liilelliwgsi! Contant BIJVOEGSEL «FEUILLETON. Verspreide Berichten. Maandag 19 December 1892, no. 299. Middelburg 17 December. Toestand der klerken, werkzaam op kantoren van 's Rijks-belastingen. EEN ARME BLANKE. STANLEY WEYMAN. LETTEREN EN KUNST. VAX Dl VAM Ieder, die den stand van zaken in den laat- sten tijd heeft nagegaan, weet dat we aan deD vooravond staan van een geheelen omkeer in ons belastingstelsel. Dank zij de verbazende werkkracht en energie van onzen tegenwoordigen minister van financiën, den heer Pierson, kunnen wij a. s. jaar op een belastingstelsel bogen, dat in zijn geheel ten doel zal hebben ontlasting voor den minderen stand en progressieve ver meerdering der lasten voor de meer gegoeden. In Mei 1893 toch zal de accijns op de zeep geheel, en die op het zout voor 2/3 worden afgeschaft} tevens treedt dan in werking de wet op de vermogensbelasting, terwijl reeds hare zuster-wet, de bedrijfsbelasting, bij de Tweede kamer is ingediend, om, behoudens goedkeuring, op datzelfde tijdstip in werking te treden. Hiermede vervalt dan tevens de patent-wet, welke voor zoovelen, en terecht, een steen des aanstoots kan genosmd worden, 't Verdient dan ook zeker ten volle toejuiching, dat de regeering op die wijze de draagkracht der mingegoeden wil helpen verlichten, en aan een toestand een einde wil maken, die, vooral met het oog op de patent-wet, onbillijk mag worden genoemd. Eene zekere categorie van personen echter zal Mei 1893, metal zijne hervormingen, minder pleizierig aiwachten ik bedoel nL de klerken, die werkzaam zijn op de kantoren van 's rijks belastingenIn de eerste plaats echter sla ik het oog op hen, die geplaatst zijn op kantoren, welker voornaamste of geheele ontvangst uit accijnzen bestaat. Dezen lieden toch, waarvan sommigen reeds jaren aan dergelijke kantoreD werkzaam zijn,en die zich gedurende dien tijd door ijver en studie de moeielijkheden der verschil lende wetten hebben eigen gemaakt, teneinde deze op de juiste wijze te kunnen toepassen die dus hunne beste werkkrachten in 's R ij k s Belang hebben besteed dezen lieden daD staat met dat tydstip vermindering van trak tement óf ontslag te wachtenMaar hoor ik iemand zeggen hoe is dat mogelijk? Zij zijn toch even goed ambtenaren als die van de posterijen, telegraphie en alle andere takken van bestuur En tot mijne groote spijt moet ik antwoorden„Neen, dat zijn zij juist niet." Het doel van dit schrijven is dan ook voor namelijk om het onbillijke van hun toestand onder de oogen van het publiek te brengen. Alvorens echter meer bijzonderheden op te noemen, wil ik in de tweede plaats nagaan, wat Mei '93 voor hen in 't algemeen zal geven. Vooreerst verbazende studie! Men behoeft de Memorie van Toelichting maar na te gaan, om te kunnen oordeelen wat eene studie en tact het volgende jaar van de belasting-ambte naren zal gevergd worden teneinde de bedrijfs belasting in al zijne détails te kunnen toepas sen 1 En hoewel geene ambtenaren zullen wij, klerken, evenzeer als genen, de verschillende wetten moeten bestudeeren, teneinde deze mede te helpen uitvoerenDe bedrijfs-belasting vooral zal ons veel tijd en moeite kosten, daar op de meeste kantoren het grootste gedeelte der beschrijving aan ons en den deurwaarder der belastingen wordt opgedragen. Waar nu èn in de vermogensbelasting èn in de bedrijfs belasting geheimhouding op den voorgrond wordt gesteld, daar kan omgekeerd het publiek ook eischen, dat de gegeven bescheiden onder ambtenaren blijven, en dus geen particulier daarvan inzage neemt. En dit zal nn natuur lijk 't geval zijnDe ondergeteekende hoopt dan ook, dat meer stemmen hiertegen zullen Uit het Engtlsch TAM Johnstone was een weinig ontsteld en verlegen door het gebeurde. Die kreet was blijkbaar tot hem gericht, en een bede om hulpzijne wangen gloeiden van toorn misschien ook van schaamte. Hij liet zijn stok met den zil veren knop vallen en bukte om hem op te rapen, en toen hij zich weer oprichtte zag hij dat de Turk een gordijn oplichtte en hem wenkte een kamer binnen te gaan. Hij deed dit en merkte dat daar reeds vijf personen warenmaar van het eerste oogenblik af, werd zijn aandacht slechts door éen ge boeid. Het was een kleinmager man, in een lang zwart gewaad, met een zwarten, of donker groenen tulband op. Hij was bleek, had een baard en de scherpe trekken en den grooten neus der Arabieren; hij stond een weinig ter zijde met de handen op een stok geleund. Wat de aandacht van den Engelsch man trof was echter noch zijn kleeding, noch zijn houding, ofschoon die buitengewoon neêr- slachtig wasmaar dat waren zijne oogen, die •m uitdrukking hadden van geduldige, aan- opgaan, en daardoor dns indirect hnnne zaak wordt bevoordeeld. En nn nog eenige bijzonderheden, opdat ieder over het onbillijke van onzen toestand kunne oordeelen. Wellicht zal iemand de vraag doen„Waarom hebt ge een vak gekozen, dat zoo weinige vooruitzichten aanbiedt? Hebt gij dit dan niet vooruit geweten? Hierop kan 't volgende worden geantwoord Vóór 1887 stond voor oppassende en degelijke klerken de weg open om tot Rijksboekhouder te worden aangesteld. Zij werden benoemd op voordracht van den ontvanger en wèl op kan toren van 1—5 klasse. Bovendien was hun de betrekking van deurwaarder der dir. bel. over gelaten, voor welke zij door tussehenkomst van hun' controleur zonder examen konden worden benoemd. Het kon. besluit van 1887 heeft echter aan al die vooruitzichten den bodem ingeslagen Hierbij wordt eenvoudig bepaald, dat van rijkswege geene boekhouders meer worden aan gesteld, terwijl zij, die naar de betrekking van deurwaarder dingen, aan een examen worden onderworpen. Wel is indertijd op eene verga dering van hh. ontvangers aangevoerd, dat de boekhonders de surnumerairs in den weg zaten bij 't aanstellen tot ontvanger, maar op af schaffing van die betrekking is, voor zoover mij bekend, niet aangedrongen. Toch nam de regeering dit voor ons zoo noodlottig beslnit; ofschoon zij eenigermate de bittere pil verguldde door de bepaling, dat klerken op minstens 35 jarigen leeftijd practisch examen voor ontvanger mochten afleggen. Dit is dan ook, wat men noemt, een doekje voor 't bloeden; vooral daar tot heden nog niet één klerk tot ontvanger is aangesteld. Bovendien moesten de deurwaarders dan examen afleggen. Daargelaten nog het be zwaarlijke voor velen om een dergelijk exa men te doen, heeft 't bovendien nog dat tegen, dat wij aan eene strenge keuring worden on derworpen. Velen onzer toch missen de noo- dige gezichtsseherpte, en daar 't de eenige rijksbetrekking is, die ons is overgelaten, is wel te begrijpen, dat zich een veel grooter aan tal aanmeldt, dan kan worden aangesteld. Onder die omstandigheden nn hebben de klerken zich tot een' Bond vereenigd om door samen werking eene betere positie te verkrijgen. Reeds onder den vorigen minister van finan ciën, den heer Godin de Beaufort, stelde het be- stnur van den Klerkenbond pogingen in 't werk om aan dien onhondbaren toestand een einde te maken, waarop Z. Ex. beloofde een onder zoek in te stellen. Door verandering van ministerie werd evenwel die belofte op de lange baan geschoven. Het bestuur zat evenwel niet stil, maar wendde zich ten vorige jare wederom tot den tegenwoordigen minister, den heer Pierson, met een dergelijk verzoek. Tevens werd aan heeren leden der Tweede kamer eene brochure gezonden, waarin op duideiijke wijze onze grieven werden uiteengezet. De heer Van Alphen nam dan ook 't vorige aar bij de behandeling der begroooting onze zaak ter harte en interpelleerde hieromtrent den minister, waarop Z.Ex. beloofde een onder zoek te doen plaats hebben. Dit heeft dan ook in zooverre plaats gehad, dat in het begin dezes jaars aan alle ontvangers een staat werd toegezonden om de noodige renseignementen te verschaffen. Zelfs heeft Z.Ex. het bestnur van onzen Bond in een particulier onderhond ontvangen om persoonlijk met den stand van zaken op de hoogte te worden gesteld. We staan wederom voor een nieuwen jaar kring, en de daarvoor bestemde staatsbegrootinp is reeds ingediend, maar voor ons is echter niets uitgetrokken. lederen dag staat ons klerken nog het harde lot te wachten om door verandering van patroon buiten betrekking te gerakengetuigen o. a. dit jaar drie gevallen, waarvan een klerk te Zwolle nog steeds buiten betrekking is. Altijd nog worden ons ver plichtingen als ambtenaren opgelegd, zonder evenwel de voordeelen daarvan te mogen ge nieten. En hebben wij al het gelnk om van den eenen naar den anderen patroon te kunnen overgaan, dan staat ons toch bij ouderdom, na soms jaren in 's rijks-belang te hebben werkzaam geweest, het harde lot te wachten om eenvoudig aan den dijk te worden gezet. Schrijver dezes is tenminste een geval bekend, dat iemand, die ruim veertig jaren als klerk werkzaam was geweest, en zich gedurende doenlijke smart, een stomme bede, die men somtijds in hondenoogen ziet, en die even aan doenlijk was. Van de andere vier menschen, die in bet vertrek waren, stonden er drie in den nitlaat- hoek en schenen bedienden van het huis te zijneen hunner droeg het schitterende ge waad en den Yataghan van een deurwachter. De vierde, een gladgeschoren Egyptenaar, stond naast den divan en een koperen inktkoker, die tusschen zijn gordel gestoken was, deed hem kennen als klerk of secretaris. De kamer, die groot en hoog was en gedeeltelijk gemeu beld in weelderig Franschen stijl, met veel wit en goud, werd schitterend verlicht door een smakeloozen kandelaber. Johnstone zag dit alles met éen blik en bleef, verbijsterd, niets op zijn gemak staan. Een zachte stoot tegen den arm bracht hem tot zich zelf en, zich herinnerende welke rol hij te vervullen had, en vervullen moest als hij zijn geld wilde verdienen, trad hij naast de Turk de kamer in. De oude man in het zwart wierp slechts een vluchtigen blik op dezen laatsten en zag toen met zijn droevige, welsprekende oogen den Engelschman vlak in het gelaat. Uiterlijk kalm, doch inwendig trillende beantwoordde Johnstone dien blik. De onde man trad voor uit. „Monsieur le Docteur Bland?" vroeg hij en scheen met een lichte bandbeweging veeleer aan te duiden dat hij de vrijheid had om te spreken, dan die aan den Turk te vragen. dien tijd bepaald had onderscheiden door ijver en nauwgezette plichtsbetrachting, die zelfs in zijn vak bijna blind was geworden, dat die persoon op zeer bejaarden leeftijd zonder vorm van proces werd ontslagen! Waar nu zoo'n toestand bestendigd blijft, heeft het bestuur van den Klerkenbond gemeend daaraan meer openbaarheid te geven, teneinde de publieke opinie te winnenvooral daar het pnbliek dagelijks met de klerken in aanra king komt, en dus 't beste kan oordeelen, wat een werk en verantwoording hun wordt op gelegd. De ondergeteekende is dan ook zoo vrij bovenstaande door middel dezer courant bekend te maken, hopende dat alle dagbladen zulks mogen overnemen, en tevens, dat zij ons, klerken in dezen hunne medewerking willen verleenen. Mocht dit het geval zijn, dan is het doel van dit schryven zeker ten volle be reikt. De redactie ben ik zeer erkentelijk voor de gelegenheid, mij daartoe geboden. Een geagreëerd klerk. By kon. besluit zijn met ingang van 1 Januari, ter vervanging van de op 31 December 1892 aftredende en niet herbenoembare leden van den geneeskun digen raad voor Zeeland en Westelyk Noord- Brabant, tot leden benoemddr J. P. Berdenis van Berlekom, te Middelburg j dr J. Kosten de Bruyne, te ZierikzeeL. K. van der Harst, apotheker te Middelburgmr A. P. Snouck Hnrgronje, te Middelburg en tot plaatsvervangende leden J. de Visser, heel- en vroedmeester te Stavenlssedr Q. J. M. Janssen, te WissekerkeA. J. Wynne, apotheker te Middelhurgmr W. G. J. Alpherts, te Breda; is benoemd bij het wapen der infanterie van het leger in Ned. Indië, tot 2e luitenant, de sergeant H. Coign, van het 3e reg. infanterie. Deze berichten zyn nog in een deel der oplaag van ons vorig nommer opgenomen. Verder zijn benoemd: tot ontvanger der directe belastingen en accijnzen te Blokzijl c. a. C. H. Engels te Lochem c. a.te Oude Tonge c. a. J. J. Kok te Nieuwerkerk c. a.te Kesteren c. a. J. M. Dn Celliée Muller te Bodegraven c. a.te Blok ker c. a. F. J. van Grasstek te Weesp c. a. te Meppel (buitengemeenten) W. J. Schaatsman te Baarle c. a.te Termunterzijl c. a. H. Veltman, ontvanger der directe belastingen en accijnzen te Groningen (buitengemeenten) eindelijk is benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau de heer A. C. Claes- sens, aartsbisschop van Sirace, apostolisch vicaris en pastoor van Batavia. Naar aanleiding van het gebenrde met een luitenant der mariniers, waarvan wy vroeger in 't kort melding maakten en waarop de heer De Geer gisteren in de Tweede kamer zin speelde, deelde onlangs S. T. N. in Eet Vad. het volgende mede: In Augustus '91 werd in de longroom van H. M. Koningin der Nederlanden vóór Atjeh een gesprek aan den middagdisch der officie ren gevoerd, dat aanleiding gat, dat een van hun den luitenant der mariniers het woord „lafaard" toevoegde. Het was van vroeger reeds bekend en ook de beleediger wist het dat gezegde luitenant nooit zou duelleeren, uithoofde van godsdienstige overtuiging ec andere redsnen van intiemen aard ook omdat de wet het ver biedt. De beleedigde luitenant zeide dat hjj zich over het hem toegevoegde by den commandant zon beklagen. En werkelijk vervoegde hy zich den anderen dag bij dien chef en verzocht overplaatsing naar een ander schip „dewijl hy de sympathie zijner kameraden scheen ver loren te hebben", doch sprak niet over het gebeurde van den vorigen dag. Nog dienzelfdeD dag over de wijze van be handeling der zaak ondervraagd door een der officieren, werd hem erop gewezen, toen hy vertelde wat hy aan den commandant gezegd had, dat dit geen manier van doen was, en hij óf den commandant zijn beklag moest doen over het gebenrde, óf duelleeren met den be lediger. En nogmaals vervoegde zich de lnitenant bij den commandant en beklaagde zich toen over bet gebeurde, waarop deze de zaak deed onder zoeken en naar aanleiding daarvan: - „Ik ben Bland Bey", was het plompe antwoord, in het Engelsch gegeven. De Arabier deed weer een stap vooruit en vroeg met uitpuilende oogen, in het Fransch „Hebt gy myn dochter gekend?" Eer Johnstone kon ontwoorden kwam de Turk snel met een volzin in het Arabisch lusschenbeiden. Maar de onde man lette niet op hem misschien maakte zijn opgewonden heid hem wat doof, en herhaalde zijn vraag „Hebt gij mijn dochter gekend De Engelschman bleef stom, met de lippen vast op elkaar geklemd, en fronste de wenk brauwen. Opnieuw Bprak de Tnrk, blijkbaar om uit te leggen dat de doctor geen Fransch verstond. Ditmaal begreep de oude man hem en Bcheen door die vreeselijke teleurstelling io te krimpen. Zijn hoofd zonk tusschen de schouders, zijne mouwen zakten over zijne handen. Een oogenblik zweeg hy. Johnstone sloeg hem gade en verwachtte eeu uitbarsting van droefheid of toorndoch eer die kwam gaf de Turk hem, schouderophalend, een stuk papier in de hand. De Arabier las wat er op geschreven stond en zijn gelaat werd door aandoening vertrok ken; zeer sehielijk doch met een nauw hoor bare stem deed hij eene vraag: „Hij vraagt", zei de Tnrk, tot den Engelschman „of hetgeen hier geschreven staat waar is Al sprekende gaf hy Johnstone het papier en deze, bet met brandende oogen door lezende, den beleediger strafte wegens beleediging van een officier, zonder dat er eenige grond voor was, en den beleedigden lnitenant insgelijks, wegens „in 2 maal 24 uur iets op een belee diging gedaan". Ook moet de commandant den luitenant gezegd hebben, dat een duel het eenige was, dat hem redden konwaarop de luitenant weder antwoorddeDat hy zich aan de voorschriften hield. De commandant der zeemacht, aan wien de zaken werden gerapporteerd, oordeelde verder, dat de zaak niet aldus kon worden beëindigd, maar dat de lnitenant alsnog voor een raad van onderzoek diende te komen, wegens, naar wij gelooven, gedragingen, den officier on waardig, want volgens de wet waren hier volstrekt geen termen aanwezig. De voorbereidende maatregelen hiertoe (ver hoor voor een commissie in Indië) zijn volgens de voorschriften genomen. Na afloop van dat voorloopig onderzoek beeft de lnitenant getracht, om aan deze moei- lykheden een einde te maken, zyn ontslag uit den dienst te verkrijgen, doch een andere commandant van een oorlogsschip (want inmid dels was de delinquent overgeplaatst) zeide hem dat hij zijn eervol ontslag verbruid had! Daarop trachtte hy een burger betrekking te verkrygen in een koffietuin, doch dat ge lukte niet, omdat het tegen zyn overtnigingstreed opium te verkoopen, zooals zijn patroon van hem zon vergen by vertrek van den eersten op ziener en het gebruik ter plaatse meebracht Intusschen had in Holland de moeder van den lnitenant, wier steno hy was, onderricht van het gebeurde, zich gewend tot den minister van marine, die haar mededeelde dat de zaak onderzocht zon worden. En daarmede was de diep bedroefde vrouw voorloopig ten minste tevreden gesteld. Toen nu de luitenant in Holland kwam, op gezonden om voor een raad van onderzoek te verschynen, en hy zich by den minister van marine vervoegde, zeide deze hem dat hy voor een raad van onderzoek zou komen, niet voor de duel-qnaestie, maar wegens zijne onwaardige gedragingen en antwoorden aan de comman danten dat zyn moeder en andere familie betrekkingen een verhaal hadden opgedischt, dat bleek geheel bezijden de waarheid te zjjn, en dat daarin reeds een onwaardige handeling stak (de minister verzuimde echter zich dnide. lijker omtrent die onwaardige handelingen te uiten); dat hij rust noodig had, en dus in het hospitaal zou worden opgenomen, om te obser- veeren in hoeverre zijn geestvermogens van invloed waren geweest op de gebeurtenissen te Atjeb. Een maand is daarna de luitenant in het hospitaal verpleegd geworden. Toen hy te Willemsoord aankwam, werd hy by het zich melden bij de marine-autoriteiten ontvangen als een zieke, ja, zij zeiden hem zelfs dat er onderzocht moest worden in hoe verre zyn gekrenkte geestvermogens van invloed waren geweest op de gebeurtenissen voor Atjeh. Ook de dirigeerende officier van gezondheid van het hospitaal ontving hem met den groet: Op last van den minister moesten zijn geest vermogens onderzocht worden in hoeverre enz. enz., gelijk hierboven. De semi officieele krankzinnigheids-verklaring scheen dus van den minister te zijn uitgegaan; geneeskundige verklaringen waren er toen nog niet in het spel geweest. In het hospitaal werd de luitenant goed behandeld; hy kreeg vergunning tot wan delen en zelfs tot met verlof gaan. De behan delende geneesheeren, ja zelfs de dirigeerende officier van gezondheid, chef van het hospitaal, dienden den patiënt ook zeer confidentieel van raad en advies dat het „beter was zich te laten pensionneeren"dat „de minister hem hiermede helpen wilde" en wat dies meer zij welke goede bedoelingen echter door den lyder niet naar waarde werden geschat, althans hij weigerde beslist zich te laten afkeuren, omdat hy, naar eigen inzichten, gezond van geest en lichaam was „en nu eenmaal den stryd had aangebonden." Na een geneeskundig onderzoek op den 19 Sept. jl, werd hem gezegd dat hy het hospi taal verlaten kon en..,, een kleine maand Dit klinkt eenigszins raadselachtigtoch wordt ons verzekerd, dat das de bewoordingen waren. Wel licht is bedoeld, dat hij te lang gewacht heeit met iets te doen. zag dat het een verklaring was in het Fransch en in het Engelseh, om te betuigen dat de on dergeteekende, Eduard Bland Bey, dokter in de medicynen, Agescha, de dochter van Aassan Ali, behandeld, had en dat zij op een zekeren datum aan de pokken overleden was. „Hy vraagt of dit waar is," vroeg de Turk vormelijk. Johnstone knikte en zei: „Het is waar," maar de oogen van den ouden man vervolgden hem en hy hief de zijnen niet op van het papier, terwijl hij sprak. Het kwam hem voor dat er in de kamer de stilte eener groote verwachting heerschte. „Hij vraagt ook of gij het wilt ondertee kenen?" vervolgde de Turk onverschillig. „Ik wil het teekenen," antwoordde hij op gedempten toon en rondziende naar een pen, boog hij zich over de tafel. Een der onder- hoorigen schoof een stosl aan en hij nam plaats. De klerk plaatste den koperen inktkoker voor hem, hij koos een pen nit en begon te schryven. Hij was tot aan den laatste letter van den voornaam gekomen toen een ingeving hem deed opzien en hy de oogen van den Arabier ont moette. Hij legde de pen neer. „Teeken," zei de Turk vriendelijk. Maar Johnstone zat roerloos, met de oogen op den Arabier gevestigd. De Turk keek ter sluiks rond en bevochtigde zijne lippen. „Teeken als het u blieft," mom pelde by zacht, doch met een verraderlijke daarna werd hij, zonder iets naders gehoord te hebben of voor een raad van onderzoek te zijn geweest, tydelijk gepensionneerd wegens, gelyk men dacht, ziels- of lichaamsgebreken, niet door den dienst ontstaan, maar ook niet door eigen schuld veroorzaakt, en welke den belang hebbende voor den militairen dienst ongeschikt maaktenbij minder dan 20 jaren dienst voor den tijd van vyf jaar op ƒ650 per jaar zooals de desbetreffende voorschriften luiden. Onder herinnering aan de derde abonne- ments-voorstelling, welke M a a n d a g-avoud in den schouwburg te Middelburg gegeven wordt door het gezelschap der heeren De Vos en Van Korlaar, deelen wij op verzoek meê dat op het programma èn het uur van aanvang èn de volgorde der stukken niet juist is opgegeven. Evenals gewooniyk vangt de voorstelling ten half acht unr aanterwyl eerst Noodlot ge geven wordt en daarna De erfgename. Dr Snonck Hurgronje zal een groot werk in vier deelen over Atjeh in het licht geven, en in de eerstvolgende afleveringen van het Indisch Militair Tijdschrift zal een stuk worden opgenomen van majoor Van Heutsz over de onderwerping van Atjeh. Te Amsterdam is Donderdagavond op 59jarigen leeftyd overleden mr A. Loojjen, officier van justitie by de rechtbank aldaar. In hem verlieBt de staande magistratuur een zjjner verdienstelijkste, ijverigste leden; aegt het Hbld. In 1861 trad de heer Loojjen by de rechter lijke macht op als substituut-officier by de rechtbank te Hoorn, waarbjj hjj naderhand tot officier van jnstitie benoemd werd. In 1875 viel aan mr Loojjen de onderscheiding te benrt benoemd te worden tot procnrenr-generaal bjj het koloniaal gerechtshof in West-Indië waar hy tot 1883 bleef. Na een tweejarig verlof volgde zijne benoeming tot advocaat- generaal bjj het gerechtshof te Leeuwarden, welke functie hjj tot 1886 bekleedde, toen aan de rechtbank te Amsterdam als offioier van justitie geplaatst werd, welke betrekking tot nn toe door hem vervnld werd. Mr Loojjen was ridder der orde van den Neierlandsohen Leeuw. De dame, die Donderdag tnsBchen Woens- drecht en Bergen op Zoom nit den sneltrein Bprong, leed aan melancholie. Zjj kwam nit Schotland van eene begrafenis. Toen het feit had plaats gehad, wilde de haar begeleidende heer de noodrem in werking brengen dooh deze werkte niet, wat tegenwoordig meer ge beurt. Te Woensdrecht hield de trein niet stil, zoodat de heer naar Roosendaal moest doorreizen. Van daar begaf hjj zich naar Bergen op Zoom terng, waar hjj de dame in eet station weder vond, zooals men weet on gedeerd. in de maand November werd een hoef smid nit Tilburg door twee personen, die met een rytnigje op weg waren naar Hilvarenbeek, op zyn verzoek opgeladen. Zjj spraken af dat zjj ook samen zonden terngrjjden en dat de tioefsmid zich cp een bepaalden tjjd daarvoor in de herberg zon bevinden, waar zjj uitspanden De man was op tjjd daar, dooh toen de anderen wat langer uitbleven, begaf hg zioh met hnn wagentje op de terugreis. Zjj haalden hem echter spoedig in en ranselden ham zó3 af dat bjj eenigen tjjd op den weg bleef liggen. Dezer dagen nn is de hoefsmid ten gevolge van de toen ontvangen slagen en van den schrik overleden. De justitie heeft de zaak ter hand genomen. Te Charlois is Vrjjdag een werkman, bezig met tophout uit hoornen te kappen, door een nedervallenden tak uit den boom geslin gerd. Naar huis vervoerd bezweek de man spoedig. Te Amsterdam zyn twee Hannoversohe bankiers op last der Duitsohe regeering in verzekerde bewaring genomen. De postbode van Zoutkamp op Winsum beweert in den nacht aangerand en van zyne pakketten beroofd te zyn. Een grondeigenaar te Njjehaske, die tegen een loon van f 3,25 en vrjje woning een zetbaas vroeg, volledig met het landbauwbedrjjf bekend, zachtheid, welke de man, tegen wien zy gericht was, maar al te goed verstond. Doch in plaats van te gehoorzamen stond deze op en legde iets een klein pakje met geld op de tafel. De Turk verbleekte van woede en prevelde „Wat beteekent dat „Het beteekent dat ik het niet doen kan en wat meer is, niet doen w i 1," antwoordde Johnstone kortaf, en zonder eenige verdere moeite om zyn rol vol te houden. „Luister," vervolgde hy snel, Fransch sprekende „uw dochter is niet dood, Hassan Ali! Zy leeft en is in het hnis van dezen schurk." Het volgende oogenblik begreep hy wat hy gedaan had. Hij hoorde een woesten kreet achter zich en zag de mannen, die bij de deur. stonden, naar hem toekomen en hem omringen Er heerschte een oogenblik groote verwarring in de kamer, terwyl hy met zyn rug naar de tafel stond, vast besloten zyn leven duur te verkoopen. Toen bet gedruisch ophield, stond hij met den onden Arabier alleen, te midden van een halven cirkel dreigende gezichten, die hen van de deur scheidde. zy waren twee tegen zes en hy was onge wapend. Het geval scheen hopeloosdoch een blik op den ouden man werpende om te zien hoe die zich hield, vatte hy moed. De Ara bier was als herboren, zyne levendige oogen glinsterden van strydlost, zijn slanke gestalte

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 5