22 December.
N°. 302.
135s Jaargang.
1892,
Donderdag
De sescMeieflis van ïitar Williïali
ea Frosi
Middelbnrg 21 December:
Desa courant verschijnt dagelfj k «J
met uitzondering van Zon- en Feeitdagenl
PrQa per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent:
Advertentiën20 cent per regelj Bij abonnement IagerJ
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimtes
Telephoonnommer 139.
s. FEUILLETON
Manheer Willibald bleef staan, Zijn vroo
LETTEREN EN KUNST*
hi
HIDDElBUGn COURANT.
Vhennometer,
Middelburg 21 Dee. 8 u Tm 40 gr.
bl 12 u, 45 gr., av 4 n. 44 gr. V.
Verwacht ve-and wind.
Agenten te VlisaingenP. G. de Vet Mestdabh Zoo*, te Goes: A. A W. Boilajtd, te Kruizingen: f. y. d. Peijx, te Zierikzee: A. C. db Moour, te Tholen: W. A. j Ad\erlen(lëa
tab Nuuwenhuijze* 6b te TernenzenM. de Jokse. Verder bcsiob alle postkantoren ea boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, eveaali da j moeten des namiddags te één nor
advertentie-burean's van Nijoh Vah Ditkak, te Rotterdam, Dl Gibi. Beditfaetji, te 's Gravenhage, en A. de da Mak Azi., te Amsterdam. aan het bnrean beiorgd zyn, wiUrn
Hoofdagenten voor het Bnitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Pnblieité étrangère G. L. Daube Cu., Jobi F. Jonis, opvolgw. zy des avonds nog worden opgenomen
Aan het slot der sitting van de Tweede
kamer Dinsdag middag werden de algemeene
beraadslagingen over de begiootmg van oor
log geopend door den hspr Seret, die ver
klaarde tot zjjn leedwesen verplicht te zjjn
ook nn weder den minister te bestrijden en
om eich tegen het eindoyfer te verklaren, dat
weder hooger is, niettegenstaande wy op
wetgevend militair terrein in 't laatste jaar
voletrekt niet sgn vooruitgegaan.
De heer Travaglino klaagde over de ver
plichting van de r. k. militairen, om op hunne
feestdagen dienst te doendesen hebben s. i.
hetseltde recht als de Israëleten, wien hg de
rnBt op hnnne feestdagen overig ns gaarne
gort. Hg vroeg echter slechts voor de ka
tholieke militairen den onden verplichten
kerkgang op hnnne feestdagen te herstellen
daardoor sal aan alle gemoedsbezwaren wor
den voldaan.
In de a v o n dvergadering van dien dag
werden de algemeene beschouwingen voort
gezet.
De heer Van der Sohrieek, by alle persoonlijke
hoogachting voor den minister, ontwikkelde
tegen diens voorstellen, maatregelen en in-
siohten velerlei bedenkingen, vooropstellende
dat hg aan een goed geoefend, gedisciplineerd
en geleid leger de voorkenr gaf boven verkorten
dienBttgd. Vooral de langdurige verloven van
de milioiene kenrde hg af. Innig dankbaar
daarentegen was hg voor de verbooging van
het snbsidie van de vereenigingTrouw aan
VadtrlanA en Koning. Hg hoopte, onder toe
juiching der Kamer, dat de rêtérans décor és, die
gebrek lijden, weldra tot de legende in Ne
derland zullen behooren.
De heer De Ras, hnlde brengende aan de
buitengewone werkkracht van den minister, die
in moeielgke omstandigheden eene zware taak
heeft te verrichten, had echter ook zeer over
wegende bezwaren welker oplosBing zelfs
zjjne stem over de begrooting zal bepalen
tegen het naar huis zenden der miliciens, óór
zjj behoorlijk geoefend zjjn. Hjj had ook be
zwaar tegen het hcoge eindoyfer. Onder het
gelach der Kamer protesteerde hg tegen de
ontblooting van Znid-Limbnrg (van garnizoen).
Da daarmede beoogde strategie «gaat een ge
woon mensohenverstand te boven."
De heer Levy aohtte nitstei van de regeling
van een staat van oorlog en beleg (art. 187
grondwet) nn niet voldoende gemotiveerd.
Zoolang die regeling niet heeft plaats gehad
blgkt het militair strafrecht een brokstuk.
De heer A3, Mackay, wiens stem vóór de
begrcoting geen votum van vertronwen zal
zgn, maakte het den minister tot een ernstig
verwjjt, dat hg, luisterende naar den raad van
den heer Van Houten, het groote doel: orga
nisatie van de levende strijdkrachten, onder
allerlei kleinere organisatiën bedelft.
Waarom ie alles bljjven liggen wat 's mi
nisters voorganger heeft nagelaten Waarom
de wetten op den staat van oorlog en beleg
Vit het Duittch, vttn
TAUli HEYSE.
Mijnbeer Willibald," zei de goede man,
die, terwijl ik sprak, steeds in mijn werk ge
keken had. „Gij vischt naar complimenten,
zooals men zegt; wie zon met zulk werk niet
tevreden zijn En om n het bewijs te leveren
dat ook de opper-intendant uw vlijt en uw
knnde op prijs stelt, kan ik u mededeelen dat
u een vast salaris van tweehonderd mark
toegekend is; bovendien wordt nw werk na
tuurlijk afzonderlijk betaald. Dit salaris dient
alleen om uwe werkzaamheid uitsluitend voor
de opera eu de muziekschool te verzekeren;
want gij moet u verplichten voortaan geen
ander werk aan te nemen dan het onze. Kunt
gij u daar in schikken, dan zult ge binnenkort
uwe offic.iëele aanstelling ontvangen en gij
aanvaardt reeds met Januari nwe betrekking.
„Dat is heerlijkriep het meisje uit en
bleet in verrukking staan. «Dan zijt gij van
alle zorgen bevrijd, mynheer Willibald. Een
vast inkomenDaar kant gy op troawen
niet weder ingediend? Ds kamer hoopt ze
terug te vinden in Febrnari. Vóór alles moe
ten wjj overigens goede soldaten krygendat
is meer waard dan de organisatie van de
landm&oht. Allereerst is noodig een sterk
leger, anders heeft men ook aan de stelling
van Amsterdam niets. Ei wat baten vele
lichtingen met ongeoefende soldaten Wy
hebben op dit oogenblik zelfs geen zekerheid
van zeven liohtingen. De geheele mobilisatie
zal niets baten a's wy geen mansebappen
hebben.
De heer Sohimmelpenninck van der Oye
verweet den minister dat hg in zjjne begrooting
telkens vooruitloopt op latere organisatién en
plannen. Daarom zon spr. stemmen vooralle
of by na alle amendementen van de commissie
van rapporteurs.
De heer Van Houten aehtte door hetbeslnit
van Zaterdag 11. omtrent de marine, den toe
stand «parlementair en financieel" veranderd
ten nadeele van het ministerie. Wy kannen
het hoogs eindoyfer der militaire begrootingen
niet volhouden zonder belastingverhooging.
Men mag, om den buitenlandschen vjjand, den
binnenlandschen niet over het hoofd zien. Na
Zaterdag overal stenn te hebben gezocht bjj
de sterkste militairisten en by ministerieelen in
bnitengewonen dienst, verleent de heer Van
Houten de regeering niet de hulp van «gewone
ministerieelen." Hg wil geen tollenaar zjjn van
de militairisten aan de overzyde. Als protest
tegen de opdrjjving der militaire uitgaven zon
hy tegen de begrooting stemmen.
De heer Van Vljjmen roemde de bjjzondere
activiteit van den minister en waardeerde diens
praotisehen blik ter zake der regeling van de
oefeningen. Het langdurig verlof aan mili-
oiens is niets nienws en is bovendien facultatief
gelaten ter beoordeeling van de corps kom'
mandanten.
Ten opziebte der dislooatie en mobilisatie
acht hy 't met den minister beter de cavalerie
te plaatsen in Limbnrg en de artillerie meer
aohterwaarts. Maar Maastrioht moest niet
ontbloot worden van infanterie.
De heer JMeistra verdedigde ook den minister'
Evenals de vorige sprekers wees hy op 't ge
wicht der maatregelen voor de mobilisatie en
was hg den minister dankbaar voor zyne
tucht tot gemeen overleg bjj de Noodwet, die
nn althans tot 1895 duurt, tsrwjjl men vroeger
telken jare tydelyte maatregelen moest nemen.
Laat men overigens geeu voorbarige oritiek
uitoefenen over wetten, dis nog moeten komen
In weinige maanden kon de minister toch het
leger niet weerbaar maken 1 Ook ter zake
der winterverloven heerscht schromelijke over
dryving. Het geldt hier een noodzakelijke
proef, die ook voor de zeemilitie en voor Indië
goed werkt. De korps-kommandanten klagen
niet over gemis van praotische bruikbaarheid
en voor de gezinnen en de financiën was de
maatregel goed. De klimming van het eind
oyfer spruit voornamelijk voort uit pensioenen
en hier goed gekenrde organisatiën.
De heer Van der Kaay verzette zioh tegen
de afstemmingspolitiek van den heer Van
Honten, maar raadde den minister aan zooveel
mogeljjk tot bezniniging mede te werken.
De heer Boreel nam met warmte de party
voor den minister op tegen z. i. onbillijke
aanvallen.
De minister verdedigde in 't breede zjjn
beleid, den klem leggende op 't betoog dat by
niet stil heeft gezeten, maar gewerkt heeft
met kracht. Hij klaagde over onbillyke be
oordeeling, verklaarde dat het effect der proef
met de winterverloven eerst zal blijken het
volgend jaar als de militie met 1 Maart onder
de wapenen komt. Het leger gaat onder die
verloven volstrekt niet aohternit.
De minister zal, zooveel de dienst het toe
laat, de katholieke militairen in staat stellen
hnn godsdienstplichten te vervallen. Herstel
van het verpliohte kerkgaan is echt ei" niet
mogelyk.
Den wensch van den heer Levy zal de mi
nister nog eens aan den minister van justitie
onderwerpen
Blijkt de noodwet niet te voldoen, dan kan
's ministers opvolger door een klein wetje het
cjjfer van 5 (liohtingen), dat de min. by zyn
optreden vond, weer veranderen.
Aan de heeren Van Houten en V. d. Kasy
vroeg de min. of Oorlog moet stilstaan,
omdat Marine drie schepen heeft gekregen
Op hunne bepaalde vraag antwoordde de
minister niet, omdat dit het geheele ministerie
raakt.
De heer Rutgers motiveerde zyne stem tegen
de begrooting.
Na replieken werd tegen middernaoht het
algemeen debat gesloten en zyn art. 13 der
begrooting goedgekeurd.
lijk gelaat was eensklaps ernstig en somber
gewordeo,
^Waarom Spot gij met mij, juffrouw
Eupbrosine?" zei hy (hij placht haar naam
alleen voluit uit te sprekeD, wanneer hy
knorrig op haar was). „Ge weet toch gy
hebt toch oogen in het houfd
„Ik begrijp u niet stamelde zij
blozende, terwyl zij de oogen neersloeg en aan
haar voiletje trok. „Waarom zondt gij niet
trouwen, nu gij een vast inkomen hebt?"
Hij zag haar doordringend aan, alsof hy
wilde onderzoeken of zij meende wat zij zeide.
Toen nam hy blijkbaar met moeite het paard
van zyne schouders en zette het voor zich
neder in de sneeuw.
„Waarom ik niet trouw, kind? Zie mij
als 't u blieft aan. Het antwoord staat mij
toch duidelijk genoeg op den rug geschreven.
„Maar, mijnheer Wilibald dat —1"
„Ja, juffrouw Frosientje. Valt het niet
genoeg in het oog? Men pleegt immers te
zeggenIeder heeft zyn pakje te dragen en
als niemand wilde trouwen behalve diegeen
die geen pakje te dragen heeft, dan zon de
wereld spoedig uitsterven. Het mijne is echter
wat groot uitgevallen en het pak zit op zulk
een zichtbare plaats, dat iedereen er zich aan
moet stooten, vooral de dames, bij wie het niterlyk
altijd zoo'n groote rol speelt. Ik heb er sedert
lang Lin bernst, dat ik op mijn levensweg dat
pak altyd op mijn rug moot dragen, want ik
In de Indische Tolk van het N. v. d. D.
eohryft de heer G. E. V. L. van Znylen, onder
het opschrift Kaloet:
Overgenomen nit de Java-Bode, vindt men
iu byna alle Nedeilandsche couranten van de
laatste degen het volgende omtrent onze laatste
onheilen in Atjeh
«Na het gevecht van 1 October werd er van
onze zjjde geen enkele poging meer aangewend
om den vyand nit zyn stelling by Kaloet te
verdryven, hetgeen my des te meer verwondert,
omdat die versterking binnen het terrein is
gelegen (1000 meter), dat rondom onze linie moet
zyn opengekapt.
>lk geloot evenwel, dat het geen zaak voor
ons zon zyn nogmaals een poging te doen ons
stormenderhand daarvan meester te maken,
daar, zoo ik hoor, de geheele bevolking der VII
Moekims gereed staat om bij een uitval van onze
zyde te wapen te snellen
Kensohetsend voor den actneelen stand van
zaken is dit bariohtvooral zyn dit de beide
door my onderstreepte uitdrukkingen. De
vijand heeft een voor ons onneemoars versterking
gsbouwd binnen den kring, dien wy rondom onze
geconcentreerde stelling steeds geheel open moes
ten houden. En die versterking wordt niet
zoo als het in offioieele rapporten meestal
heette verdedigd door op roef belnste
ontevredenen, doch het is de gansche bevolking
der VII Moekims, die gereed staat one te
bevechten, zoodra wy een nieuwe poging tegen
Kaioet zullen wagen.
Wellioht behoort eohter de Atjeh-oorrespon-
weet dat ik daarmede voor de erfzonde moet
boeten".
„De erfzonde
„Ja geheel woordelijk opgevat. Want
ware ik niet in den appelboom geklommen, die
helaas niet in den tuin van mijn vader, maar
in dien van den dominé stond, dan zon ik er
Diet uitgevallen zijn. Zoo ben ik uit mijn
paradüs verdreven, gelyk vader Adam, door
den lust naar een verboden vrucht. Het was
een gouden reineite, die aan den hoogsten tak
hingik zie hem nog altijd voor mij."
„Maar vader Adam was toch getrouwd",
bracht bet meisje half bedeesd, balt guitig iD
het midden.
Nu lachte de kleine man reeds weder
„Vader Adam bad zyn Eva al vroeger
gevonden en dan zat de kieine kneuzing,
die de noodlottige appel hem veroorzaakte,
inwendig. Aan zoo iets storen de vrouwen
zich niet. Maar ik denkt gij niet juffrouw
Frosientje, dat ik ook mijn trots bezit? Ik zon
er niet mee tevreden zijn dat een meisje op
mijn inkomen verliefd werd en alleen om go-
borgen te zijn, mijn bochel over het hoofd zag
En wanneer iemand nu zoo weinig smaak
had, dat zy mij bekooriyk vond zou
ik aan haar verstand moeten gaan twijfelen
Neeu, lief buurtje, ik moet mij maar in mijn
lot schikken en heel biy zijn wanneer een
goedig wezen, zooals gij bijvoorbeeld, mi
eenige vriendschap bewijst. De gedachte om
dent van de Java Bode tot de pessimisten, die
den treurigen toestand van onze krygszaken
in Indië veel zwarter voorstellen, dan hy is,
en die als echte spelbrekers onrast trachten te
zaaien, waar wij zoo gaarne voortdommelen
in rustige, slenrminnende en beurslievende
rust of ons "ermeien in politieken partjjstrjjd.
Doch ook in het Algemeen Handdtblaa kooit
zoo'n onruststoker nit Penang met de waar
schuwing, dat de ingevoerde scheepvaartrege-
ling ook al wordt ze later gosd op zioh
zelve nog niet voldoende is om «beëindiging
van den oorlog" en paoifioatie in Atjeb te
erlangen.
In dat ingezonden stak, geschreven nage
noeg terzelfder tjjd, toen ik myn laatste ver
toog voor het Vaderland opstelde, wordt
omtrent Kaioet gezegd
„De mislukte poging om de vyandelyke ver
sterking Kaloet, op 600 M. van onze linie
tegenover Lambaroa in Groot-Atjeh gelegen,
by vei raising te nemen en onze aarzeling, hoe
ook verbloemd, om daaraan afdoende een einde
te maken, hebben den vyand niet weinig over
moedig gemaakt, terwyl het ongestoord verb!yf
van Nja-Makam op de Oostkust de rnst ook
ckar steeds ernstig bljjft bedreigen."
Ik voel my bepaald gedrongen den onbe
kenden sohryver nit Penang dank te betuigen
voor zyn onverwachte hulp, want waarlyk I de
berusting en de lydzaamheid ook van hen,
die, evenals ik, den toestand in onze Oost
kennen en moeten begr jjpen, doet my soms aan
my zeiven vragen, of ik het misschien ook mis
heb. Of het wel zoo erg is, als ik het my
voorstel. En hoe innig overtuigd men ook zijn
moge en al is die overtuiging verkregen door
eigen aanschouwing en door jarenlange studie
en ondervinding, dan zon men toch eindelijk
gaan twyfelen, als men de kalmte ziet, waar
mee niet alleen het groote publiek, doch
waarmee ook zy, die direot geroepen zyn om
voor hei heil des lands te waken, het aanzien
dat by den dag onze kansen op Sumatra's
noordhoek ongunstiger worden en ons zedelyk
overwicht in Oast-indië aineemt.
Ik kan my niet voorstellen, dat men er in
zal bemeten, dat de vyand nog langen tyd van
nit zyn belegeringswerk, vlak voor onzen neus
gebouwd, spotten kan met onze or macht.
Kaloet moet genomen worden l het koste dan
ook nog zooveel.
Stormenderhand nemen is daarom volstrekt
niet noodig. Stormenderhand nemen is in den
Inaischen oorlog meestal een groote font; men
lydt ernstige verliezen en bereikt niet het doel
om ze den vyand toe te brengen, want hy
zorgt steedB voor een goeden teragtoehtsweg
en al'éen dan is de overwinning volkomen,
als men dien terugtcchtsweg weet ai te snyden
Om dat te kannen doen, moet men eohter
met 's vjj&nds positie goed bekend zyn en mei
de middelen, die wy daarvoor in praotyk bren
gen, is goed verkennen byna onmogelyk.
Wat daarvan echter ook zyn moge, de om.
tandigheden zyn thans gebiedend. Onze
aarzeling heeft den vijand nu reeds niet weinig
overmoedig gemaakt, en iedere dag langer tal
men doet de macht en getalssterkte der
belegeraars toenemen. Reeds nu staat de gan
'sche bevolking der VII moekims gereed om ons
e bevechten.
Bjj kon. beslnit
zyn, met ingang van 1 Jan., by hst departe
ment van koloniën bevorderdtot referendaris,
de hoofdcommies J. Th. Viehofftot commies,
de adj.-oommies J. J. Groenemejjertot adj.-
commies de eerste-klerken H. W. Meyboomen
Frank, en tot kamerbewaarder de bode C.
L. Molenbroek
is C. J. Hnpsoher, adj.-oommies by dat de
partement. met ingang van 1 Jan., op versoek,
eervol nit 's lands dienst ontslagen.
De ministers van oorlog, van kolon'ën en
van binnenlandsche zaken verleenen deze
week geen audiëntie.
Bjj beschikking van den minister van bin
nenlandsche zaken is, met ingang van 1
Jannari, benoemd tot opzichter van het Ne-
derlandsoh Museum van Geschiedenis en Kunst
A. F. van der Kruyf, thans tjjdeljjk opzichter
van dat museum.
het edele geslacht der Wilibald's voort te
planten, heb ik reeds laDg opgegeven."
Zij stonden zwijgend naast elkaar en keken
beiden naar den kop van het hobbelpaard,
waarop tusschen de ooren een aardige zwarte
bles prijkte. De weinige voorbijgangers ver
baasden zich over dien vreemden groep. Een
paar kleine jongens slopen dichterbij en waag
den het eindelijk den hals van het paard te
streelen.
Toen begon mjjnheer Wilibald te lachen, en
zei, terwijl hij zijn last weer opnam„Laat
ons verder gaan, anders wekken wij de erf
zonde van den nijd nog in deze jeugdige
harten op. Ja, als de som van mijn salaris een
nul meer bedroegIk heb mij altijd voor
gesteld hoe heerlijk het moest zijn, op zulk
een Kerstavond met de zakken vol geld, door
de straten te gaan en waar ik begeerige kinder-
oogen voor een speelgoedwinkel zag, die kleinen
bij de hand te nemen, met hen naar binnen
te gaan en voor hente koopen, waai zij naar
verlangden. Het verwondert mij altijd dat de
Rothschilds zich dit genoegen niet geregeld
verschaffen. Wij kunnen ons zoo iets hoog
stens bij een vruebtenkraampje of een koek-
tafeltje veroorloven en dat is toch ook reeds
de moeite waard. Zoo'n kindergezicht te zien
dat plotseling donkerrood wordt van blijdschap
als de mooie kei sen of krakelingen, waarvoor
hij heeft staan watertanden, eensklaps in zijne
yuile kleine handjes gelegd worden -r; daar
De Maatschappij tot exploitatie van staats-
spoorwegen is van plan met 1 Jannari a. s. in
het vervoer van goederen, opgenomen in haar
speciaal tarief no. 2, eene wyziging te brengen,
in dier voege, dat voor de daarbjj opgenoemde
goederen, nit overzeesche landen afkomstig,
niet meer de vracht zal verschuldigd zyn naar
rato van het mylental tnssohen de haven van
aankomst en de plaats van bestemming, maar
voor alle havens en naar alle voor dat spe
ciaal vervoer in aanmerking komende plaatsen
een even hooge vracht te heffen.
De bedoeling van den maatregel is, om
het transitovervoer tusschen Hnll en Twente
over Vdissingen te brengen en het te onttrekken
aan Amsterdam, Rotterdam en Harlingen.
Reeds gemimen tyd wordt eene vinnige con-
onrrentie gevoerd tusschen de stoombootlynen
Harlingen—Hall en VÜBsingenHnll, zoodat
het transitovervoer zonder noemenswaarde
winst plaats vond. Tooh was Harlingen, door
zyn korteren afstand zoowel over zee als kier
te lande, nog altyd eenigszins in gnnstige po
sitie en bleven de opofferingen op het traject
Vlissingen-—Hall het grootst. Om nn ten minste
dat verschil voor het vervoer langs de spoor-
lynen te verminderen, werd uitgevonden de
gelijkheid van vraoht voor versokillende af
standen op deze wyza is de concurrentie van
Harlingen in het vervoer op Twente te dooden.
De Kamer van koophandel en fabrieken te
Harlingen heeft zioh met een adres van be
klag in dezen tot den minister van waterstaats
handel en nijverheid gericht, met het verzoek
om den voorgenomen maatregel niet door
zyne goedkeuring te bekraohtigen.
Van de bekende dr Staring! Almanak
voor den Nederlandsohen landman, uitgave
van den heer W. E. J. Tjeenk Willink te
Zwolle, is de 46 e jaargang, die voor het jaar
1893 versohenen.
Dez9 nuttige raadgever voor den landman;
gaat niets boven. Dan krijgt men een gevoel
alsof men nog in den sprookjestijd leefde, toert
toovenaars en feëen de beminnelijke wenschen
van arme kindertjes vervulden."
«Gij houdt veel van kinderen", zei het
meisje na eenigen tijd.
„Ja dat doe ik, juffrouw Frosientje. Ik
herinner my nog zoo goed, wat ik zelf alé
kind voor onvervulde wenschen bad en hoeveel
verdriet ik gehad heb, zonder dat iemand het
vermoedde. Het is niet waar dat de jeugd de
gelukkigste tijd des levens is. Al zijn de
angsten en zorgen ook betrekkelijk gering en
vaak zeer kinderachtig het verstand, waar
mede men die moet overwinnen, is ook slechts
klein en men heeft nog niet ervaren dat het
leed voorbij gaatmen houdt alles voor eenwig.
Een volwassen menach komt ook zijn groot leed
veel later te boven en als hij moed heeft
vat bij zelfs den duivel by de horens en worstelt
met hem, totdat hij hem overwintmaar zoo'n
arm, dom wieht van zes of zeven jaar, dat
soms niet genoeg te eten krygt dat ziet
overal spoken en als moeder natunr dat kieine
volkje niet ook lichtzinnig gemaakt en goed
geneesvleesch gegeven had, dan zonden de
minsten heelhuids nit de kinderschoenen Btap-
pen."
„Neen," zei het meisje, „dan heb ik het
anders gehad. Ik was altijd vrooiijk, zoolang
ik nog klein en bij moeder was. Eerst toen ik
groot wm en voor xnjj gelye moeit lorgey