Mlellmrgsclie Courant [BIJVOEGSEL Middelburg 22 October. DE MOBIK VAU EEBCHTESGADES Verspreide Berichten. Maandag 24 October 1892, no. 251. "FEUILLETON. van [Richard Vosz. Uit het Dvitsch. TA* Dl TA* Deser dagen wordt de Tolgende circulaire in ons land verspreid: »Bestuurderen der Print Hendrik-Slichting te Egmond aan Zee naderen n dit jaar met hun verxoek tot ondersteuning der aan hunne zorgen toevertrouwde inrichting, met een gevoel van erkentelijkheid en angstvalligheid tevens- Wjj xjjn innig denkbaar voor zooveel zede- ljjken en materieelen steun als ons te beurt viel, sinds wg het laatst ons tot u wendden voor de steeds klimmende ontwikkeling der stiohting, die thans 110 verpleegden telt. Maar we zjjn bexorgd, omdat die omvang steeds grootere verplichtingen op onze schouders legt. Het aantal van hen, die door hun verleden rechtmatige aanspraken hebben, om te worden opgenomen en dus de candidatsnljjst vormen, is niet minder dan veertig. Veertig personen met een nuttig eervol ver leden, die honger en gebrek ljjden n smeekend de handen opheffen om te woiden toegelaten. Maar de ruimte is onvoldoende en hot waie hygiënische voorschriften miskennen, door meer toe te laten dan zich vrjj en gemakkelijk kun nen bewegen. Daarom zien wg naar de gelegenheid uit de gebouwen, telkens uitgebreid sinds de oprich ting en die het kenmerk dier onstelselmatige vergrooting onwillekeurig dragen, door betere, ruimere, meer praktische te vervangen. Daarvoor zal véél geld noodig zgn, véél meer dan de stichting uit eigen middelen beschik baar kan stellen. Maar daarover later, als de plannen gerijpt zgn en waaidig U te worden overgelegd. Nu geldt het Uwen steun te vragen, opdat de 110 verpleegden, die er ijn, er kunnen Mijven, zonder dat wg de hoofdsom behoeven aan te tasten, terwjjl de gelegenheid met kalmte wordt voorbereid om meerderen te kun nen opnem3n. Het is onneodig er U veel van te zeggen. Gjj hebt wgding gegeven aan onze denk beelden door uwen jaarlijks terugkeerenden steun, en gij deedt het omdat gjj in den ouden zeeman nog iets meer ziet dan een hulpelooze die medeljjden verdi nt. Gjj herinnert u dat zjj de dragers waren van onze koopvaart, van onzen wereldhandel, van onze marine; dat de Nederlandsche vlag hun eens was toevertrouwd en ongeschon den bleef in hun kloeke, gespierde handen, en uw steun aan de ouden van dagen wordt een hulde aan het altijd jonge vaderland." Het bestuur bestaat uit de heeren A. C. Wertheim, president, G. W. A. van Laer, vice-president, August M. J. Hendriohs, secre taris, W. G. Wendelaar, penningmeester, G. C. van Veen, J. K. Hujjsinga, J. H. van Eeghen, allen te Amsterdam, H. H. P. de Wit, Botterdam, jhr A. R. Schuurbeque Boejje, 's Gravenhage, dr Th. A. Qusnjer, Utrecht, C. de Groot, Egmond aan Zee. Directeur der instelling is de heer G. E. A. van Hall. Het iB voorzeker een zeer nuttige inrichting waarvoor ondersteuning wordt gevraagd. Wg vestigen daarom de bijzondere aandacht op deze oproeping. Men meldt aan het Dgbl. van Z. H., dat de kolonel J. H. Michaëlis, commandant van het 2e regiment infanterie, tot generaal-majoor divisie commandant wordt benoemd. Als zgn opvolger zal aangewezen worden de luitenant kolonel G. Van Nonhuys. Bjj kon. beal. is bjj de rustende sohutterjj in Zeeland be noemd tot auditeur bjj den schuttersraad van het 4e bat. A. A. J. van den Broeoke; is de luit. ter zee 2e kl. jhr. J. O. de Jong 3NOVH3LLB Ik wist wel iemand die zulk een schandelijke straf aan galg of schandpaal verdiend had: de brui ne heks. Terwijl ik dat bedacht kwam de stoet den hoek om. Voorop liepen eenige knapen, die smaadliederen zongenzij sprongen en dansten en hadden schik in de schande van hun evenmensch, evenals de meisjes, die zeker bij zich zelf zeiden„Wat ben ik deugd zaam 1 Foei die zondares! Foei, die geschand vlekte I Wat ben ik blij dat ik zoo braai ben!" Daarop kwam, te midden der gillende vrouwen, der brullende kinderen, onder al die hardvochtigen, de te pronk gestelde zij, de liefelijke, de bekoorlijke, de arme, de reine, de kiesche BenediktaZoodra ik haar her kende, zag ik haar niet meer, zóo akelig werd ik vau dien aanblik. Ik meende dat ik zou nederstorten en hoorde en zag niets meer. Toen ik tot bezinning kwam keek ik weer. Men had haar een lang grijs gewaad aangetrokken dat met een touw om het lijf vastgebonden was, haar een strooien krans opgezet en een van Beek en Donk op verzoek, eervol uit den zeedienst ontslagen; is, als bljjk van goedkeuring en tevreden heid, de zilveren medaille en een loffelijk getuigschrift toegekend aan C. Van Beenen, werkman te Hilversum, voor den buitengewonen moed en zelfopoffering, door hem qan den dag gelegd bjj de leveusgevaarljjke redding van A. Tilburgs aldaar, uit een onder het graven in- gestorten put, gedurende 8,9 en 10 October 1892; is aan dr. M. Hesselink, op zgn verzoek, eervol ontslag verleend als onderwjjzer in de kennis der natuur aan de rjjks-kweekschool voor onderwjjzers te Groningen; en zgn bencemdtot ontvanger der direote bel. invoerr. en aco. te Muiden c. a., J. Spoor, ontvanger te Vljjmen c. a.; te Hillegersberg c. a., A. I. C. Maas Geesteranus, ontvanger te Meppel (buitengemeenten); te Hellevoetsluis, C. Bambonnet, ontvanger te Termunterzjjl c. a. De gewone audiëntie van den minister van justitie zal op Dinsdag 25 October a. s. niet plaats hebben. Door een fout in een telegram, waarin men ons, in plaats van aangevangen, „aangenomen" meldde, deelden wjj Vrjjdag meé, dat de Tweede kamer dien dag het ontwerp tot verbetering van de Berkel, de Schipbeek en de Regge zou hebben aangenomen. Dat is niet zoo. De disoussiën, waaraan gis teren de heeren Oppedjjk, Smeenge, Havelaar, Van den Borch en de minister van waterstaat deelnamen, zjjn verdaagd tot Dinsdag a. Door de afdeelingen der Tweede kamer zgn benoemd tot rapporteurs voor het hoofdstuk Waterstaatde heeren Heldt,Borgesius, Smeenge, Conrad, T. Mackayvoor het hoofdstuk Koloniënde heeren Vrolik, Bool, Sohimmel- penninck, Kielstra en Smits van Oyen. De leden van de Esrste kamer zgn ter ver gadering bjjeengeroepen togen Woensdag 26 dezer, 's avonds ten half negen uur. Onder het opschrift „Het westeljjk front der stelling Amsterdam" heeft de generaal-majoor Den Beer Focrtugael, voormalig commandant dier stelling, in het Hbl. een open brief gericht tot den minister van oorlog. Hjj verdedigt daarin de door hem geop perde bezwaren omtrent die stelling en weer legt de gevoelens, door den minister in de memorie van beantweording omtrent het wetsontwerp tot verhooging van de begrooting van uitgaven ten behoeve van de voltooiing van het vestingstelsel, dienst 1892, neergelegd omtrent de inriohting van het noordwestelijk en, in verband met de waterleidingen, ook omtrent het geheeld wcstelgk front dier stelling. Da heer Den Beer Poortugael acht zioh daartoe genoopt omdat de minister, naar hjj zagt, sieh niet bepaald heeft zijne eigen ge voelens daaromtrent te doen kennen, maar ook in zjjne memorie in het openbaar bestreden heeft, die meaningen welke door hem (den heer Den Baer Poortugael) zgn ontwikkeld in, eene memorie, door hem in December 1889 toen hg oommandant der stelling was, bjj 's ministers ambstvoorganger ingeleverd. Aan het slot van dien brief zegt de heer Den Beer Poortugael, in verband met zgn ont slag >Hat is voor Uwe Exo., aldus staat in uwe memorie, onbagrjjpeljjk en voor u onaanne- meljjk, dat ik zou gemeend hebben mjjn ontslag te moeten nemen wegens verschil van gevoelen met den minister van oorlog, omtrent da doel matigheid van het westeljjk front. Alleen de minister is verantwoordelijk, ik had sleohts op te volgen de bevelen. »Hot is waar, de minister is veiantwoordeljjk- Ontegenzeggelijk is dat zoo, al moest men liefst niet vragen, als het gevaar aanwezig is en de vjjand voor de stelling staat, waar zulk een verantwoordelijk ministerdi9 last gaf tot de defectneuse richting, dan is. Daar vraagt ook de ingesloten, wellicht hongerende bevolking niet naar. In staat van beleg ziet die in den oommandant, als die de stelling mede heeft gemaakt, den man, die voor alles had moeten zorgen. En al ware dat zoo niet ik geloof dat de hooge bevelhebbers mede een zedeljjke verantwoordelijkheid dragen voor het geen zjj uitvoeren; het staat hun vrjj hun ontslag te nemen als zjj in gewichtige zaken moeten handelen in itrjjd met hunne overtui ging. Een man van karakter doet alzoo en zwart bord om haar hals gehangen, dat haar als een schild voor de borst hing, waarop ge schreven stond „boeleerster" Ik zag ook dat een man haar aan een touw leidde. Ik keek dien man aan. Lieve hemel i Het was de vader, die zijn dochter te pronk moest stellenLater vernam ik dat de beul den mijnopzichter op zijne kniëen gesmeekt had, zgn onschuldig kind niet te moeten leiden. Ook bij onzen hoogwaarden abt had de man vol wanhoop om genade gebeden. Ach hoe zagen vader en dochter er uitDe beul ver loor zijn kind geen seconde uit het oog en zij keek herhaaldelijk naar hem om, knikte hem toe en glimlachte ach jahet arme kind trachtte nog te glimlachen Naast haar liepen de boeren en beschimpten haar en scholden haar uit. Daar zij van dit alles echter niets scheen te merken, bukte zich de bruine heks en wierp het meisje met slijk. Toen haar vader dit zag zakte hij met een rauwen gil ineen. Het volk wilde hem omhoog trekkenmaar Benedikta strekte met een onuitsprekelijk smeekenden blik de armen uit, zoodat de woestelingen van den bewusteloozen aflieten, Nu hurkte zij naast hem neder, legde zijn hoofd op haar schoot eu begon tegen hem te fluisteren en te praten, totdat hij de oogen opsloeg. Zij hielp hem voorzichtig op de been, gaf hem zelf het touw weer in de hand. En hij leidde haar verder. niet anders. Daar volgens mjjne innige over tuiging de stelling van Amsterdam, als zij niet aangesloten wordt aan de zee, moet vallen, was 't mjj althans niet mogeljjk steeds te ar beiden en mede te werken aan het maken van plannen van verdediging voor het mjj toever trouwde, welke naar mjjne overtuiging heil- looze gevolgen voor het vaderland moeten na zich slepen. Dat uwe Exc. zoo iets onbegtjj- peljjk vindt, neem ik volgaarne van u aan". De hoofdcommissie voor het hnldebljjk aan de Groothertogin van Saksen, bjj haar gouden huwelijksfeest, heeft rekenschap gegeven van de haar toevertrouwde gelden en van het daarvan gems akte gebruik. Nadat in eene vergadering van den 2Sslen Maart kon worden aangenomen, dat over eene ruime som kon worden beschikt, kwam de wjjze ter sprake, waarop dia gelden zouden worden besteed. Ondershands was vernomen dat het de stellige begeerte van de Groot hertogin was, geen voorwerpen van waarde voor H. D. persoonljjk gebruik te ontvangen, en werd hierop besloten dat men zich zoude bepalen, „een prachtalbum aan te bieden met de namen der deelnemers en het saldo ter beschikking van H.K.H. te stellen. Er werd voorts besloten, dat de aanbieding der beschikbare som van f 27.800 door een mandaat op de Ned. Bank schrifteljjk zoude geschieden, en dat de secretaris zoude worden uitgenoodigd, dit schrjjven met het gedenkboek naar Weimar over te brengen. De graaf W. van Bylandt, die de commissie reeds door zjjne hulp als secretaris aan zich verplicht had, hiertoe bereid bevonden zjjnde, had de eer den 7en dezer bjj HH. EE. HH. ten gehoore te worden toegelatenna het doel van sjjne komst te hebben kenbaar ge maakt en den brief der hoofdcommissie aan de groothertogin te hebben uitgereikt, werd eerst door den groothertog en daarna door de groothertogin te kennen gegeven, hoe zeer zjj voor hef hun aangeboden nationaal huldebewjjs erkenteljjk waren. De groothertogin heeft haren dank nog schrifteljjk herhaald. Bjj de mededeeling, dat de heer Eeuohe- nius Yrjjdag zgn zeventigsten verjaardag be leefde, voegde de Tijd de opmerking, dat de hoogleeraren aan onza universiteit op dien leeltjjd emeritus worden. Op het traject Vlissingen—Amsterdam zullen, in correspondentie op de booten van en naar Queenboro, met aanvang der nieuwe dienstregeling bjj de Exploitatie-Maatschappjj dd. 1 Deoember a. s., dageljjks visa-versa twee grande-vitesse-treinen loopen, alléén bestemd voor reizigers le klasse. Deze treinen zullen enkel aan sommige hoofdstations stilhouden en die route in ongeveer vier uur tjjds afleggen. De luit. ter zee le kl. P. A. B. Henne- quin wordt den 25en Oct. a. s. te Amsterdam geplaatst als le of&oier aan boord van Hr. Ms. opleidingsohip Admiraal van Wassenaer, ter vervanging van den luit. ter zee ie kl. H. G. J. Wolterbeek, die op non-activiteit wordt gesteld. Door den minister van oorlog is dezer dagen, op een desbetreffend verzoek, aan het hoofdbestuur van den Nederlandschen Schutterij kader-bond bericht dat de onderofficieren en mindere milit iren van de landmacht verplicht zgn aan het kader van de dd. schut ter jj de gebruikelijke oerbewgzen te gaven; en zulks zoaal niet op grond van uitdrnkkeljjke wette- ljjke bepalingen, dan toch met het oog op juiste militaire begrippen, voor welker toe passing iedere militaire autoriteit behoort te waken. Nadere voorschriften t9 geven acht de minis ter niet noodig, maar hjj verzoekt den Bond, hem voorkomende gevallen te rapporteeren, opdat hjj den betrokken chefs alsdan bevelen kunne doen toekomen. De heer M. Noordtzjj, docent aan de theologische school te Eampen, herdaoht Don derdag onder vele bljjken van belangstelling, den dag waarop hjj vóór 25 jaren het predik ambt in de christeljjke gereformeerde kerk aanvaardde. Naar men beweert bedraagt het tekort in kas van den directeur van het postkantoor te IJmuiden, die Woensdag avond werd ge vangen genomen, ruim f 5000. Ia mijn cel teruggekeerd wierp ik mij op den grond en klaagde God aan over de onge rechtigheid der menschen en het leed, dat dit arme kind moest ondergaan. Wat zijn dat voor gedachten in het hart van een dienaar der kerk Ik stelde mij voor hoe die arme man zijn dochter verder geleidt door de straat, naar de broD, waar de schandpaal opgericht is, hoe hij haar daaraan vastbindt, hoe het volk om haar heen staat te tieren en hoe die bruine heks dat reine kind beschimpt en hoont. O, moge zij sterk blijven onder al dien smaad, met haar strooien krans, die in mijn oogen schittert als een stralen krans Toen heb ik gewacht tot de avond viel en de boetelinge van den schandpaal losgemaakt werd. O, hoe heb ik naar de zon getuurd 1 Zij wilde heden maar niet wijken, alsof de wereld zoo vol zaligheid ware, dat zij haar niet genoeg kon beschijnen. Eindelijk viel de avond en ik hief dankend de handen ten hemel- Wat mogen die twee met elkaar gesproken hebben terwijl zij naar de hut aan den Galgenberg terugkeerden Het kind heeft zeker den man liefderijk getroost en tehuisge- komen heeft zij zich tegen zijn knie aan gevleid, en met hare lieve stem, zacht tot hem gespro ken. Zou zij ook voor het beeld der H. Maagd gebeden hebben En wat mag dan haar gebed geweest zijn? „Vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen Dat de zoon van den De Nieuwe Apeld. Ct. geeft een andere lezing van hetgeen met het kinderziekenhuis »Mary" te Apeldoorn zou gebeurd zjjn, dan on langs in de Zutf. Ct. voorkwam. Volgens de daar gegeven voorstelling zou mevr. Bulkley zich op slinksche wjjze weder hebben willen meester maken van de fondsen, door haar vroeger voor de stichting besohikbaar gesteld. De curatoren zgn reeds in den strik gevallen, maar de direc trice weigert het gebouw te verlaten. Bjj de Donderdag voor de rechtbank te Zutphen gevoerde pleidooien bleek omtrent deze kwestie het volgende: Zooals men weet strekt de vordering, door mevrouw de wed. Bulkley—Becking tegen de directrice van het kinderziekenhuis Mary te Apeldoorn ingesteld, tot opeisching der goederen van de voormalige (volgens eiscberesse) stichting van dien naam. Harerzjjds werd gepleit door mr J. L, A. Stolk, van de zjjde der directrioe door mr E. G. M. de Mejjier te Arnhem. Het rechtspunt, waarover hunne pleidooien liepen, betrof zoo meldt de Zutph. Crt. de kwestie of eene Btichting, bjj het leven in gesteld door den stichter, later kan worden herroepen en of alsdan do eigendommen tot den stiohter teragkeeren. Namens eischeresse werd de juistheid dezer stellingen betoogd, o. a. met een beroep op art. 9c der Armenwet, een requisitoir van mr S. M. S. de Banitz en op pleiters opvatting van de bepaling van stichtingen, door mr Diephuis gegeven. Mr De Magiër bestreed in een uitvoerig pleidooi deze meening, zich zjjnerzjjds even eens beroepende op de door mr S. aangehaalde jurisprudentie, welke ZEd. Gestr. meende juist in tegengestelden zin te moeten expliceeien. Een eigenaardig inzicht in de gehaele zaak gaf het exposé der feiten, door den advocaat der gedaagde gegeven. Hg besohreef de motieven, die mevr. B. dwongen tot de op- riohting, deed aanhalingen uit het boekje harer lijdensgeschiedenis, door haar zelve gesohreven, waaruit groote liefde sprak voor ae stichting, monument aan de nagedach tenis harer dochter gtwjjd. Dit boekje schreef zjj in November 1891 en in April 1892 was er bljjkbaar van al die liefde zeer wei nig over. Oogensohjjnljjk, zoo beweerde plei ter, met het deel de koninkljjke bewilliging te erlangen op nieuwe statuten, haalde zjj het ouratorium over zgn ontslag te vragen en een acte van ontbinding" te teekenen. Binnen enkele dagen zon ze opnieuw het be- noodigde schenken en de stichting krachtiger dan ooit doen herleven. Toen eenmaal de handteekeningen op het papier stonden en in haar bezit waren is zjj bljjkbaar van meening veranderdtot nu toe hoorde het curatorium niets van haar noch van hare groote plannen. Wel werd er eene actie tegen de direotrice ingesteld, niet juist een bewjjs van vriendschap en goede gezindheid. Haar eenig doel, meende spreker, was een zekere bekendheid te ver werven; ze is hierin maar al te wel geslaagd en gaat nog steeds op dien weg voort. De uitspraak werd bepaald op 17 November- V<5<5r eenige weken huurde te Rotterdam een Duitscher, die zeide alleen met vrouw en één kind te zgn, eene kamer aan de Gedempte Binnenrotte, bjj eene weduwe, die daar met hare zieke zuster woont. Niet alléén dat de Duitscher met vier, in plaatè van één kind, kwam opdagen, dooh bovendien vermeerderde het aantal bewoners der kamer bjj den dag, zoodat reeds na verloop vau eenige dagen hun getal tot 13 geklommen was, meest muzikanten en thuis behoorerde in de Raam-en Zandstraat. Huur werd niet betaaldwel werd de weduwe telkemale bedreigd en haar inboedel vernield, zoodat zij, teneinde raad, de hulp der politie ging inroepen. Ook dit hielp niet, halstarrig bleef de Duitscher met zgn aanhang weigeren de woning te verlaten, z9ggende niet vóórdat de maand om is, te zullen vertrekken. Thans is een vaste post vanwege de politie voor het pand geplaatst, om de weduwe en hare zuster te beschermen. In de Prov. Noordh. wordt een rare historie vermeld. Te Amsterdam zou Zaterdag nacht een >heet", wiens naam genoemd wordt, met twee minderjarige meisjes van 14 en 17 jaar het Hotel Suisse in de Ealverstraat zgn binnengegaan, bljjkbaar met oneerbare bedoe lingen. De portier liet ze binnen. Toen eenige middernachtzendelingen, die hen gevolgd waren, de politie waarschuwden en de waarnemende mijnopzichter dit heeft laten geschieden. Hij heeft zeker gedacht hoe meer zij beschimpt wordt, des te gemakkelijker kan ik over haar zegevieren. O, gij menschen, gij menschen 1 Waar is mijn dierbare, heilige vrede geble ven? Uit den hemel waart gij tot mij gekomen eu door de aarde zijt gij mij ontnomen. Ik heb een zware ziekte gekregen, maar de broeders hebben my liefdergk verpleegd, zoodat ik volkomen genezen beu. Het was Gods wil dat ik verder zou leven om Hem te dienen, daar ik nog niets gedaan heb, wat den hemel welgevallig kan zijn. Maar mijn verlangen naar God neemt steeds toe en dat verlangen zal eerst bevredigd worden als ik de wijding ontvang. Ik ben zoo zwak geworden als een kind, dat nog niet loopen kan. De broeders hebben mij naar buiten gedragen, waar ik mg uren lang zit te koesteren in de zon en alles in de natnnr beschouw alsof het een wonder ware. Hoe zwak ook, toch zou ik gaarne naar den Galgenberg kruipen, om te booren wat er van dat arme kind geworden is; maar ik mag het klooster niet verlaten en ik kan hel aan niemand opdragen, iedereen ziet mjj aan alsof ik niet tot hen behoor en ik zou toch zoo gaarne in gemeenschap met allen leven. Het is alsof er iets aan mij kleeftdat de broeders van mij afhoudt, en dat mij onbekend is. Nu ik weer bij krachten ben, heeft de abt, brigadier een agent zond, ontkende de portier het feit. Er werd intnsschen wacht gehouden en om half vier in den morgen ging de deur open en liet de portier de beide kinderen uit. Hjj wist niet dat zjj binnen waren, naar hjj beweerde De politie heeft de zaak in handen Omtrent den moordaanslag, Woensdag te Amsterdam gepleegd, meldde de Amst. Crt de volgende bijzonderheden Op een bovenwoning in de Onkelboerenstseg, op den Eioveniersbnrgwal, woont sedert eenigen tjjd de schoenmaker Willem Mejjer met zekere Roosje van Oosten, door de buren gewoonlijk Bet genoemd. De man verkeerde voortdurend in staat van dronkenschap en de vrouw deed in dat opzicht volstrekt niet voor hem onder. Het gevolg hiervan was, dat zjj elk oogenblik, soms om de meest onbeduidende redenen, hoogloopende ruzie hadden. Zoo ook Woensdagmorgen. Reeds zeer vroeg hoorden de buren de hun reeds welbekende stemmen der twistenden, die dit maal ruzie hadden over een dubbeltje, dat Mejjer, met het doel om er jenever voor te koopen, uit de portemonnaie van Bet had genomen. Ten slotte liep de twist zoo hoog, dat de vrouw een schoenmakersmes van de tafel nam en dat Mejjer in de borst stak. Met het bebloede mes liep zjj de straat op en zei met de grootste kalmte tot een paar buur vrouwen: >Ejjk es, ik heb 'm een goeie por gegeven." Een der buurvrouwen vroeg>maar mensch hoe kom je daarbjj", waarop zg antwoordde: »Nou, het is zoo erg niet, kom maar kjjkea." Do buurvrouw ging mee naar boven en zag daar Mejjer op een stoel zitten. Toen hjj zag, dat Bet het mes nog in de hand had, zei hjj »Bet leg dat mes nou weg," waarop de vrouw antwoordde met een tweeden steek in de borst. De baren waarsohawden een agent van politie, die aanstonds een brancard liet balen, waarin de man, die, hoewel zwaar, tooh niet levens gevaarlijk gewond is, naar het Binnen-Gasthuis werd vervoerd. De vronw, die, toen de agenten haarwilden grjjpen, daartegen protesteerde met de woor den: >Bljjf van me ljjf, ik ben een fatsoenlijke vronw", werd naar het politiebureau gebraoht. Te Eoudekerk was Dinsdag een elfjarig meisje alleen te huis. Zjj verzocht een kleiner meisje uit de buurt om haar gezelschap te houden. Het eerste kind zou aardappelen bakken en nam daarvoor een ffesohje Haar lemmerolie. Het kleinste kind is onder hevige pjjnen bezweken. Het ljjkje is naar het acade misch ziekenhuis te Leiden vervoerd. In Amsterdam zgn tw.e pakhuizen, beladen met tabak, verbrand. De vorige week werd de sohipper M. van Eoningsveld nit Franeker, met het schip Nooit gedacht van Steenwjjkerdiep komende, toen hjj bet Tjenkemeer overstak, voorbjjgevareu door het schip van Jelke v. Brug, uit Eoudum, het welk bemand was door drie van diens zoons. Door de daardoor veroorzaakte deining en golfslag kreeg v. E. zeer veel water in zgn schip, dat te zwaar geladen was, en begon het te zinken. De schipper riep de v. B's toe Bnmman help ons er af, wjj knnnen het niet langer klaren wjj zinken." Ook zgn vrouw en knecht riepen om hulp, dooh de anderen voeren door en riepen v. E. toe „Je moet je zelf maar redden 1" Dat deed de man dan ook; hjj bond zjjne vrouw een touw om haar middel en heesch haar in den mast. 't Schip was intussohen reels gezonken en de man stond tot aan de bont in hat water. Nadat zjjne vronw in veiligheid was, klom V. E. mefe in den mast. De knecht had reeds hetzelfde gedaan. Rnim een unr lang bleef het drietal in dien benarden toestand. De lading en losse goederen, samen ter waarde van wel 200, spoelde weg. De brugwaobter Eoopman soheen 't eerst het ongeval te bemerken. Hjj waarschuwde den schipper Jelke van Brug. Onmiddelljjk maakte die zgn vaartuig zeilklaar, en verloste de hulpbehoevenden. Naar de Asser Ct., waaraan bovenstaande bjjzonderheden zgn ontleend, verneemt is door Van E. tegen de gebrs Van B. een aanklaoht ingediend wegens 't weigeren om hulp te verleenen. Met het kleeimakersvak is het gegaan als met zooveel anders op de wereld zegt Gelria, het is niet meer wat het was. En di; my laten ontbieden, eu met mg over myn wonderbaarlijke redding van den dood gespro ken bij vermaande mg dat ik my die genade waardig moest betoonen en ried mij aan, om weer geheel gezond te worden en goed tot inkeer te komen, het klooster een poos te verlaten en geheel alleen, in "stille afzondering in het gebergte te trekken. De abt meende dat ik daar, wel tot het inzicht mijner zonde zou komen en mij dan beter kon voorbereiden op mga priesterambt. Zonder morren onderwierp ik my aan deze uitspraak, ofschoon de wildernis moet wemelen van beren en booze geesten. Maar abt Andreas heeft zeker geiyk, en de tyd van af. zondering zal voor mg een tijd van loutering en genezing zijn, waaraan ik zeker behoefte heb. Want zoover heb ik het reeds in dé zonde gebracht, dat ik in de biecht velerlei verzwegen heb, waarlijk niet uit vrees voor straf, maar omdat ik bg mgn bekentenis over het arme meisje had moeten spreken. Er wordt echter in het klooster een drank gebrouwen, die door het geheele land beroemd is. Die drank is zóo sterk en gekruid dat hij als vuur in de keel brandt. Doch daarbij heeft hij den naam van allerlei kwalen en gebreken te genezen, zoodat het klooster heinde en ver er grooten handel mede drijft, zelfs, naar men mij zeide, tot in de groote stad Mnnchen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 5