4 ZITTING VAN DINSDAG 1 NOVEMBER 1892. de koninklijke maatschappij de Scheldewaarbij zij kwijtschelding verzocht van boete voor te late opleve ring der raderstoomboot Zeeuwsch- Vlaanderen. Het zou mij te ver voeren om de sprekers, die zich tegen het voorstel verklaarden, op den voet te volgen en de uitvoering te wederleggen. Ik zoude te uitvoerig worden, ging ik (wat mij evenwel zeer gemakkelijk zoude zijn) de technische beschouwingen van de heeren, die tegen het voorstel spraken, punt voor punt weerleggen. Slechts deze opmerkingen moeten die heeren mij ten goede houden, dat zij zich vergisten toen zij als hunne meening uitspraken, dat de Schelde tegen de schade tengevolge van te late oplevering van een door haar uitbesteed stalen gietstuk zich had kunnen vrij waren om de eenvoudige reden dat geen buitenland- sche fabriek, bij wie de Nederlandsche industrie voor dergelijk werk terecht moet komen, zich ten aanzien van tijd van oplevering of uitvoering vao zoodanig werk voorwaarden laat opleggen. Het was nu wel een gemakkelijke taak voor de sprekers om deze omstandigheden te negeeren, maar billijk was dit niette minder nog, waar toch door den bronzen »framev, in plaats van de stalen, aan te brengen, de Schelde eene opoffering deed van ruim f 3000 en de provincie daardoor een werk verkreeg van zooveel hoogere waarde, gelijk zoo terecht door een der leden werd herinnerd. Gaarne ben ik bereid, om die leden, die daarin be lang mochten stellen, deze zaak nader uiteen te zetten, en te staven, zoowel door feiten als door de boeken der maatschappij. In zijne, vlak vóór de stemming uitgesproken, rede maakte een der leden van Gedeputeerde staten het al niet beter dan de overige tegenstanders en ik houd er mij vast overtuigd van, dat, hoewel hij vóór het voorstel van Gedeputeerde staten stemdehij tot de verwerping daarvan zelf den grootsten stoot heeft gegeven. Stellig onbewust, want ik verdenk hem geenszins, dat hij de verwerping van het voorstel heelt gewild, waarvoor hij zelf zijn stem gaf. Die spreker, zich in de plaats van de Schelde den kende, liet zich tegenover een der leden de verzuchting ontsnappen: „Heer, bewaar mij voor mijne vrienden,enz." Nu wensch ik het door dat lid gesprokene niet in allen deele te verdedigen, hoewel hij ter goeder trouw opkwam voor eene rechtvaardige en goede zaak. Maar al plaatste de spreker zich op hetzelfde stand punt, het gaf hem die de verwerping van het voor stel van Gedeputeerde staten niet wilde geen recht, om aan de vergadering mede te deelen, dat hem was verzekerd dat in de aannemingsom van de Zeeuwsch- Vlaanderen zat en eene behoorliglce winstdie bij de Walcherenzoo het heette, niet genoten ivas 'en tevens nog een vergoeding voor dat beweerde gemis bij de vorige leverantie Een van beide nu, óf deze spekcr had behooren te zwijgen en er zich van moeten onthouden losse en tegelijk schadelijke geruchten in het debat te brengen, óf hij (die immers vóór de aanneming van het voorstel van Gedeputeeide staten was) had moeten doen uitkomen dat hij de hem gegeven verzekering een insinuatie achtte, waaraan hij dus niet hechtte. Door zoowel het een als het ander na te laten deed hij de zaak, die hij voorstond, kwaad en toonde hij zich een onhandig vriend van de Schelde, zoowel als van het voorstel van Gedeputeerde staten, in nog meer dere mate dan hij het een der leden verweten had te zijn! Want stellig gaf het door hem gesprokene den indruk, dat hetgeen „men" hem „verzekerd" had om trent de aannemingssom van de Zeemoseh-Vlaanderen waarheid bevatte. Nochtans is die verzekering onjuist. Wat toch was feitelijk de toestand Het raderstoomschip Walcheren werd bij onderhandsch contract aangenomen voor f 89.000. Hiervan werd afgetrokken wegens niet levering van eeuige faculta tief beschreven zaken f 1.096. De aannemingssom werd dus f 87.904. Hiervan werd ingehouden voor boete wegens te late levering f 1.800blijft f 86.104. De kostende prijs van dit schip bedroeg 198.483.40; zoodat hierop een verlies is geleden van f 12.379.40. Toen nu onderhandelingen werden gevoerd over den bouw van een zusterschip, werd na lang loven en bieden en met bijberekening van eenige verbeteringen die kostbaarder waren, overeengekomen dat schip te vervaardigen voor eene som van f 105.000. Daar de mallen enz. in ons bezit waren, berekenden wij dus op dat schip ongeveer 5 winst te maken. Tengevolge van de ondervonden fegensposden be droeg de kostende prijs f 107.653.71 en werd alzoo het verlies, door inhouding bovendien van f 3680 boste, 6338.71. Dit is dus geheel anders dan de voorstelling van het Gedeputeerd lid, die de Staten wist mede te deelen, dat er niet alleen een behoorlijke winst doch bovendien eene vergoeding voor gemis aan winst op de „Walcheren''' in den aannemingsgrijs begrepen waren. Die mededeeling die zijn effjet niet heeft gemist in het openbaar uitgesproken, bsn ik verplicht te wraken, en ik heb daarom gemeend de Staten van Zeeland hiermede bekend to moeten maken, zij het alleen om der wille van de waarheid. Om de juistheid der cijfers met bewijzeu te staven, stel ik voor elk der leden van de Staten de gelegenheid open om zich daarvan in de boeken der Maatschappij te komen vergewissen. En thans nog een enkel woord over den stoomketel van de Walcheren. In dien ketel bevinden zich vuurhaarden volgens een gepatenteerd systeem en op dat tijdstip het meest gerenommeerd goed systeem, dat slechts bij éen voor name Engelscbe fabriek verkrijgbaar was, nl. the Leeds Force Company Ltd. Aan éen dezer vuurhaarden werd, na in gebruikname der boot, een scheurtje ontdekt, dat lekkage tengevolge had. Dit gebrek was te voren niet te constateeren en daar het met betrekkelijk weinig kosten kon worden hersteld en wijl dat gebrek bovendien geen gevaar opleverde, nam de maatschappij die herstelling en bij eventueele verdere gebreken de vernieuwing op zich indien binnen een zekeren daarvoor vastgestelden termijn dit noodig mocht blijken. Na 5 jaar werkens nu en behoudens kleine voorzie ningen tusschentijds, blijkt dat men thans nog even goed met dien ketel werkt als op den dag der levering en het laat zich aanzien dat dit nog jaren zoo zal kunnen voortgaan. Dat een reserveketel is vervaardigd, die voor beide booten dienst kan doen, om een der ketels te verwis selen als daaraan eventueel reparatie moet geschieden, kan alléén als een voorzichtigheids-maatregel en als een bewijs van goed beleid worden aangemerkt van de zijde der commissie uit G6d. staten, met den dienst belast; doch ook over dit punt moest de maatschappij de Schelde een Seitenhieb verduren, zeer ten onrechte haar toegebracht door hen, die blijkbaar zich niet genoegzaam op de hoogte hebben doen stellen van de usances van bnitenlandsche fabriekanten tegenover ons land. Ditzelfde slaat ook op de beweringen dat men zich had mosten dekken tegen het oponthoud met de frame

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 8