N0. 242.
135" Jaargang.
1892,
Donderdag
13 October
Middelburg 12 October.
DEMOfflKVAH BERCHTESSADEN
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k
met uitzondering ran Zon- en Feestdagen!
PrQs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel.' Bij abonnement IagerJ
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Telephoonnommer 189.
Sprokkelingen uit Schouwenüniveland.
f bUlLLbl OM.
van Richard Vosz.
Uit het Dvitich.
Met een beklemd gemoed stonden wij den
tl11)i)insi iu.m iii: mi in m
w
Tbevmon eter.
Middelburg
Agentes te VliasincenP. G. di Vxy Mxstdauh tc Zoox, te Goe*. a a YBollaxd, te üruixineen: F. v. d.Pxijl. te Zienkzee: a.C. de Mooiï, teTholen: W. a i
A d ver tentlën
zjj des avonds nogi
opgenomen
X7.
Het is, terwjjl ik dit sohrjjf, kermis te Zie-
rikcee. Ik kan niet zeggen we zitten midden
in de kermis; want als in al onze huiskamers
de kachels reeds stonden, en brandden, waar
voor alleszins termen bestaan, dan zou ik
xeggonwe ziiten ons heel geaoegeljjk te war
men rondom de kermis; de kermis en de
brandende baarden en kachels in cna midden,
en wjj er omheen, heel fideel. We hebben hier
dit jaar een geoonoentreerde en gecondenseerde
kermis. Was zjj anders heinde en ver verBpreid,
zoodat er een heele wandeling noodig was om
haar geheel in oog8nsohouw te kunnen nemen,
ditmaal staat het geheele kermisboeltje bjj
elkaar op en om het Havenplein, met nog een
uitwasje en een staart op en langs De Slik",
zooals men hier 't terrein noemt, dat ontstaan
is door de demping van het tweede pand naar
de binnenhaven. Daar staat nn alles heel
hniselyk bjj elkaar: spellen, kramen,stalletjes,
en daar tusachen, op de ruimten, in andere
jaren voor de passage opengelaten, drie draai
molens <en met stoom-, een met paard- en
een met handbeweging en daarbjj passende
muziek, van welke die met stoom het in onnit
staanbaarheid verre wint van de andere. Alles
staat op twee gelederen evenals de schatters,
die ook ais 't pas geeft op datzelfde plein in
twee gelederen staan en ook met muziek, doch
met het front altoos naar de andere zjjde.
Verder gaat de vergel jj king echter niet op
want een schutterparade laat zich ook van
aohteren wel aanzien en de muziek klinkt aan
alle kanten goedmaar een kermiaboel van
aohteren gezien, dat 'a misère. Men kan echter
na dat gezioht niet ontloopen als men de
kermis wil «rondgaan". Staat men vóór
de groote tenten dan heeft men achter
zich den rommel, die gewoonlgk achter
kermiskramen een tijdelijke bergplaats
vindt. Dit is een groot ongerief van
de rangsohikking op twee gelederen. Door die
eenzijdigheid der plaatsing hebben nn ook
alleen da bewoners der eene zjjde van het
plein en de Slik het voorrecht van alles van
den mooien kant te zien en al de andere
plein- en havenbewoners zien acht dagen lang
den achterkant. Alleen het geluid der muziek
van de drie draai-inriohtingen deelen zij met
hnn overburen.
De kermis is ook geoondenseerd dit jaar,
zeide ik. Dit bedoel ik ïój, dat al de vlot
tende en vlnohtige, in de straten omzwervende
kermisrommel geweerd is, en enkel het taai'
bare, soliede en atationnaire is toegelaten,
waaronder zelfs een orakeltempel, waar de
jonge vrouw elyto jengd van Zierikzee en om-
Na een langen ijjd rost ontvingen wij eindelijk
weêr deze sprokkeling. Wjj twjjfelen niet of zy zal
door onze lezers met evenveel genoegen en belangstel
ling worden begroet als door ons. Rid
NOVEITLiK
Den eersten Mei 1680 werd ik, de Franois-
kaner monnik, broeder Ambrosins, op een en
twintigjsrigen leeftijd, met twee andere broe
ders, Acgidius en Komanus, uit de christelijke
stad Passan, naar het klooster Berchtesgaden
gezonden.
Dit heiligdom van den heiligen Franciskus
ligt in een zeer woeste, wilde streek, te midden
van hooge bergen en donkere, onafzienbare
wouden, die naar men zegt wemelen van beeren
en ander roofgedierte. Daarom waren wij zeer
droevig gestemd en scheidden onder tranen van
onzen hoogwaarden abt, alle lieve vaders en
broeders en het huis des heiligen, dat in zulk
een heerlijk, vruchtbaar land liefelijk tusschen
welige akkers aan den helderen stroom verrijst.
Maar wij mochten niet morren en onderwierpen
ons gedwee aan den wil van onzen hoogwaarden
abt. In genoemd kapittel Berchtesgaden had
namelijk den vorigen zomer een zware ziekte
geheerscht, die velen ten grave bad gesleept,
waaronder verscheiden broeden van onze orde,
streken haar toekomst gaat vernemen. Maar
geen zwerm van bedelaars en schooiers met
ware of geveinsde ellende, geen benden straat
muzikanten, die op valsche instrumenten met
schorre gorgela deftige koralen en huppelende
walsjes ten gahoore brengen geen draaiorgels
met valecha tongen en tonen geen ambulante
liedjeszangers, kiezentrekkers, goochelaars,
springers, gedresseerde apen, geiten cf ander
gespuis, niets van dat alles vervult de straten
de kermis is geoondenseerd op het havenplein,
en in de overige deelen der stad bemerkt men
er weinig van.
En als men nu, inzonderheid bjj aulk weer
als we tot heden toe hebben, dat rommeltje
daar ziet staan, druipende van den regen,
zwabberende en waggelende onder den stern-
wind, half verdronken in het sljjk, dan roept
men onwillekeurig uitHeeft men nu d&arvoor
zooveel rumoer gemaakt eenige weken geleden?
Hebben ze nu c&arroor de lantaren glazen
ingeworpen Hebben ze nn voor zoo'n boeltje
noodig gemaakt, dat heel het heir van rjjks.
veldwachters van deze en nabnrige eilanden
plas onze politie en schutterjj ingeroepen en
opgeroepen is? Is dat niet erg naar? Eofio,
het is nn kermis en ik wil hopen dat alles
goed afloopt. De mensohen zjjn nn tevreden
en bljj. Dit leid ik althans af uit de omstan
digheid dat ik ze den geheelen afgeloopen
nacht af en aan heb hooren galmen en gieren
tegen de gute bulderende stormvlagen in.
De mensohen neen, dat is te veel gezegd;
maar dan toch een goed getal jongelui van
beiderlei kunne, voor wie de kermis bljjkbaar
een behoefte was en die, nu ze die behoefte
vervuld zagen, storm- noch regenvlagen, kilheid
en sljjk hebben ontzien en zich feeateljjk ge
stemd betoond, met een ambitie, een batere
zaak waardig. Laat mij echter billijk zjjn.
De menschen hebben niet opzettelijk pieisier
in het leeljjkezjj doen zoo, omdat zjj niet
beter weten, omdat zo niets beters hebben,
dat onder hun bereik is, en behoefte aan ont
spanning hebben zjj even goed als de meer
bevoorrechte door geboorte of lot, die zjjn
zomerseizoen heeft genoten in Zwitserland of
ergens ande», waar de voor allen onmisbare
ontspanning te vinden was.
Intusschen heeft de kermishistorie hier dit
jaar vrjj wat te doen gegeven. Ik sou niet
gaarne de stroomen van inkt, die er om
vergoten zjjn, in eopiëerwerk verschrijven, noch
de vloeden van welsprekendheid, die er om
zjjn gevloeid, nog eens nazeggen of ze ook
maar verzwelgen. Het is nn ook weer gebleken
dat het niet altoos een prettig baantje is
raadslid te wezen. Kort vóór den tgd, dat
het hier kermis zou zjjn, nu een groote maana
geleden, zag zieh de gemeenteraad op eens
geplaatst voor de vraagnu kermis, of de
kermis uitstellen tot aangenamer tjjd of tot
een volgend jaar. Gewis zal niemand wraken,
dat er raadsleden waren, die vreesden dat het
gevaar, waarmede het land door de oholera
oedreigd werd, grooter zou zjjn voor plaatsen,
waar allerlei volk van elders, nit besmette
plaatsen ook, door de kermis wordt samengelokt
dan voor die plaatsen waar men het leven zjjn
gewonen trein liet gaan, en ook dat voor de
die, gelijk hun ambt gebood, de zieken verpleegd,
de dooden begraven hadden. Er moest dus
nieuw leven gebracht worden iu het huis vaa
onzen heiligen in de wildernis en met bet oog
op het ruwe der omgeving, zond men de
jongsten en sterksten onder de broeders, zoowel
naar lichaam als naar geest.
Nadat wij den zegen ontvangen en voor het
laatst in de kloosterkerk gebeden hadden, be.
gaven wij ons met opgebonden pijen en nieuwe
voetzolen op weg. De reis was ver en be
zwaarlijk, het doel onbekend en somber, doch
daar de hoop niet alleen begin en einde van
het christendom is, maar tevens bet recht en
de aard der jengd, waren wij ook weldra
goeds moeds. In het eerst betreurden wij nog
een poos bet tehnis, dat wij verlaten hadden,
klaagden over de scheiding van onze broederen
en bevalen onze zielen in de bescherming des
hemels aan. Die straalde boven ons in vollen
blauwen glans, als het gewaad onzer heilige
moeder; de zon schitterde als het gonden hart
van den Heiland, waaruit licht en leven over
de geheele menschheid nederstroomt en de met
voorjaarsgroen getooide aarde kwam ons voor
als een heerlijk versierd gebedenhuis, waarin
elk plantje en elk diertje godsdienstoefening
hield.
Wij verbaasden ons over de uitgestrektheid
over de vele steden, vlekken, dorpen, hofsteden
over het gewemel van menschen en over
de tallooce wondere» der wereld. En daarin
volksklasse in de stad zelve en haar omgeving
thans, met het oog op het dreigend gevaar,
de rustige rnst van alle dagen beter zou
zjjn dan de lang niet altoos gezonde en
nuchtere opgewondenheid, in aiwjjking van den
gewonen leefregel, die de kermis meebrengt.
Niemand, zeg ik, zal dit wraken. Doch tegen
over de eene beschouwing kan de andere ge
steld worden, en dit geschiedde ook en voor
die andere beschouwing was mede veel te
zeggen. Men zeideop dit oogenbiik is 't
gevaar nog verre en de kermislui, thans in
Zeeland rond reizende, zjjn nog onbtsmet, om
niet te zeggen zniverbjj nitstel wordt allicht
het gevaar grooter, terwjjl het wecr ook on
gunstiger wordt; men heeft op de kermis ge
rekend en voor de neringdoenden wil dit nog
al wat zeggen, meer nog dan voor de pretlie-
vende jeugd. Daarbjj kwam nog de overweging,
dat men toch de gemeenschap van de gemeente
met de overige wereld niet kan afsluiten en
er dsgeljjkg een zeker aantal personen van
heinde en ver met de booten worden aange
voerd, die even goed als het kermisvolk be
smetting souden kunnen overbrengen.
Hoe dit zjj, de raad heeft toen de kermis
uitgesteld tot 8 October. Had men destjjds
een plebisciet of volksstemming uitgeschreven
kermis of nitstel daarvan, ik geloof dat de
meerderheid vóer de kei mis zon gewe st zjjn.
Dooh nu tot uitstel besloten werd, legde de
goede bargerjj Hch daarbjj neder, wèl overtuigd
dat vox populi vox Del toch niets dan een
phrase is zoo lang men de volksstem niet
zuiver kan hooren; en in straatrumoer en ge
tier nit zich de ware, edele volksstem zeker
niet. De bargerjj toonde eerbied voor de wet
en voor het besluit van den haar vertegen-
woordigenden raad. De heffe des volks, meest
or nadenkend en onbilljjk in zjjn oordeel of
misschien ook onder rechtstreeksohen of zjjde-
lingschen invloed van anderen, minder onschul
dig dan zjj, legde zich er pas bjj neer toen er
veel rumoer gemaakt was, moer rumoer zelfs
dan een kermis te hooren en te zien geeft en
toen de gewapende macht een ernstige houding
aan. am.
En nn hebben we de kermis in ons midden
en zullen ons nog eenige dagen in haar op
stelling in twee gelederen op plein en slife
moeten schikken.
Maar wie nu het armeljjke rommeltje dear
ziet staan, armeljjk en afzichtelijk ondanks
het weinige mooie, aardige en nuttige en bet
vele blinkende, die zal wellicht onwillekeurig
vragan: waarom de heele kermis maar niet
afgeschaft Waartoe die jaarljjks terugkeerende
dolle en dronkemans^agen Is dat wel iets
dat in onzen tjjd thuisbehoort Er zjjn er,
dia zoo denken en vragen. Toch wil ik wel
erkennen dat ik met hen niet meega, al beu
ik persoonlijk volstrekt geen kermisganger,
en al zou ik de kermis kunnen misseu. Een
groot deel der ingezetenen en vo >rai de mindere
klasse denkt daar anders aan. En wie nn al
de drukte en het gejoel der schare ondanks
hf-t weserljjk skelig slechte weêr heelt gezien
en gehoord, en wie in winkels en uitstallingen
de bergen van allerlei goede zaken heeft gezien,
die dezer dagen voer en na verdwijnen in de
handen en monden van de koopers, die moet
wel zeggen dat de kermis hier in ons gtï ro
teerde dubbaleiland nog wel degelijk een behoefte
is voor velen.
Men moge er over denken hoe men wil, zonder
socialist te sjjn, moet men wel erkennen dat
er veel waars ligt in de uiting, die men, onder
meer, ook hoorde tjjdens het kermisuitstel-
standje, nl. dat er voor den minderen man
tooh eiganljjk niets is dan de kermis; dat de
r jjken en gegoeden elders voor hun geld allerlei
vermaken knnnen gaan genieten en dit ook
aosn, ieder naar zjjn smaak, terwjjl de werkman
en do arbeider daaraan niet kannen denken
noch voor zich noch voor hun gezin. Zeker
is het ook waar dat voor vele neringdoenden
de kermis een soort van oogsttjjd of slachttijd
ie, dien zjj noode zonden missen en waarop
het geheele j»ar door wordt gerekend, hier
nog meer dan in de eene of andere groote
stad, waar het eigenljjk op eiken wekeljjkschen
marktdag een soort van kermis is, die de bui-
tenlni door de gemakkelijke communicatie
middelen zoo dikwjjls bezoeken als zjj iets
noodig hebben.
Eindeljjfc zou men de bedenking mogen op
peren of het wel recht en goed zou zjjn de
kermis af te schaffen ook in die afgezonderde
plaatsen, waar zjj, zooals hier, nog altoos veel
van een jaarmarkt heeft en ook in andere
opzichten door een groot deel der bevolking
wordt gewild en in stand gehouden. De kermis is
iets dat ontstaan is, niet ingesteld; ontstaan
in de ondheid, en ook nadat haar kerkeljjk
karakter was weggevallen nog in stand geble
ven om haar wareldljjk karakter. Zy is ont
staan nit zekere behoefte en zal ook van zelf
verdwjjnen als zjj haar tjjd gehad heeft. O,
zeker, men zal zeggenzie, te Amsterdam en
elders is de kermis afgeschaft en dood gemaakt.
Dit is zoo, doch meu zou zich, meen ik,
schromelijk vergissen ais men daarmede in die
plaatsen het peil van de openbare zedelijkheid
ook maar een graadje dacnt opgewerkt te
hebben of dat de behoef ;e aan pret en ont
spanning bjj de volksklasse nu uitgeroeid zou
zfln-
Ik zou zelts durven beweren, dat men in die
plaatsen de kermissen eerlang weer zal zien
terugkeeren, ietwat veranderd, verfraaid mis
schien, omdat kunst en wetenschap steeds
vooruitgaan, maar toch terugkeeren. Is er nu
niet reeds een lange ljjst van ginds en elders
gevierde fancy-fairs, kermesses cTété en derge-
Ijjke, nu nog onder een of ander liefdadig voor
wendsel, maar dan toch zoo georganiseerd en
gekozen als een kermis, omdat men wel wist,
dat daarin zekere aantrekkelijkheid ligt en dal
de rjjke lni er zelfs grof geld voor over hebben
om binnen muren of hagen ook eens
fideel kermis te houden, zelf met een draai
orgel te loopen of met een draaimolen te
staan, horoscoop te laten trekken, te goochelen,
een kermisprent nit te zingen enz. enz. Tot
dusver zjjn dit nog pretjes enkel voor de rjjke
lui, onderonsjes en met een liefdadig doel of
mensehlievend voorwendsel. Maar daar de
ideeën steeds voortmaroheeren, kan het niet
lang duren of «het volk" in zulke plaatsen zal
gaan zeggen: laat ons nn ook kei mis houden
gaat alles toe naar goddelijke wetten en ver
ordeningen, alles heeft zijn vaste plaats en
stand, zoowel de heerlijke zon, als de mug,
die in haar licht dwarrelt.
Wat ons terstond verheugde dat was
de menigte kerken en kloosters, kapellen
en andere heiligdommen, waarmee het land
gezegend is en die de godsvrucht der be
woners bewees. Al die vrome gestichten
zagen er bijzonder welvarend uitaan den
rijkdom vau een akker of een boomgaard zag
men terstond dat het kloostergoed was. Het
was ook heerlijk wanneer overdag de klokken
geluid werden, dan klonken er zoovele metalen
tongen dat de geheele lucht in tonen scheen
opgelost te zijn. Overal begroette men de
jongeren van onzen dierbaren heilige met
groote blijdschap en ontzag; vrouwen en kin
deren schoten toe om ons de handen te kassen
en zich door ons te laten zegenen. Het scheen
dus alsof wij de heeren dezer schoone rijke
weield waren; doch wij willen ons hierop niets
laten voorstaan, en ons streng aan de klooster
wetten en tucht houden en ijverig harten en
nieren onderzoeken. Alzoo beken ik dat ik
mijn ziel op een door en door wereldsehe, zon
dige gedachte betrapte; het kwam mij namelijk
voor dat de vrouwen mij met grooteren aan
drang naderden dan mijne metgezellen en ik
ben tooh volstrekt niet heiliger Aan zij, in
tegendeel, nog veel onbeproefder en onervarener
ia de vreeze des Heeren en de geboden van onzen
op onze manier en wat goedkooper.
Op een gewone straatkermis mogen geen
dobbelaais, rjjfalaars, hazardspelers, rollebol-
tafel aars, kwartjesvinders en dergel jjk gespui*
komen, vooral niet op een gecondenseerde
kermis. Doch eilieve, de besloten clubs in
onze hoogst nobele badhuizen dan, waar, naar
men zegt, zelfs «kwartjesvinders" in het groot
schuilen en «werken"?
Geen springers, geen hardlocpers, geen straat-
kunstenmakers meer. Goed en welmaar dan
de wedrennen, steeple i hates, hurdle races en
andere races, waar kostbare paarden worden
doodgereden, nette mensohen den hals breken,
fortuinen worden verwed en verzwendeld, waar
velocipédisten zich ongeneeselyke kwalen op
den hals halen; en de roeiwedstryden waar 't
al eveneens toegaat, allemaal pretjes waarvan
het zeden veredelende nog moet bljj ken, en waar
«het volk" niets aan heeft en niets van geniet
dan het aanzien heel nit de verte en mat be-
geerigheid, afgunst en wrok
Ik zon zoo zeggen laat het volk zjjn kermis
maar zoo lang het die nog toont te behoeven
of te begeeron. Condenseer haar desnoods, dooh
ook weer niet te veel, want dringt men haar
samen tot een heel klein klompje zonder
staarlj :s en bykomende genrtjes, dan is het
als een soort van vivisectie, waar 't corpus
onder doodgaat zonder dat men dit wil en
zonder dat het experiment een nattige nitkomst
geeft.
Blijft over de bedenking van sommigenhat
volk wat beters voor de kermis te geven en
dan de kermis af te schaffen. Nu wie d&t
weet, mag het zeggen. Uit de alreeds genomen
proeven, nog weinige trouwens en die mislukt
zjjn, moet men afleiden dat het heel moeiljjk
is, veal gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Alleen con amore op touw gezette en uit
gevoerde nationale feestvieringen zonden de
kermissen als dagen van pretmakerjj knnnen
vervangen; dooh wjj hebben wel een rjjke
gesohiedenis, maar toch niet elk jaar zoo iets
waarvoor de menigte warm gemaakt kan wor
den, en die dingen kosten geld, veel geld,
en dat geld moet goeddeels komen uit de
middelklasse, juist ook van diegenen die na in
hun nering van de kermis voordeel trekken.
Tot slot nog iets over de geldkwestie in
varband met het nitstel van de kermis. Toen
de kermis op haar gewonen tjjd op de komst
was, hadden velen uit de arbeidende klasse
geen cent te missen voor kermispret weinig
werk, weinig verdiensten den heelen zomer
door, dus niets te missen. En nn, daar is de
suikerbietendrukte in vollen gang en er wordt
door velen weer iets verdiend. Hoeveel van
die zuurverdiende centen, die anders voor
den aanstaanden winter zoo goed konden
te pas komen, zullen dezer dagen door de
kermis en haar verloïsalen worden verslonden!
H :d men de kermis maar op den gewonen tjjd
laten doorgaan, zeggen sommigen die daaraan
denken. Nn, daar is niets meer aan te doen,
en we willen maar hopen dat de vermogenden
in den aanstaanden winter de armen toch niet
zullen vergeten, zelfs al zullen ze ook de ker-
misstaudj-.s nog niet vergeten zjjn. De arme
verblinde, verwilderde schare, die toen schreeuw-
heilige. Wanneer ik de blikken der vrouwen
en meisjes zoo op my voelde rusten, met blijk
baar welgevallen aan mijne gruote, den Heere
gewijde jeugd, dan bekroop mij een vreeselijke
angst of ik de verzoeking wel zou kunnen
weerstaan, in geval zij ooit tot mij kwam. Ik
vrees somtjils dat met boeten doen en biddeD
niet alles op de wereld gedaan is.
Des nachts zochten wy altijd een onderkomen
in een huis van onzen Heilige, waar men ons
steeds hartelijk welkom heette, rijkelijk spijs en
drank voorzette, ons liet vertellen en ons be
klaagde dat wij naar die akelige wildernis
gezonden werden. Men verhaalde ons van
sneeuwtoppen en ijsvelden, van rotsgevaarten
en onafzienbare bosschen en ook van een meer,
zooveel afschuwelijkheden dat er geen tweede
zoo op de wereld bestaat. God sta ons by
Den vijfden dag naderden wij Salzburg. Daar
lag een lange, uitgestrekte nevelmassa voor
ons, met veel grijze punten en boeken, waar
boven sneeuwwitte bogen zweefden. Onbewe
gelijk stak dit alles tegen dan hemel af en toeD
de zon onderging begon het te gloeien en te
flikkeren alsof het in lichte laaie stond. Men
stelle zich dit wonder voor; wat wij voor nevel
en wolken hadden aangezien waren rotsen en
steenen Dat zijn dus do borgen, waarvan de
Lutheranen meenen dat hun geloof die kan
verzetten
volgenden dag voor de hemelbooge poort van
het gebergte, die ons als een zwarte afgrond
aangrijnsde, terwijl achter ons het paradijs der
bloeiende lentewereld lag, dat wij, arme mon
nikken, moesten verlaten. Aan een Mariazuilj
uit bloedruoden steen, versterkten wij ons door
een krachtig gebed, spraken ook den vloek
tegen de booze geesten uit en stapten in Gods
naam voort.
Siechts éen smal pad voerde naar de wildernis
Dennen, met stammen zoo dik als wij nooit
gezien hadden, verspreidden een dichte lommer
zoodat wij t e nauwernood het over ons wakende
oog des hemels konden zien. Wilde roofvogels
huisden in de toppeo, raven en valken krasten
om ons heen, als moesten wij naar de galg
geleid worden en lieten zich ook niet tot
zwijgen brengen door onze gebeden of onze
geestelijke liederen. Vele boomstammen waren
door den storm omvergeworpen of verrot en
afgebroken en lagen nu, door en over eikaar
heen, op den zwarten moerasgrond, alsof de
booze geeslen en heksen er mede aan het
spelen waren geweest. Yreeaelijk. waren ook
die ontzaglijke rotsblokken, waar tusschen ons
pad doorslingerdeen wat moesten wij denken
van dat voortdurend donderen, rollen en dave
ren. Dit alles klonk zoo helsch dat wij elk
oogenbiik meenden een duivelsche gedaante, of
een dergeljjk monster te zien verschijnen.
Maar slechts reeën, herten en vossen liepets
over ons pad. (Wordt vmolfd.)