoring tot eene zoo omvangrgke inrichting niet op eigen gezKg kan besluiten, doch verklaarde zich bereid eventueel nader te overleggen met zgn ambtgenoot van financiën. Ten aanzien van a:t. 164 kosten voor de instelling van eene commissie voor de tentoonstelling te Chicago f 15000) protesteerde de heet Brantien tegen deze nitgaaf èn met hst oog op het door de Kamer reeds aangenomen be ginsel om geen gelden meer voor intern, ten toonstellingen beschikbaar te stellen, èn omdat de Neder!. Nijverheid er geen belang by heeft, omdat zg tuch niet kan cononrreeren met Amerika vooral met het oog op de hooge in voerrechten. De heer Buys van Beerenbroek verklaarde dezen post niet onvoorwaardelijk te kunnen afstemmen, doch zou willen wegnemen de gel den vcor de commissie hier te lande, die als intermediair zou optreden tuBtchen de expo santen en dan consul-generaal. Da heer Van Beuningen achtte de uitgave wel wensoheiyfc voor onzen handel en industrie. De minister stelde de weneohelgkheid van eene commissie in het licht en deed opmerken dat zjj enkel de noodzakelijke kosten mag in rekening brengen. Zjj heeft de ir zending be vorderd en onze oonsul te Chicago heefc een geschikt terrein weten te vinden, hoewol de tgd reeds was verstreken. De regeenng heeft dan ook gemeend door het weigeren van eene bjjdrage de inzending niet onmogeljjk te moe ien maken. De heer Van Kerkwijk herinnerde ook aan het genomen besluit om geen deel te nemen aan intern, tentoonstellingen en meende dat dit gemis aan stabiliteit ten aanzien van een priroipieel besluit een slechten indruk tegenover h-t buitenland zal maken. Hjj bleef dus advi- seeren om geen deel te nemen aan de tentoon stelling. Als deze post op de begrooting bleef, kreeg het den sohjjn, alsof aten officieel deel neemt. kleinood, dat in zijn eenvoud waarlijk heel mooi was, dat zjj als een kind geheel met haar present vervuld was en zelfs den gever een oogenblik vergat. Zij ging voor haar spiegeltje staan, stak de broche voor, en lachte toen zij zag hoe goed die stonddoch eensklaps vie haar in dat zij nog niet eens behoorlijk er voor bedankt had en zij opende de deur om haren buurman te laten zien hoe blij zij was. Te gelijker tijd trad hij uit zijn kamer, met de portefeuille in de hand, en zij riepen als nit éen mond. „Het is al te mooi!" Zg moesten hartelijk over die ontmoeting lachen en gaven elkaar nog eens de hand, terwijl zij geen van beiden behoorlijk hun dank konden uitbrengen. Wat zgn wij slechte pleegouders!" riep hij eensklaps met grappige bedrijvigheid uit. „Wij moesten ons schamen dat wij, groote kin deren, zoo met onze Kerstgeschenken vervuld zijn, dat wij het kind vergeten, dat beneden koude en honger lijdt, als hij niet in slaap gevallen is. Gauw, moedertje, zet uw lamp daar op die kist, dan haal ik den boom. De kaarsjes heb ik er al opgezet. Wij moeten alleen nog maar de noten en appelen ophangen". Dat giDg gauw genoeg, daar Frosientje noten gekocht had, die van een boutje en een strikje voorzien waren. Terwijl hij de gouden bal letjes tnsschen de dennentakken bevestigde, voorzag zij de appelen, die ook aan eene zijde verguld waren, van bandjes en legde die voor hem neder. Zij spraken geen woord, slechts De minister van bnitenlandsohe zaken ver zocht de Kamer met aandrang geen gevolg te geven aan den wensch van den heer VBn Kerk wijk en te letten op alle bijomstandigheden. Het doel is hier alleen particulieren in staat te stellen aan de tentoonstelling deel te nemen hetgeen ook voor die te Farjjs was beloofd. Bovendien hebben wij te Chicago slecht éëa onbezoldigd oonsul als vertegenwoordiger in een ressort waar 80.000 Nederlanders wonen. De regeering reageert niet tegen vorige be sluiten en de njjveren zullen alles zelf betalen, evenals de schilders. Door alle betrekking af te breken benadeelt men onze nijverheid. De heer Bugs stel e voor den post met 3000 te verminderen, welk amendement met 36 tegen 84 stemmen werd verworpen, waarna het artikel met gelijke stemming werd aange nomen. Bjj art. 149 onderzoek omtrent bevloeiing van terreinen ten behoeve van den landbouw), waarvoor f 4000 werd voorgesteld, betuigde de heer Yan der Feltz zjjae ingenomenheid met dit plan. Ook de hser Boëll juiohte een onderzoek toe, maar hjj wilde in geen geval nit dezen post particulieren subsidieeren om hun grond vruchtbaar te maken, waarop de minister ant woordde dat dit ook niet op den weg der reseering ligt. Het geldt hier een onderzoek, niet over enkele provinciën maar over het geheele land. Bjj art. 100 vroeg de heer Yan Gjjn of de reg. bereid is mede te gaan met den algemeen geopenbaarde^ wensoh tot invoering van den midden Europ. tijd, terwjjl de heer Al. Maekay, twjjfel opperende of de midden Europ. tgd wel op den dnnr zon bevallen, vroeg waarom alleen bjj poiterjjen en telegrafie de Amster- damsohe tijd niet is behouden, evenals in ge meenten en bij andere administratiën. De heer Ferf drong aan op betere regeling der tractementen voor commiezen der poster jjen. De heer Yan Alphen drong aan op spoedige promotie voor de telegraafcommiezen, ter be reiking van het traetement, dat hun volgens K. B. van 1891 toekomt. De heer Van Karnebeek gaf aan den Green wich tjjd de voorkenr boven den midden Europ* by afwjjking van den nationalen tgd. De heer Havelaar wensehte uitbreiding van het aantal posterjj-commiezen in de hoogere klassen en vermindering van dat in de lagere klassen. Ook hjj Bloot zich aan bg den heer Van Alphen. De minister van waterstaat zal het volgend jaar de regeling der tractementen aan de com miezen bjj post en telegraat nader vaststellen. Wat de tjjdkwestie aangaat kon bjj de heer- schende onzekerheid dienaangaande nog geen beslissing genomen worden. De heer Beelaerts van Blokland betoogde de noodzakelijkheid van eenheid in de tjjdregeling. Ten Blotte werden eenige opmerkingen van ondergeschikt belang gemaakt, waarbjj de minister o. a. toezegde den bonw van een geheel nienw postkantoor te Haarlem en den heer Harte op diens vraag te kennen gif dat de Bell TelephoonmaaUchappjj op verlangen der regeering verplicht is ge meenten in het intereommnnaal telephoonver- keer op te nemen. De hoofdstukken Koloniën en Onvoorziene uitgaven weiden zonder hoofdeljjke stemming aangenomen. Bjj de Surinaamsche begrooting werd aange drongen door den heer Fytterscn op onderzoek naar den mjjnrjjkdom van Suriname, en door de heeren A. van Dedem en Bool op het uit zenden van bekwame Nederlandsche ambte naren. De minister verzekerde dat een en ander door de regeering ni stuit 'toog werd verloren. Een amendement van den heer Al. Mackay om het traciement van den goavernements- landmeter te verboogen, werd door den minister overgenomen en de begrooting goeogekturd. Ds minister van koloniën verklaarde nog, naar aanleiding van een vroegers vraag van den heer Tydens, dat hg niet kan besluiten tot het publioeeren der rechtskundige adviezen inzake de tilliton-kwestie, als zjjnde die van vertrouwelgken aard. Ten slotte is ook de Middelen-Wet aangeno men, nadat ae minister van financiën verklaard had dat afschaffing der Staatsloterjj op eens de speelzucht in vreemde loterjjen zou doen toenemen. De Kamer is hierna tot nadere bjjeenroeping gescheiden. af en toe raakten hunne banden elkaar in der haast aau en wisselden zg blikken van heime lijke verstandhouding in het vooruitzicht van het blijde feest, dat hun wachtte. Nu stond de boom in al zijn pracht gereed; over de oude tafel had zg een servet gespreid, waarop zij thans de lekkernijen uitstaldeliuks het prenteboek en de zweep, rechts het kieltje dat zg gemaakt had. Aan de andere zijde, met den grooten mantel van oom Willibald toegedekt, stond het hobbelpaard, dat eerst hot allerlaatst onthuld mocht worden! „Zoozei de kleine man, met onverho len voldoening. „Nu is bet heel mooi, na kan het beginnen. Terwgl gg den jongenheer haalt zal ik de kaarsen opsteken. Wij besluiten dunkt mij dezen avond, met een lekker kopje thee, waarin ik bij wijze van uitzondering een beetje rum zal gieten. Ik heb al het noodige door Lena laten halen. Gij zult toch niet weigeren, Frosientje, op dit neutrale grondge bied mijn gast te zgn, om dezen Kerstdrank te proeven." Zij knikte hem lachend toe en hij keek haar na, terwgl zij met blozende wangen naar be neden ging. Toen zij reeds uit het gezicht was stond hij nog roerloos op dezelfde plek, maar de vroolgke uitdrukking was van zgn gelaat verdwenen, evenals een bergtop eens klaps vaal en Bomber wordt, zoodra het laatste schijnsel van het avondrood verdwenen is. Een diepe zucht ontsnapte aan zijn borst. Hij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 5