N0. 242. 135" Jaargang. 1892, Donderdag 13 October Middelburg 12 October. DEMOfflKVAH BERCHTESSADEN Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k met uitzondering ran Zon- en Feestdagen! PrQs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.- Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel.' Bij abonnement IagerJ Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Telephoonnommer 189. Sprokkelingen uit Schouwenüniveland. f bUlLLbl OM. van Richard Vosz. Uit het Dvitich. Met een beklemd gemoed stonden wij den tl11)i)insi iu.m iii: mi in m w Tbevmon eter. Middelburg Agentes te VliasincenP. G. di Vxy Mxstdauh tc Zoox, te Goe*. a a YBollaxd, te üruixineen: F. v. d.Pxijl. te Zienkzee: a.C. de Mooiï, teTholen: W. a i A d ver tentlën zjj des avonds nogi opgenomen X7. Het is, terwjjl ik dit sohrjjf, kermis te Zie- rikcee. Ik kan niet zeggen we zitten midden in de kermis; want als in al onze huiskamers de kachels reeds stonden, en brandden, waar voor alleszins termen bestaan, dan zou ik xeggonwe ziiten ons heel geaoegeljjk te war men rondom de kermis; de kermis en de brandende baarden en kachels in cna midden, en wjj er omheen, heel fideel. We hebben hier dit jaar een geoonoentreerde en gecondenseerde kermis. Was zjj anders heinde en ver verBpreid, zoodat er een heele wandeling noodig was om haar geheel in oog8nsohouw te kunnen nemen, ditmaal staat het geheele kermisboeltje bjj elkaar op en om het Havenplein, met nog een uitwasje en een staart op en langs De Slik", zooals men hier 't terrein noemt, dat ontstaan is door de demping van het tweede pand naar de binnenhaven. Daar staat nn alles heel hniselyk bjj elkaar: spellen, kramen,stalletjes, en daar tusachen, op de ruimten, in andere jaren voor de passage opengelaten, drie draai molens <en met stoom-, een met paard- en een met handbeweging en daarbjj passende muziek, van welke die met stoom het in onnit staanbaarheid verre wint van de andere. Alles staat op twee gelederen evenals de schatters, die ook ais 't pas geeft op datzelfde plein in twee gelederen staan en ook met muziek, doch met het front altoos naar de andere zjjde. Verder gaat de vergel jj king echter niet op want een schutterparade laat zich ook van aohteren wel aanzien en de muziek klinkt aan alle kanten goedmaar een kermiaboel van aohteren gezien, dat 'a misère. Men kan echter na dat gezioht niet ontloopen als men de kermis wil «rondgaan". Staat men vóór de groote tenten dan heeft men achter zich den rommel, die gewoonlgk achter kermiskramen een tijdelijke bergplaats vindt. Dit is een groot ongerief van de rangsohikking op twee gelederen. Door die eenzijdigheid der plaatsing hebben nn ook alleen da bewoners der eene zjjde van het plein en de Slik het voorrecht van alles van den mooien kant te zien en al de andere plein- en havenbewoners zien acht dagen lang den achterkant. Alleen het geluid der muziek van de drie draai-inriohtingen deelen zij met hnn overburen. De kermis is ook geoondenseerd dit jaar, zeide ik. Dit bedoel ik ïój, dat al de vlot tende en vlnohtige, in de straten omzwervende kermisrommel geweerd is, en enkel het taai' bare, soliede en atationnaire is toegelaten, waaronder zelfs een orakeltempel, waar de jonge vrouw elyto jengd van Zierikzee en om- Na een langen ijjd rost ontvingen wij eindelijk weêr deze sprokkeling. Wjj twjjfelen niet of zy zal door onze lezers met evenveel genoegen en belangstel ling worden begroet als door ons. Rid NOVEITLiK Den eersten Mei 1680 werd ik, de Franois- kaner monnik, broeder Ambrosins, op een en twintigjsrigen leeftijd, met twee andere broe ders, Acgidius en Komanus, uit de christelijke stad Passan, naar het klooster Berchtesgaden gezonden. Dit heiligdom van den heiligen Franciskus ligt in een zeer woeste, wilde streek, te midden van hooge bergen en donkere, onafzienbare wouden, die naar men zegt wemelen van beeren en ander roofgedierte. Daarom waren wij zeer droevig gestemd en scheidden onder tranen van onzen hoogwaarden abt, alle lieve vaders en broeders en het huis des heiligen, dat in zulk een heerlijk, vruchtbaar land liefelijk tusschen welige akkers aan den helderen stroom verrijst. Maar wij mochten niet morren en onderwierpen ons gedwee aan den wil van onzen hoogwaarden abt. In genoemd kapittel Berchtesgaden had namelijk den vorigen zomer een zware ziekte geheerscht, die velen ten grave bad gesleept, waaronder verscheiden broeden van onze orde, streken haar toekomst gaat vernemen. Maar geen zwerm van bedelaars en schooiers met ware of geveinsde ellende, geen benden straat muzikanten, die op valsche instrumenten met schorre gorgela deftige koralen en huppelende walsjes ten gahoore brengen geen draaiorgels met valecha tongen en tonen geen ambulante liedjeszangers, kiezentrekkers, goochelaars, springers, gedresseerde apen, geiten cf ander gespuis, niets van dat alles vervult de straten de kermis is geoondenseerd op het havenplein, en in de overige deelen der stad bemerkt men er weinig van. En als men nu, inzonderheid bjj aulk weer als we tot heden toe hebben, dat rommeltje daar ziet staan, druipende van den regen, zwabberende en waggelende onder den stern- wind, half verdronken in het sljjk, dan roept men onwillekeurig uitHeeft men nu d&arvoor zooveel rumoer gemaakt eenige weken geleden? Hebben ze nu c&arroor de lantaren glazen ingeworpen Hebben ze nn voor zoo'n boeltje noodig gemaakt, dat heel het heir van rjjks. veldwachters van deze en nabnrige eilanden plas onze politie en schutterjj ingeroepen en opgeroepen is? Is dat niet erg naar? Eofio, het is nn kermis en ik wil hopen dat alles goed afloopt. De mensohen zjjn nn tevreden en bljj. Dit leid ik althans af uit de omstan digheid dat ik ze den geheelen afgeloopen nacht af en aan heb hooren galmen en gieren tegen de gute bulderende stormvlagen in. De mensohen neen, dat is te veel gezegd; maar dan toch een goed getal jongelui van beiderlei kunne, voor wie de kermis bljjkbaar een behoefte was en die, nu ze die behoefte vervuld zagen, storm- noch regenvlagen, kilheid en sljjk hebben ontzien en zich feeateljjk ge stemd betoond, met een ambitie, een batere zaak waardig. Laat mij echter billijk zjjn. De menschen hebben niet opzettelijk pieisier in het leeljjkezjj doen zoo, omdat zjj niet beter weten, omdat zo niets beters hebben, dat onder hun bereik is, en behoefte aan ont spanning hebben zjj even goed als de meer bevoorrechte door geboorte of lot, die zjjn zomerseizoen heeft genoten in Zwitserland of ergens ande», waar de voor allen onmisbare ontspanning te vinden was. Intusschen heeft de kermishistorie hier dit jaar vrjj wat te doen gegeven. Ik sou niet gaarne de stroomen van inkt, die er om vergoten zjjn, in eopiëerwerk verschrijven, noch de vloeden van welsprekendheid, die er om zjjn gevloeid, nog eens nazeggen of ze ook maar verzwelgen. Het is nn ook weer gebleken dat het niet altoos een prettig baantje is raadslid te wezen. Kort vóór den tgd, dat het hier kermis zou zjjn, nu een groote maana geleden, zag zieh de gemeenteraad op eens geplaatst voor de vraagnu kermis, of de kermis uitstellen tot aangenamer tjjd of tot een volgend jaar. Gewis zal niemand wraken, dat er raadsleden waren, die vreesden dat het gevaar, waarmede het land door de oholera oedreigd werd, grooter zou zjjn voor plaatsen, waar allerlei volk van elders, nit besmette plaatsen ook, door de kermis wordt samengelokt dan voor die plaatsen waar men het leven zjjn gewonen trein liet gaan, en ook dat voor de die, gelijk hun ambt gebood, de zieken verpleegd, de dooden begraven hadden. Er moest dus nieuw leven gebracht worden iu het huis vaa onzen heiligen in de wildernis en met bet oog op het ruwe der omgeving, zond men de jongsten en sterksten onder de broeders, zoowel naar lichaam als naar geest. Nadat wij den zegen ontvangen en voor het laatst in de kloosterkerk gebeden hadden, be. gaven wij ons met opgebonden pijen en nieuwe voetzolen op weg. De reis was ver en be zwaarlijk, het doel onbekend en somber, doch daar de hoop niet alleen begin en einde van het christendom is, maar tevens bet recht en de aard der jengd, waren wij ook weldra goeds moeds. In het eerst betreurden wij nog een poos bet tehnis, dat wij verlaten hadden, klaagden over de scheiding van onze broederen en bevalen onze zielen in de bescherming des hemels aan. Die straalde boven ons in vollen blauwen glans, als het gewaad onzer heilige moeder; de zon schitterde als het gonden hart van den Heiland, waaruit licht en leven over de geheele menschheid nederstroomt en de met voorjaarsgroen getooide aarde kwam ons voor als een heerlijk versierd gebedenhuis, waarin elk plantje en elk diertje godsdienstoefening hield. Wij verbaasden ons over de uitgestrektheid over de vele steden, vlekken, dorpen, hofsteden over het gewemel van menschen en over de tallooce wondere» der wereld. En daarin volksklasse in de stad zelve en haar omgeving thans, met het oog op het dreigend gevaar, de rustige rnst van alle dagen beter zou zjjn dan de lang niet altoos gezonde en nuchtere opgewondenheid, in aiwjjking van den gewonen leefregel, die de kermis meebrengt. Niemand, zeg ik, zal dit wraken. Doch tegen over de eene beschouwing kan de andere ge steld worden, en dit geschiedde ook en voor die andere beschouwing was mede veel te zeggen. Men zeideop dit oogenbiik is 't gevaar nog verre en de kermislui, thans in Zeeland rond reizende, zjjn nog onbtsmet, om niet te zeggen zniverbjj nitstel wordt allicht het gevaar grooter, terwjjl het wecr ook on gunstiger wordt; men heeft op de kermis ge rekend en voor de neringdoenden wil dit nog al wat zeggen, meer nog dan voor de pretlie- vende jeugd. Daarbjj kwam nog de overweging, dat men toch de gemeenschap van de gemeente met de overige wereld niet kan afsluiten en er dsgeljjkg een zeker aantal personen van heinde en ver met de booten worden aange voerd, die even goed als het kermisvolk be smetting souden kunnen overbrengen. Hoe dit zjj, de raad heeft toen de kermis uitgesteld tot 8 October. Had men destjjds een plebisciet of volksstemming uitgeschreven kermis of nitstel daarvan, ik geloof dat de meerderheid vóer de kei mis zon gewe st zjjn. Dooh nu tot uitstel besloten werd, legde de goede bargerjj Hch daarbjj neder, wèl overtuigd dat vox populi vox Del toch niets dan een phrase is zoo lang men de volksstem niet zuiver kan hooren; en in straatrumoer en ge tier nit zich de ware, edele volksstem zeker niet. De bargerjj toonde eerbied voor de wet en voor het besluit van den haar vertegen- woordigenden raad. De heffe des volks, meest or nadenkend en onbilljjk in zjjn oordeel of misschien ook onder rechtstreeksohen of zjjde- lingschen invloed van anderen, minder onschul dig dan zjj, legde zich er pas bjj neer toen er veel rumoer gemaakt was, moer rumoer zelfs dan een kermis te hooren en te zien geeft en toen de gewapende macht een ernstige houding aan. am. En nn hebben we de kermis in ons midden en zullen ons nog eenige dagen in haar op stelling in twee gelederen op plein en slife moeten schikken. Maar wie nu het armeljjke rommeltje dear ziet staan, armeljjk en afzichtelijk ondanks het weinige mooie, aardige en nuttige en bet vele blinkende, die zal wellicht onwillekeurig vragan: waarom de heele kermis maar niet afgeschaft Waartoe die jaarljjks terugkeerende dolle en dronkemans^agen Is dat wel iets dat in onzen tjjd thuisbehoort Er zjjn er, dia zoo denken en vragen. Toch wil ik wel erkennen dat ik met hen niet meega, al beu ik persoonlijk volstrekt geen kermisganger, en al zou ik de kermis kunnen misseu. Een groot deel der ingezetenen en vo >rai de mindere klasse denkt daar anders aan. En wie nn al de drukte en het gejoel der schare ondanks hf-t weserljjk skelig slechte weêr heelt gezien en gehoord, en wie in winkels en uitstallingen de bergen van allerlei goede zaken heeft gezien, die dezer dagen voer en na verdwijnen in de handen en monden van de koopers, die moet wel zeggen dat de kermis hier in ons gtï ro teerde dubbaleiland nog wel degelijk een behoefte is voor velen. Men moge er over denken hoe men wil, zonder socialist te sjjn, moet men wel erkennen dat er veel waars ligt in de uiting, die men, onder meer, ook hoorde tjjdens het kermisuitstel- standje, nl. dat er voor den minderen man tooh eiganljjk niets is dan de kermis; dat de r jjken en gegoeden elders voor hun geld allerlei vermaken knnnen gaan genieten en dit ook aosn, ieder naar zjjn smaak, terwjjl de werkman en do arbeider daaraan niet kannen denken noch voor zich noch voor hun gezin. Zeker is het ook waar dat voor vele neringdoenden de kermis een soort van oogsttjjd of slachttijd ie, dien zjj noode zonden missen en waarop het geheele j»ar door wordt gerekend, hier nog meer dan in de eene of andere groote stad, waar het eigenljjk op eiken wekeljjkschen marktdag een soort van kermis is, die de bui- tenlni door de gemakkelijke communicatie middelen zoo dikwjjls bezoeken als zjj iets noodig hebben. Eindeljjfc zou men de bedenking mogen op peren of het wel recht en goed zou zjjn de kermis af te schaffen ook in die afgezonderde plaatsen, waar zjj, zooals hier, nog altoos veel van een jaarmarkt heeft en ook in andere opzichten door een groot deel der bevolking wordt gewild en in stand gehouden. De kermis is iets dat ontstaan is, niet ingesteld; ontstaan in de ondheid, en ook nadat haar kerkeljjk karakter was weggevallen nog in stand geble ven om haar wareldljjk karakter. Zy is ont staan nit zekere behoefte en zal ook van zelf verdwjjnen als zjj haar tjjd gehad heeft. O, zeker, men zal zeggenzie, te Amsterdam en elders is de kermis afgeschaft en dood gemaakt. Dit is zoo, doch meu zou zich, meen ik, schromelijk vergissen ais men daarmede in die plaatsen het peil van de openbare zedelijkheid ook maar een graadje dacnt opgewerkt te hebben of dat de behoef ;e aan pret en ont spanning bjj de volksklasse nu uitgeroeid zou zfln- Ik zou zelts durven beweren, dat men in die plaatsen de kermissen eerlang weer zal zien terugkeeren, ietwat veranderd, verfraaid mis schien, omdat kunst en wetenschap steeds vooruitgaan, maar toch terugkeeren. Is er nu niet reeds een lange ljjst van ginds en elders gevierde fancy-fairs, kermesses cTété en derge- Ijjke, nu nog onder een of ander liefdadig voor wendsel, maar dan toch zoo georganiseerd en gekozen als een kermis, omdat men wel wist, dat daarin zekere aantrekkelijkheid ligt en dal de rjjke lni er zelfs grof geld voor over hebben om binnen muren of hagen ook eens fideel kermis te houden, zelf met een draai orgel te loopen of met een draaimolen te staan, horoscoop te laten trekken, te goochelen, een kermisprent nit te zingen enz. enz. Tot dusver zjjn dit nog pretjes enkel voor de rjjke lui, onderonsjes en met een liefdadig doel of mensehlievend voorwendsel. Maar daar de ideeën steeds voortmaroheeren, kan het niet lang duren of «het volk" in zulke plaatsen zal gaan zeggen: laat ons nn ook kei mis houden gaat alles toe naar goddelijke wetten en ver ordeningen, alles heeft zijn vaste plaats en stand, zoowel de heerlijke zon, als de mug, die in haar licht dwarrelt. Wat ons terstond verheugde dat was de menigte kerken en kloosters, kapellen en andere heiligdommen, waarmee het land gezegend is en die de godsvrucht der be woners bewees. Al die vrome gestichten zagen er bijzonder welvarend uitaan den rijkdom vau een akker of een boomgaard zag men terstond dat het kloostergoed was. Het was ook heerlijk wanneer overdag de klokken geluid werden, dan klonken er zoovele metalen tongen dat de geheele lucht in tonen scheen opgelost te zijn. Overal begroette men de jongeren van onzen dierbaren heilige met groote blijdschap en ontzag; vrouwen en kin deren schoten toe om ons de handen te kassen en zich door ons te laten zegenen. Het scheen dus alsof wij de heeren dezer schoone rijke weield waren; doch wij willen ons hierop niets laten voorstaan, en ons streng aan de klooster wetten en tucht houden en ijverig harten en nieren onderzoeken. Alzoo beken ik dat ik mijn ziel op een door en door wereldsehe, zon dige gedachte betrapte; het kwam mij namelijk voor dat de vrouwen mij met grooteren aan drang naderden dan mijne metgezellen en ik ben tooh volstrekt niet heiliger Aan zij, in tegendeel, nog veel onbeproefder en onervarener ia de vreeze des Heeren en de geboden van onzen op onze manier en wat goedkooper. Op een gewone straatkermis mogen geen dobbelaais, rjjfalaars, hazardspelers, rollebol- tafel aars, kwartjesvinders en dergel jjk gespui* komen, vooral niet op een gecondenseerde kermis. Doch eilieve, de besloten clubs in onze hoogst nobele badhuizen dan, waar, naar men zegt, zelfs «kwartjesvinders" in het groot schuilen en «werken"? Geen springers, geen hardlocpers, geen straat- kunstenmakers meer. Goed en welmaar dan de wedrennen, steeple i hates, hurdle races en andere races, waar kostbare paarden worden doodgereden, nette mensohen den hals breken, fortuinen worden verwed en verzwendeld, waar velocipédisten zich ongeneeselyke kwalen op den hals halen; en de roeiwedstryden waar 't al eveneens toegaat, allemaal pretjes waarvan het zeden veredelende nog moet bljj ken, en waar «het volk" niets aan heeft en niets van geniet dan het aanzien heel nit de verte en mat be- geerigheid, afgunst en wrok Ik zon zoo zeggen laat het volk zjjn kermis maar zoo lang het die nog toont te behoeven of te begeeron. Condenseer haar desnoods, dooh ook weer niet te veel, want dringt men haar samen tot een heel klein klompje zonder staarlj :s en bykomende genrtjes, dan is het als een soort van vivisectie, waar 't corpus onder doodgaat zonder dat men dit wil en zonder dat het experiment een nattige nitkomst geeft. Blijft over de bedenking van sommigenhat volk wat beters voor de kermis te geven en dan de kermis af te schaffen. Nu wie d&t weet, mag het zeggen. Uit de alreeds genomen proeven, nog weinige trouwens en die mislukt zjjn, moet men afleiden dat het heel moeiljjk is, veal gemakkelijker gezegd dan gedaan. Alleen con amore op touw gezette en uit gevoerde nationale feestvieringen zonden de kermissen als dagen van pretmakerjj knnnen vervangen; dooh wjj hebben wel een rjjke gesohiedenis, maar toch niet elk jaar zoo iets waarvoor de menigte warm gemaakt kan wor den, en die dingen kosten geld, veel geld, en dat geld moet goeddeels komen uit de middelklasse, juist ook van diegenen die na in hun nering van de kermis voordeel trekken. Tot slot nog iets over de geldkwestie in varband met het nitstel van de kermis. Toen de kermis op haar gewonen tjjd op de komst was, hadden velen uit de arbeidende klasse geen cent te missen voor kermispret weinig werk, weinig verdiensten den heelen zomer door, dus niets te missen. En nn, daar is de suikerbietendrukte in vollen gang en er wordt door velen weer iets verdiend. Hoeveel van die zuurverdiende centen, die anders voor den aanstaanden winter zoo goed konden te pas komen, zullen dezer dagen door de kermis en haar verloïsalen worden verslonden! H :d men de kermis maar op den gewonen tjjd laten doorgaan, zeggen sommigen die daaraan denken. Nn, daar is niets meer aan te doen, en we willen maar hopen dat de vermogenden in den aanstaanden winter de armen toch niet zullen vergeten, zelfs al zullen ze ook de ker- misstaudj-.s nog niet vergeten zjjn. De arme verblinde, verwilderde schare, die toen schreeuw- heilige. Wanneer ik de blikken der vrouwen en meisjes zoo op my voelde rusten, met blijk baar welgevallen aan mijne gruote, den Heere gewijde jeugd, dan bekroop mij een vreeselijke angst of ik de verzoeking wel zou kunnen weerstaan, in geval zij ooit tot mij kwam. Ik vrees somtjils dat met boeten doen en biddeD niet alles op de wereld gedaan is. Des nachts zochten wy altijd een onderkomen in een huis van onzen Heilige, waar men ons steeds hartelijk welkom heette, rijkelijk spijs en drank voorzette, ons liet vertellen en ons be klaagde dat wij naar die akelige wildernis gezonden werden. Men verhaalde ons van sneeuwtoppen en ijsvelden, van rotsgevaarten en onafzienbare bosschen en ook van een meer, zooveel afschuwelijkheden dat er geen tweede zoo op de wereld bestaat. God sta ons by Den vijfden dag naderden wij Salzburg. Daar lag een lange, uitgestrekte nevelmassa voor ons, met veel grijze punten en boeken, waar boven sneeuwwitte bogen zweefden. Onbewe gelijk stak dit alles tegen dan hemel af en toeD de zon onderging begon het te gloeien en te flikkeren alsof het in lichte laaie stond. Men stelle zich dit wonder voor; wat wij voor nevel en wolken hadden aangezien waren rotsen en steenen Dat zijn dus do borgen, waarvan de Lutheranen meenen dat hun geloof die kan verzetten volgenden dag voor de hemelbooge poort van het gebergte, die ons als een zwarte afgrond aangrijnsde, terwijl achter ons het paradijs der bloeiende lentewereld lag, dat wij, arme mon nikken, moesten verlaten. Aan een Mariazuilj uit bloedruoden steen, versterkten wij ons door een krachtig gebed, spraken ook den vloek tegen de booze geesten uit en stapten in Gods naam voort. Siechts éen smal pad voerde naar de wildernis Dennen, met stammen zoo dik als wij nooit gezien hadden, verspreidden een dichte lommer zoodat wij t e nauwernood het over ons wakende oog des hemels konden zien. Wilde roofvogels huisden in de toppeo, raven en valken krasten om ons heen, als moesten wij naar de galg geleid worden en lieten zich ook niet tot zwijgen brengen door onze gebeden of onze geestelijke liederen. Vele boomstammen waren door den storm omvergeworpen of verrot en afgebroken en lagen nu, door en over eikaar heen, op den zwarten moerasgrond, alsof de booze geeslen en heksen er mede aan het spelen waren geweest. Yreeaelijk. waren ook die ontzaglijke rotsblokken, waar tusschen ons pad doorslingerdeen wat moesten wij denken van dat voortdurend donderen, rollen en dave ren. Dit alles klonk zoo helsch dat wij elk oogenbiik meenden een duivelsche gedaante, of een dergeljjk monster te zien verschijnen. Maar slechts reeën, herten en vossen liepets over ons pad. (Wordt vmolfd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 1