12 ZITTING VAN VRIJDAG 8 JULI 1892. schapszalen, waar op bepaalde uren voor hen wordt aangericht. Zij maken gebruik van de voor hen be stemde tuinen. Zij hebben de noodige bediening. De voeding der tweede klasse is zooveel mogelijk overeenstemmende met die van den middenstand. Art. 7. De kleeding van de lijders der eerste en tweede klasse blijft geheel en al ten laste van hunne betrekkingen of van hem ten wiens verzoeke de op neming is geschied. Indien er door hen voor die kleeding niet tijdig en niet voldoende wordt gezorgd, zijn regenten van het gesticht bevoegd het noodige aan te schaffen en de kosten daarvan in rekening te brengen. Art. 8. De lijders, die in de derde klasse worden geplaatst, zijn in algemeene dagverblijven en slaapzalen gehuisvest en gevoedhunne voeding bestaat uit goede, gezonde, doch eenvoudige spijzen. Zij hebben hunne alzouderlijke wandelplaatsen. Die in de eerste afdeeling dezer klasse worden ge plaatst, eten aan eene afzonderlijke tafel en slapen in ledikanten, ten ware anders verlangd of door hun toestand geboden mocht worden. Art. 9. De lijders der derde klasse, eerste afdeeling, zullen hunne eigene kleederen in het gesticht mogen dragende vernieuwing blijft ten laste van hunne be trekkingen of van hem, ten wiens verzoeke de opneming is geschied. Indien er door hen voor die kleeding niet tijdig en niet voldoende wordt gezorgd, zijn regenten van het gesticht bevoegd het noodige aan te schaffen en de kosten daarvan in rekening te brengen. In onderscheiding van de tweede afdeeling dezer klasse, worden zij nimmer dan op eigen verkiezing tot het verrichten van eenig gering huis- of keukenwerk toegelaten. De lijders, wier opneming door gemeente- of arm besturen wordt verlangd, kunnen in de eerste afdeeling der derde klasse niet worden geplaatst, tenzij de maat schappelijke stand van den lijder eene afwijking van deze bepaling volstrekt noodzakelijk mocht maken. Art. 10. De lijders der derde klasse, tweede afdeeling, worden voor rekening van het gesticht gekleed; zij zullen zonder bijzondere vergunning hunne eigene kleederen in het gesticht niet bij zich mogen houden, maar worden terstond na hunne aankomst van de kleederen van het gesticht voorzien. Met de bewaring der kleederen dezer lijders belast het gesticht zich niet. Art. 11. Al wat door of voor de verpleegden in het gesticht wordt gebracht, blijft hun eigendom; daarvoor en meer bepaaldelijk voor de kleederen en het lijistoebehooren der lijders van de eerste en tweede klassen zullen regenten van het gesticht zooveel mogelijk doen zorg dragen, zonder echter voor eenig vermis verantwoordelijk te zijn. Al wat door de lijders in het gesticht wordt vervaardigd, wordt het eigendom van hem, die daartoe de materialen heeit bekostigd. Art. 12. In geval van overlijden, geschiedt de be grafenis voor rekeniDg van de betrekkingen of van hem, ten wiens verzoeke de opneming heeft plaats gehad, tenzij deze daarvoor zeiven mochten willen zorgen. De begrafenis van lijders der derde klasse, tweede afdeeling, door rijks-, provinciale-, gemeente- of arm besturen geplaatst, geschiedt ten koste van het gesticht. Art. 13. De wijze van verpleging van zoodanige lijders, wier toestand eene afwijking van den gewonen regel noodzakelijk maakt, wordt door den geneesheer van het gesticht geregeld. Art. 14. De lijders, die daarvoor door den genees heer van het gesticht geschikt geacht worden, zullen op de door hem bepaalde wijze, ieder naar zijne gods dienstige geloofsbelijdenis, gebruik kunnen maken van algemeene godsdienst-oefeningen of afzonderlijke gods dienstige toespraken. Art. 15. Tot de opneming van krankzinnigen zal men zich moeten vervoegen bij den secretaris-rent meester van het gesticht. De lijders, die zonder voorafgaand vragen naar het gesticht worden opgezonden, znllen niet worden opge nomen. Bniten het geval van onvermijdelijke noodzakelijkheid worden er op Zon- en feestdagen geene lijders opge nomen. Art. 16. Bij de opneming van eenen krankzinnige moet aan den secretaris-rentmeester van het gesticht worden overhandigd lo. eene expeditie van het rechterlijk bevelschrift of de dispositie, waarbij de machtiging is verleend 2o. een staat, onderteekend door hem, voor wiens rekening de opneming wordt begeerd, houdende zooveel mogelijk nauwkeurige en volledige beantwoording van vragen en ingericht overeenkomstig het gedrukt model, dat den belanghebbende tot dat einde zal worden ter hand gesteld 3o. de bevolkingkaart, bedoeld bij art. 6 van bet koninklijk besluit van 23 September 1877 Staatsblad no. 185) 4o. de entrée en de over het loopende kwartaal verschuldigde gelden, berekend per dag, in verhouding tot een vol kwartaal. Art. 17. Bij de opneming van een krankzinnige zullen zijne betrekkingen of hij, ten wiens verzoeke de opneming is geschied, aan den geneesheer van het gesticht moeten overleggen eene zooveel mogelijk nauwkeurige opgaat van de voorafgegane ziekte en reeds aangewende geneeskundige behandeling, ingericht overeenkomstig het gedrukte model, dat den belang hebbende tot dat einde zal worden ter hand gesteld, opdat daarvan door genoemden geneesheer, bij de verdere behandeling van den lijder, het noodige gebruik kunne gemaakt worden. Art. 18. De betrekkingen of hij, ten wiens verzoeke de opneming is geschied, zijn belast met de zorg voor de tijdige vernieuwing van het rechterlijk bevelschrift of verlof en, desnoodig, voor de onder-cnrateele-stelling van den lijder; terwijl regenten van het gesticht van alle verantwoordelijkheid deswege ten eenenmale vrij blijven. Ingeval de machtiging tot plaatsing of het bewijs der vernieuwing niet vöor het einde van den loopenden termijn aan den secretaris-rentmeester zal zijn ingezonden, zullen regenten het recht hebben den lijder, onder behoorlijk geleide en voorts op zoo danige wijze als zij raadzaam zullen oordeelen, terug te zenden aan de beirekkingen of aan hem, ten wiens verzoeke de opneming is geschied, alles ten hunnen koste. Art. 19. Regenten van het gesticht behouden aan zich de bevoegdheid, om lijders aan hunne betrekking terug te geven, mits daarvan in tijds kennis gevende; van deze bevoegdheid zal niet dan in volstrekte nood zakelijkheid gebruik gemaakt worden. Art. 20. De betrekkingen der lijders zullen hen niet kunnen bezoeken dan met een schriftelijke toe stemming van den geneesheer van het gesticht. Voor vreemdeD is de toegang tot de lijders der eerste en tweede klasse geheel verboden. Geene brieven of pakketten znllen aan de krankzin nigen worden ter hand gesteld of door hen kunnen worden verzonden, dan met goedvinden van den geneesheer. Art. 21. De brieven of pakketten, aan regenten, den secretaris-rentmeester of den geneesheer van het gesticht geadresseerd, zoo tot opneming van krankzio.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 12