ZITTING VAN VRIJDAG 8 JULI 1892. 19 de onmiddelijke nabijheid van den bewusteu weg wonen, benevens door de leerlingen van twee druk bezochte openbare scholen Dat Hulst, de voornaamste marktplaats van ons gewest, de zetel van het kantongerecht en hoofdkies district voor de Provinciale staten, terwijl er gevestigd is het kantoor van registratie en domeinen enz., door de ingezetenen van Koewacht niet anders te bereiken is dan langs groote omwegen of over België Dat deze gedwongen omwegen, waarvan een druk gebruik gemaakt wordt, door België bevorderd door het aanleggen van flinke straatwegen naar zijne marktplaatsen, afnemen van het nationaliteitsgevoel en overnemen van taal en zeden des nabuurs tenge volge hebben Dat door het tot stand komen van een straatweg tusschen beide gemeenten rechtstreeks op Nederlandsen grondgebied, handels- en andere relatiën mogelijk gemaakt en alle boven aangehaalde bezwaren en nadeelen opgeheven en uit den weg zouden geruimd worden Dat, om deze vele redenen, zij in hunne vergaderin gen van den 28 Juli 1891 besloten hebban, overtegaan tot bestrating der wegen, voorkomende op den ligger der wegen en voetpaden in de gemeente Koewacht, onder de n°«. 20 en 28 eu die, voorkomende onder de n08. 5, 7 en 12 van den ligger der W6gen en voetpaden in de gemeente St. Jansteen, en zulks in aansluiting met de bestaande kunstwegen eenerzijds naar Hulst en anderzijds naar Zuiddorpe en Axel Dat de kosten der voorgenomen wegsverbetering zijn geraamd op p. m. f 66900 Daar echter de fiaancieële krachten der betrokken gemeenten, polders en waterschappen ontoereikend zijn om in deze bestrating te voorzien, hebben zij zich tot de regeering gewend om 1/3 van voormeld bedrag als rijkssubsidie te erlangen Dat, wijl er gegronde hoop bestaat, dat deze rijks subsidie zal verleend worden, zij tot uwe geachte ver gadering het beleefd en dringend verzoek richten, het overige 2/3 der hierboven geraamde som of 44600 gulden als renteloos voorschot aan de gemeenten St. Jansteen en Koewacht te verstrekken, zullende zij zich in dezen gedragen overeenkomstig de bepalingen van het besluit der staten van 10 November 1882 (Prov. blad no. 117) Dat zij daarenboven doen opmerken, dat de aflossing van het voorschot reeds verzekerd is door de genomen besluiten der betrokken polders en gemeenten Dat zij om al de hierboven aangevoerde argumenten als hunne hoop uitspreken, dat het hua aan de mede werking uwer geachte vergadering, om een misstand als in dit verzoekschrift geschetst, niet te bestendigen, niet ontbreken moge. De heer Hammaclier brengt het algemeen verslag der afdeelingen uit. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel genomen 38 leden, waaronder 6 leden van Gedeputeerde staten. In eene afdeeling werd door een lid bezwaar ge maakt tegen de groote uitgaven, die gevorderd worden voor den aanleg van een keiweghij meende dat met grint die weg ook te verbeteren zou zijn en wees daarbij op de watering Cadzand, waar thans grint wegen worden aangelegd, en op de grintwegen in Schouwen, die daar, vooral op zandgronden, goed voldoen. In eene andere afdeeling werd eene vraag gesteld door éen lid van dezelfde strekking. In beide afdeelingen werden daarop inlichtingen verstrekt door de aanwezige leden van Gedeputeerde staten en door ter plaatse bekende leden, en daaruit bleek dat de soort van het zand, waaruit de betrok ken weg bestaat, niet geschikt is om er grint in te brengen; dat dit indertijd gebleken is bij een weg, in de nabijheid gelegen, waar men om de aangegeven reden de indertijd aangebrachte grintbedekking door keibestrating heeft moeten vervangen; dat overigens de groote afstand tusschen den bedoelden nieuw te verharden weg en de naastbij gelegen havens het tel ken jare terugkeerend grintvervoer zoo kostbaar maakt dat het alleen daarom verre de voorkeur verdient door eene keibestrating de hooge onderhoudskosten van een grintweg te ontgaanen dat de mindere geschiktheid voor begrinting bevestigd wordt door het rapport van den hoofdingenieur van den Provincialen waterstaat, die zelfs vao oordeel was dat keien van mindere afmeting dan 14 op 16 te los zouden zitten en dus dia afmetingen noodzakelijk oordeelde. In do eerstbedoelde afdeeÜDg werd het voorstel be streden door een lid, dat meende dat de Staten met het geven van subsidiën op den verkeerden weg zijn ea het gevolg daarvan zoude zijn verwarring in de geldmiddelen der Provinciesteeds wordt, naar het oordeel van dat lid, meer en meer van die geldmid delen gevorderd en eindelijk zullen de opcenten moeten worden verhoogdde belanghebbende polders behoor den, volgens dat lid, meer bij te dragen. Een ander lid dezer afdeeling kwam tegen deze pessimistische beschouwing op en kon niet aannemen dat de financiën der provincie in de war zouden geraken, daar het toch hier slechts geldt voorschotten, die worden terugbetaald en dus alleen renteverlies wordt geleden. Vau de zijde van Gedeputeerde staten werd ten aanzien van dit punt nog er op gewezen, dat zich bovendien hier het buitengewoon geval voor deed dat aan het verleenen van hst voorschot de voor waarde zal verbonden zijn, dat de helft der kosten van onderhoud aan de gemeenten door de belangheb bende polders zal worden vergoed. Ook werd nog gewezen op het feit dat het voorschot dan alleen wordt verleend wanneer het rijk éen derde in de kosten van aanleg draagt, en op de groote wen- schelijkheid om in de bedoelde streek verbeterde gemeenschapsmiddelen te verkrijgen op Nederlandsch grondgebied, waar men daar tot heden die slechts naar de zijde van België vindt. Het resultaat van de behandeling dezer zaak in de afdeelingen was, dat twee afdeelingeu zich geheel en in eene afdeeling 6 leden zich verklaarden vóór het voorstel, terwijl in de laatstbedoelde afdeeling 2 leden zich tegen het voorstel verklaarden en 4 hunne stem voorbehielden. De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde staten in dit verslag geene aanleiding vinden om wijziging te brengen in hun voorstel. Ingevolge het voorstel van den voorzitter wordt tot dadelijke behandeling besloten. Algemeene beraadslagingen vinden niet plaats. Achtereenvolgens worden de onderdeelen eu eindelijk de slotbepaling aangenomen. Op wensch van den heer Hteijse heeft hoofdelijke stemming plaats. Het voorstel wordt aangenomen met 32 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de hseren Heijse, M. Bolle, Noordijke, De JoDge Jz., De Smidt, Risseeuw en W. J. Vader. De voorzitter stelt aan de orde het verslag der afdeelingen betreffende het voorstel van Gedeputeerde staten tot het verleenen van eene personeele toelage van 150 uit de provinciale feas, voor een tijdvak van vijf jaren, aan'den provincialen veearts in Koord-Beveland.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 5