liilelliwgsi! Contant
BIJVOEGSEL
«FEUILLETON.
Verspreide Berichten.
Maandag 19 December 1892, no. 299.
Middelburg 17 December.
Toestand der klerken, werkzaam op
kantoren van 's Rijks-belastingen.
EEN ARME BLANKE.
STANLEY WEYMAN.
LETTEREN EN KUNST.
VAX Dl
VAM
Ieder, die den stand van zaken in den laat-
sten tijd heeft nagegaan, weet dat we aan deD
vooravond staan van een geheelen omkeer in
ons belastingstelsel.
Dank zij de verbazende werkkracht en
energie van onzen tegenwoordigen minister
van financiën, den heer Pierson, kunnen wij
a. s. jaar op een belastingstelsel bogen, dat
in zijn geheel ten doel zal hebben ontlasting
voor den minderen stand en progressieve ver
meerdering der lasten voor de meer gegoeden.
In Mei 1893 toch zal de accijns op de zeep
geheel, en die op het zout voor 2/3 worden
afgeschaft} tevens treedt dan in werking de
wet op de vermogensbelasting, terwijl reeds
hare zuster-wet, de bedrijfsbelasting, bij de
Tweede kamer is ingediend, om, behoudens
goedkeuring, op datzelfde tijdstip in werking
te treden. Hiermede vervalt dan tevens de
patent-wet, welke voor zoovelen, en terecht,
een steen des aanstoots kan genosmd worden,
't Verdient dan ook zeker ten volle toejuiching,
dat de regeering op die wijze de draagkracht
der mingegoeden wil helpen verlichten, en aan
een toestand een einde wil maken, die, vooral
met het oog op de patent-wet, onbillijk mag
worden genoemd.
Eene zekere categorie van personen echter
zal Mei 1893, metal zijne hervormingen, minder
pleizierig aiwachten ik bedoel nL de klerken,
die werkzaam zijn op de kantoren van 's rijks
belastingenIn de eerste plaats echter sla ik
het oog op hen, die geplaatst zijn op kantoren,
welker voornaamste of geheele ontvangst uit
accijnzen bestaat. Dezen lieden toch, waarvan
sommigen reeds jaren aan dergelijke kantoreD
werkzaam zijn,en die zich gedurende dien tijd door
ijver en studie de moeielijkheden der verschil
lende wetten hebben eigen gemaakt, teneinde
deze op de juiste wijze te kunnen toepassen
die dus hunne beste werkkrachten in 's R ij k s
Belang hebben besteed dezen lieden daD
staat met dat tydstip vermindering van trak
tement óf ontslag te wachtenMaar hoor
ik iemand zeggen hoe is dat mogelijk? Zij
zijn toch even goed ambtenaren als die van
de posterijen, telegraphie en alle andere takken
van bestuur En tot mijne groote spijt moet
ik antwoorden„Neen, dat zijn zij juist niet."
Het doel van dit schrijven is dan ook voor
namelijk om het onbillijke van hun toestand
onder de oogen van het publiek te brengen.
Alvorens echter meer bijzonderheden op te
noemen, wil ik in de tweede plaats nagaan,
wat Mei '93 voor hen in 't algemeen zal geven.
Vooreerst verbazende studie! Men behoeft
de Memorie van Toelichting maar na te gaan,
om te kunnen oordeelen wat eene studie en
tact het volgende jaar van de belasting-ambte
naren zal gevergd worden teneinde de bedrijfs
belasting in al zijne détails te kunnen toepas
sen 1 En hoewel geene ambtenaren zullen wij,
klerken, evenzeer als genen, de verschillende
wetten moeten bestudeeren, teneinde deze
mede te helpen uitvoerenDe bedrijfs-belasting
vooral zal ons veel tijd en moeite kosten, daar
op de meeste kantoren het grootste gedeelte
der beschrijving aan ons en den deurwaarder
der belastingen wordt opgedragen. Waar nu
èn in de vermogensbelasting èn in de bedrijfs
belasting geheimhouding op den voorgrond wordt
gesteld, daar kan omgekeerd het publiek ook
eischen, dat de gegeven bescheiden onder
ambtenaren blijven, en dus geen particulier
daarvan inzage neemt. En dit zal nn natuur
lijk 't geval zijnDe ondergeteekende hoopt
dan ook, dat meer stemmen hiertegen zullen
Uit het Engtlsch
TAM
Johnstone was een weinig ontsteld en verlegen
door het gebeurde. Die kreet was blijkbaar
tot hem gericht, en een bede om hulpzijne
wangen gloeiden van toorn misschien ook
van schaamte. Hij liet zijn stok met den zil
veren knop vallen en bukte om hem op te
rapen, en toen hij zich weer oprichtte zag hij
dat de Turk een gordijn oplichtte en hem
wenkte een kamer binnen te gaan.
Hij deed dit en merkte dat daar reeds vijf
personen warenmaar van het eerste oogenblik
af, werd zijn aandacht slechts door éen ge
boeid. Het was een kleinmager man, in
een lang zwart gewaad, met een zwarten,
of donker groenen tulband op. Hij was bleek,
had een baard en de scherpe trekken en den
grooten neus der Arabieren; hij stond een
weinig ter zijde met de handen op een stok
geleund. Wat de aandacht van den Engelsch
man trof was echter noch zijn kleeding, noch
zijn houding, ofschoon die buitengewoon neêr-
slachtig wasmaar dat waren zijne oogen, die
•m uitdrukking hadden van geduldige, aan-
opgaan, en daardoor dns indirect hnnne zaak
wordt bevoordeeld.
En nn nog eenige bijzonderheden, opdat ieder
over het onbillijke van onzen toestand kunne
oordeelen.
Wellicht zal iemand de vraag doen„Waarom
hebt ge een vak gekozen, dat zoo weinige
vooruitzichten aanbiedt? Hebt gij dit dan
niet vooruit geweten?
Hierop kan 't volgende worden geantwoord
Vóór 1887 stond voor oppassende en degelijke
klerken de weg open om tot Rijksboekhouder
te worden aangesteld. Zij werden benoemd op
voordracht van den ontvanger en wèl op kan
toren van 1—5 klasse. Bovendien was hun de
betrekking van deurwaarder der dir. bel. over
gelaten, voor welke zij door tussehenkomst van
hun' controleur zonder examen konden worden
benoemd. Het kon. besluit van 1887 heeft echter
aan al die vooruitzichten den bodem ingeslagen
Hierbij wordt eenvoudig bepaald, dat van
rijkswege geene boekhouders meer worden aan
gesteld, terwijl zij, die naar de betrekking van
deurwaarder dingen, aan een examen worden
onderworpen. Wel is indertijd op eene verga
dering van hh. ontvangers aangevoerd, dat de
boekhonders de surnumerairs in den weg zaten
bij 't aanstellen tot ontvanger, maar op af
schaffing van die betrekking is, voor zoover
mij bekend, niet aangedrongen. Toch nam de
regeering dit voor ons zoo noodlottig beslnit;
ofschoon zij eenigermate de bittere pil verguldde
door de bepaling, dat klerken op minstens 35
jarigen leeftijd practisch examen voor ontvanger
mochten afleggen. Dit is dan ook, wat men
noemt, een doekje voor 't bloeden; vooral daar
tot heden nog niet één klerk tot ontvanger is
aangesteld.
Bovendien moesten de deurwaarders dan
examen afleggen. Daargelaten nog het be
zwaarlijke voor velen om een dergelijk exa
men te doen, heeft 't bovendien nog dat tegen,
dat wij aan eene strenge keuring worden on
derworpen. Velen onzer toch missen de noo-
dige gezichtsseherpte, en daar 't de eenige
rijksbetrekking is, die ons is overgelaten, is
wel te begrijpen, dat zich een veel grooter aan
tal aanmeldt, dan kan worden aangesteld.
Onder die omstandigheden nn hebben de klerken
zich tot een' Bond vereenigd om door samen
werking eene betere positie te verkrijgen.
Reeds onder den vorigen minister van finan
ciën, den heer Godin de Beaufort, stelde het be-
stnur van den Klerkenbond pogingen in 't werk
om aan dien onhondbaren toestand een einde
te maken, waarop Z. Ex. beloofde een onder
zoek in te stellen. Door verandering van
ministerie werd evenwel die belofte op de lange
baan geschoven. Het bestuur zat evenwel niet
stil, maar wendde zich ten vorige jare wederom
tot den tegenwoordigen minister, den heer
Pierson, met een dergelijk verzoek. Tevens
werd aan heeren leden der Tweede kamer eene
brochure gezonden, waarin op duideiijke wijze
onze grieven werden uiteengezet.
De heer Van Alphen nam dan ook 't vorige
aar bij de behandeling der begroooting onze
zaak ter harte en interpelleerde hieromtrent
den minister, waarop Z.Ex. beloofde een onder
zoek te doen plaats hebben. Dit heeft dan
ook in zooverre plaats gehad, dat in het begin
dezes jaars aan alle ontvangers een staat werd
toegezonden om de noodige renseignementen
te verschaffen. Zelfs heeft Z.Ex. het bestnur
van onzen Bond in een particulier onderhond
ontvangen om persoonlijk met den stand van
zaken op de hoogte te worden gesteld.
We staan wederom voor een nieuwen jaar
kring, en de daarvoor bestemde staatsbegrootinp
is reeds ingediend, maar voor ons is echter
niets uitgetrokken. lederen dag staat ons
klerken nog het harde lot te wachten om door
verandering van patroon buiten betrekking te
gerakengetuigen o. a. dit jaar drie gevallen,
waarvan een klerk te Zwolle nog steeds buiten
betrekking is. Altijd nog worden ons ver
plichtingen als ambtenaren opgelegd, zonder
evenwel de voordeelen daarvan te mogen ge
nieten.
En hebben wij al het gelnk om van den
eenen naar den anderen patroon te kunnen
overgaan, dan staat ons toch bij ouderdom,
na soms jaren in 's rijks-belang te hebben
werkzaam geweest, het harde lot te wachten
om eenvoudig aan den dijk te worden gezet.
Schrijver dezes is tenminste een geval bekend,
dat iemand, die ruim veertig jaren als klerk
werkzaam was geweest, en zich gedurende
doenlijke smart, een stomme bede, die men
somtijds in hondenoogen ziet, en die even aan
doenlijk was.
Van de andere vier menschen, die in bet
vertrek waren, stonden er drie in den nitlaat-
hoek en schenen bedienden van het huis te
zijneen hunner droeg het schitterende ge
waad en den Yataghan van een deurwachter.
De vierde, een gladgeschoren Egyptenaar, stond
naast den divan en een koperen inktkoker,
die tusschen zijn gordel gestoken was, deed
hem kennen als klerk of secretaris. De kamer,
die groot en hoog was en gedeeltelijk gemeu
beld in weelderig Franschen stijl, met veel wit
en goud, werd schitterend verlicht door een
smakeloozen kandelaber. Johnstone zag dit
alles met éen blik en bleef, verbijsterd, niets
op zijn gemak staan. Een zachte stoot
tegen den arm bracht hem tot zich zelf en,
zich herinnerende welke rol hij te vervullen
had, en vervullen moest als hij zijn geld wilde
verdienen, trad hij naast de Turk de kamer in.
De oude man in het zwart wierp slechts
een vluchtigen blik op dezen laatsten en zag
toen met zijn droevige, welsprekende oogen
den Engelschman vlak in het gelaat. Uiterlijk
kalm, doch inwendig trillende beantwoordde
Johnstone dien blik. De onde man trad voor
uit. „Monsieur le Docteur Bland?" vroeg hij
en scheen met een lichte bandbeweging veeleer
aan te duiden dat hij de vrijheid had om te
spreken, dan die aan den Turk te vragen.
dien tijd bepaald had onderscheiden door ijver
en nauwgezette plichtsbetrachting, die zelfs in
zijn vak bijna blind was geworden, dat die
persoon op zeer bejaarden leeftijd zonder vorm
van proces werd ontslagen!
Waar nu zoo'n toestand bestendigd blijft,
heeft het bestuur van den Klerkenbond gemeend
daaraan meer openbaarheid te geven, teneinde
de publieke opinie te winnenvooral daar het
pnbliek dagelijks met de klerken in aanra
king komt, en dus 't beste kan oordeelen, wat
een werk en verantwoording hun wordt op
gelegd. De ondergeteekende is dan ook zoo
vrij bovenstaande door middel dezer courant
bekend te maken, hopende dat alle dagbladen
zulks mogen overnemen, en tevens, dat zij ons,
klerken in dezen hunne medewerking willen
verleenen. Mocht dit het geval zijn, dan is
het doel van dit schryven zeker ten volle be
reikt.
De redactie ben ik zeer erkentelijk voor de
gelegenheid, mij daartoe geboden.
Een geagreëerd klerk.
By kon. besluit
zijn met ingang van 1 Januari, ter vervanging
van de op 31 December 1892 aftredende en
niet herbenoembare leden van den geneeskun
digen raad voor Zeeland en Westelyk Noord-
Brabant, tot leden benoemddr J. P. Berdenis
van Berlekom, te Middelburg j dr J. Kosten
de Bruyne, te ZierikzeeL. K. van der Harst,
apotheker te Middelburgmr A. P. Snouck
Hnrgronje, te Middelburg
en tot plaatsvervangende leden J. de Visser,
heel- en vroedmeester te Stavenlssedr Q. J.
M. Janssen, te WissekerkeA. J. Wynne,
apotheker te Middelhurgmr W. G. J. Alpherts,
te Breda;
is benoemd bij het wapen der infanterie van
het leger in Ned. Indië, tot 2e luitenant, de
sergeant H. Coign, van het 3e reg. infanterie.
Deze berichten zyn nog in een deel der
oplaag van ons vorig nommer opgenomen.
Verder zijn benoemd:
tot ontvanger der directe belastingen en
accijnzen te Blokzijl c. a. C. H. Engels te
Lochem c. a.te Oude Tonge c. a. J. J. Kok
te Nieuwerkerk c. a.te Kesteren c. a. J. M.
Dn Celliée Muller te Bodegraven c. a.te Blok
ker c. a. F. J. van Grasstek te Weesp c. a.
te Meppel (buitengemeenten) W. J. Schaatsman
te Baarle c. a.te Termunterzijl c. a. H.
Veltman, ontvanger der directe belastingen en
accijnzen te Groningen (buitengemeenten)
eindelijk is benoemd tot commandeur in de
orde van Oranje-Nassau de heer A. C. Claes-
sens, aartsbisschop van Sirace, apostolisch vicaris
en pastoor van Batavia.
Naar aanleiding van het gebenrde met een
luitenant der mariniers, waarvan wy vroeger
in 't kort melding maakten en waarop de heer
De Geer gisteren in de Tweede kamer zin
speelde, deelde onlangs S. T. N. in Eet Vad.
het volgende mede:
In Augustus '91 werd in de longroom van
H. M. Koningin der Nederlanden vóór Atjeh
een gesprek aan den middagdisch der officie
ren gevoerd, dat aanleiding gat, dat een van
hun den luitenant der mariniers het woord
„lafaard" toevoegde.
Het was van vroeger reeds bekend en
ook de beleediger wist het dat gezegde
luitenant nooit zou duelleeren, uithoofde van
godsdienstige overtuiging ec andere redsnen van
intiemen aard ook omdat de wet het ver
biedt.
De beleedigde luitenant zeide dat hjj zich
over het hem toegevoegde by den commandant
zon beklagen. En werkelijk vervoegde hy zich
den anderen dag bij dien chef en verzocht
overplaatsing naar een ander schip „dewijl
hy de sympathie zijner kameraden scheen ver
loren te hebben", doch sprak niet over het
gebeurde van den vorigen dag.
Nog dienzelfdeD dag over de wijze van be
handeling der zaak ondervraagd door een der
officieren, werd hem erop gewezen, toen hy
vertelde wat hy aan den commandant gezegd
had, dat dit geen manier van doen was, en hij
óf den commandant zijn beklag moest doen
over het gebenrde, óf duelleeren met den be
lediger.
En nogmaals vervoegde zich de lnitenant bij
den commandant en beklaagde zich toen over
bet gebeurde, waarop deze de zaak deed onder
zoeken en naar aanleiding daarvan:
- „Ik ben Bland Bey", was het plompe
antwoord, in het Engelsch gegeven.
De Arabier deed weer een stap vooruit en
vroeg met uitpuilende oogen, in het Fransch
„Hebt gy myn dochter gekend?"
Eer Johnstone kon ontwoorden kwam de
Turk snel met een volzin in het Arabisch
lusschenbeiden. Maar de onde man lette niet
op hem misschien maakte zijn opgewonden
heid hem wat doof, en herhaalde zijn vraag
„Hebt gij mijn dochter gekend
De Engelschman bleef stom, met de lippen
vast op elkaar geklemd, en fronste de wenk
brauwen. Opnieuw Bprak de Tnrk, blijkbaar
om uit te leggen dat de doctor geen Fransch
verstond. Ditmaal begreep de oude man hem
en Bcheen door die vreeselijke teleurstelling io
te krimpen. Zijn hoofd zonk tusschen de
schouders, zijne mouwen zakten over zijne
handen. Een oogenblik zweeg hy. Johnstone
sloeg hem gade en verwachtte eeu uitbarsting
van droefheid of toorndoch eer die kwam
gaf de Turk hem, schouderophalend, een stuk
papier in de hand.
De Arabier las wat er op geschreven stond
en zijn gelaat werd door aandoening vertrok
ken; zeer sehielijk doch met een nauw hoor
bare stem deed hij eene vraag: „Hij vraagt",
zei de Tnrk, tot den Engelschman „of hetgeen
hier geschreven staat waar is
Al sprekende gaf hy Johnstone het papier
en deze, bet met brandende oogen door lezende,
den beleediger strafte wegens beleediging van
een officier, zonder dat er eenige grond voor was,
en den beleedigden lnitenant insgelijks,
wegens „in 2 maal 24 uur iets op een belee
diging gedaan".
Ook moet de commandant den luitenant
gezegd hebben, dat een duel het eenige was,
dat hem redden konwaarop de luitenant weder
antwoorddeDat hy zich aan de voorschriften
hield.
De commandant der zeemacht, aan wien de
zaken werden gerapporteerd, oordeelde verder,
dat de zaak niet aldus kon worden beëindigd,
maar dat de lnitenant alsnog voor een raad
van onderzoek diende te komen, wegens, naar
wij gelooven, gedragingen, den officier on
waardig, want volgens de wet waren hier
volstrekt geen termen aanwezig.
De voorbereidende maatregelen hiertoe (ver
hoor voor een commissie in Indië) zijn volgens
de voorschriften genomen.
Na afloop van dat voorloopig onderzoek
beeft de lnitenant getracht, om aan deze moei-
lykheden een einde te maken, zyn ontslag uit
den dienst te verkrijgen, doch een andere
commandant van een oorlogsschip (want inmid
dels was de delinquent overgeplaatst) zeide
hem dat hij zijn eervol ontslag verbruid had!
Daarop trachtte hy een burger betrekking
te verkrygen in een koffietuin, doch dat ge
lukte niet, omdat het tegen zyn overtnigingstreed
opium te verkoopen, zooals zijn patroon van
hem zon vergen by vertrek van den eersten op
ziener en het gebruik ter plaatse meebracht
Intusschen had in Holland de moeder van
den lnitenant, wier steno hy was, onderricht
van het gebeurde, zich gewend tot den minister
van marine, die haar mededeelde dat de zaak
onderzocht zon worden. En daarmede was de
diep bedroefde vrouw voorloopig ten minste
tevreden gesteld.
Toen nu de luitenant in Holland kwam, op
gezonden om voor een raad van onderzoek te
verschynen, en hy zich by den minister van
marine vervoegde, zeide deze hem dat hy voor
een raad van onderzoek zou komen, niet voor
de duel-qnaestie, maar wegens zijne onwaardige
gedragingen en antwoorden aan de comman
danten dat zyn moeder en andere familie
betrekkingen een verhaal hadden opgedischt,
dat bleek geheel bezijden de waarheid te zjjn,
en dat daarin reeds een onwaardige handeling
stak (de minister verzuimde echter zich dnide.
lijker omtrent die onwaardige handelingen te
uiten); dat hij rust noodig had, en dus in het
hospitaal zou worden opgenomen, om te obser-
veeren in hoeverre zijn geestvermogens van
invloed waren geweest op de gebeurtenissen te
Atjeb. Een maand is daarna de luitenant in
het hospitaal verpleegd geworden.
Toen hy te Willemsoord aankwam, werd hy
by het zich melden bij de marine-autoriteiten
ontvangen als een zieke, ja, zij zeiden hem
zelfs dat er onderzocht moest worden in hoe
verre zyn gekrenkte geestvermogens van invloed
waren geweest op de gebeurtenissen voor Atjeh.
Ook de dirigeerende officier van gezondheid
van het hospitaal ontving hem met den groet:
Op last van den minister moesten zijn geest
vermogens onderzocht worden in hoeverre enz.
enz., gelijk hierboven.
De semi officieele krankzinnigheids-verklaring
scheen dus van den minister te zijn uitgegaan;
geneeskundige verklaringen waren er toen nog
niet in het spel geweest.
In het hospitaal werd de luitenant goed
behandeld; hy kreeg vergunning tot wan
delen en zelfs tot met verlof gaan. De behan
delende geneesheeren, ja zelfs de dirigeerende
officier van gezondheid, chef van het hospitaal,
dienden den patiënt ook zeer confidentieel van
raad en advies dat het „beter was zich te
laten pensionneeren"dat „de minister hem
hiermede helpen wilde" en wat dies meer zij
welke goede bedoelingen echter door den
lyder niet naar waarde werden geschat, althans
hij weigerde beslist zich te laten afkeuren,
omdat hy, naar eigen inzichten, gezond van
geest en lichaam was „en nu eenmaal den stryd
had aangebonden."
Na een geneeskundig onderzoek op den 19
Sept. jl, werd hem gezegd dat hy het hospi
taal verlaten kon en..,, een kleine maand
Dit klinkt eenigszins raadselachtigtoch wordt
ons verzekerd, dat das de bewoordingen waren. Wel
licht is bedoeld, dat hij te lang gewacht heeit met iets
te doen.
zag dat het een verklaring was in het Fransch
en in het Engelseh, om te betuigen dat de on
dergeteekende, Eduard Bland Bey, dokter in
de medicynen, Agescha, de dochter van Aassan
Ali, behandeld, had en dat zij op een zekeren
datum aan de pokken overleden was.
„Hy vraagt of dit waar is," vroeg de
Turk vormelijk.
Johnstone knikte en zei: „Het is waar,"
maar de oogen van den ouden man vervolgden
hem en hy hief de zijnen niet op van het
papier, terwijl hij sprak. Het kwam hem voor
dat er in de kamer de stilte eener groote
verwachting heerschte.
„Hij vraagt ook of gij het wilt ondertee
kenen?" vervolgde de Turk onverschillig.
„Ik wil het teekenen," antwoordde hij op
gedempten toon en rondziende naar een pen,
boog hij zich over de tafel. Een der onder-
hoorigen schoof een stosl aan en hij nam plaats.
De klerk plaatste den koperen inktkoker voor
hem, hij koos een pen nit en begon te schryven.
Hij was tot aan den laatste letter van den
voornaam gekomen toen een ingeving hem deed
opzien en hy de oogen van den Arabier ont
moette. Hij legde de pen neer.
„Teeken," zei de Turk vriendelijk.
Maar Johnstone zat roerloos, met de oogen
op den Arabier gevestigd.
De Turk keek ter sluiks rond en bevochtigde
zijne lippen. „Teeken als het u blieft," mom
pelde by zacht, doch met een verraderlijke
daarna werd hij, zonder iets naders gehoord te
hebben of voor een raad van onderzoek te zijn
geweest, tydelijk gepensionneerd wegens, gelyk
men dacht, ziels- of lichaamsgebreken, niet door
den dienst ontstaan, maar ook niet door eigen
schuld veroorzaakt, en welke den belang
hebbende voor den militairen dienst ongeschikt
maaktenbij minder dan 20 jaren dienst voor
den tijd van vyf jaar op ƒ650 per jaar
zooals de desbetreffende voorschriften luiden.
Onder herinnering aan de derde abonne-
ments-voorstelling, welke M a a n d a g-avoud
in den schouwburg te Middelburg gegeven
wordt door het gezelschap der heeren De Vos
en Van Korlaar, deelen wij op verzoek meê
dat op het programma èn het uur van aanvang
èn de volgorde der stukken niet juist is opgegeven.
Evenals gewooniyk vangt de voorstelling ten
half acht unr aanterwyl eerst Noodlot ge
geven wordt en daarna De erfgename.
Dr Snonck Hurgronje zal een groot werk
in vier deelen over Atjeh in het licht geven,
en in de eerstvolgende afleveringen van het
Indisch Militair Tijdschrift zal een stuk worden
opgenomen van majoor Van Heutsz over de
onderwerping van Atjeh.
Te Amsterdam is Donderdagavond op
59jarigen leeftyd overleden mr A. Loojjen,
officier van justitie by de rechtbank aldaar.
In hem verlieBt de staande magistratuur een
zjjner verdienstelijkste, ijverigste leden; aegt
het Hbld.
In 1861 trad de heer Loojjen by de rechter
lijke macht op als substituut-officier by de
rechtbank te Hoorn, waarbjj hjj naderhand tot
officier van jnstitie benoemd werd. In 1875
viel aan mr Loojjen de onderscheiding te
benrt benoemd te worden tot procnrenr-generaal
bjj het koloniaal gerechtshof in West-Indië
waar hy tot 1883 bleef. Na een tweejarig
verlof volgde zijne benoeming tot advocaat-
generaal bjj het gerechtshof te Leeuwarden,
welke functie hjj tot 1886 bekleedde, toen
aan de rechtbank te Amsterdam als offioier
van justitie geplaatst werd, welke betrekking
tot nn toe door hem vervnld werd.
Mr Loojjen was ridder der orde van den
Neierlandsohen Leeuw.
De dame, die Donderdag tnsBchen Woens-
drecht en Bergen op Zoom nit den sneltrein
Bprong, leed aan melancholie. Zjj kwam nit
Schotland van eene begrafenis. Toen het feit
had plaats gehad, wilde de haar begeleidende
heer de noodrem in werking brengen dooh
deze werkte niet, wat tegenwoordig meer ge
beurt. Te Woensdrecht hield de trein niet
stil, zoodat de heer naar Roosendaal moest
doorreizen. Van daar begaf hjj zich naar
Bergen op Zoom terng, waar hjj de dame in
eet station weder vond, zooals men weet on
gedeerd.
in de maand November werd een hoef
smid nit Tilburg door twee personen, die met
een rytnigje op weg waren naar Hilvarenbeek,
op zyn verzoek opgeladen. Zjj spraken af dat
zjj ook samen zonden terngrjjden en dat de
tioefsmid zich cp een bepaalden tjjd daarvoor
in de herberg zon bevinden, waar zjj uitspanden
De man was op tjjd daar, dooh toen de
anderen wat langer uitbleven, begaf hg zioh
met hnn wagentje op de terugreis. Zjj haalden
hem echter spoedig in en ranselden ham zó3
af dat bjj eenigen tjjd op den weg bleef liggen.
Dezer dagen nn is de hoefsmid ten gevolge
van de toen ontvangen slagen en van den
schrik overleden. De justitie heeft de zaak
ter hand genomen.
Te Charlois is Vrjjdag een werkman,
bezig met tophout uit hoornen te kappen, door
een nedervallenden tak uit den boom geslin
gerd. Naar huis vervoerd bezweek de man
spoedig.
Te Amsterdam zyn twee Hannoversohe
bankiers op last der Duitsohe regeering in
verzekerde bewaring genomen.
De postbode van Zoutkamp op Winsum
beweert in den nacht aangerand en van zyne
pakketten beroofd te zyn.
Een grondeigenaar te Njjehaske, die tegen
een loon van f 3,25 en vrjje woning een zetbaas
vroeg, volledig met het landbauwbedrjjf bekend,
zachtheid, welke de man, tegen wien zy gericht
was, maar al te goed verstond.
Doch in plaats van te gehoorzamen stond deze
op en legde iets een klein pakje met geld
op de tafel.
De Turk verbleekte van woede en prevelde
„Wat beteekent dat
„Het beteekent dat ik het niet doen kan
en wat meer is, niet doen w i 1," antwoordde
Johnstone kortaf, en zonder eenige verdere
moeite om zyn rol vol te houden. „Luister,"
vervolgde hy snel, Fransch sprekende „uw
dochter is niet dood, Hassan Ali! Zy leeft en
is in het hnis van dezen schurk."
Het volgende oogenblik begreep hy wat hy
gedaan had. Hij hoorde een woesten kreet
achter zich en zag de mannen, die bij de deur.
stonden, naar hem toekomen en hem omringen
Er heerschte een oogenblik groote verwarring
in de kamer, terwyl hy met zyn rug naar de
tafel stond, vast besloten zyn leven duur te
verkoopen.
Toen bet gedruisch ophield, stond hij met den
onden Arabier alleen, te midden van een halven
cirkel dreigende gezichten, die hen van de
deur scheidde.
zy waren twee tegen zes en hy was onge
wapend. Het geval scheen hopeloosdoch een
blik op den ouden man werpende om te zien
hoe die zich hield, vatte hy moed. De Ara
bier was als herboren, zyne levendige oogen
glinsterden van strydlost, zijn slanke gestalte