26 ZITTING VAN VRIJDAG 4 NOVEMBER 1892. polderinstelling, dan het in Zeeland gebruikelijke stelsel van vertegenwoordiging. Het verdient aanbeveling om. in plaats van„enz." achter „zedelijke lichamen" in de laatste alinea van art. 21, te omschrijven wat verder wordt bedoeld, ten einde dienaangaande mogelijk verschil van opvatting voor te komen. Het bepalen in art. 22 van bet getal stemmen, dat door éen persoon ten hoogste èn als gemachtigde èn uit eigen hooide kan worden uitgebracht, komt wen schelijk voor. Op grond van een en ander verdient het aanbeveling om, ten aanzien van het in de artt. 20, 21 en 22 bepaalde, het stelsel van het algemeen reglement voor de polders of waterschappen in Zeeland te volgen en derhalve, met behoud voor zooveel noodig^van hetgeen waartegen geen bedenking bestaat, te lezen: Art. 20. Stemgerechtigd zijn zij die minstens twee hectaren in het waterschap bezitten. Het bezit van twee hectaren geeft recht op 1 stem van vijf hectaren op 2van negen hectaren op 3van vijftien hectaren op 4 stemmenen van ieder tiental hectaren daarboven nog op éene stem behoudens de bepaling in het 4e lid van art. 22. De man wordt geacht te bezitten het getal hectaren, dat ten name zijner vrouw staat, tenzij de vrouw, bij huwelijksche voorwaarden, het eigen beheer van hare goederen heeft bedongen, of van goederen gescheiden is, en daarvan aan het bestuur doe blijken. Art. 21. Voor minderjarigen, onder curatele gestelden, in een krankzinnigengesticht opgenomenen die nog niet onder curatele gesteld zijn, of afwezig verklaarden, die een voldoend grondbezit hebben, treden als stem bevoegden ter vergadering op de wettelijke vertegen woordigers voor gemeenschappelijk onverdeeld grondbezit, vol doende voor stembevoegdheid, een der eigenaren, daartoe door de meerderheid bevoegd verklaard voor maatschappijen en zedelijke lichameD, die evenzeer een voldoend grondbezit hebben, een der leden van het bestunr, daartoe door de meerderheid uitdrukkelijk aangewezen. Art. 22. Vrouwen worden tot de uitoefening van het stemrecht niet persoonlijk toegelaten. Zij kunnen, wanneer zij niet rechtens vertegenwoordigd worden, zich doen vertegenwoordigen. Evenzeer kunnen stemgerechtigden, daaronder be grepen zij die optieden krachtens de eerste zinsnede van art. 24, zich doen vertegenwoordigen. Gelijke bevoegdheid wordt toegekend aan de eigen aren vaneen gemeenschappelijk onverdeeld grondbezit en de besturen van maatschappijen en zedelijke licha men, bedoeld in art. 21, zoo de meerderheid aan eene dergelijke vertegenwoordiging de voorkeur geeft boven de aanwijzing van een medeëigenaar of een bestuurslid. Een persoon die, hetzij voor zieh en anderen, hetzij voor anderen alleen optreedt kan niet meer dan stemmen uitbrengen. Die zich wil doen vertegenwoordigen, deelt schrifte lijk aan het waterschapsbestuur mede de namen en de woonplaats van den persoon, die voor hem optreedt. De voorzitter en de leden van het bestuur, de secretaris-penningmeester en de overige beambten en bedienden van het waterschap worden niet als verte genwoordigers toegelaten. Art. 25. Het komt wenschelijk voor dat in de laatste zinsnede een termijn worde aangegeven binnen welken de schriftelijke wederlegging moet ingeleverd zijn. Art. 27. Voor het beroep op den Koning dient een termjjn te worden gesteld. Geschiedt dit niet, dan behoudt men een onzekeren toestand gedurende oube paalden tijd. Art. 28. Daar het wel de bedoeling zijn zal dat de lijst, bij beroep en hooger beroep, niet zal worden gesloten voordat de eindbeslissing bekend is, komt het noodig voor dat die bedoeling uit het artikel zelf blijke en wel door eene toevoeging aan het slot, b. v. als volgt: „In de gevallen van beroep en hooger bercep wordt de lijsteerst gesloten,nadat de eindbeslissing isgenomen." Art. 29. Tussohen de artt. 23 2 en 24 lo. en art. 29 2 dient overeenstemming in redactie te be staan, wat de verschillende soorten van eigenaren betreft. Ook trok het de aandacht dat het recht van opstal niet wordt genoemd nevens erfpacht en vruchtgebruik. Nog dient op een of andere wijze voorzien te worden in het bezwaar, dat bij de voorgeschreven wijze van handelen de noodige waarborgen voor de behoorlijke wijziging der lijst ontbreken. Immers kan bet zich nu voordoen, dat iemand zonder zijn medeweten van de lijst wordt afgevoerd, en dus geen gelegenheid heeft daartegen in verzet te komen. Arit. 30—34. De bedoeling van deze artikelen is niet zeer duidelijk in verband met andere bepalingen van het reglement. Welke die bedoeling ook weze moge het schijnt wenschelijk dat ai wat het verkiezingswerk betreft (daaronder begrepen het opmaken der voordrachten van voorzitter en bestuursleden) worde overgebracht naar en plaats hebbe op de gewone vergade ringen van stemgerechtigde ingelanden. Het bezwaar is te ondervangen, door de geheele tweede paragraaf van hoofdstuk 5 te doen wegvallen, en de gewone verkiezing bij periodieke aftreding te doen samenvallen met de jaarlijksche vergadering, die voor het doen der rekening bestemd is overeenkomstig art. 86 van het algemeen reglement voor de waterschappen in de provincie Noord-Brabant, terwijl de verkiezing ter vervulling van tuaschentijds openvallende plaatsen kan plaats hebben op eene vergadering, samen te roepen als in datzelfde art. 36. bepaald is. De regelen, die daarbij gelden, zijn beter op hunne plaats in de arti kelen, waar gesproken wordt van het houden van en de orde der vergaderingen. Zij zijn daar ook goed deels te vinden, maar behoeven wellicht eenige aan vulling met sommige bepalingen van de tegenwoordige artt. 31, 32, 33 en 34 (zie de artt. 3742 van het algemeen reglement voor de waterschappen in Noord- Brabant). Indien dit alles, wat in genoemd reglement staat, wordt overgenomen, is de zaak wel wijdloopig omschreven, maar wordt in elk geval de dubbelzin nigheid vermeden, die er nu bestaat en voor misver stand doet vreezen ten aanzien van andere bepalingen van het reglement. Overigens zij ten aanzien van de ontworpen artike len nog aangestipt, dat het waarmerken der briefjes nutteloos wordt geacht en dat het niet wenschelijk is imperatief te bepalen dat Gedeputeerde staten de gedane kenze vernietigen wanneer de bezwaren gegrond zijn bevonden, omdat die vernietiging toch alleen dan zal en moet plaats hebben, als het gegrond bevonden bezwaar van invloed is geweest op de verkiezingen. Art. 35. Het komt wenschelijk voor dat in dit ar tikel, ter voorkoming van misverstand en misbruik, duidelijk bepaald worde, aan wie de oproepingsbrieven voor de vergaderingen der stemgerechtigde ingelanden moeten gezonden worden. Zij dienen namelijk te worden gezonden aan de stemgerechtigde ingelanden die op de lijst voorkomen, of aan hunne bekende vertegen woordigers. Art. 39. Dit artikel zal al dan niet wijziging be hoeven, naarmate de beslissing omtrent de artt. 20—22. Art. 40. In verband met de opmerkingen bij de artt. 3034 zal eventueel ook dit artikel wijziging of aanvulling behoeven. De verwijzing naar de artt. 20

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 30