N°. 253.
135° Jaargang.
1892,
Woensdag
26 October.
De nieuwe kiesrechtregeling.
Middelburg 25 October,
Dexe courant verschijnt d a g e 1 ij'k a
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prfje per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regelj Bij abonnement lagerf
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimtes
Telephoonnommer 139.
in.
Daartegen zijn bezwaren geopperd j en
Ml I) I) lllll li(,S(lli: COURANT.
y
Thermometer.
Middelburg 25 Oct. 8 u vm. 42 gr.
u. 12 u. 47 gr., av. 4 u. 45 gr. F.
Verwacht ven.n wind.
Agenten te VlissmgenP. G. si Vit Mb8Tda6H h Zooi, te Goe». A A. viBollaxd, te Kruising-enF. v. l. Pxijl, te ZierikzeeA. C. si Moou, te TholenW. A. Irtiertentifin
tax Nuuwxnhuijzsx ex te TerneosenM. dx Joxex. Verder nemen alle postkantoren ex boekhandelaren abonnementen ex advertentiën xxx, evexala de moeten des namiddags te één unr
advertentie-bureau's van Nijbh Vak Ditmab, te Rotterdam, dl Gxbx. Bbijxïaxib, te 's Gravenhage, en A. db la Max Azh.. Amsterdam. aan het bureau besorgd syn, willen
Hootdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Gompetgisie gdndrnls de Publicity étrangère G. L. Daubx Cnt. J*h F. Joxxs, opvolger. zy des avonds nog worden opgenomen
Beschouwen wij nog even de beide hoofdbe
palingen der voorgestelde regeling betreffen
de de kiesbevoegdheid van naderbij.
In de eerste plaats dan art. 3, luidende:
„Deze wet houdt voor kenteeken van
geschiktheid de kennis van lezen en schrij ven.
„Zij acht de kennis van lezen en schrijven
bewezen door eene eigenhandig geschreven
aanvraag, om op de lijst der kiezers te
worden geplaatst.
„De vorm dezer aanvraag en de wijze
van inlevering worden geregeld bij alge-
meenen maatregel van bestuur."
Tegen dit laatste meenen wij eene enkele
bedenking te moeten maken. Is het niet
wat gevaarlijk om den vorm van een der
gelijke aanvrage, een der basissen waarop
het stelsel van kiesgerechtigheid als 'tware
rust, eenvoudig te doen regelen bij maat
regel van algemeen bestuur en aldus te
maken tot speelbal van politieke partijen
Het natuurlijk gevolg daarvan zal, in elk
geval kan zijn, dat de een of andere regeering
den vorm van zulk eene aanvrage zoo
weinig moeilyk, zoo gemakkelijk maakt dat de
bedoeling om toch eenigen maatstaf te ver
krijgen voor ontwikkeling geheel illusoir wordt
gemaakt.
Of in tegenovergesteld gevaleene regee
ring, die gaarne velen weren wil, maakt den
vorm van die aanvrage zoo gecompliceerd,
zoo zonderling, daalt zoo af in kleinigheden
dat menigeen uit weerzin of uit gemakzucht
daardoor alleen zich laat weerhouden, die
aanvrage te doen.
Voor al le groote gemakkelijkheid op dit
punt zijn wij evenmin, als voor het veroor
zaken van te veel moeite. Voor het laatste
niet omdat tevens art. 58 van het wetsont
werp, regelende uitoetening van het kiesrecht,
den kiezer toch de verplichting oplegt ten
overstaan van het stembureau zijn naam te
zetten op de lyst der kiezers, die aan de
stemming deelnemen.
Dat levert reeds waarborg op vooreenige
kennis van schrijven.
De minister zegt in zijne memorie van
toelichting dat van het bezit der kennis van
lezen en schrijven dient te kunnen worden
blijk gegeven op eenvoudige, voor allen ge
lijke wijze. Een examen daaromtrent af te
doen nemen is weinig aanbevelenswaardig.
Veeleer levere de daad van hem, die voor
zich het kiesrecht verlangt en daardoor tevens
zijne belangstelling toont in den gang der
openbar* zaak, het afdoend bewijs.
„Dit is te verkrijgen door eene eigenhandig
geschrevene aanvraag om tot de uitoefening
der kiesbevoegdheid te worden toegelaten.
Deze aanvraag zal op zoodanige wijze zijn
in te richten, dat het in schrift brengen
daarvan eene voldoende kennis van lezen
en schrijven vordert. Invulling van enkele
woorden in een gedrukt formulier ware
daartoe niet voldoende."
Juist in verband met de laatste woorden
van deze toelichting achten wij onze beden
king zoo juist. Waar de minister de invul
ling van een gedrukt formulier geen vol
doenden waarborg vindt voor de door hem
gewenschte kennis van lezen en schrijven,
is de macht, die hij een regeering geven
wil om dit punt bij maatregel van bestuur
te regelen, o. i. bedenkelijk. Zoo licht is
een formulier te maken, waarvan het schrij
ven de invulling van een gedrukt stuk
evenaart 1
Laat de wetgever liever duidelijk een
formulier aaugeven, zooals hij wenscht dat
het geldig zal zijn en zooals hij meent dat
het de waarborgen oplevert voor een zuive
ren maatstaf gelijk hij dien verlangt. Het
is wij weten het geen gemakkelijke
taak en het redigeer en van een dergelijke
formule kan heel wat zorgen baren en heel
wat discusBiën uitlokkenmaar het is toch,
dunkt ons, beter een vast schema in de wet
op to nemen dan de gelegenheid te laten
de formule telkens to veranderen.
In verband met het voorschrift, betreffende
zulk eene aanvraag, meenen wij aan de
Amsterdammer een opmerking te moeten
maken. In den aan dit dagblad eigen
scherpen stijl ridiculiseert het den hierbij zoo
juist voorgedragen eisch dat men, als blijk
van geschiktheid en belangstelling
in de publieke zaak, moet vragen
om op de kiezerslijst te worden geplaatst.
Het blad stelt zich den kiezer voor op den
dag der stemming, vervuld van geestdrift
om daaraan deel te nemen maar daarin ver
hinderd omdat hij vroeger de aanvrage na
liet om kiezer te zijn. Zeer juist echter
heeft het ontwerp dergelijke geestdrift als
feu de paille beschouwd, omdat die geestdrift
meer schijnt gericht te zijn op den per
soon of de personen der candidaten
dan op de publieke zaak i n h e t a 1 g e-
m e e n. Terecht is in het laatste meer
waarborg gezien dan in het eerste en het
betoog van de Amsterdammer is een argu
ment te meer voor het stelsel, in het ont
werp aangenomen.
Komt dus dit betoog ons zeer onjuist
en ongemotiveerd voorook tegen een voor
stel van het Handelsblad om allen, die thans
reeds het kiesrecht uitoefenen en op de oe-
staande lijsten voorkomen, te ontslaan van het
inleveren van zulk een aanvrage hebben wij
ernstige bedenking. Eene dergelijke over
gangsbepaling moge de samenstelling der
eerste lijsten zeer vereenvoudigen, eene noo-
delooze formaliteit achten wij het inleveren
van zulk eene aanvrage voor de huidige
kiezers nieten in elk geval zou het o. i.
onbilljjk zijn tegenover de nieuwe kiezers,
de oude daarvan te ontslaan.
Waar vooral bij de nieuwe regeling zoo
zeer weegt eenige kennis te eischen als
maatstaf voor geschiktheid, daar zouden wij
geen enkele reden weten, waarom wij de
tegenwoordige kiezers van die verplichting
zouden ontslaan. Aan het denkbeeld van
„verkregen rechten" moet men op dit ge
bied toch niet te zeer hechten.
Een en dezelfde maatstaf worde derhalve
aangelegdwie weet hoevelen van hen, die
thans bij de verkiezingen zooveel invloed
uitoefenen, dan te licht bevonden worden I
Juist hierom ook willen wij aan die ver
plichting tegenover hen de hand houden,
omdat daardoor e*n eigenaardig licht zal
kunnen opgaan over de ontwikkeling van
een deel van het huidige kiezerspersoneel,
over zijn belangstelling en zijn ijver voor de
openbare zaak.
De tweede belangrijke bepaling van het
ontwerp betreft den maatschappelijken wel
stand. Daarvoor houdt, volgens art. 4, de
wet als kenteeken het voorzien in eigen on
derhoud en in dat van het huisgezin.
„Zij onderstelt dat in eigen onderhoud en
dat van het huisgezin wordt voorzien door
hem, die gedurende het laatst verloopen bur
gerlijk jaar geen onderstand heeft genoten
van eene instelling van weldadigheid of van
een gemeentebestuur.
„Onderstand, aan de vrouw of inwonende
kinderen verstrekt, wordt geacht door den
echtgenoot of vader te zijn genoten."
Zooals men weet bepaalt de derde alinea
van art. 80 der grondwet o. a. dat van de „uit
oefening van het kiesregt zijn uitgesloten
zij, wien dat regt bij regterlijke uitspraak
is ontzegdzij die in gevangenschap of hech
tenis zijn; zij die bij regterlijke uitspraak
de beschikking of het beheer over hunne
goederen hebben verlorenen zij die in het
burgerlijk jaar, voorafgaande aan de vast
stelling der kiezerslijsten, van eene instelling
van weldadigheid of van een gemeentebestuur
onderstand hebben genoten."
Men ziet: wat de grondwet aangeeft als
reden tot uitsluiting van het kies
recht: „het ontvangen van onderstand, in
het burgerlijk jaar, voorafgaande aan de
vaststelling der kiezerslijsten, van een in
stelling van weldadigheid of van een ge
meentebestuur", wil de minister duidelijk in
zijn wet nog eens aangeven als kenteeken
dat men niet in eigen onderhoud en dat
van het huisgezin kan voorzien.
voorzeker zal bij de beraadslagingen hierom
trent nog al een en ander in het midden
worden gebracht. Men beweert dat, waar
de grondwet de redenen tot uitsluitiag zelve
zoo stellig aangeeft, die wet andere kentee-
kenen van weistand had bedoeld dan het
negatieve, wat de minister in zijn kieswet
nog eens herhaalt.
Tot hen, die hiervan een belangrijke
kwestie maken tot bestrijding van het ont
werp, behoort de Nieuwe Rotter damsche
courant. Zij blijft bij de bespreking van het
ontwerp hare modern-kerkelijke-sociale-poli-
tiek getrouw en huivert van al de nieuwe
kiezers, die allerlei maatschappelijke ondeug
den zouden bezitten.
Zij klemt zich met zekere hartstochtelijkheid
vast aan de tegenstrijdigheid die tusschen
het ontwerp en de grondwet in deze zou
bestaan, alsof die strijd met de letter
der grondwet niet door eene kleine wijziging
zou zijn weg te nemen, b.v. door de bedeelden
gedurende de laatste twee jaren, als van
geen voldoenden maatschappelijken wel
stand, uit te sluiten. Doch men bedenke
voorts dat, waar men gewone wetten, bij
duidelijken inhoud, uit de bewoordingen
zeiven moet verklaren, dit niet het geval is
met eene grondwet. Deze is een stuk ge
schiedenis en moet verklaard worden naar
de discussiën, waaruit zij werd geboren, en
uit de verhouding der partijen, welke op haar
terminologie invloed oefenden. En nu komt
het ons voor dat de Arnhemsche courant
bovendien eene niet verwerpelijke meening
verkondigt waar zij zegt dat men het tachtigste
grondwetsartikel zoo kan opvatten dat het
den gewonen wetgever alleen positief niet
ook negatief aan banden legt.
Met instemming haalde overigens het open
baar ministerie bij den Hoogen raad (airest
van 29 October 1875 Weekblad no 3910)
deze woorden aan van den hoogleeraar mr
De Bosch Kemper: „De streng logische
analitische uitlegging der burgerlijke wet
met hare scherpe onderscheidingen is meestal
misplaatst bij de staatswetten. De aard
van het staatsleven vordert dat de bepalin
gen, die in het staatsleven tot ontwikkeliug
zijn gekomen, en die in de constitutiën
slechts met enkele woorden worden aange
duid, worden gekend en nageleefd meer
naar hare beginselen dan naar hare woorden,
die, inzonderheid in constitutiën, slechts
teekenen zijn dat men aangeduide beginselen
heeft aangenomen."
Een andere vraag kwam echter bp ons
op, nl. of de moeilijke kwestie van wat de
wet verstaat onder onderstand wel
afdoende door den minister wordt opgelost.
Volgens art. 4, laatste alinea, van het ont
werp op de uitoefening van het kiesrecht,
is onderstand elke door het gemeentebestuur
of eene instelling van weldadigheid verstrekte
ondersteuning, in geld of benoodigdheden.
Genees- of heelkundige hulp of geneesmid
delen en het ontvangen van geheel of ten
deele kosteloos onderwijs zijn daaronder
niet begrepen.
Hierbij is dus geen sprake van het ver
schaffen van ondersteuning in geld ter
voorkoming van armoede, een
zaak, die in onze omgeving zooals men
zich wellicht herinnert aanleiding heeft
gegeven tot eene netelige en voor den be
trokken persoon vrij onaangename kwestie.
De gemeenteraad van Middelburg schrapte,
bij besluit van 8 April 1891, iemand van
de kiezerslijst, omdat deze van de Vereeniging
tot het bezoeken der armen aldaar, volgens
het gevoelen van dat college, onderstand
zou genoten hebben, niettegenstaande de
betrokken persoon van die vereeniging een
renteloos voorschot, groot zestig gulden, had
gekregen voor onbepaalden tijd, en hij
daarvan reeds vijftig gulden had terugbetaald.
De rechtbank te Middelburg deelde het
gevoelen van den raadmaar de Hooge
raad vernietigde het besluit van dat stedelijk
college en de uitspraak van die vierschaar
op grond
„dat zoodanig renteloos voorschot, aan een
koopman verstrekt door eene vereeniging
die zich ook ten doel stelt voorkoming van
armoede, niet valt pnder het begrip van
„onderstand" in artikel 1 der kieswet,
gelijk dit thans krachtens artikel VII addi
tioneel der grondwet luidt
„dat toch onder „onderstand" in dat
artikel, en in artikel 80 der grondwet, in
overeenstemming met het gemeen spraakge
bruik, moet worden verstaan niet enkel
kosteloos verschafte hulp, maar in het alge
meen alleen ondersteuning aan aimen, ter
leniging van hunnen nood verleend
„dat dan ook, wel verre dat, gelijk het be
streden vonnis aanneemt, de daarbij verde
digde ruime opvatting van het woord onder
stand steun zoude vinden in de geschiedenis
van artikel 80 der grondwet, de hier bedoelde
uitsluiting van eene zekere categorie van
personen van het kiesrecht in de toelichting
der nota van wijziging, waarbij zij aan het
artikel werd toegevoegd, is gekenschetst als
een „uitsluiting van bedeelden"als hoedanig
toch niet wel kunnen worden aangemerkt
alle degenen, aan wie door instellingen, die
zich ook het voorkomen van armoede ten
doel stellen, een, zij het dan ook renteloos^
voorschot wordt verstrekt."
Men zietwij staan hier wel voor eene
zeer stellige uitspraak, maar wie waarborgt
ons dat de daarin neergelegde gevoelens
de steeds overheerschende zullen blijven in
ons hoogste rechtscollege Bovendienniet
onmogelijk dat andere gemeenteraden, van
die uitspraak geen notitie of geen kennis
nemende, weêr eenzelfde besluit nemen als
de Middelburgsche, wanneer eenmaal de te
wachten uitbreiding van het kiezers-aantal
hen prikkelt om den uitslnitings-maatstaf
zoo streng mogelijk toe te passen. Dan
ontstaan daaruit weêr allerlei moeilijkheden,
voor den betrokken persoon dubbel onaan
genaam waar het zulk eene teere kwestie
geldt.
Zon het daarom niet mogelijk zijn in
bovengenoemde alinea van art. 4. van het
ontwerp op de uitoefening van het kies
recht te bepalen dat ook het ontvangen van
een renteloos voorschot, met verplichting
het binnen een jaar terug te geven, niet
valt onder het begrip „onderstand," al
wordt dit voorschot ook verstrekt door eene
instelling van weldadigheid
Wellicht zou eene aanvulling der laatste
twee regels van dat art, 4. met een bepaling
in dien geest voor het vervolg bezwaren en
onaangenaamheden kunnen voorkomen.
Wij zeggen wellicht, want wij erkennen
de moeilijkheid in deze. In elk geval vragen
wij Zou het niet mogelijk zijn het begrip
van onderstand eenigszins nader te bepalen?
Wij weten dat dit niet zoo gemakkelijk
vallen zalmaar de wetgever kan althans
het reeds in art. 4 bestaande lijstje der niet
daaronder begrepen ondersteuning aanvullen.
Bij kou. bes!.:
zjjn, zootls gisteren nog in een deel der
oplaag werd medegedeeld, benoemd tot heem
raad voor het waterschap Schouwen M. Looker
ie Brnynetot raad voor den polder Wal-
iheren J. C. Lantaheer; tot plaatsvervangend
dijkgraaf toer den Catspoldar A. Markusse Az.:
tot lid van het bestuur der waterkeering van
len ca-lamiteasen Willem-Annapolder J. West-
stratej tot lid van het bestunr der waterkee
ring van het calamiteuse waterschap Oud en
Jong Breskens J. van Maletot lid van het
b. stuur der waterkeering van hot calamiteuse
waterrohap Nieuw Bommeaeda J. A. Bolle;
zjjn benoemd aan den hoofdcursus te Ram
pen: tot leeraar in de Nederlandsche, de Fran-
sche en de Engalsc'ae taal de heer H. K. van
ier Woerd en tot leeraar in de Fraascheen
ia Boogduitsche taal de heer J. G. Kleiboer.
De minister van binnenlandseho zaken brengt
'er algemeene kennis, dat volgens de bjj hem
logekomen ambtsberiouten iu de aigeloopen
reek als aan Aziatische cholera o ver j eden zijn
aangegeven
in Gelderland: to Euissen 1 persoon;
in Zuid-Holland: te Gonda 1 persoon
te Oudshoorn 1 persoon; te Botterdam 1 per
soon;
in Noord-Holland: te Haarlem 2 per
sonen
in O trechtte Jutfaas 8 personen; te
Htreoht 12 personen.
De ministers van binnenlandsohe zaken en
van w .terstaat, handel tn nyverhoid brengen
mot wg >iging in zoover van hunne bekend
making van 13 September jl. ter algemeene
kennis, dat voor het geneeskundig toezicht op
de personen en goederen per spoortrein of
tram, Nederland binnenkomende, is aangewezen
uet station Sluis, en dat zoodanig toezicht
niet me or wordt uitgeoefend te St. Anna ter
Maiden (gemeente Sluis.) (St Cl.)
Aan den voorzitter der vereeniging van
voorstenders eener Nederlandsohe ootiooiwet
is door den minister van waterstaat in een*
audiëntie medegedeeld, dat een ontwerp eener
Neaerlandsche octrooiwot bjj zjjn departement
in bewerking is.
Trouwens, eene verklaring in deszelfden
geest is door den minister van buitenlandsche
zaken in de Tweede kamer gegeven.
Volgens het voorloopig verslag der Tw ee de
kamer over de Indische begrooting hadden
onderscheidene leden een minder ganstigen
indruk van het beleid des ministers gekregen.
Zyne beschouwingen omtrent de koffiecultuur,
zyn voorstel omtrent de tydeljjke regeling der
saikerDelaatisg enz., gaven niet aen indruk
van een vaste overtuiging, maar van weifeling
en onzekerheid. Andere leden verklaarden dat
hun vertrouwen geenszins was verzwakt; deze
oegrootmg gaf aiuoeaüe blyken van 'a ministers
groote werkzaamheid en men roemde het be
leid en de bedechtzaamneid waarvan de door
aam gedane voorstellen omtrent verschillende
sinds langen tyd aanhangige balangryke aan-
éeidgenbcdeu getuigen. Terwyi men met vol
doening gezien had dat de ix inister gezind
olyft om de ontwikkeling van Indië's nulp-
oronaen door het uitvoeren van openbaio
werken t'j bevorueren, verdiende zyn streven
ocnerzyds tot versterking der middelen, ander-
da tot bezuiniging alleszins waaideoring.
De financieel* toestand werd door een aantal
leden zorgwekkend genojmu dat de tekorten
v»n 1891 en 1892 niet zoo groot waren gewdest,
lag niet aan omstanoigheden, die van economi-
acnen vooruitgang getuigden, en wat 1893
oetielt aan de wisselvallige vooruitziohten van
de koffiecultuur, enkele leden meenden dat het
tekort ook nog moest verhoogd worden met de
4 millioen restitutie ten oehoeve van uitgaven
voor inaië. Adderen meenden dat de minister
door zynu onderscheiding van gewone en bal-
zengewone uitgaven het zorgwekkende van
aen toestand eenigszins beeft verbLemd. Ook
werd betreurd dat de minister een zoo groot
aeel van den kolfijoogst van 1892 voor 1894
wil re ierveertn.
Verscheiden andere leden dachten niet zoo
ongunstig over den ünancieekn toestand en
verneugden zioh dat de gewone uitgaven door
■ie gewone inkomsten zullen kunnen worden
gedekt. Oabilljjs ware 't te eischen, dat de
bégtooting nog met een vtste bydrage zou ver
zwaard worden. Hst tekort van 9 miiltorn
-on, meende men, nog wel verminderen. De
onderscheiding tusschen gewone en buitenge
wone uitgaven vond bjj hen instemming. Som
mige leaen meenden, dat nu reeds een leening
diende te worden gesloten voor een bepaald
plan van aanleg van spoorwegen en irrigatie
verken; andere leden n entten het eerst tyd
tot leening over te gaan, als het bidrag der
vlottende schuld te hoog gaat opioopen. Het
eserveeren van een gedeelte van den koffi.-
voorraad werd door versoheiden leden geprezen
Hs een daad van voorziohtig beleid.
Over den maatregel, om een onderzosk in te
Tellen naar mogelyke bezuinigingen in de
staatshaishouding, werd versohillend geoordeeld,
^enerzijds verheugde men zioh, dat degonver-
eur-generaal dat onderzoek zon leiden, ander-
&gds zag men daarin juist een bezwaar, met
't oog op diens eventueele vervanging. De
vorm van de opuraoht aan don voorzitter van
te algemeene rekenkamer gaf aanleiding tot
kritiek, en diens benoeming vond niet algemeen
instemming.
Verwondering baarde het, dat de troonrede
over Atjeh gezwegen heeft, nu bljjkt dat de
invoering der scheepvaartregeling een besliste
zaak ia, wat men na 's ministers uitlatingen
ten vorigen jme niet hid verwacht. Andere
leden vereenigden zioh niet met de afkeuring
van de invoering eener scheep vaar tregelwg,
al zagen zjj niet voo.-by de oezwaren on-er
t ctiek tegenover Atjeh; zjj wensenten meer
dere ïnliohtingen van de regeering, daar nog
niet met zekerheid bekend is oi tot de invoe
ring der regeling ie besloten en welke redene$
de regeering daarvoor bad gebaü.