16 ZITTING VAN VRIJDAG 8 JULI 1892. onderneming ga beschrijven, die de heer Bolle niet heelt medegemaakt en dus vermoedelijk niet kent. Zoo ja, hij zon met mij gevoelen, dat hier op het oog geljjkheid en gelijkvormigheid gevonden wordt, maar niet in de werkelijkheid. Wat toch is de zaak? In den jare 1878 heeft ons geacht medelid Van Waesberghe Janssens een bekend voorstel gedaan, dat hem zekere vermaardheid en zelfs zekeren naam bij de Staten van Zeeland heeft gegeveD, het voorstel namelijk, om aan Gedeputeerde Staten een onderzoek op te dragen naar eene verbinding met het 5e district, die aan sommige klachten in die streek zou te gemoet komen. De vrucht van dat voorstel was de stoombootdienst WalsoordenVlake, eerst met eenige proefjaren zonder verplichting tot een wagendienst, die alleen als mogelijk in het contract genoemd werd. Na verloop van dien proeftijd is met de ondernemers een nieuw contract voor 10 jaar gesloten. Bij dat nieuwe contract werd de gesubsidieerde dienst uitgebreid tot Hulst en dus met verplichten wagendienst verrijkt, nu men in de streek zelve niets deed, iets wat daar meer voorkomt, omdat de behoefte aan dien dienst onomstootelijk ge bleken was, en deze onvolledig zou zijn geweest zonder het complement WalsoordenHulst. Mij dunkt, dit teekent, en is iets gansch anders dan wat hier voorligt. Eindelijk doe ik opmerken, dat Gedeputeerde staten zich niet ten principale over subsidie aan ten wagen dienst hebben uitgelaten, maar eigenlijk alleen hierover, dat in elk geval geen subsidie voor zoo iets te pas komt, als de naastbelanghebbenden niets dotn. Deze nu gaven sympathie met woorden maar geen klinkende bewijzen van belangstelling. De heer Pampe van Meerilervoort. Mijnheer de voorzitter, ik kan niet ontkennen dat ik met ge noegen de gedachtenwisseling over dit voorstel heb gehoord. Reeds bij eerste lezing van het voorstel deed Het mij leed, dat Gedeputeerde staten het verzoek niet konden inwilligen, maar nu is geconstateerd dat het aan geen twijfel onderhevig is dat de onderneming werkelijk ten bate is van het algemeen belang, doet mij dit te meer leed. Dat algemeen belang is niet weersproken. Trouwens ware dit het geval geweest, dan zou ik gewezen hebben op het aanzienlijk cijfer van vervoerde reizigers. Waar ik gewenscht had dat er mogelijkheid bestaan had om het verzoek in te willigen kan ik niet ontkennen iets gevoeld te hebben voor het bezwaar van Gedepu teerde staten, namelijk het doen van een eersten stap op den weg der subsidiëo van wagendiensten. De heer Bolle echter heeft reeds gewezen op het feit, dat een dergelijk subsidie verleend is aan den wagendienst tusschen Hulst en Walzoorden. Het geacht lid van het Gedeputeerd college heeft er nu wel op gewezen dat het hier een andere zaak gold, namelijk een onderdeel van een andere onderneming, doch dit verandert niets aan het feit dat de subsidie vermeerderd is, terwille van het onderdeel: wagendienst. Zonder dien wagendienst ware hat minder. Maar er is meer. De Staten subsidieerden ook den wagendienst IJzendijke—Scboondijke. Door inwilliging van het verzoek zou er dus geen eigenlijk antecedent geschapen worden. En al komen er meerdere aanvragen dan kan de vergadering telkens overwegen of die ge vraagd worden voor ondernemingen, even levensvatbaar als de nu besprokene. Een tweede grief van Gedeputeerde staten is dat geen der betrokken gemeentebesturen eenig subsidie geeft Ik erken dat het ook mij gewenscht voorgekomen was dat van dien kant iets was bijgedragen, maar dit is nog geen reden om dit verzoek af te wijzen. Nooit toch is dit gevraagd als eene voorwaarde om subsidie te verleenen aan het middel vau vervoer, b. v. aan de spoorbootmaatschappij of de stoomboot tusschen Walzoorden—Vlake. Geen enkele gemeente geeft daarvoor subsidie. In verband met het gehoorde meende ik een conciliant voorstel te doen teneinde daardoor aan den eenen kant adressant te helpen en aan den anderen kant de provincie op niet te zware lasten te brengen. Ik neem daarom de vrijheid om voor te stellen dat het gevraagde subsidie voor éen jaar worde verleend. De redenen, die mij daartoe leiden, zijn deze. Als de onderneming nog een jaar bestaat en gebleken is genoeg levensvatbaarheid te hebben, dan kan haar het volgende jaar misschien het postvervoer worden toevertrouwd, wat voor den ondernemer een groote verlichting zijn zon. Wordt de subsidie niet verleend, dan is de onderneming een volgend jaar misschien te niet gegaan en zal het veel kosten weder opnieuw te beginnen. Waar het algemeen belang niet wordt ontkend, meen ik dat door het toestaan van een subsidie voor éen jaar van de provincie geen te groot offer wordt gevraagd. De heer Van Uije Pieterse. Mijnheer de voor zitter, ik heb alleen hot woord gevraagd om te ver klaren dat ik genegen zou zijn de gevraagde subsidie toe te staan. Intusschen ben ik ook bereid om mijn stem uitbrengen voor bet amendement van den heer Pompe, omdat we dan gelegenheid hebben te zien, hoe de dienst verder zal gaan. Ongetwijfeld is het van groot belang voor Noord- en Zuid-Beveland, dat de wagendienst tusschen het Cortgeensehe veer en Goes blijft bestaan en ik geloof wel dat het meeren- deel mijner medeleden zich bereid zal toonen het amendement aan te nemen. De heer J. M. Bolle. Mijnheer de voorzitter, ook na de duidelijke, geschiedkundige uiteenzetting van het geacht lid van Gedeputeerde staten ben ik niet van zienswijze veranderd. Ik blijf van gevoelen, dat deze wagendienst van belang is en als communi catie-middel de Staatsspoorwegen voedt. Vele personen uit Noord- en Zuid-Beveland zijn hierbij betrokken en maken gebruik van den omnibus, zoodat hier geen sprake is van een lokaal belang. Het is allervreemdst, zoodra kleine, nietige plaatsen wat vragen, wordt er gesproken van lokale belangen. Ik begrijp niet, waarom een kleine plaats ook niet een algemeen belang zou kunnen bevorderen. Ik blijf derhalve bij mijn gevoelen, maar ik ben bereid concessies te doen en mede te gaan met het amendement van den heer Pompe. Het volgend jaar zal men beter de zaak kunnen beoordeelen. De heer Heijse. Het zij mij vergund eeuige kant- teekeniugen te maken op het gesprokene door den heer Pompe van Meerdervoort, deels tot wederlegging, deels tot aanvulling. Allereerst moet ik hier herhalen, wat straks reeds door mij gezegd is, dat namelijk de omnibusdiensten ViakeHansweert en Walsoorden- Hulst, die met den stoombootdienst zijn verbonden, toch moeilijk op éen lijn te stellen zijn met hetgeen nu voorligt. Zij vormen een noodzakelijk complement van het geheele traject. Niet de omnibusdienst als zoodanig wordt gesubsidieerd, maar als onderdeel van de gansche lijn, afgezien van de zeker niet ongepaste tegenstelling tusschen algemeen en lokaal belang. Ik zal echter niet verder daarop ingaanjaen neenis een harde strijd; wil de heer Pompe zwart noemen wat ik wit heet, of omgekeerd, mij well Wat intus- schen niet twijfelachtig mag heeten, is, dat het tweede voorbeeld, de wagendienst IJzendijkeScboondijke, in het geheel niet opgaat. Eerstens omdat een gesubsi dieerde wagendienst IJzendijkeScboondijke nooit be staan heeftmijn geachte ambtgenoot zal, deuk ik,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 8