ZITTING VAN VRIJDAG 4 NOVEMBER 1892.
19
gedragen worden met inachtneming van de overeen
komst tusschen de twee eerstgenoemde polders den 4,
26 April 1818 gesloten of daarna met de overige polders
bij derzelver opvolgende bedijking aangegaan naar de
daarbij aangenomen grootte, zooals tot nu de onder
houdskosten van de thans bestaande gecombineerde
kil jaarlijks zijn omgeslagen, de nieuwe polder te
berekenen naar de grootte van het daarin aanwezige
zaaibaar of weibaar land.
Het schrijven van Ged. staten van Noord-Brabant
aan hetzelfde college in Zeeland dd. 1 Mei 1890 is
van den volgenden inhoud
Wij hebben de eer u nevens deze te doen toekomen
een nieuw ontwerp-reglement voor het waterschap
„De Damespolder."
Aangenaam zal het ons wezen van u te mogen ver
nemen of en zoo ja welke bedenkingen tegen het
ontwerp bij u bestaan.
Tot deze aangelegenheid had laatst betrekking uw
schrijven van den 17en Januari jl. n°. 133/12, 2e afdeeling.
Dit nieuw ontwerp reglement voor het waterschap
„De Damespolder" luidt als volgt
Grensbepaling.
Art. 1. Ten noorden van den zuidelijken teen van
den dijk van den staatsspoorweg
ten oosten door den Caterspolder, den Zuidpolder
van Woensdrecht gemeen met Oud-Hinkelenoord enden
buitenteen van de bedijking van Van der Duijnpolder
ten zuiden en ten westen door de tot het water
schap behoorende perceelen kadastraal bekend gemeente
RillandBath, sectie H no. 24—1210 en 13.
EERSTE AFDEELING.
Van de samenstelling van het bestuur, de stem
gerechtigdheid en de verkiezingen.
Hoofdstuk I. Van de samenstelling van het bestuur.
Art. 2. Het bestuur bestaat uit een voorzitter en
twee leden onder de benaming van voorzitter en leden.
Art. 3. Het bestuur wordt bijgestaan door een
secretaris-penningmeester en de verdere beambten en
bedienden, tot wier aanstelling door stemgerechtigde
ingelanden wordt besloten.
Art. 4. De voorzitter, de leden van het bestuur en
de secretaris-penningmeester worden benoemd voor
zes jaren.
Om de twee jaren op den eersten Juli heeft de
aftreding plaats van éen derde van het bestuur.
De aftreding wordt geregeld bij rooster.
De aftredenden zijn dadelijk herkiesbaar.
Zij. die tusschentijds benoemd wordeD, hebben slechts
zoolang zitting als diegenen in wier plaats zij optreden
zitting zouden hebben gehad.
Art. 5. De voorzitter en de leden van het bestuur
worden door den koning benoemd op voordracht van
stemgerechtigde ingelanden.
De gewone tijd tot bet opmaken der voordracht
is in de maand Mei.
De voordracht ter vervulling der plaatsen, die door
ontslag, overlijden of om andere redenen openvallen,
geschiedt binnen zes maanden na dat openvallen op
den door het bestuur te bepalen dag.
Iedere voordracht wordt aan Gedeputeerde staten
van Zeeland en Noord-Brabant toegezonden.
Hoofdstuk II. Van de vereischten om tot lid van
het bestuur te worden benoemd, de redenen
van uitsluiting en het ontslag.
1. Art. 6. Tot leden van het bestuur zijn alleen
benoembaar Nederlanders, die den ouderdom van 23
jaren hebben bereikt en in het volle genot der burger
lijke en burgerschapsrechten zijn.
Zij moeten zijn ingelanden, zonen of schoonzonen
van ingelanden of huurders of bruikers van land in
het waterschap.
Zij moeten hun vaste woonplaats hebben in het
waterschap of binnen drie uren van zijn grenzen.
Art. 7. Bloedverwantschap of zwagerschap mag
niet bestaan in den eersten of tweeden graad tusschen
den voorzitter en de ledeu van het bestuur onderling
noch tusschen den voorzitter en den secretaris-pen
ningmeester.
Zwagerschap, na de benoeming ontstaande, is geen
reden tot aftreding.
Bij aftreding is hij niet herkiesbaar, door wiens
huwelijk de zwagerschap ontstaan is.
Zwagerschap houdt op reden van uitsluiting te zijn
door het overlijden der vrouw die haar veroorzaakte.
Art. 8. De betrekking van voorzitter of lid van het
bestuur is niet vereenigbaar met die van beambte of
bediende van het waterschap.
Art. 9. Do voorzitter en de leden van het bestuur
mogen noch middellijk, noch onmiddellijk deelnemen
aan aannemingen of leveringen ten behoeve van het
waterschap, aan onderhandsche pachten of inkomsten,
daaraan behoorende, of aan het koopen van betwiste
vorderingen te zijnen laste.
Zij mogen evenmin in rechtsgedingen, waarin het
waterschap betrokken is, als advocaat of procureur
optreden.
2. Van het ontslag.
Art. 10. De voorzitter en leden van het bestuur
kunnen ten allen tijde hun ontslag vragen, maar blijven
in betrekking tot dat aan hunne opvolgers zitting is
verleend.
Art. 11. Een lid van het bestuur, dat een der
gevorderde vereischten verliest, houdt op lid te zijn.
Indien hij in strijd handelt met art. 9 wordt zijn
ontslag door het bestuur aan Gedeputeerde staten van
Zeeland en Noord Brabant voorgedragen.
Deze kunnen ook ambtshalve het ontslag aan den
koning voordragen.
Hoofdstuk III. Van de beambten en bedienden.
Art. 12. De secretaris-penningmeester wordt be
noemd door de stemgerechtigde ingelanden op voordracht
van het bestuur.
De overige beambten en bedienden worden door het
bestuur benoemd.
Art. 13. De secretaris-penningmeester en de overige
beambten en bedienden ontvangen hunne instructies
van het bestuur.
Art. 14. Het bestuur is bevoegd den secretaris-
penningmeester in zijne betrekking te schorsen en
tijdelijk in de waarneming daarvan te voorzien.
Hij wordt door stemgerechtigde ingelandeu ontslagen.
De overige beambten en bedienden worden geschorst
en ontslagen door het bestuur.
Art. 15. De secretaris-penningmeester stelt, alvorens
in dienst te treden, borgtocht.
Het bedrag en de aard daarvan wordt vóór zijne
benoeming door stemgerechtigde ingelanden bepaald,
doch kan later bij aanmerkelijke verhooging of ver
laging der inkomsten van het waterschap door hen
worden veranderd.
Art. 16. Bij ongesteldheid of afwezigheid van den
secretaris-penningmeester wordt hij vervangen door
een door het bestuur te benoemen tijdelijken waar
nemer. De secretaris-penningmeester kan. onder goed
keuring van het bestuur, daartoe een gemachtigde
aanwijzen.