30 ZITTING VAN VRIJDAG 4 NOVEMBER 1892. Art. 3. Gedeputeerde staten nemen de voorzieningen, die tot het in werking brengen van dit besluit vereischt worden. Voor de benoeming van een voorloopig bestuur, be staande uit een' voorzitter en twee leden, zenden zij binnen eene maand na aikondiging dezer in het Pro vinciaal blad eene voordracht aan de Koningin. Het voorloopig bestuur wordt bijgestaan door een' secretaris-penningmeester, door Gedeputeerde staten aan te wijzen. De bezoldiging van den voorzitter van het voorloopig bestuur zal bedragen f 6, die van ieder lid van het bestuur f 4 en die van den secretaris-penningmeester ƒ20. Gedeputeerde staten van Zeeland antwoordden hierop 24 Juni 1892. Ter beantwoording van uw hiernevens vermeld schrijven hebben wij de eer u mede te deelen dat in onze provincie het ontwerp-besluit en het ontwerp- reglement in de aanstaande vergadering der Staten niet kan behandeld worden, al ware het slechts omdat, ingevolge art. 28 onzer instructie, de belanghebbenden in de gelegenheid moeten gesteld worden om tegen ontworpen reglementen van waterschappen hun bezwa ren bij de Staten in te brengen. Daar art. 3 van het ontwerp-besluit in verschillende opzichten afwijkt van het le en 2e lid van art. 98 van het ontwerp-reglement, geven wij u in overweging óf het ontwerp-besluit te wijzigen, óf het ontwerp- reglement daarmede in overeenstemming te brengen. Aangenaam zal het ons zijn door u spoedig in kennis te worden gesteld met de door de Staten van uwe provincie genomen beslissing. Wij zullen dan een voor stel kunnen voorbereiden voor de vergadering der Staten in November. Hierop werd geantwoord onder dagteekening 's Her- togenboicb, den 19 Juli 1892. In verband met uw schrijven van den 24en Juni jl. no. 3049/79, 2° afdeeüng, betreffende de oprichting van het waterschap „De Damespolder" zal ook de behan deling dezer aangelegenheid in deze provincie tot de aanstaan de najaarszitting derStaten worden aangehouden. Ten einde art. 3 van het besluit tot oprichting in overeenstemming te brengen met art. 98 van het reglement zal het noodig zijn beide artikelen alsnog te wijzigen. Wij hebben derhalve de eer u voor te stellen 1° Art. 3 van het ontwerp-besluit tot oprichting te lezen als volgt: „De Gedeputeerde staten van Noord-Brabant en „Zeeland nemen de voorzieningen, die tot het in „werking brengen van dit besluit vereischt worden." „Zij benoemen daartoe binnen eene maand na af kon- „diging van hetzelve een voorloopig bestuur, bestaande „uit een voorzitter en twee leden, zoomede een secre taris-penningmeester." „De bezoldiging van den voorzitter van het voor loopig bestuur zal bedragen 6, die van ieder lid „van het bestuur f 4 en die van den secretarie- „penningmeester f 20" en 2» Art. 98 van het ontwerp-reglement te doen luiden „Door Gedeputeerde staten worden in dit reglement „verstaan de colleges van Gedeputeerde staten van Noord-Brabant en Zeeland." „Wanneer ingevolge dit reglement Gedeputeerde „staten van Noord-Brabant en Zeeland gezamenlijk „moeten tusschen beide tredeD, eene voorziening nemen „ot hunne goedkeuring verleenen, en tusschen hen „verschil van gevoelen bestaat, wordt de zaak aan de „beslissing der Koningin onderworpen." Aangenaam zal het ons wezen te mogen vernemen of uw college zich met voorschreven wijzigingen kan vereenigen. Een ingekomen adres luidt ln antwoord op uwe missive van den 22 Juli jl. no. 3729, heeft ondergeteekende, H. G. J. Völcker van Soelen, eigenaar voor meer dan de helft, gemach tigde en beheerder van het aan vijf eigenaren toebe- hoorende overig gedeelte der gronden, gelegen in den onverdeelden nieuw bedijkten „Damespolder," de eer UGA. te verzoeken, alsnog niet te besluiten tot de oprichting van een waterschap over genoemden polder. De gronden, tot dit verzoek leidende, zijn 1» Dat de belangen van derden bij deze oprichting niet gebaat zullen zijn, aangezien de uitwatering der achtergelegen polders, onderhoud van sluizen met den aankleve van dien en publieke wegen onder beheer zijn van het bestuur van den Zuidpolder van Woens- drecht. 2° Dat alzoo een reglement alleen van toepassing zoude kunnen zijn op bet onderhoud der zeewering, iets, waarbij eigenaren persoonlijk het meeste belang hebban, en welk onderhoud door hen dan ook ten zeerste wordt ter harte genomen. 3" Dat dit onverdeeld bezit kleiner zijnde dan 250 hectaren, hierop van toepassing zijn art. 5, 6, £6, 37 en 39 van het algemeen reglement voor de polders in Zeeland. 4° Dat eindelijk art. 6 hoofdstuk II 1 van het concept-reglement niet voor uitvoering vatbaar is, door de niet aanwezigheid van de in dat artikel bedoelde personenen de niet uitvoerbaarheid van dat artikel, waarin het hoofdbeginsel van het besluur is uitgedrukt, het bezwarende der toepassing van de overige artikelen na zich sleept. Gedeputeerde staten van Zeeland schreven hierop dd. 26 Augustus 1892, aan de Ged. staten van Noord- Brabant Zooals wij aan uwe vergadering bij brief van 29 Juli jl. no. 3730 72 mededeelden, hebben wij de eigenaren van den polder bij het ontwerp-besluit en reglement gehoord. Wij ontvingen daarop van den heer H. G. J. Völcker van Soelen den brief van 10 dezer, waarvan wij de eer hebben een afschrift hierbij te voegen. In antwoord daarop geven wij aan de eigenaren te kennen dat volgens art. 47 van het ontwerp-reglement het beheer en de zorg voor het onderhoud ook van de onder lo bedoelde werken bij het bestuur van het nieuwe water schap komt, waardoor de opmerking sub 2o vervalt; dat het algemeen reglement voor de polders of water schappen in Zeeland voor den Damespolder niet geldt, en de onder 3o bedoelde bepalingen in dit geval dus niet ingeroepen kunnen worden; en eindelijk dat aan het sub 4o geopperde bezwaar wordt tegemoet geko men door de bepaling van art. 97 van het ontwerp- reglement, dat Gedeputeerde staten ontheffing kunnen verleenen van de bepalingen, o. a. voorkomende in art. 6, 2e en 3e lid. Naar onze meening is de zaak thans voldoende voor bereid om in de aanstaande najaarsvergadering der Staten een voorstel te kunnen doen tot oprichting van het waterschap en vaststelling van het reglement. Wij hebben de eer u dit in overweging te geven. Mocht uw College zich daarmede kunnen vereenigen dan zijn wij bereid, ter wille van de gelijkvormigheid en ter besparing van kosten, de vereischte afdrukken van het ontwerp-besluit en reglement, voor rekening der beide provinciën, alhier te doen vervaardigen, in welk geval wij gaarne van u opgaaf zullen ontvangen van het getal exemplaren, dat van elk voor uwe pro vincie wordt verlangd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 38