N°. 256.
135" Jaargang.
1892,
Zaterdag
29 October.
Middelburg 28 October,
Dexe courant rerschijnt d a g e 1 fj"k
met uitzondering ran Zon- en FeeatdagenS
Prfla per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentien20 cent per regel.' Bij abonnement lager]
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer /0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte]
Telephoonnommer 189.
Jjuton sjj, die tegenwoordig tot in het klein
M1DDELBI1RHE (MANT.
w
VJheranometer,
Middelburg 28 Oct. 8 u vm. 56 gr.
m. 12 n. 03 gr., av. 62 u. 6gr. 1'.
Verwacht Z wind.
Agentes te VlissingenP. G. de Vit Mestdaoh Zoon, te Goez: A A. W. Boldakd, te KruisingenF. v. d.Peijd, teZierikzee: A.C.de Moou, teTholen: W. A. Adrertenllë»
VA* Nhüwmthtjijïx* en te TememenM. M Jonen. Verder nemea alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te éém nor
adverteatie-burean'a van Nijoh Vah Dithar, te Botterdam, db Gbbb. Bbubiabtb, te Gravenhage, en A. de da Mar Azb., te Amiterdam. aan het bureau bezorgd zjja, willes
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publieité étrangère G. L. Datjbï Cis., Job* F. Jonxs, opvolger. j des avond»nog worden opgenomen
De eigenaardige wjjte, waarop de redaotie
van het Schoolblad once gevoelens intake de
bekende kwestie der benoeming van een school
hoofd te Slochteren haar lezers meedeelt en de
zonderlinge conclusie, waartoe cij komt, nopen
ons nog met een enkel slotwoord op deze
zaak terug te komen.
Wy doan dit te eerder, omdat de Amil. (D.
v. N.) met sterk sprekende letters de beweringen
van de redaotie overdrukt.
In plaats van onze meening, vooral zooals
wy die stelden tegenover den heer Wiuaut,
meer uitvoerig onder de oogen harer lezers te
brengen, bepaalt de redactie van dit Schoolblad
•ieh sleohts tot een zeer kort overzicht van
ons eerste betoog, zoodat die lezers al een
zeer zonderlingen indruk zullen krjjgen van
het ztandpnnt, dat wy tegenover de kwestie
innemen. En dan schrjjft zjj:
„De dobbel? verdienste van opeahar: igheid
en consequentie kan aan de ontwikkeling dezer
denkbeelden niet omzegd worden. Men weet
nu preoies wat men te waohten zon hebban,
als net naar den tin van de Middeïburgtche
ging. De gemeenteraden, waarin de katholieken,
«ie anti-revolutionnairen, de liberalen, de radi
oalen ot socialisten de meerderheid hebben,
gaan voortaan over eiken soilioitant een cor
respondentie met het betrokken gemeentebe
stuur aan, om zyn politieke en sociale dank
beelden nauwkeurig en officiëel geconstateerd
te zien en benoemen daarna sleohts mannen, die
niet afwijken van de katholieke, anti-re volntio-
naire, liberale, radicale ot sooiaal-democratisotie
leer. Het onderzoek naar de meerdere ot
mindere zniverheid van die leer worde aan
barg. en weth. of, zoo nooaig, aan een bijzon
dere commissie opgedragen. Elk gemeentebe
stuur legge een boek aan, waarin betreffende
de onderwyeers, die mogelyk naar elders zullen
aoliioiteeren, zoo nauwkeurig mogelyk van het
overhellen naar sommige >aenkbe«lden" aan-
teekemng worde gehouden. Het onderzo-k
naar de politieke denk beelden" der onder wy-
sers wo.de een tak van gemeente-, missohien
wel van staatszorg. Om noodeloos solliciteeren
te voorkomen, worat in de oproeping reeds
dadelyc vermeld welke »kleur" men verlangt,
enz. enz.
»Zóo zal het wel geheel anders worden dan het
nu u, maar volgens de Middeïburgtche moet
het zoo. Wy vragen: zon het dan maar niet
beter zyn om do openbare school af te Bohaffen 1
Want in waarheid, liever geen openbare school
dun 'eene, wier onderwyzers zóó tot speelbal
der politieke partyen moeten dienen."
Wie aldns eene voorstelling maakt van
hetgeen wy zonden wensohen, heeft onze bt"
doeling volstrekt niet begrepen.
Maar afgescheiden daarvan: zyn de hoeren
van het Schoolblad zoo onnoozel om te gelooven
dat er thans by de benoeming van een school
hoofd niet geïnformeerd wordt, ijj het niet
■oo openljjk als in Sloonteren geschiedde
Dat er niet gevraagd wordt naar rioLting?
Zonden zy waarljjk gelooven dat, als er onder
de sollicitanten eens iemand was, die met hart
en ziel de anti-revolutionnaire richting is
toegedaan en b. v. de bijzondere christelijke
school gunstig gestemd, dit by de liberale
leden geen invloed zouden uitoefenen op hunne
keuze?
Laat ons toeh de zaken nemen zooale zy
zynen geen struisvogelpolitiek volgen.
Maar tevens laat ons praotiseb zyn en er
kennen dat, by de tegenwoordige soherpe,
onbekookte manier, waarop sommigen voor
hnnne beginselen meenen te moeten opkomen,
het nnttig is te weten aan wien men de zorg
voor de jengd opdraagt.
En wat nn de vraag betreft, aan het slot
gedaan, of het n. 1. niet beter zon zyn de
openbare sohool af te sohaffen, omdat in
waarheid die redactie liever geen openbare
school heelt dan eene wier onderwyzers zoo
tot speelbal der politieke partyen moeten
dienen op die vraag geven wy een beslist
ontkennend antwoord.
Er is, dnnkt ons, een ander, een vry wat
pruotisoher middel.
geestige willen dry ven, liever toonen te be-
grypon wat hunne roeping is, als zy aan bet
hoofd van eene openb.re Nederlandsche school
staan.
Laat hen toonen dat zy de instellingen,
waarop de overgroots meerderheid in het land
pryg stelt, en de personen die daarbjj betrokken
zyn en die dusver a'tjjd buiten den politieken
strjjd werden gehouiea, tegenover de jeugd
niet in discrediet willen brengen.
Die jeugd is niet rjjp tot oordeelon over
zulke siken; zy kan later genoeg zich hiervan
op de hoogte stellen. Als de meester" baar
echter nu reeds betrekt in de twisten der
grooten over zulke vraagstukken, waarover het
lang niet zoo gemakkeljjk is een opinie zich
te vormen, begaat hjj tegenover die jengd eene
onverantwoordelijke daad.
Laten de onderwyzers eerder, uit liefde voor
hunne betrekking en voor de kinderen, aan wier
opvoeding zy moeten arbeiden dat is toch
hunne eerste en voornaamste plicht
bljjk geven van zelfverloochening; en in elk
geval er Voor waken der jengd niet het voor
beeld te geven van drjjvery tot in het
belachelijke.
En dit is geschied zooals wy aantoonden
by kwesties als het honden van kinderfeesten
ter gelegenheid van den jaardag onzer kleine
koningin.
Zulke dryvers juist bederven het voor de
goeds onderwyzersvoor de mannen, die even
goed hunne overtuiging hebben en waar het
pas geeft die niet onder stoelen ea banken
steken, maar die tevens toonen te begrypen
dat hunne taak om de jeugd op te voeden,
hunne volle kracht, hun gansche toewijding
vordert.
Zeer weinigen slechts zullen een onderwijzer
hard vallen, omdat hy voor kindervoeding, voor
censns-kiesrecht, meer uitgebreid of algemeen
kiesrecht ishem er een verwjjt van maken
dat hjj op eene vergadering van zjjne mee-
nrng omtrent zulke punten doet bljjken.
Maar dat men tegenwoordig eenigszins be
hoedzaam is geworden, laten de heeren van
Bet Schoolblad daarvan eenvoudig de oorzaak
zoeken daar waar die alleen te vinden is, nl.
by hen die van hunne politieke overtuiging
een agitatie-middel maken tot in het klein
geestige toe; en daardoor een slecht voorbeeld
geven aan de jengd.
Als alle menschen, die zioh met politiek
bemoeien, zoo deden, geleek onze maatschappij
wel een brnisohende zee. Dan werd er zoo
geschreeuwd dat men elkaar niet zon kunnen
verstaan.
Maar het is tegenwoordig hoe langer hoe
meer e.>ne manie geworden om eigenlijk de
zaken om te keerenhen, die dwarz tegen de
gevoelens der meerderheid ingaan, voor te
stellen als de mannen, wien eigenlijk alleen
reoht van spreken toekomt.
Die kleine minderheid moet het hoogste en
het laatste woord hebben, Bohjjnt wel.
En wanneer sommige menschen zioh niet
willen onderwerpen aan de eischen en ver
plichtingen, welke hunne betrekking meebrengt;
dan keert men de zaak om en geeft men
anderen de schnld der gevolgen van het bot
vieren aan hnnne buitensporigheden.
De juiste grens tussohen een gepast uiten van
sjjn gevoelens, waartoe ia ^onie maatschappy
alle gelegenheid is, en eene ongemotiveerde,
gevaarlijke overdrijving verliest men hoe langer
■oo meer nit het oog.
Het is de manier van optreden, die de ge-
h9ele kwestie beheerseht.
Daarop te wjjzen is eenvoudig de bedoeling
van ons betoog geweest.
Yooral voor een onderwijzer is het noodig
dat hy toone te weten, hoa men sioh gedragen
moet als bnrger van den staat, waarin men
niet alles naar den sin kan krijgen; maar
waarvan men toch ook niet vergen kan dat
deze sioh direct voege naar de ideeën en op
vattingen, die men zelf voor onaantastbaar
Bobjjnt te honden.
Zoolang de steen der wjjzen" in deze nog
niet is gevonden, bljjft het een zoeken naar
goede middelen, en zal men verstandig doen,
vooral als men hoofd eener school is, om va»
kalmte en bezadigdheid bljjk te geven.
Willen de heeren van het Schoolblad het
anders, dat is hun recht; maar cp dien weg
volgen wy hen niet, al staan wy in vele op
zichten, wat politieke en sociale begrippen
betreft, met hen sobouder aan sohonder.
By kon. besl.:
is benoemd tot laeraar aan de rjjks hoogere
burgerschool te Assen D. Aitton, thans leeraar
aas het gymnasium te 's Gravenbage;
benoemd tot onderwjjzer aan de rijkskweek
school voor onderwyzers te 's Hertogenbosch,
dr J. Schüagel.
Preadvies van het bsstnur der Liberale
Unie omtrent de wetsontwerpen tot
regeling van het kiesrecht.
Door het b9stunr der Unie is tegen Zaterdag
26 November, des morgens te halt elf nar, te
Amsterdam eene algemeene v.rgadering belegd,
waarin zal worden uitgebrauht het verslag
omtrent den toestand dsr Unie en de werk
zaamheden van het bestunr gedurende het
jaar 1891een lid van het bestuur zal gekozen
moeten worden, ter vervulling van de vacature,
welke is blijven bestaan tengevolge van het
bedanken van mr A. 0, Visser voor zjjne benoe
ming als zoodanig; in behandeling zal komen
een voorstel van het bestnar tot wyzigiug van
art. 17 van het huishoudelijk reglement; en
beraadslaagd zal worden over onderstaand
preadvies van het bestuur omtrent de
wetsontwerpen tot regeling van
bot kiesrecht
Dit advies, gericht tot de besturen der kies»
vereemgingen, leden der Unie, luidt als volgt:
„De indiening van een wetsontwerp tot
regeling van het kiesreoht, deze noodzakelijke
voorwaarde van blyveude verbetering, wordt
vojrbereid."
Aldus de troonrede van 15 September 1891,
uitgesproken weinige weken nadat, ten gevolge
van den uitslag der algemeens verkiezingen,
de liberate party weder aan de regeering
gekomen en het tegenwoordig kabinet opge
treden was.
Niet langer dan voor een ernstige voorbe
reiding dezer gewichtige -aangelegenheid nood
zakelijk was, heeft de natie op de vervulling
der gedane toezegging behoeven te wachten.
Beeds op 20 September 1892 werd door den
minister Tak van Poortvliet de nieuwe kieswet
by de Staten-generaal aanbangig gemaakt. En
ieder zaakkundige, ois de met zorg uitgewerkte
stukken nagaat, zal moeten erkennen dat een
vroegere indiening niet wel mogelyk is geweest.
De voorgestelde hervorming van het kiesrecht
bepaait zich voor het oogenblik tot de staat
kundige verkiezingen, dat is tot dij voor de
Twee ie kamer der Staten-generaal en voor de
Provinciale staten. De rageling van de kies
bevoegdheid voor de gemeenteraden wordt
aangehouden tot de in uitzioht gestelde her.
ziening van de gemeentewet.
De ingediende voorstellen zyn gesplitst in
drie onderdooien- Het eerste ontwerp regelt
de kiesbevoegdheid, het tweede de wjjze van
uitoefening van het kiesrecht, het derde de
benoeming en de aftreding der afgevaardigden
ter Eerste en Tweede kamer te zamen s.rekken
tjj om de bestaande regeling, voor wat de
staatkundige verkiezingen betreft, in baar geheel
te vervangen.
Waar het bestuur der Liberale ünie meent
dat het hoogst belangrijk vraagstuk van het
kiesrecht, nu het opnieuw aan de orde wordt
gesteld, de bespreking in eene algemeene
vergadering der Unie overwaard is, veroorlooft
het zich onderstaande beschouwingen, ter
voor&ereiding dar behandeling, aan de aandaoht
der kiesvereenigingen, leden der Unie, te
onderwerpen. Het wenscht zioh echter duarbjj te
bepalen tot de hoofdpunten der voorgestelde
hervorming, tot de beginselen waarvan zy
uitgaat en hare hoofdstrekking, zonder tot
alle details, hoe belingrjjk op ziohzelf ook, af
te dalen of over de redactie der ingediende
wetsontwerpen een oordeel uit te spreken.
Tot de belangrijkste hervormingen, welke de
grondwetsherziening van 1887 ons bracht, be-
hooit voorzeker deze, dat zy de gelegenheid
opende het kiesrecht les te maken van de
belastingen. Het stelsel, waarbjj de kiesbevoegd
heid afhankelijk werd gesteld van het betalen
van een zekere som in de diraote rijksbelas
tingen een sttlsel dat, in de Grondwet vast
gelegd, jaren lang elke afdoende verbetering
van het kiesreoht tegenhield en van iedere
belastinghervorming de beoordeeling uitsluitend
naar haar eigen verdienste onmogelyk maakte
dat stolsel viel onder vry algemeene afkeu
ring en werd vervangen door dat van het
te^etwoord-.g artikel 80, waaxby de kiesbe
voegdheid, behoudens de persoonlijke uitslui
tingen, toegekend wordt aan alle manneljjke
ingezetenen, tevens Nederlanders, die de door
de kieswet te bepalen kenteekenen van ge
schiktheid en maatschappeljjken welstand be
zitten en den door die wet te bepalen leef tjj d,
welke niet beneden 23 jaten mag zyn, hebben
bereikt.
De uitwerking van het nieuw aangenomen
stelsel werd hier das aan den gewonen wet
gever opgedragen. De invoering van een nieuwe
kieswet werd daardoor een onafwijsbare eisob,
door den grondwetgever aan den gewonen wet
gever gesteld. En die eisch klemde te meer,
omuat de voorloopigo regeling, neergelogd in
het VII add. artikel der grondwet, vry alge
meen alB zeer gebrekkig werd erkend. Desniet
temin bleef de eerste regeecisg, welke na ae
grondwetsherziening optrad, in gebtekd daar
aan te voldoen. Eu by -eer velen in den lande
gaf de overwinning der licerale partjj in 1891
ook daarom zoo groote stof tot vraagde, omdat
nu de gegronde verwachting levendig werd,
dat ook in dit opzicht, zonder langere vertra
ging, du hervorming zon worden tot stand
gebracht.
>K.enteekenen van geschiktheid en maat-
scbappelyksn welstand", ziedaar wat volgens
de grondwet in de nieuwe kieswet mojt
b paald worden.
Ter beantwoording van de vraag wat onder
geschiktheid en maatschappelijken welstand behoort
verstaan te worden, geeft de gedachtenwisseling
over het nieuwe groudwetz artikel, hoe uit
voerig ook, geen voldxnd licht. Die ge
lach ten wisseling toch sluit zeer uiteenloopende,
zeita t„ genat.jjaige opvattingen niet uit, al
naarmate men nadruk legt op deze ot gene
uiting, op het antwooru op deze vraag ot op
g6u6 opmerking gegeven. Ja zelfs naar gelang
van hei. gewicht, dat men aan de onderscheidene
uitspraken, ook in verband met den stand,
waarin zich het debat bevond, heent, zal het
oordeel omtrent de Deteekenis van het artikel
verBohillend zyn. Er is geen eenheid en geen
beslistheid, zelts niet altjjd endabbeizinnigneid,
in ue schntieljjke en monueliogo uitingen,
welke men raadpleegt. De veiligste slotsom is
deze, dat de gevoerde beraadslagingen den wetge
ver groote vrjjheid laten by net omschreven
van de genoemde begrippen en geen beletsel
oplever m voor eenige uitlegging, we.ke de
woorden van het artikel toelaten.
Geschiktheid en maatsohappelyke welstand
zyn ongetwijfeld betrekkelijke oegnppen. ve
beslissing, welk kenieeken geschiktheid aan-
duiat en uit welke verschijnselen maatsohap
pelyke welstand mag afgeleid worden, zal nit
den aam der zaak in elk bepaald geval af
hangen van de functie, waartoe de gesohiai-
heid vereisoht of de welBtand voorgeschreven
is. Hier moet het begrip dus bepaald worden
met het oog op de toekenning van de be
voegdheid om aan staatkundige verkiezingen
deel te nemen en lost de viaag zien dus m
deze andere opwelke staatsburgers ia genoeg-
zame mate vol ioen aan de eischen, die in dezen
tjjd en in dit land door den wetgever aan
kiezers voor de volks- en de provinciale ver
tegenwoordiging mogen gesteld worden. Die
vraag moet zal de wetgeving in beginsel
en ia toepassing rechtvaardig zyn zóo beant
woord worden, dat ais kenteekenen aangewezen
worden uiturljjk waarneembare verschynselen,
voor allen geijjkelyk geldend, op allen geljjkelyk
toepasseiyk, ten aanzien van allen op dezelfde
wyze bewijsbaartevens zal daarbij rekening
moeten gehouden worden met de reed 8 verkregen
politieke ontwikkeling der natieeindelyk zal
de omschrijving zoo ruim moeten zyn, dat van
de ueelneming aan de samenstelling van
het staats- en pro vinoiaal bestuur geene klassen
of groepen uitgesloten worden, wier belang
stelling in de openbare zaak, op eene, zekere
mate van geestesontwikkeling waarborgende,
wyze blijkt en by wie een zekere mate van
materieele onafhankelijkheid met grond mag
worden verondersteld.
Uitgaande van deze denkbeelden, komt ons
de omschrijving van het kentseken van ge
schiktheid en van het middel om daarvan te
doen bljjken in het regeringsontwerp gced
gekozen voor. De regeering stelt voorop, dat
bet hier voornamelijk aankomt op innerljjke
persoonlijke eigenschappen, die onder alle
standen en rangen by sommigen worden aan
getroffen, bjj anderen worden gemist. „De
meest zorgvuldige opvoeding (zegt zy) is geen
waarborg tegen gemis van doorzient. De
scherpzinnigheid van menigen eenvoudigen
daglooner zal elkeen meermalen hebben ge
troffen. Slaafsche gedweeheid of fierheid ken
merkt menigen minder ontwikkelden man,
evenzeer als zyn meer ontwikkelden medebur
ger. Dat belangstelling in d6 openbare zaak
evenmin aan eenigen levenskring is gebonden
of kan worden ontzegd, leert de dageiyktohs
ervaring. Een aan de toekenning van kiesbe
voegdheid voorafgaand onderzoek naar de posi
tieve kennis of persoonlijke geaardheid van
eiken Nederlander, ingezeten en meer dan 23
jaar oud, is niet wel mogelyk."
Deze gedachtengang 1 >idt er als van self toe,
om, wat de te vorderen kundigheden betreft,
geen boog eren eisob te stellen dan de kennis
van lezen en schryven.
Maar een kennis, die behoorlyk moet sjjn
bewezen en wel op eene wyze, welke tevens
van het verlangen om syn burgerrecht uit to
oefenen en van belangstelling in de pnblieka
zaak een s.ellig bljjk geeft. Immers dat
bewys zal, volgens art. 3 van het eerste
o ut wei p, moeten geleverd worden door een
eigenhandig geschreven aanvraag om op de
lyot der kiezers te worden geplaatst, en de
regeering stelt zioh voor, dat die aanvrage op
zoodanige wyze zal zyn ingericht, dat het in
gesonritt brengen daarvan een voldoende ken
nis van lezen en sohryren vordert. Invulling
van enkele woorden in een gedrukt formulier
zal b, v. b. daarvoor niet genoeg zyn. Het
sohryven moet daarenboven gesohieden in een
gemeente-lokaal, onder toezioht van daartoe
aangewezen ambtenaren. De aanvraag sal
onmiddellijk, nadat zy in sohrift is gebracht,
moeten worden ingeleverd, op eene wjjze, welke
de sellstandige wilsuiting van den aanvrager
zal waarborgen.
Dit alles daargelaten dat o. i. da vorm
der aanvraag en de wyze van inlevering niet
bjj algemeenen maatregel van bestuur (tooals
bet Blot van art. 3 zegt) maar wel degeljjk ia
ue wet zelve geregeld moeten worden komt
geheel overeen met hetgeen door seer velen
sinds lang gewensoht wordt. Een zekere mats
van ontwikkeling, zich parende aan gebleken
staatkundige belangstelling, vormen by elkaar
ae geschiktheid. Dat speoiaal het bestnar
onzer Uaiemet deze oplossing ten volle instemt,
zal niemand verwonderen, aie zioh herinnert,
dat het bestunr nagenoeg hetzelfde had voor
gesteld in zyn concept-manifest, dat iD da
algemeene vergadering van 11 April 1891 in
behandeling kwam.
De tweede grondwettelijke eisch, de maal»
schappelijke welstand, komt in het ontwerp even
eens tot zyn reoht. Het betalen van zekere
som in de belastingen kon niet als kenmerk
aangenomen worden, daar het een terugkeer
zcu zyn tot het terecht veroordeelde census*
stelsel. Gok het bezit van een woning van
zekere (huurwaarde moet als maatstaf worden
verworpen. Vooreerst omdat daartegen bjjua
alle bezwaren gelden, die tegen den censns, in
den vroegeren vorm, bestaan; voorts omdat de
huurwaarde in de verschillende deeien van ons
vaderland aanmerkelijk versohilt en derhalve
een uniforme huurwaarde voor het gansche
land niet zou kunnen worden vastgesteld)
vervolgens omdat er geen aannemelijke reden
is den verdachten welstand te ontleggen aan
velen, die bjj aidereninwonen; eindelyk omdat
bjj dit stelsel willekeur niet uit te sluiten is
en de beslissing omtrent de kiesbevoegdheid
in vele gevallen teitelyk gelegd wordt in de
handen van den schatter. De met dit stelsel
sinds 1888 genomen proef heeft dan ook maat
zeer weinigen bevredigd. Maar sou de wet
dan niet een zeker inkomen of een seker ver
mogen als kenteeken van maatschappelijk en
welstand kunnen aannemen Ook dit is
onaannemslyk. Want ook hier sou een geheel
onuit/oerDare regeling volgens plaatselijke
gesteldheid in de wet moeten worden opgeno
men, zon het bewys van de aanwezigheid van
het kenteeken onoverkomelijke moeilijkheden
opleveren, sou willekeur onvermydelyk zyn en
zou een groot aantal ontwikkelde medeburgert
zonder voldoenden grond uitgesloten worden.
De voorgestelde wet neemt daarom als ken
teeken van maatsohappeljjkea welstand aan:
het voorzien in eigen onderhond en in dat van
het huisgezin. Inderdaad schjjnt het onmogelyk
een ander creterium te stellen, zonder in
onb llykhedeo, onnoodiga uitsluitingen en eene
niet te leveren bewijsvoering te vervallen. Het
ontwerp onderstelt de aanwezigheid van het
vereischte bjj hem, die gedurende het laatst
verloopen burgerijk jaar geen onderstand heeft
genoten van een instelling van weldadigheid
of van een gemeentebestuur. Wie dergeljjken
onderstand noodig heelt om rond te komen,
kan met zekerheid gezegd worden aan het
aangenomen kenteeken van maatschappeljjken
welstand niet te voldoen. Gevraag! zou echter
kunnen worden ot de onderstelling niet meer
met de werkelijkheid soa overeenkomen, indien
men den termjjn, gedprende welken geen eader-