N°. 256. 135" Jaargang. 1892, Zaterdag 29 October. Middelburg 28 October, Dexe courant rerschijnt d a g e 1 fj"k met uitzondering ran Zon- en FeeatdagenS Prfla per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.- Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentien20 cent per regel.' Bij abonnement lager] Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer /0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte] Telephoonnommer 189. Jjuton sjj, die tegenwoordig tot in het klein M1DDELBI1RHE (MANT. w VJheranometer, Middelburg 28 Oct. 8 u vm. 56 gr. m. 12 n. 03 gr., av. 62 u. 6gr. 1'. Verwacht Z wind. Agentes te VlissingenP. G. de Vit Mestdaoh Zoon, te Goez: A A. W. Boldakd, te KruisingenF. v. d.Peijd, teZierikzee: A.C.de Moou, teTholen: W. A. Adrertenllë» VA* Nhüwmthtjijïx* en te TememenM. M Jonen. Verder nemea alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te éém nor adverteatie-burean'a van Nijoh Vah Dithar, te Botterdam, db Gbbb. Bbubiabtb, te Gravenhage, en A. de da Mar Azb., te Amiterdam. aan het bureau bezorgd zjja, willes Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publieité étrangère G. L. Datjbï Cis., Job* F. Jonxs, opvolger. j des avond»nog worden opgenomen De eigenaardige wjjte, waarop de redaotie van het Schoolblad once gevoelens intake de bekende kwestie der benoeming van een school hoofd te Slochteren haar lezers meedeelt en de zonderlinge conclusie, waartoe cij komt, nopen ons nog met een enkel slotwoord op deze zaak terug te komen. Wy doan dit te eerder, omdat de Amil. (D. v. N.) met sterk sprekende letters de beweringen van de redaotie overdrukt. In plaats van onze meening, vooral zooals wy die stelden tegenover den heer Wiuaut, meer uitvoerig onder de oogen harer lezers te brengen, bepaalt de redactie van dit Schoolblad •ieh sleohts tot een zeer kort overzicht van ons eerste betoog, zoodat die lezers al een zeer zonderlingen indruk zullen krjjgen van het ztandpnnt, dat wy tegenover de kwestie innemen. En dan schrjjft zjj: „De dobbel? verdienste van opeahar: igheid en consequentie kan aan de ontwikkeling dezer denkbeelden niet omzegd worden. Men weet nu preoies wat men te waohten zon hebban, als net naar den tin van de Middeïburgtche ging. De gemeenteraden, waarin de katholieken, «ie anti-revolutionnairen, de liberalen, de radi oalen ot socialisten de meerderheid hebben, gaan voortaan over eiken soilioitant een cor respondentie met het betrokken gemeentebe stuur aan, om zyn politieke en sociale dank beelden nauwkeurig en officiëel geconstateerd te zien en benoemen daarna sleohts mannen, die niet afwijken van de katholieke, anti-re volntio- naire, liberale, radicale ot sooiaal-democratisotie leer. Het onderzoek naar de meerdere ot mindere zniverheid van die leer worde aan barg. en weth. of, zoo nooaig, aan een bijzon dere commissie opgedragen. Elk gemeentebe stuur legge een boek aan, waarin betreffende de onderwyeers, die mogelyk naar elders zullen aoliioiteeren, zoo nauwkeurig mogelyk van het overhellen naar sommige >aenkbe«lden" aan- teekemng worde gehouden. Het onderzo-k naar de politieke denk beelden" der onder wy- sers wo.de een tak van gemeente-, missohien wel van staatszorg. Om noodeloos solliciteeren te voorkomen, worat in de oproeping reeds dadelyc vermeld welke »kleur" men verlangt, enz. enz. »Zóo zal het wel geheel anders worden dan het nu u, maar volgens de Middeïburgtche moet het zoo. Wy vragen: zon het dan maar niet beter zyn om do openbare school af te Bohaffen 1 Want in waarheid, liever geen openbare school dun 'eene, wier onderwyzers zóó tot speelbal der politieke partyen moeten dienen." Wie aldns eene voorstelling maakt van hetgeen wy zonden wensohen, heeft onze bt" doeling volstrekt niet begrepen. Maar afgescheiden daarvan: zyn de hoeren van het Schoolblad zoo onnoozel om te gelooven dat er thans by de benoeming van een school hoofd niet geïnformeerd wordt, ijj het niet ■oo openljjk als in Sloonteren geschiedde Dat er niet gevraagd wordt naar rioLting? Zonden zy waarljjk gelooven dat, als er onder de sollicitanten eens iemand was, die met hart en ziel de anti-revolutionnaire richting is toegedaan en b. v. de bijzondere christelijke school gunstig gestemd, dit by de liberale leden geen invloed zouden uitoefenen op hunne keuze? Laat ons toeh de zaken nemen zooale zy zynen geen struisvogelpolitiek volgen. Maar tevens laat ons praotiseb zyn en er kennen dat, by de tegenwoordige soherpe, onbekookte manier, waarop sommigen voor hnnne beginselen meenen te moeten opkomen, het nnttig is te weten aan wien men de zorg voor de jengd opdraagt. En wat nn de vraag betreft, aan het slot gedaan, of het n. 1. niet beter zon zyn de openbare sohool af te sohaffen, omdat in waarheid die redactie liever geen openbare school heelt dan eene wier onderwyzers zoo tot speelbal der politieke partyen moeten dienen op die vraag geven wy een beslist ontkennend antwoord. Er is, dnnkt ons, een ander, een vry wat pruotisoher middel. geestige willen dry ven, liever toonen te be- grypon wat hunne roeping is, als zy aan bet hoofd van eene openb.re Nederlandsche school staan. Laat hen toonen dat zy de instellingen, waarop de overgroots meerderheid in het land pryg stelt, en de personen die daarbjj betrokken zyn en die dusver a'tjjd buiten den politieken strjjd werden gehouiea, tegenover de jeugd niet in discrediet willen brengen. Die jeugd is niet rjjp tot oordeelon over zulke siken; zy kan later genoeg zich hiervan op de hoogte stellen. Als de meester" baar echter nu reeds betrekt in de twisten der grooten over zulke vraagstukken, waarover het lang niet zoo gemakkeljjk is een opinie zich te vormen, begaat hjj tegenover die jengd eene onverantwoordelijke daad. Laten de onderwyzers eerder, uit liefde voor hunne betrekking en voor de kinderen, aan wier opvoeding zy moeten arbeiden dat is toch hunne eerste en voornaamste plicht bljjk geven van zelfverloochening; en in elk geval er Voor waken der jengd niet het voor beeld te geven van drjjvery tot in het belachelijke. En dit is geschied zooals wy aantoonden by kwesties als het honden van kinderfeesten ter gelegenheid van den jaardag onzer kleine koningin. Zulke dryvers juist bederven het voor de goeds onderwyzersvoor de mannen, die even goed hunne overtuiging hebben en waar het pas geeft die niet onder stoelen ea banken steken, maar die tevens toonen te begrypen dat hunne taak om de jeugd op te voeden, hunne volle kracht, hun gansche toewijding vordert. Zeer weinigen slechts zullen een onderwijzer hard vallen, omdat hy voor kindervoeding, voor censns-kiesrecht, meer uitgebreid of algemeen kiesrecht ishem er een verwjjt van maken dat hjj op eene vergadering van zjjne mee- nrng omtrent zulke punten doet bljjken. Maar dat men tegenwoordig eenigszins be hoedzaam is geworden, laten de heeren van Bet Schoolblad daarvan eenvoudig de oorzaak zoeken daar waar die alleen te vinden is, nl. by hen die van hunne politieke overtuiging een agitatie-middel maken tot in het klein geestige toe; en daardoor een slecht voorbeeld geven aan de jengd. Als alle menschen, die zioh met politiek bemoeien, zoo deden, geleek onze maatschappij wel een brnisohende zee. Dan werd er zoo geschreeuwd dat men elkaar niet zon kunnen verstaan. Maar het is tegenwoordig hoe langer hoe meer e.>ne manie geworden om eigenlijk de zaken om te keerenhen, die dwarz tegen de gevoelens der meerderheid ingaan, voor te stellen als de mannen, wien eigenlijk alleen reoht van spreken toekomt. Die kleine minderheid moet het hoogste en het laatste woord hebben, Bohjjnt wel. En wanneer sommige menschen zioh niet willen onderwerpen aan de eischen en ver plichtingen, welke hunne betrekking meebrengt; dan keert men de zaak om en geeft men anderen de schnld der gevolgen van het bot vieren aan hnnne buitensporigheden. De juiste grens tussohen een gepast uiten van sjjn gevoelens, waartoe ia ^onie maatschappy alle gelegenheid is, en eene ongemotiveerde, gevaarlijke overdrijving verliest men hoe langer ■oo meer nit het oog. Het is de manier van optreden, die de ge- h9ele kwestie beheerseht. Daarop te wjjzen is eenvoudig de bedoeling van ons betoog geweest. Yooral voor een onderwijzer is het noodig dat hy toone te weten, hoa men sioh gedragen moet als bnrger van den staat, waarin men niet alles naar den sin kan krijgen; maar waarvan men toch ook niet vergen kan dat deze sioh direct voege naar de ideeën en op vattingen, die men zelf voor onaantastbaar Bobjjnt te honden. Zoolang de steen der wjjzen" in deze nog niet is gevonden, bljjft het een zoeken naar goede middelen, en zal men verstandig doen, vooral als men hoofd eener school is, om va» kalmte en bezadigdheid bljjk te geven. Willen de heeren van het Schoolblad het anders, dat is hun recht; maar cp dien weg volgen wy hen niet, al staan wy in vele op zichten, wat politieke en sociale begrippen betreft, met hen sobouder aan sohonder. By kon. besl.: is benoemd tot laeraar aan de rjjks hoogere burgerschool te Assen D. Aitton, thans leeraar aas het gymnasium te 's Gravenbage; benoemd tot onderwjjzer aan de rijkskweek school voor onderwyzers te 's Hertogenbosch, dr J. Schüagel. Preadvies van het bsstnur der Liberale Unie omtrent de wetsontwerpen tot regeling van het kiesrecht. Door het b9stunr der Unie is tegen Zaterdag 26 November, des morgens te halt elf nar, te Amsterdam eene algemeene v.rgadering belegd, waarin zal worden uitgebrauht het verslag omtrent den toestand dsr Unie en de werk zaamheden van het bestunr gedurende het jaar 1891een lid van het bestuur zal gekozen moeten worden, ter vervulling van de vacature, welke is blijven bestaan tengevolge van het bedanken van mr A. 0, Visser voor zjjne benoe ming als zoodanig; in behandeling zal komen een voorstel van het bestnar tot wyzigiug van art. 17 van het huishoudelijk reglement; en beraadslaagd zal worden over onderstaand preadvies van het bestuur omtrent de wetsontwerpen tot regeling van bot kiesrecht Dit advies, gericht tot de besturen der kies» vereemgingen, leden der Unie, luidt als volgt: „De indiening van een wetsontwerp tot regeling van het kiesreoht, deze noodzakelijke voorwaarde van blyveude verbetering, wordt vojrbereid." Aldus de troonrede van 15 September 1891, uitgesproken weinige weken nadat, ten gevolge van den uitslag der algemeens verkiezingen, de liberate party weder aan de regeering gekomen en het tegenwoordig kabinet opge treden was. Niet langer dan voor een ernstige voorbe reiding dezer gewichtige -aangelegenheid nood zakelijk was, heeft de natie op de vervulling der gedane toezegging behoeven te wachten. Beeds op 20 September 1892 werd door den minister Tak van Poortvliet de nieuwe kieswet by de Staten-generaal aanbangig gemaakt. En ieder zaakkundige, ois de met zorg uitgewerkte stukken nagaat, zal moeten erkennen dat een vroegere indiening niet wel mogelyk is geweest. De voorgestelde hervorming van het kiesrecht bepaait zich voor het oogenblik tot de staat kundige verkiezingen, dat is tot dij voor de Twee ie kamer der Staten-generaal en voor de Provinciale staten. De rageling van de kies bevoegdheid voor de gemeenteraden wordt aangehouden tot de in uitzioht gestelde her. ziening van de gemeentewet. De ingediende voorstellen zyn gesplitst in drie onderdooien- Het eerste ontwerp regelt de kiesbevoegdheid, het tweede de wjjze van uitoefening van het kiesrecht, het derde de benoeming en de aftreding der afgevaardigden ter Eerste en Tweede kamer te zamen s.rekken tjj om de bestaande regeling, voor wat de staatkundige verkiezingen betreft, in baar geheel te vervangen. Waar het bestuur der Liberale ünie meent dat het hoogst belangrijk vraagstuk van het kiesrecht, nu het opnieuw aan de orde wordt gesteld, de bespreking in eene algemeene vergadering der Unie overwaard is, veroorlooft het zich onderstaande beschouwingen, ter voor&ereiding dar behandeling, aan de aandaoht der kiesvereenigingen, leden der Unie, te onderwerpen. Het wenscht zioh echter duarbjj te bepalen tot de hoofdpunten der voorgestelde hervorming, tot de beginselen waarvan zy uitgaat en hare hoofdstrekking, zonder tot alle details, hoe belingrjjk op ziohzelf ook, af te dalen of over de redactie der ingediende wetsontwerpen een oordeel uit te spreken. Tot de belangrijkste hervormingen, welke de grondwetsherziening van 1887 ons bracht, be- hooit voorzeker deze, dat zy de gelegenheid opende het kiesrecht les te maken van de belastingen. Het stelsel, waarbjj de kiesbevoegd heid afhankelijk werd gesteld van het betalen van een zekere som in de diraote rijksbelas tingen een sttlsel dat, in de Grondwet vast gelegd, jaren lang elke afdoende verbetering van het kiesreoht tegenhield en van iedere belastinghervorming de beoordeeling uitsluitend naar haar eigen verdienste onmogelyk maakte dat stolsel viel onder vry algemeene afkeu ring en werd vervangen door dat van het te^etwoord-.g artikel 80, waaxby de kiesbe voegdheid, behoudens de persoonlijke uitslui tingen, toegekend wordt aan alle manneljjke ingezetenen, tevens Nederlanders, die de door de kieswet te bepalen kenteekenen van ge schiktheid en maatschappeljjken welstand be zitten en den door die wet te bepalen leef tjj d, welke niet beneden 23 jaten mag zyn, hebben bereikt. De uitwerking van het nieuw aangenomen stelsel werd hier das aan den gewonen wet gever opgedragen. De invoering van een nieuwe kieswet werd daardoor een onafwijsbare eisob, door den grondwetgever aan den gewonen wet gever gesteld. En die eisch klemde te meer, omuat de voorloopigo regeling, neergelogd in het VII add. artikel der grondwet, vry alge meen alB zeer gebrekkig werd erkend. Desniet temin bleef de eerste regeecisg, welke na ae grondwetsherziening optrad, in gebtekd daar aan te voldoen. Eu by -eer velen in den lande gaf de overwinning der licerale partjj in 1891 ook daarom zoo groote stof tot vraagde, omdat nu de gegronde verwachting levendig werd, dat ook in dit opzicht, zonder langere vertra ging, du hervorming zon worden tot stand gebracht. >K.enteekenen van geschiktheid en maat- scbappelyksn welstand", ziedaar wat volgens de grondwet in de nieuwe kieswet mojt b paald worden. Ter beantwoording van de vraag wat onder geschiktheid en maatschappelijken welstand behoort verstaan te worden, geeft de gedachtenwisseling over het nieuwe groudwetz artikel, hoe uit voerig ook, geen voldxnd licht. Die ge lach ten wisseling toch sluit zeer uiteenloopende, zeita t„ genat.jjaige opvattingen niet uit, al naarmate men nadruk legt op deze ot gene uiting, op het antwooru op deze vraag ot op g6u6 opmerking gegeven. Ja zelfs naar gelang van hei. gewicht, dat men aan de onderscheidene uitspraken, ook in verband met den stand, waarin zich het debat bevond, heent, zal het oordeel omtrent de Deteekenis van het artikel verBohillend zyn. Er is geen eenheid en geen beslistheid, zelts niet altjjd endabbeizinnigneid, in ue schntieljjke en monueliogo uitingen, welke men raadpleegt. De veiligste slotsom is deze, dat de gevoerde beraadslagingen den wetge ver groote vrjjheid laten by net omschreven van de genoemde begrippen en geen beletsel oplever m voor eenige uitlegging, we.ke de woorden van het artikel toelaten. Geschiktheid en maatsohappelyke welstand zyn ongetwijfeld betrekkelijke oegnppen. ve beslissing, welk kenieeken geschiktheid aan- duiat en uit welke verschijnselen maatsohap pelyke welstand mag afgeleid worden, zal nit den aam der zaak in elk bepaald geval af hangen van de functie, waartoe de gesohiai- heid vereisoht of de welBtand voorgeschreven is. Hier moet het begrip dus bepaald worden met het oog op de toekenning van de be voegdheid om aan staatkundige verkiezingen deel te nemen en lost de viaag zien dus m deze andere opwelke staatsburgers ia genoeg- zame mate vol ioen aan de eischen, die in dezen tjjd en in dit land door den wetgever aan kiezers voor de volks- en de provinciale ver tegenwoordiging mogen gesteld worden. Die vraag moet zal de wetgeving in beginsel en ia toepassing rechtvaardig zyn zóo beant woord worden, dat ais kenteekenen aangewezen worden uiturljjk waarneembare verschynselen, voor allen geijjkelyk geldend, op allen geljjkelyk toepasseiyk, ten aanzien van allen op dezelfde wyze bewijsbaartevens zal daarbij rekening moeten gehouden worden met de reed 8 verkregen politieke ontwikkeling der natieeindelyk zal de omschrijving zoo ruim moeten zyn, dat van de ueelneming aan de samenstelling van het staats- en pro vinoiaal bestuur geene klassen of groepen uitgesloten worden, wier belang stelling in de openbare zaak, op eene, zekere mate van geestesontwikkeling waarborgende, wyze blijkt en by wie een zekere mate van materieele onafhankelijkheid met grond mag worden verondersteld. Uitgaande van deze denkbeelden, komt ons de omschrijving van het kentseken van ge schiktheid en van het middel om daarvan te doen bljjken in het regeringsontwerp gced gekozen voor. De regeering stelt voorop, dat bet hier voornamelijk aankomt op innerljjke persoonlijke eigenschappen, die onder alle standen en rangen by sommigen worden aan getroffen, bjj anderen worden gemist. „De meest zorgvuldige opvoeding (zegt zy) is geen waarborg tegen gemis van doorzient. De scherpzinnigheid van menigen eenvoudigen daglooner zal elkeen meermalen hebben ge troffen. Slaafsche gedweeheid of fierheid ken merkt menigen minder ontwikkelden man, evenzeer als zyn meer ontwikkelden medebur ger. Dat belangstelling in d6 openbare zaak evenmin aan eenigen levenskring is gebonden of kan worden ontzegd, leert de dageiyktohs ervaring. Een aan de toekenning van kiesbe voegdheid voorafgaand onderzoek naar de posi tieve kennis of persoonlijke geaardheid van eiken Nederlander, ingezeten en meer dan 23 jaar oud, is niet wel mogelyk." Deze gedachtengang 1 >idt er als van self toe, om, wat de te vorderen kundigheden betreft, geen boog eren eisob te stellen dan de kennis van lezen en schryven. Maar een kennis, die behoorlyk moet sjjn bewezen en wel op eene wyze, welke tevens van het verlangen om syn burgerrecht uit to oefenen en van belangstelling in de pnblieka zaak een s.ellig bljjk geeft. Immers dat bewys zal, volgens art. 3 van het eerste o ut wei p, moeten geleverd worden door een eigenhandig geschreven aanvraag om op de lyot der kiezers te worden geplaatst, en de regeering stelt zioh voor, dat die aanvrage op zoodanige wyze zal zyn ingericht, dat het in gesonritt brengen daarvan een voldoende ken nis van lezen en sohryren vordert. Invulling van enkele woorden in een gedrukt formulier zal b, v. b. daarvoor niet genoeg zyn. Het sohryven moet daarenboven gesohieden in een gemeente-lokaal, onder toezioht van daartoe aangewezen ambtenaren. De aanvraag sal onmiddellijk, nadat zy in sohrift is gebracht, moeten worden ingeleverd, op eene wjjze, welke de sellstandige wilsuiting van den aanvrager zal waarborgen. Dit alles daargelaten dat o. i. da vorm der aanvraag en de wyze van inlevering niet bjj algemeenen maatregel van bestuur (tooals bet Blot van art. 3 zegt) maar wel degeljjk ia ue wet zelve geregeld moeten worden komt geheel overeen met hetgeen door seer velen sinds lang gewensoht wordt. Een zekere mats van ontwikkeling, zich parende aan gebleken staatkundige belangstelling, vormen by elkaar ae geschiktheid. Dat speoiaal het bestnar onzer Uaiemet deze oplossing ten volle instemt, zal niemand verwonderen, aie zioh herinnert, dat het bestunr nagenoeg hetzelfde had voor gesteld in zyn concept-manifest, dat iD da algemeene vergadering van 11 April 1891 in behandeling kwam. De tweede grondwettelijke eisch, de maal» schappelijke welstand, komt in het ontwerp even eens tot zyn reoht. Het betalen van zekere som in de belastingen kon niet als kenmerk aangenomen worden, daar het een terugkeer zcu zyn tot het terecht veroordeelde census* stelsel. Gok het bezit van een woning van zekere (huurwaarde moet als maatstaf worden verworpen. Vooreerst omdat daartegen bjjua alle bezwaren gelden, die tegen den censns, in den vroegeren vorm, bestaan; voorts omdat de huurwaarde in de verschillende deeien van ons vaderland aanmerkelijk versohilt en derhalve een uniforme huurwaarde voor het gansche land niet zou kunnen worden vastgesteld) vervolgens omdat er geen aannemelijke reden is den verdachten welstand te ontleggen aan velen, die bjj aidereninwonen; eindelyk omdat bjj dit stelsel willekeur niet uit te sluiten is en de beslissing omtrent de kiesbevoegdheid in vele gevallen teitelyk gelegd wordt in de handen van den schatter. De met dit stelsel sinds 1888 genomen proef heeft dan ook maat zeer weinigen bevredigd. Maar sou de wet dan niet een zeker inkomen of een seker ver mogen als kenteeken van maatschappelijk en welstand kunnen aannemen Ook dit is onaannemslyk. Want ook hier sou een geheel onuit/oerDare regeling volgens plaatselijke gesteldheid in de wet moeten worden opgeno men, zon het bewys van de aanwezigheid van het kenteeken onoverkomelijke moeilijkheden opleveren, sou willekeur onvermydelyk zyn en zou een groot aantal ontwikkelde medeburgert zonder voldoenden grond uitgesloten worden. De voorgestelde wet neemt daarom als ken teeken van maatsohappeljjkea welstand aan: het voorzien in eigen onderhond en in dat van het huisgezin. Inderdaad schjjnt het onmogelyk een ander creterium te stellen, zonder in onb llykhedeo, onnoodiga uitsluitingen en eene niet te leveren bewijsvoering te vervallen. Het ontwerp onderstelt de aanwezigheid van het vereischte bjj hem, die gedurende het laatst verloopen burgerijk jaar geen onderstand heeft genoten van een instelling van weldadigheid of van een gemeentebestuur. Wie dergeljjken onderstand noodig heelt om rond te komen, kan met zekerheid gezegd worden aan het aangenomen kenteeken van maatschappeljjken welstand niet te voldoen. Gevraag! zou echter kunnen worden ot de onderstelling niet meer met de werkelijkheid soa overeenkomen, indien men den termjjn, gedprende welken geen eader-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 1