22 December. N°. 302. 135s Jaargang. 1892, Donderdag De sescMeieflis van ïitar Williïali ea Frosi Middelbnrg 21 December: Desa courant verschijnt dagelfj k «J met uitzondering van Zon- en Feeitdagenl PrQa per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent: Advertentiën20 cent per regelj Bij abonnement IagerJ Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimtes Telephoonnommer 139. s. FEUILLETON Manheer Willibald bleef staan, Zijn vroo LETTEREN EN KUNST* hi HIDDElBUGn COURANT. Vhennometer, Middelburg 21 Dee. 8 u Tm 40 gr. bl 12 u, 45 gr., av 4 n. 44 gr. V. Verwacht ve-and wind. Agenten te VlisaingenP. G. de Vet Mestdabh Zoo*, te Goes: A. A W. Boilajtd, te Kruizingen: f. y. d. Peijx, te Zierikzee: A. C. db Moour, te Tholen: W. A. j Ad\erlen(lëa tab Nuuwenhuijze* 6b te TernenzenM. de Jokse. Verder bcsiob alle postkantoren ea boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, eveaali da j moeten des namiddags te één nor advertentie-burean's van Nijoh Vah Ditkak, te Rotterdam, Dl Gibi. Beditfaetji, te 's Gravenhage, en A. de da Mak Azi., te Amsterdam. aan het bnrean beiorgd zyn, wiUrn Hoofdagenten voor het Bnitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Pnblieité étrangère G. L. Daube Cu., Jobi F. Jonis, opvolgw. zy des avonds nog worden opgenomen Aan het slot der sitting van de Tweede kamer Dinsdag middag werden de algemeene beraadslagingen over de begiootmg van oor log geopend door den hspr Seret, die ver klaarde tot zjjn leedwesen verplicht te zjjn ook nn weder den minister te bestrijden en om eich tegen het eindoyfer te verklaren, dat weder hooger is, niettegenstaande wy op wetgevend militair terrein in 't laatste jaar voletrekt niet sgn vooruitgegaan. De heer Travaglino klaagde over de ver plichting van de r. k. militairen, om op hunne feestdagen dienst te doendesen hebben s. i. hetseltde recht als de Israëleten, wien hg de rnBt op hnnne feestdagen overig ns gaarne gort. Hg vroeg echter slechts voor de ka tholieke militairen den onden verplichten kerkgang op hnnne feestdagen te herstellen daardoor sal aan alle gemoedsbezwaren wor den voldaan. In de a v o n dvergadering van dien dag werden de algemeene beschouwingen voort gezet. De heer Van der Sohrieek, by alle persoonlijke hoogachting voor den minister, ontwikkelde tegen diens voorstellen, maatregelen en in- siohten velerlei bedenkingen, vooropstellende dat hg aan een goed geoefend, gedisciplineerd en geleid leger de voorkenr gaf boven verkorten dienBttgd. Vooral de langdurige verloven van de milioiene kenrde hg af. Innig dankbaar daarentegen was hg voor de verbooging van het snbsidie van de vereenigingTrouw aan VadtrlanA en Koning. Hg hoopte, onder toe juiching der Kamer, dat de rêtérans décor és, die gebrek lijden, weldra tot de legende in Ne derland zullen behooren. De heer De Ras, hnlde brengende aan de buitengewone werkkracht van den minister, die in moeielgke omstandigheden eene zware taak heeft te verrichten, had echter ook zeer over wegende bezwaren welker oplosBing zelfs zjjne stem over de begrooting zal bepalen tegen het naar huis zenden der miliciens, óór zjj behoorlijk geoefend zjjn. Hjj had ook be zwaar tegen het hcoge eindoyfer. Onder het gelach der Kamer protesteerde hg tegen de ontblooting van Znid-Limbnrg (van garnizoen). Da daarmede beoogde strategie «gaat een ge woon mensohenverstand te boven." De heer Levy aohtte nitstei van de regeling van een staat van oorlog en beleg (art. 187 grondwet) nn niet voldoende gemotiveerd. Zoolang die regeling niet heeft plaats gehad blgkt het militair strafrecht een brokstuk. De heer A3, Mackay, wiens stem vóór de begrcoting geen votum van vertronwen zal zgn, maakte het den minister tot een ernstig verwjjt, dat hg, luisterende naar den raad van den heer Van Houten, het groote doel: orga nisatie van de levende strijdkrachten, onder allerlei kleinere organisatiën bedelft. Waarom ie alles bljjven liggen wat 's mi nisters voorganger heeft nagelaten Waarom de wetten op den staat van oorlog en beleg Vit het Duittch, vttn TAUli HEYSE. Mijnbeer Willibald," zei de goede man, die, terwijl ik sprak, steeds in mijn werk ge keken had. „Gij vischt naar complimenten, zooals men zegt; wie zon met zulk werk niet tevreden zijn En om n het bewijs te leveren dat ook de opper-intendant uw vlijt en uw knnde op prijs stelt, kan ik u mededeelen dat u een vast salaris van tweehonderd mark toegekend is; bovendien wordt nw werk na tuurlijk afzonderlijk betaald. Dit salaris dient alleen om uwe werkzaamheid uitsluitend voor de opera eu de muziekschool te verzekeren; want gij moet u verplichten voortaan geen ander werk aan te nemen dan het onze. Kunt gij u daar in schikken, dan zult ge binnenkort uwe offic.iëele aanstelling ontvangen en gij aanvaardt reeds met Januari nwe betrekking. „Dat is heerlijkriep het meisje uit en bleet in verrukking staan. «Dan zijt gij van alle zorgen bevrijd, mynheer Willibald. Een vast inkomenDaar kant gy op troawen niet weder ingediend? Ds kamer hoopt ze terug te vinden in Febrnari. Vóór alles moe ten wjj overigens goede soldaten krygendat is meer waard dan de organisatie van de landm&oht. Allereerst is noodig een sterk leger, anders heeft men ook aan de stelling van Amsterdam niets. Ei wat baten vele lichtingen met ongeoefende soldaten Wy hebben op dit oogenblik zelfs geen zekerheid van zeven liohtingen. De geheele mobilisatie zal niets baten a's wy geen mansebappen hebben. De heer Sohimmelpenninck van der Oye verweet den minister dat hg in zjjne begrooting telkens vooruitloopt op latere organisatién en plannen. Daarom zon spr. stemmen vooralle of by na alle amendementen van de commissie van rapporteurs. De heer Van Houten aehtte door hetbeslnit van Zaterdag 11. omtrent de marine, den toe stand «parlementair en financieel" veranderd ten nadeele van het ministerie. Wy kannen het hoogs eindoyfer der militaire begrootingen niet volhouden zonder belastingverhooging. Men mag, om den buitenlandschen vjjand, den binnenlandschen niet over het hoofd zien. Na Zaterdag overal stenn te hebben gezocht bjj de sterkste militairisten en by ministerieelen in bnitengewonen dienst, verleent de heer Van Houten de regeering niet de hulp van «gewone ministerieelen." Hg wil geen tollenaar zjjn van de militairisten aan de overzyde. Als protest tegen de opdrjjving der militaire uitgaven zon hy tegen de begrooting stemmen. De heer Van Vljjmen roemde de bjjzondere activiteit van den minister en waardeerde diens praotisehen blik ter zake der regeling van de oefeningen. Het langdurig verlof aan mili- oiens is niets nienws en is bovendien facultatief gelaten ter beoordeeling van de corps kom' mandanten. Ten opziebte der dislooatie en mobilisatie acht hy 't met den minister beter de cavalerie te plaatsen in Limbnrg en de artillerie meer aohterwaarts. Maar Maastrioht moest niet ontbloot worden van infanterie. De heer JMeistra verdedigde ook den minister' Evenals de vorige sprekers wees hy op 't ge wicht der maatregelen voor de mobilisatie en was hg den minister dankbaar voor zyne tucht tot gemeen overleg bjj de Noodwet, die nn althans tot 1895 duurt, tsrwjjl men vroeger telken jare tydelyte maatregelen moest nemen. Laat men overigens geeu voorbarige oritiek uitoefenen over wetten, dis nog moeten komen In weinige maanden kon de minister toch het leger niet weerbaar maken 1 Ook ter zake der winterverloven heerscht schromelijke over dryving. Het geldt hier een noodzakelijke proef, die ook voor de zeemilitie en voor Indië goed werkt. De korps-kommandanten klagen niet over gemis van praotische bruikbaarheid en voor de gezinnen en de financiën was de maatregel goed. De klimming van het eind oyfer spruit voornamelijk voort uit pensioenen en hier goed gekenrde organisatiën. De heer Van der Kaay verzette zioh tegen de afstemmingspolitiek van den heer Van Honten, maar raadde den minister aan zooveel mogeljjk tot bezniniging mede te werken. De heer Boreel nam met warmte de party voor den minister op tegen z. i. onbillijke aanvallen. De minister verdedigde in 't breede zjjn beleid, den klem leggende op 't betoog dat by niet stil heeft gezeten, maar gewerkt heeft met kracht. Hij klaagde over onbillyke be oordeeling, verklaarde dat het effect der proef met de winterverloven eerst zal blijken het volgend jaar als de militie met 1 Maart onder de wapenen komt. Het leger gaat onder die verloven volstrekt niet aohternit. De minister zal, zooveel de dienst het toe laat, de katholieke militairen in staat stellen hnn godsdienstplichten te vervallen. Herstel van het verpliohte kerkgaan is echt ei" niet mogelyk. Den wensch van den heer Levy zal de mi nister nog eens aan den minister van justitie onderwerpen Blijkt de noodwet niet te voldoen, dan kan 's ministers opvolger door een klein wetje het cjjfer van 5 (liohtingen), dat de min. by zyn optreden vond, weer veranderen. Aan de heeren Van Houten en V. d. Kasy vroeg de min. of Oorlog moet stilstaan, omdat Marine drie schepen heeft gekregen Op hunne bepaalde vraag antwoordde de minister niet, omdat dit het geheele ministerie raakt. De heer Rutgers motiveerde zyne stem tegen de begrooting. Na replieken werd tegen middernaoht het algemeen debat gesloten en zyn art. 13 der begrooting goedgekeurd. lijk gelaat was eensklaps ernstig en somber gewordeo, ^Waarom Spot gij met mij, juffrouw Eupbrosine?" zei hy (hij placht haar naam alleen voluit uit te sprekeD, wanneer hy knorrig op haar was). „Ge weet toch gy hebt toch oogen in het houfd „Ik begrijp u niet stamelde zij blozende, terwyl zij de oogen neersloeg en aan haar voiletje trok. „Waarom zondt gij niet trouwen, nu gij een vast inkomen hebt?" Hij zag haar doordringend aan, alsof hy wilde onderzoeken of zij meende wat zij zeide. Toen nam hy blijkbaar met moeite het paard van zyne schouders en zette het voor zich neder in de sneeuw. „Waarom ik niet trouw, kind? Zie mij als 't u blieft aan. Het antwoord staat mij toch duidelijk genoeg op den rug geschreven. „Maar, mijnheer Wilibald dat —1" „Ja, juffrouw Frosientje. Valt het niet genoeg in het oog? Men pleegt immers te zeggenIeder heeft zyn pakje te dragen en als niemand wilde trouwen behalve diegeen die geen pakje te dragen heeft, dan zon de wereld spoedig uitsterven. Het mijne is echter wat groot uitgevallen en het pak zit op zulk een zichtbare plaats, dat iedereen er zich aan moet stooten, vooral de dames, bij wie het niterlyk altijd zoo'n groote rol speelt. Ik heb er sedert lang Lin bernst, dat ik op mijn levensweg dat pak altyd op mijn rug moot dragen, want ik In de Indische Tolk van het N. v. d. D. eohryft de heer G. E. V. L. van Znylen, onder het opschrift Kaloet: Overgenomen nit de Java-Bode, vindt men iu byna alle Nedeilandsche couranten van de laatste degen het volgende omtrent onze laatste onheilen in Atjeh «Na het gevecht van 1 October werd er van onze zjjde geen enkele poging meer aangewend om den vyand nit zyn stelling by Kaloet te verdryven, hetgeen my des te meer verwondert, omdat die versterking binnen het terrein is gelegen (1000 meter), dat rondom onze linie moet zyn opengekapt. >lk geloot evenwel, dat het geen zaak voor ons zon zyn nogmaals een poging te doen ons stormenderhand daarvan meester te maken, daar, zoo ik hoor, de geheele bevolking der VII Moekims gereed staat om bij een uitval van onze zyde te wapen te snellen Kensohetsend voor den actneelen stand van zaken is dit bariohtvooral zyn dit de beide door my onderstreepte uitdrukkingen. De vijand heeft een voor ons onneemoars versterking gsbouwd binnen den kring, dien wy rondom onze geconcentreerde stelling steeds geheel open moes ten houden. En die versterking wordt niet zoo als het in offioieele rapporten meestal heette verdedigd door op roef belnste ontevredenen, doch het is de gansche bevolking der VII Moekims, die gereed staat one te bevechten, zoodra wy een nieuwe poging tegen Kaioet zullen wagen. Wellioht behoort eohter de Atjeh-oorrespon- weet dat ik daarmede voor de erfzonde moet boeten". „De erfzonde „Ja geheel woordelijk opgevat. Want ware ik niet in den appelboom geklommen, die helaas niet in den tuin van mijn vader, maar in dien van den dominé stond, dan zon ik er Diet uitgevallen zijn. Zoo ben ik uit mijn paradüs verdreven, gelyk vader Adam, door den lust naar een verboden vrucht. Het was een gouden reineite, die aan den hoogsten tak hingik zie hem nog altijd voor mij." „Maar vader Adam was toch getrouwd", bracht bet meisje half bedeesd, balt guitig iD het midden. Nu lachte de kleine man reeds weder „Vader Adam bad zyn Eva al vroeger gevonden en dan zat de kieine kneuzing, die de noodlottige appel hem veroorzaakte, inwendig. Aan zoo iets storen de vrouwen zich niet. Maar ik denkt gij niet juffrouw Frosientje, dat ik ook mijn trots bezit? Ik zon er niet mee tevreden zijn dat een meisje op mijn inkomen verliefd werd en alleen om go- borgen te zijn, mijn bochel over het hoofd zag En wanneer iemand nu zoo weinig smaak had, dat zy mij bekooriyk vond zou ik aan haar verstand moeten gaan twijfelen Neeu, lief buurtje, ik moet mij maar in mijn lot schikken en heel biy zijn wanneer een goedig wezen, zooals gij bijvoorbeeld, mi eenige vriendschap bewijst. De gedachte om dent van de Java Bode tot de pessimisten, die den treurigen toestand van onze krygszaken in Indië veel zwarter voorstellen, dan hy is, en die als echte spelbrekers onrast trachten te zaaien, waar wij zoo gaarne voortdommelen in rustige, slenrminnende en beurslievende rust of ons "ermeien in politieken partjjstrjjd. Doch ook in het Algemeen Handdtblaa kooit zoo'n onruststoker nit Penang met de waar schuwing, dat de ingevoerde scheepvaartrege- ling ook al wordt ze later gosd op zioh zelve nog niet voldoende is om «beëindiging van den oorlog" en paoifioatie in Atjeb te erlangen. In dat ingezonden stak, geschreven nage noeg terzelfder tjjd, toen ik myn laatste ver toog voor het Vaderland opstelde, wordt omtrent Kaioet gezegd „De mislukte poging om de vyandelyke ver sterking Kaloet, op 600 M. van onze linie tegenover Lambaroa in Groot-Atjeh gelegen, by vei raising te nemen en onze aarzeling, hoe ook verbloemd, om daaraan afdoende een einde te maken, hebben den vyand niet weinig over moedig gemaakt, terwyl het ongestoord verb!yf van Nja-Makam op de Oostkust de rnst ook ckar steeds ernstig bljjft bedreigen." Ik voel my bepaald gedrongen den onbe kenden sohryver nit Penang dank te betuigen voor zyn onverwachte hulp, want waarlyk I de berusting en de lydzaamheid ook van hen, die, evenals ik, den toestand in onze Oost kennen en moeten begr jjpen, doet my soms aan my zeiven vragen, of ik het misschien ook mis heb. Of het wel zoo erg is, als ik het my voorstel. En hoe innig overtuigd men ook zijn moge en al is die overtuiging verkregen door eigen aanschouwing en door jarenlange studie en ondervinding, dan zon men toch eindelijk gaan twyfelen, als men de kalmte ziet, waar mee niet alleen het groote publiek, doch waarmee ook zy, die direot geroepen zyn om voor hei heil des lands te waken, het aanzien dat by den dag onze kansen op Sumatra's noordhoek ongunstiger worden en ons zedelyk overwicht in Oast-indië aineemt. Ik kan my niet voorstellen, dat men er in zal bemeten, dat de vyand nog langen tyd van nit zyn belegeringswerk, vlak voor onzen neus gebouwd, spotten kan met onze or macht. Kaloet moet genomen worden l het koste dan ook nog zooveel. Stormenderhand nemen is daarom volstrekt niet noodig. Stormenderhand nemen is in den Inaischen oorlog meestal een groote font; men lydt ernstige verliezen en bereikt niet het doel om ze den vyand toe te brengen, want hy zorgt steedB voor een goeden teragtoehtsweg en al'éen dan is de overwinning volkomen, als men dien terugtcchtsweg weet ai te snyden Om dat te kannen doen, moet men eohter met 's vjj&nds positie goed bekend zyn en mei de middelen, die wy daarvoor in praotyk bren gen, is goed verkennen byna onmogelyk. Wat daarvan echter ook zyn moge, de om. tandigheden zyn thans gebiedend. Onze aarzeling heeft den vijand nu reeds niet weinig overmoedig gemaakt, en iedere dag langer tal men doet de macht en getalssterkte der belegeraars toenemen. Reeds nu staat de gan 'sche bevolking der VII moekims gereed om ons e bevechten. Bjj kon. beslnit zyn, met ingang van 1 Jan., by hst departe ment van koloniën bevorderdtot referendaris, de hoofdcommies J. Th. Viehofftot commies, de adj.-oommies J. J. Groenemejjertot adj.- commies de eerste-klerken H. W. Meyboomen Frank, en tot kamerbewaarder de bode C. L. Molenbroek is C. J. Hnpsoher, adj.-oommies by dat de partement. met ingang van 1 Jan., op versoek, eervol nit 's lands dienst ontslagen. De ministers van oorlog, van kolon'ën en van binnenlandsche zaken verleenen deze week geen audiëntie. Bjj beschikking van den minister van bin nenlandsche zaken is, met ingang van 1 Jannari, benoemd tot opzichter van het Ne- derlandsoh Museum van Geschiedenis en Kunst A. F. van der Kruyf, thans tjjdeljjk opzichter van dat museum. het edele geslacht der Wilibald's voort te planten, heb ik reeds laDg opgegeven." Zij stonden zwijgend naast elkaar en keken beiden naar den kop van het hobbelpaard, waarop tusschen de ooren een aardige zwarte bles prijkte. De weinige voorbijgangers ver baasden zich over dien vreemden groep. Een paar kleine jongens slopen dichterbij en waag den het eindelijk den hals van het paard te streelen. Toen begon mjjnheer Wilibald te lachen, en zei, terwijl hij zijn last weer opnam„Laat ons verder gaan, anders wekken wij de erf zonde van den nijd nog in deze jeugdige harten op. Ja, als de som van mijn salaris een nul meer bedroegIk heb mij altijd voor gesteld hoe heerlijk het moest zijn, op zulk een Kerstavond met de zakken vol geld, door de straten te gaan en waar ik begeerige kinder- oogen voor een speelgoedwinkel zag, die kleinen bij de hand te nemen, met hen naar binnen te gaan en voor hente koopen, waai zij naar verlangden. Het verwondert mij altijd dat de Rothschilds zich dit genoegen niet geregeld verschaffen. Wij kunnen ons zoo iets hoog stens bij een vruebtenkraampje of een koek- tafeltje veroorloven en dat is toch ook reeds de moeite waard. Zoo'n kindergezicht te zien dat plotseling donkerrood wordt van blijdschap als de mooie kei sen of krakelingen, waarvoor hij heeft staan watertanden, eensklaps in zijne yuile kleine handjes gelegd worden -r; daar De Maatschappij tot exploitatie van staats- spoorwegen is van plan met 1 Jannari a. s. in het vervoer van goederen, opgenomen in haar speciaal tarief no. 2, eene wyziging te brengen, in dier voege, dat voor de daarbjj opgenoemde goederen, nit overzeesche landen afkomstig, niet meer de vracht zal verschuldigd zyn naar rato van het mylental tnssohen de haven van aankomst en de plaats van bestemming, maar voor alle havens en naar alle voor dat spe ciaal vervoer in aanmerking komende plaatsen een even hooge vracht te heffen. De bedoeling van den maatregel is, om het transitovervoer tusschen Hnll en Twente over Vdissingen te brengen en het te onttrekken aan Amsterdam, Rotterdam en Harlingen. Reeds gemimen tyd wordt eene vinnige con- onrrentie gevoerd tusschen de stoombootlynen Harlingen—Hall en VÜBsingenHnll, zoodat het transitovervoer zonder noemenswaarde winst plaats vond. Tooh was Harlingen, door zyn korteren afstand zoowel over zee als kier te lande, nog altyd eenigszins in gnnstige po sitie en bleven de opofferingen op het traject Vlissingen-—Hall het grootst. Om nn ten minste dat verschil voor het vervoer langs de spoor- lynen te verminderen, werd uitgevonden de gelijkheid van vraoht voor versokillende af standen op deze wyza is de concurrentie van Harlingen in het vervoer op Twente te dooden. De Kamer van koophandel en fabrieken te Harlingen heeft zioh met een adres van be klag in dezen tot den minister van waterstaats handel en nijverheid gericht, met het verzoek om den voorgenomen maatregel niet door zyne goedkeuring te bekraohtigen. Van de bekende dr Staring! Almanak voor den Nederlandsohen landman, uitgave van den heer W. E. J. Tjeenk Willink te Zwolle, is de 46 e jaargang, die voor het jaar 1893 versohenen. Dez9 nuttige raadgever voor den landman; gaat niets boven. Dan krijgt men een gevoel alsof men nog in den sprookjestijd leefde, toert toovenaars en feëen de beminnelijke wenschen van arme kindertjes vervulden." «Gij houdt veel van kinderen", zei het meisje na eenigen tijd. „Ja dat doe ik, juffrouw Frosientje. Ik herinner my nog zoo goed, wat ik zelf alé kind voor onvervulde wenschen bad en hoeveel verdriet ik gehad heb, zonder dat iemand het vermoedde. Het is niet waar dat de jeugd de gelukkigste tijd des levens is. Al zijn de angsten en zorgen ook betrekkelijk gering en vaak zeer kinderachtig het verstand, waar mede men die moet overwinnen, is ook slechts klein en men heeft nog niet ervaren dat het leed voorbij gaatmen houdt alles voor eenwig. Een volwassen menach komt ook zijn groot leed veel later te boven en als hij moed heeft vat bij zelfs den duivel by de horens en worstelt met hem, totdat hij hem overwintmaar zoo'n arm, dom wieht van zes of zeven jaar, dat soms niet genoeg te eten krygt dat ziet overal spoken en als moeder natunr dat kieine volkje niet ook lichtzinnig gemaakt en goed geneesvleesch gegeven had, dan zonden de minsten heelhuids nit de kinderschoenen Btap- pen." „Neen," zei het meisje, „dan heb ik het anders gehad. Ik was altijd vrooiijk, zoolang ik nog klein en bij moeder was. Eerst toen ik groot wm en voor xnjj gelye moeit lorgey

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 1