N°. 184.
1356 Jaargang.
1892,
Zaterdag
6 Augustus.
Middelburg 5 Augustus.
Deie courant ver schijnt d a g e 1 ij k g
met uitzondering ran Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel.' Bij abonnement lagerj
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Telephoonnommer 139.
ONDERWIJS.
KERKNIEUWS.
Te half een wu er feiditent} voor bet geheeif
hi i) i) nit is(.suit: mum.
Agente» te VlissingenP. G. de Vet Mhbtdaoh tc Zoon, te Goes: A. A. X. bourns, te Kruisingen: F. v. d.Pbijl, te Zierikzee: A. C. nxMoou, teTholen: W.A. Advertentiën
ta» Nixuwehhuijzbx en te TerneuzenM. ds Jonen. Verder nemen nlle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evennis de i moeten des namiddags te één nor
advertentie-bureau's van Nnoh Vah Ditmah, te Botterdam, bi Gun. Bbliheahtb, te Gravenhage, en A. be la Majl Azh., te Amsterdam. aan het burean bezorgd zjjn, willen
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cm., Johh F. Jonas, opvolger, ip des avonds nog werden opgenomen
Tb era om eter.
Middelburg 5 Aug. vm. 8 o. 62gr.
m. 12 u. 71 gr., av. 4 u. 71 gr. F.
Verwacht \V. wind.
Wjj ontvingen een vlugschrift van de hand
des heeren H. Pyttersen Ten., lid der Tweede
kamer, getiteld Door een rooden draad verbon
den. Armverzorging, Emigratie,
Suriname.
Hit lezenswaardig en met studie gesohreven
boekje vestigt weer de aandacht op een be
langrijk en lang niet gemakkelijk op telossen
vraagstuk.
Dat de armoede, trots alle pogingen om haar
te lenigen, steeds toeneemt is een teit. Dat
ons stelsel van armverzorging groote gebreken
heett valt niet te loochenen. Dat menigeen
elders heil zoekt, vooral in het verre westen,
om een beter bestaan te vinden, leert de er
varing dageljjks, evenzeer ais rjj ons telkens
wtêr wjjst op teleurstellingen, door tal van
emigranten ondervonden. Men denke vooral
aan Argentinië.
Geen wonder dat men den blik slaat naar
andere landen, wsar men hen, die hier gebrek
ljjden, aan een behoorlijk bestaan wil help n
Op Suriname soo nauw aan ons verbonden
is in deze meermalen het oog gevestigd
geweestdoch het klimaat was een beletsel, en
het land deugde niet voor Europeanen die
veld- en handenarbeid moeten verrichten.
In 1845 werd een protf genomen met kolo
nisatie van Nederlanders aan de Saramacca;
maar deze is vrjjwel mislukt. De heer PytteiBen
beweert eobtsr dat dit een gevolg was van
verkeerde maatregelen.
Volgens hem is zulk eene kolonisatie zeer
goed mogeljjken tegenover de verklaring van
deze regtering«vroegere pogingen om West-
lndië te koloniseeren door Europtanen, hebben
tengevolge van het klimaat geen gunstige
resultaten opgeleverd", beroept hp zich op de
mededeelingen in het koloniaal verslag van
1891 over de kolonisten, afkomstig van de in
1854 opgeheven Europeesehe kolonisatie aan de
Buramacca. Op grond daarvan noemt hp
een onlooohenbaar feit, dat Hollandsohe kolo
nisten gedurende ruim 45 jaren, en dat wel
bp zoo ongunstige omstandigheden, niet alleen
in Suriname hebben geleefd, maar tevens door
handenarbeid tot een zekere mate van wet
etand zjjn gekomen. Hp wensoht daarom dat
de vroeger in 't werk geBtelde pogingen, die
mislukten omdat zjj verkeerd waren opgezet en
werden uitgevoerd, andermaal woruen aange
vat, doch nn op meer oordeelkundige wjjze en
Voorbereid door het instellen van oen grondig
en onbevooroordeeld onderzoek.
Men niethet is geen nieuw vraagstuk maar
een, dat zich telkens en telkens weer als van
nelf op den voorgrond dringt, nu men nieuwe
middelen zoekt om de »broodvra»g" op te lossen.
De zohrpver heeft natuurlpk voornamelpk
het oog op Friesland, waar de toestand zoo
treurig is; en hp haalt tevens als voorbeeld
Baden aan, waar met ondersteuning van de
overheid veel gedaan is om landverhuizing te
bevorderen.
Omtrent hetgeen de Badensche regeering
in deze deed, nadat zp eerst zich zeer weinig
geneigd toonde die verhuizing te ondersteunen,
niettegenstaande de toestand in menige streek
van dat land even ellendig was als in Fries
land, doet de heer Pyttersen in zjjne brooQnre
de volgende wetenswaardige bijzonderheden
ln 1848 werd door de Badensche Tweede Ka
mer een post van f 50.000 op de begrooting ge
bracht ter ondersteuning der landverhuizing
en de Regeering besloot alsnu tot de uitvoering
over te gaan. Zp verklaarde: »dat het een
plicht van den Staat was, de bevolking van
die gemeenten, welke niet meer in staat waren
in de kosten harer huishouding, met inbegrip
van die der armenzorg, te voorzien, de gele
genheid te versohaffen naar andere Btreken te
verhuizen, waar de arbeid een beter loon
kon erlangen."
In 1849 had de eerste landverhuizing op
staatskosten plaats en wel van 168 inwoners
der gemeente Rieneck, in het volgende jaar
gevolgd door die der overblijvende», soodat
de bevolking dezer gemeente, met uitzondering
van enkele», binnen een tpdsverloop van twee
jaren geheel naar Amerika werd overgebracht.
De kosten van het vervoer dezer 650 personen
bedroeg, met inbegrip van de in Amerika
verleende ondersteuning, 58,977, alzoo ruim
ƒ900 per hoofd.
Over de uitkomsten aezer onderneming sullen
W{j later met een enkel woord spreken, na
voorat een kort overzicht te hebben gegeven
van den toestand, waaiin de bevolking ver-
keetde, blpkende nit een bezwaarschrift, door
d« omliggende gemeenten bjj de regeering
ingediend: „De bedelarjj langs onze deuren
en de onafgebroken houtdiefstal in onze bosschen,
zoo verklaren zp, is het eenige bestaansmiddel
dezer lieden," iets wat door de Rieneokers
volstrekt niet geloochend werd, daar zp in
eene petitie, bp den Landdag ingediend, ver
klaren, dat zjj allen hcutdieven zjjn, maar
dat zjj toch de aardappelen, waaruit hun eenig
voedsel bestaat, niet rauw kunnen nuttigen en
hunne kinderen niet kunnen laten bevriezen.
„Hout moeten wjj hebben, al zaten ook de
boeren en houtvesters er bovenop 1" Het
was dan ook een onafgebroken strjjd tus-
schen de bedreigde eigenaren, houtvesters
en gendarmen eenerzjjds, en de Rieneckers
aan de andere zpde; geen wonder dan ook,
dat een groot deei der bevolking voortdurend
in hechtenis was, en men gedwongen werd vele
vergrjjpen ongestraft te laten, daar er geen
ruimte in de gevangenissen en geen schans
werk" genoeg was. Meer dan 200 der inge
zetenen leefdin van niets dan bedelarp de
rest bestond nit daglooners, handwerkslieden,
muzikanten, korfmakers, venters van muizen
vallen, ketellappers en dergeljjken. »De dag
looners en handwerkslieden, zoo luidt het
in het genoemde bezwaarschrift, verdienen
nagenoeg geen loon, en de laatstgenoemden
in den zomer iets, dooh in den winter niets,
zoodat allen aan het grootste gebrek ten prooi
zpn en met hunne talrpke gezinnen nagenoeg
vertwijfelen. Want geen brood, geen geld»
geen bed, geen hout en geen middel van be
staan, en dat inden winter,is een hard gelag.''
Nadat in 1848 de Tweede kamer de benoo-
digde gelden had toegestaan, werd eene over
eenkomst getroffen met het centraal bureau der
Badensche emigratie-vereenigmg en nog in den
uerfst van dat jaar ging de eerste afdeeling
van 168 personen op weg. Het waren lieden
zonder eenige have of goed, de armsten der
armen. »Eemge liepen barrevoets, de meeBten
waren dun en zeer schamel gekleed, zoodat zp
overal waar zp op reis naar Bremen aankwa
men, opzien en medelpden verwekten", be'
richtte de agent der vereeniging. Hoe de
toestand dier >armsten der armen" moet ge
weest zpn, kan men vermoeuen uit de mede-
deeling, dat, toen in het volgende jaar de
•grondbezitters" der gemeente aan de beurt
twemot, ook deze van de noodigste kieeding.
stukken, oude dragondermantels, broeken, van
kook- en drinkgereedschap, beddegoed enz,
moesten worden voorzien.
De uitkomst dezer eerste proefneming, waar
van men, met het oog op het gehalte der be
trokkenen, wel geen hooge verwachting mocht
koesteren, bleek daarentegen in allen deels
gunstig. Door de goede zorg der vereeniging
en van den consul vonden allen bjj aankomst
in Amerika een behoorljjk onderkomen, met
volop werk tegen een goed loon. Een der be.
richten (1851) luidde dat de burgemeester zich
met 80 zjjuer gemeentenaren te Rochester, in
de nabjjheid van het meer van Ontario, bad
gevestigd, dat deze lieden bp elkander in eene
straat woonden, een flink bestaan hadden en
wegens hun goed gedrag zeer gunstig stonden
aangeschreven.
Dat waren nu dezelfde lieden, voor wie men
in hun geboorteland niet genoeg gevangenissen
had, om hen voor hnune diefstallen en wegen6
houtroof te straffen 1
Welke gevolgen deze landverhuizing voor
bet moederland had, blp kt nit een ministerieel
Bchrpven van den 28sten Ootober 1850. >De
bedelarp heeft in meerdere mate opgehouden
dan men, op grond van het aantal vertrokken
personen, had durven verwachten, omdat
de benden, die eiken Maandag Rieneck ver<
lieten, om tot aan het einde der week, tot op
12 uur en meer, den omtrek bedelend en stroo
pend af te loopen, zich ook vele inwoners van
andere gemeenten aansloten, die thans niet
meer door het sleohte voorbeeld worden ver
leid. De houtroof iB zichtbaar verminderd, zoodal
vele nieuwe aanplautingen worden aangelegd."
Uit andere gegevens bljjkt, dat de gunstige
gevolgen der emigratie allerwege merkbaar
waren. De gedwongen verkoopingen, de kosten
van armverzorging, de bedelarp, de misdrpven
en de vergrjjpen tegen den eigendom vermin
derden, terwpl de loonen stegen.
Geen wonder dat de regeering door deze uit
komsten aangemoedigd werd op den ingeslagen
weg voort te gaan. In 1851 werden van staats
wege 1138 personen geholpen met een bedrag
van ruim 110.000, ongerekend nog vele huis
gezinnen, die van gemeentewege of op andere
wpze ondersteund werdenen hoewel, bjj de
meeste hunner vergeleken, de landverhuizers
van Rieneok nog haive heiligen en grond
bezitters waren, luidden de berichten omtrent
nagenoeg allen zonder uitzondering gunstig.
Velen viel het aanvankelijk moeiljjk «ich aan
geregelden arbeid te gewennen, doch weldra1 Suriname, deze overzeesohe provinoie van
kwamen van alle zpden dankbetuigingen in aan
ue regeering en aan hen, die bjj de emigratie
behulpzaam waren geweestallen hadden goed
uun broodzjj, die voorheen een loon genoten
van 15 pfg, verdienden thans van 1 tot 2 dol
lars per dagvelen hadden reeds grond ge
kocht en waren eigenaars van 50 acres, zoodat
zjj thans, in vergelpking van vroeger, rpke
lieden waren.
Het jaar 1851 gaf het eerste, doch tevens
ook het laatste voorbeeld eener proefneming
van emigratie op groote sohaal in Baden, Wel
had het ministerie van binnenlandsche zaken
voorgesteld voor 1852 een post van 800.000
tot dat doel op de begrooting te brengen, doch
de minister van flnanoiën Verzette zich daar
tegen, zoowel als tegen de staatkunde in de
laatste jaren gehuldigd. Hp beschouwde het
thans gevolgde humaniteitB-beginsel als ver-
derteljjk, daar het den maatschappeljjk en
zedelpk laag gezonkene een premie verleende,
om op den ingeslagen weg voort te gaan,
tervtjjl den arbeidzamen arme, die geen
middelen bezat om te enugreeren en
daardoor zpn toestand te verbeteren, nietB an
ders overbleef dan ook den arbeid te staken.
Men moedigde op kunstmatige wpze lichtzin
nige buweljjken aan, en onderhield de onechte
kinderen op staats- ot gemeentekosten. Hoe
groot het aantal onechte geboorten was, blpkt
trouwens wel hieruit, dat in éane gemeente,
263 inwoners tellend, 7 ongehuwde vrouwen
Zl onechte kinderen bezaten.
Door als regel te stellen, dat de staat de
kosten der armverzorging moest dragen, waar
de gemeenten onmachtig bleken er in te voor
zien, werkte men de speelzucht der arme ge
meenten in de hand, en maakte de rpke arm.
Biet land ware te beklagen, indien het buiten
de landverhuizing in massa geene andere mid
delen bezat om den moreelen en oekonomiachen
ondergang te keeron. Naar zpne meening be
stond er geen twjjfel of een streng optreden tegen
alle arbeidschuwe personen, het onverbiddeipk
weigeren van onderstand aan alle vallede ar
beiders, zoodat deze tot werken gedwongen
werden, streng optreden tegen aile vergijjpen
tegen het gemeene recht, het vermpuen van
alle niet strikt noodige uitgaven door de ge
meenten, de bevordering van spaarzaamheid,
matigheid en het ontwikkelen van nieuwe
bronnen van volkswelvaart waren betere mid'
delen dan landverhuizing op groote schaal.
In den boezem van het ministerie behielden
zpne inzichten de overhand en in stede van
de voorgestelde 800.00Ü werd een pOBt van
50.000 uitgetrokken, ter beBtrjjuing van de
noodzakeljjkste kosten en daarmede voor goed
gebroken met het pogen om door eene land
verhuizing op groote schaal het gestoorde
evenwicht tusschen de middelen van beBtaan
en de vermeerderde bevolking te herstellen
In de daarop volgende jaren werd ae staats
hulp steeds geringer: m 1854 25.000, in'55
20.000, daarna ƒ10.000, tot in '66 de staat
geheel ophield onmiddelpk steun te verleenen
en er zioh toe bepaalde op de werkzaamheid
der gemeente op dit gebied toezicht uit te
oefenen. Eene in 1881 uitgevaardigde oirculaire
duidt het nieuwe standpunt der regeering aan
zjj luidde o. a.
»Bjj elk voorkomend geval moet worden
onderzocht en nagegaan of er voldoende
zekerheid bestaat dat de tot emigratie genegene
in het buitenland betere kansen van slagen
vindt dan in zpn woonplaats. Het kan toch
in geen geval worden toegelaten, dat onder
steuning van gemeentewege wordt verleend,
louter om ontslagen te worden van den cp bet
gemeentebestuur rustendeondeihoudslast, terwpl
de landverhuizer daardoor eene geheel onzekere
en dikwjjls treurige toekomst te gemoet gaat."
Daarmede heeft Baden zpn stelsel van land
verhuizing in overeenstemming gebracht met
de eischen, door de Vereenigde Staten gesteld.
Deze herinnering kan voorzeker ook voor ons
land zpn nut hebbenen het is tevens o. i.
gewenseht dat in regeeringskringen maar ook
door hen, die belangstellen in het lot van
zoovelen, welke hier strjjden tegen een armzalig
bestaan, kennis worde genomen vau de bro-
ohure van den heer Pyttersen, die eindigt met
deze regelen:
•Nederland en Suriname, moederland en
kolonie, voor beide is het heden donker, beide
ljjden de een aan overvloed van arbeidskracht
in verhouding tot de bronnen van bestaan, de
andere aan gebrek aan dieztlfdearbeidskrachten.
Dat dan het moederland, niet door geld alleen
maar ook met de zoo noodige levende krachten,
hare dochter te hulp kome en daardoor aan
beide ten zege worde.
•Door bevordering dezer immigratie tooh zal
tweeërlei doel worden bereikt; de kolonie
Nederland, zou een nieuwe en schoone toe
komst tegemoetgaande toenemende belang'
stelling in dit schoone maar te zeer verwaar'
loosde land zou aanleiding geven, dat meer
dan totnutoe naar de middelen werd gezocht
om den bloei daarvan te bevorderen en daar
mede de uitspraak van Z. M. koning Willem
lil tot werkelpkhcid kunnen worden>het
schoone Suriname moet voor ons een tweede
Java worden". De onvereohilligheid, hier te
lande ten opzioute van Sariname bestaande,
met miskenning van de pliohten, welke tegen
over deze kolonie op onze schouders rusten,
zal daarooor wellicht een einde nemen, tot
heil van moederland en kolonie beide.
•Aan honderden, ja duizenden verarmende
landgenooten, die hier, worstelend tegen werk.
loosheid en gebrek, steeds dieper wegzinken
in armoede, zou daar de gelegenheid geboden
worden, een nieuwe toekomst tegemoet te gaan,
vrp van armoede en gebrek, met Welvaart in
't verschiet en daardoor tevens onzen gemeente-
bestaren de zware en steeds moeilpker wordend»
t«ak der armverzorging verlicht, de voortwoe
kering van den kanker van het proletariaat
tegengehonaen en meer en beter geaaan worden
dan tene van aalmoezen levende bevolking te
kweeken.
•Moohten de reeds vroeger aangehaalde
woorden >dat wjj door onze arbeiuzaamheiu
oe vestigen dat men m Suriname mnu bouwen
kan en landbouwende zpn bestaan vinden en
aat alzoo de kolonisatie van Suriname door
Hollanders mogelpk en dit schoone land van
zjjnen ondergang te redden is", na meer dan
veertig jaren blpken niet tevergeefs geschreven
te zpn".
Naar het Utr. Dhld. meldt is het beticht
dat namens H. M. de Koningin-Regentes jhr.
L. R. J. A. Roosmalen Nepveu van Doorn
Friesland bezocht om den arbeiderstoestand
aldaar te onderzoeken, niet juist. Jhr Nepveu
doet dit niet namens H. M. (de omstandigntia
dat jhr N. adjuuant is van H. M. gat lot deze
mededeoling aanleiding), maar als hoofdbe
stuurder van het comité m Nederland tot be
vordering der emigratie naar Canada, door aan
arbeiders fiuanoieelen steun te vecscUhffen voor
de kosten van overtocht enz.
Dit comité heeft vooral het oog op Friesland
geslagen, waar de toestand van tal van arbei
ders treurig is en wenscht daar met de emi
gratie aan te vangen.
ohr Nepveu riep in dezen de hulp in van ds
De Hoogh te Npeüaske bjj Heerenveen, met
ait gevolg, dat aeze heeren bjj dj invloedrijkste
personen medewerking ondervonden en eerst'
daags eene vergadering zal worden gehouden,
waarin tot opriohting van een comité in Fries'
land zal worden besloten, om daarna, zoo
mogeljjk, met de landverhuizing aan te vangen.
De Vereeniging tegen de Kioakzalcery zal op
hare 9 Augustus te 's Hage te houden jaar
vergadering o. a. behandelen een door het
bestuur ontworpen adres aan den minister van
binnenlandsche zaken, waarin uiteengezet wordt
dat het standpunt, hetwelk de staat tegenover
de geneeskunde inneemt, door de kwakzalverjj
ernstig wordt aangevallen, niet op goede gronden
en niet om het algemeen belang te bevorderen,
maar nit eigenbelang en geldzucht. Derhalve
wordt eerbiedig verzocht, zoowel door Btrenge
toepassing der bestaande, als door het invoeren
van nieuwe wetten, de kwaktalverjj op ge
neeskundig gebied te bestrjjden, te beperken
of zoo mogelpk uit te roeien.
De heer P. A. Biops van Treslong, onder-
wjjter te St. Jans teen, heeft zpne benoeming te
Lakkerkerk aangenomen en voor die te Axel
bedankt.
In de gemeente Ellewoutsdjjk paste men
de bepaling, opgenomen in het tweede lid van
art. 46 der wet op het 1. o., op de volgende
wpze toe. In plaatB van, overeenkomstig de
verordening, van minvermogenden een derde
van het voor gegoeden bepaalde schoolgeld te
heffen, liet men hen voor éen of meer kinderen
vol schoolgeld betalen, terwpl voor de overige
kinderen nit hetzelfde gezin geen schoolgeld
in rekening werd gebracht. Wp vestigen er de
aandacht van het gemeentebestuur op, dat deze
handel wpze in strjjd was met art. 46, üe lid, der
wet op het 1. o. Is eenmaal uitgemaakt, dat
iemand tot de minvermogenden behoort, dan
mag van hem niet het schoolgeld worden ge
vorderd, dat voor kinderen van gegoeden wordt
oetaald. De wet bepaalt uitdrukaeljjk, dat
minvermogenden slechts voor een gedeelte aan
de heffing mogen wo.den onderworpen; art.
48, 2e lid, dat ook voor minvermogenden geldt,
geeft aan, dat de druk kan worden verlicht
wanneer meer dan éen kind nit hetzelfde gezin
de school bezoekt. W. v. B. A.)
Bjj kon. besluit zpn benoemd:
tot sabstitnut-officier van justitie bjj de
arr.-rechtbank te 's Hertogenbosch mr J. E. J.
M. van der Kun, thans substitnut-offloier van
justitie bjj de arr.-rechtbank te Roermondtot
subs.-officier van justitie bjj de arr.-rechtbank
te Roermond mr J. J. Carsten, thans ambte
naar van het openbaar ministerie bjj de kan
tongerechten in het arr. Leeuwarden, voor de
kantons Leeuwarden, enz.tot ambtenaar van
bet openbaar ministerie bjj de kantongerechten
in het arr. Leenwarden, voor de kantens
Leeuwarden etc., mr J. K. Hummel, eervoi
ontslagen recnterljjk ambtenaar ia de kolonie
Cuiftij o, wonende te's Gravenhage
tot griffier bjj het kantongeiecut te Zuid-
hom mr. F. D. De Boer, thans substi.uut-
griffier bp de arr.-rechtbank te Heerenveen
tos griffier bjj het kantongerecht te Breuke-
ien-Npenrode mr D. Bas.ert, advocaat en
procureur, wonende aldaar; tot snbstituut-
griffier bjj de arr.-rechtbank te Heerenveen mr.
G. W. Van der Feltz, advocaat en procureur te
Groningen, tevens beëedigd klerk ter griffie van
de arr.-rechtbank aldaar; tot griffier bjj het
kantongereoht te Haarlemmermeer mr. H.
Tuymelaar, advocaat en proenrenr te Haarlem,
tevens beëedigd klerk ter grilfie van de arr.-
rechtbank alaaar; en
tot ridder in de orde van Oranje Nassau P.
H. Kemper, ingenieur der 1ste klasse van den
rijkswaterstaat
Door den minister van koloniën zpn de
heeren J. Homan van der Heide en L. L. graat
van Randwjjck gesteld ter beschikking van den
gouverneur»geneiaal van Nederlandsoh-Indië,
om te worden benoemd tot adspirant-ingenieur
bjj den waterstaat en de burgerljjke openbare
werken daar te lande.
Donderdag hield net Leger des Heil* op
het landgoed de Vogelenxang, ter eere van zpn
vjjfjarig bestaan in ons land, een velddag.
Hot feest werd niet zoo druk besooht als men
wel verwacht had, al waren tooh zeer velen
opgekomen om het bjj te wonen. Aan andere
zpdo schat men het aantal bezoekers op vjjt
a zesduizend, behalve de tweeduizend heil
soldaten.
Na een bidstond door kolonel Olipbant werd
de velddag door vlaghjjsehing en een schot
plecntig geopend, en trokken offioieren, solda
ten en belangstellenden in optooht naar het
station om generaal Booth at te halen.
De deelnemers droegen een groot aantal
afdeelings-vaandels, terwpl iedere soldaat
voorzien was van een vlaggetje, zoodat de bonte
kleuren, gevoegd bjj de gezongen liederen in
vroolpke marsohmaat, wel in staat waren de
aanwezigen in de vereisohte feeststemming te
brengen.
Om negen uur kwam het Internationaal
stafmuziekkorps uit Londen aan van Rotterdam,
voegde zich bjj de heilsofficieren op het plat
form en Bpeelde verschillende volksliederen.
Daarna werd generaal Booth met uitbundig
gejuich ontvangen.
De generaal hield een toespraak tot de
menigte; als bijzonderheden noemde hp, dat
het leger tegenwoordig in 37 staten werkzaam
was en 5000 afdeelingen met 11000 offioieren
telde; voorts dat het leger twee tjalken had
ingericht en bemand met >heiLmatrozen", ten
einde op die wjjze one land te doorkruisen en
den godsdienst te brengen aan de varenden
en in de kleinste gehuchten. Het waren ge
wone Friesche tjalken, met hangmatten tot
zeer eenvoudig naohtverblpl ingericht.
De bemanning is gekleed in een net matro
zenpak, van donkerblauw, met een pet waarop
het woord Soheepsbrigade. Met eene toespraak
van den generaal werd zp, zooals het programma
dat noemde, ingezworen en haar op het hart
gedrukt trouw te zjjn aan God en aan het
Leger des Hoils en een beetje gevaar niet te
schromen.
Om halfelf leidde generaal Booth de „heili-
gings-bjjeenkomst" in de groote-, de ensign
Tjaden de oefening in de kleine tent, en werd
er op platform II een godsdienstoefening ge
houden, onder leiding van mevronw Oliphant
en andere dames. Hier bestonden de toehoorders
grootendeels nit niet-heilsoldaten.
Mevrouw Oliphant hield toespraken en zong
eenige liederen met begeleiding van een
seraphine-orgel. Het koor werd door allen
medegezongen.