N°. 150.
135s Jaargang.
1892,
Dinsdag
28 Juni.
Middelburg 27 Jnni.
Deie courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent;
Advertentiën20 cent per regel; Bij abonnement lagerj
Geboorte-, Trouw-, Dood- eu andere familieberichten, benevens all*
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Telephoonnommer 139.
Een reds dio gelezenmoet worden.
Den minister van financiën en
zijne plannen.
Toen ik het werk van de herziening der
JjelMtingen ondernam^ was ik ten voile be* I belangen hebben vastgeknoopt, waarin vrij-
HI I) I) II It I i;(.S(lli: COURANT.
Tfaevmometer,
I Agente* te VlüuincenP. G. dx "Vit Mïstdagh k Zoo», te Goes: A A. WBollakd, te Krui* ine enF. v. d. Pxijl. te ZierikzeeA. C. de Moou, te TholenW. A. i
A dveitenMën
m
nn
willen
I zjj des avonds nog worden opgenomen
i.
Nog steeds gaat de oppositie voort tegen
de regeering alle wapenen te richten, die
zij slechts vinden kaneerlijke en oneerlijke,
kleingeestige en niet geheel ongegronde,
oude en verroeste zoowel als enkele nieuwe.
Maar het meest toch legt zij zich erop
toe om met eene zekere spitsvondigheid
verschillende hinderpalen en moeilijkheden
den minister van financiën en der liberale
kamermeerderheid in den weg te leggen
om te voorkomen dat de herziening van ons
belastingstelsel, waarnaar wij jaren lang reeds
hebben verlangd, tot stand kome.
Die oppositie spant alle krachten in.
En zij doet dit terecht, omdat zij bemerkt,
hoe er weinig of geen kans bestaat dat
zooals vroeger het geval was de liberalen
haar zullen steunen.
Hun eendracht is haar een doorn in het oog.
De bekwaamheid, de overtuiging van den
minister van financiënhet talent, dat hem
kenmerkt om anderen voor zijne meening
te winnen, ziedaar geduchte verweermiddelen,
waartegen het voor die oppositie niet zoo
gemakkelijk is te strijden.
En de eerste redevoering, door den heer
Pierson Donderdag in de Tweede kamer
tot verdediging van zijn voorstellen gehouden,
legde daarvan weêr opnieuw getuigenis af.
Die rede moest algemeen bekend gemaakt
wordenwel niet zooals in Frankrijk door
aanplakking maar door middel van de
liberale pers.
Zij munt uit door helderheid van betoog
zij trekt aan door een buitengewonen een-
vond zij valt geheel onder de bevatting
van het algemeen.
Juist tegenover de aanvallen, waaraan de
minisier met zijne voorstellen blootstaat, is
het nuttig aan zijne woorden meerdere open
haarheid te geven; opdat hetNederlandsche
volk daaruit kan zien wat deze minister wil
«n wat hij doen zal, wanneer hem de tijd
-slechts gegund wordt.
Zijne redevoering neemt eene voorname
iplaatsinin de Handelingen der Staten-Generaal.
Om al die redenen meenen wij goed te
doen haar onder de oogen te brengen van
onzen lezerskring in de hoop dat daaronder
velen zullen zijn, die haar met evenveel
genoegen zullen lezen als wij deden.
Om niet op eens te veel van de aandacht
onzer lezers te vergen, willen wij die rede
voering splitsen in vijf deelenen wel, al
naar het standpunt dat de minister omtrent
de daarbij betrokken vraagstukken inneemt,
in de volgende
I. De minister vanfinanciën
en zijne plannen.
II. De minister van financiën
en de landbouw.
III. De minister van financiën
over de praktijk der belastingen.
IV. De minister van financiën
over de verlaging der mutatie
rechten.
V. De minister van financiën
en de kwestie der ontlasting.
In het eerste deel zijner rede deed de
heer Pierson ons dan kennen:
Hij sprak daarover als volgt:
„Mijnheer de voorzitter 1 Ik had niet
gedacht reeds zoo spoedig aan het woord te
zullen komen; daaraan worde het toegeschre
ven, indien mijne redevoering, meer nog dan
anders het geval zou zijn, geheel het karakter
draagt eener improvisatie.
Ik wensch mijn hartelijken dank te be
tuigen voor de vriendelijke woorden, die de
geachte afgevaardigde uit Leiden (de heer
Hooi) tot mij heeft gericht.
wust van de zware taak, die op mijne schou
ders was gelegd. Ik zeg gelegd, want er
zijn oogenblikken in het leven, waarin men
het gevoel heeft dat eene taak ons op de
schouders gelegd wordt. Bij het aanvaarden
daarvan hoopt men echter op den steun, bij
dat werk benoodigd. Ik ben erkentelijk aan
allen, die mij dezen steun zullen schenken.
De heer Bool heeft het betreurd, dat niet
met gelijken spoed de verbetering van de
gemeentefinanciën is ter hand genomen'
Alzoo is er reeds dadelijk verband te bren
gen tusschen hetgeen gesproken is door den
eersten en den laatsten spreker, want ook
deze roerde dit punt aan. Degenen, die
mijne geschriften over dit onderwerp gelezen
hebben, weten dat eene verbetering van het
verband tusschen de rijks- en de gemeente
financiën mij sedert lang noodig schijnt.
Het behoort tot mijne dierbaarste wenschen
op financieel gebied, dat die verbetering tot
stand kome. Maar het is mijne vaste over
tuiging dat elke poging om daartoe te komen
mislukken zal, tenzij men doe wat ieder goed
bouwmeester doet, dat men begint met de
fondamenten en niet met het dak. Ik acht
het niet mogelijk ernstig aan de verbetering
van de gemeentefinanciën te werken, voordat
eerst de grondslagen zijn gelegd. En wat
zijn de grondslagen? De grondslag is:
betere regeling van 's rijks belastingstelsel.
Ik heb gedurende de laatste maanden na
tuurlijk nog meer dan vroeger over dit
onderwerp nagedacht. Hoe meer ik er over
nadacht, hoe meer ik in mijne overtuiging
werd bevestigd. Denkt bijv. aan de kwestie
van de opcenten, op zoo geestige wijze door
den vorigen spreker te berde gebrachthoe
is die op te lossen, tenzij men tabellen voor
zich ziet, aanwijzende de opbrengst in de
verschillende gemeenten van de vermogens-
en van de bedrijfsbelasting? Men moet de
cijfers voor zich zien en daaruit eene con
clusie makeu. Men moet dan zijne phantasie
laten werken tot het maken van combinatiën;
dit plan beschouwen en dat plan, om einde
lijk, na toetsing en rijpe overweging, tot
eene wetsvoordracht te komen. Nu ik ver
klaar niet in staat te zijn iets voor te stellen
betreffende het gemeentelijk belastingstelsel,
tenzij eerst het rijkBbelastingstelsel verbeterd
zij, spreekt het vanzelf dat ik geene mede-
deelingen kan doen omtrent den toekomstigen
inhoud van dat toekomstige wetsontwerp.
Er worde een weinig vertrouwen gesteld
in de regeering. Men geloove dat zij niet
halverwege het werk zal staken, maar dat
zij den ernstigen wil heeft om voort te gaan,
wanneer de grondslagen gelegd zijn, en het
begonnen werk te voltooien.
De geachte spreker heeft het ook betreurd,
dat de bedrijfsbelasting er nog niet is,
evenmin het wetsontwerp tot peraequatie
van de grondbelasting.
Ja, die bedrijfsbelastingDe minister
Vissering zeide het reeds, toen hij op deze
plaats stond, dat de bedrijfsbelasting hem
zwaren arbeid had gekost, en ik kan het
zelfde zeggenmoeilijker onderwerp dan
dat bestaat er niet op financieel politiek
gebied. Wilt gij daarvan het klaarste bewijs
Er bestaat geen enkele goede bedrijfsbe
lasting. Ik heb de litteratuur aangaande
dit onderwerp vrij zorgvuldig bestudeerd,
maar ik heb geen enkele bedrijfsbelasting
gevonden, waarvan ik niet moest zeggen
afschrikwekkend voorbeeld. En waarom is
het onderwerp zoo moeilijk Omdat het
grijpt in het leven, dat zoo ontzaglijk afwis
selend is, zoo rijk aan verscheidenheid. En
niemand denke, dat het stelsel van splitsing
hier de zwarigheden teweeg brengt. Ook
dan wanneer ik de inkomstenbelasting in
haar geheel einheitlichzooals de Duit-
schers zeggen had willen regelen, zou
ik voor groote moeilijkheden hebben gestaan,
omdat men hier te doen krijgt met personen
uit allerlei kringen, met mensehen die
boekhouden en die niet boekhouden, met
menschen die eene goede administratie
voeren en menschen die dat niet doen. Er
komt nog iets bijhadden wij maar tabula
ratahadden wij maar niets 1 Maar wij
hebben eene patentwet, waaraan zich allerlei
stellingen zijn verleend, die invloed op loon-
en prijsverhoudingen hebben gehad en waar
mede men dus rekening moet houden.
Maar in welke mate In ruime of in ge
ringe mate Of in het geheel niet misschien
Voor dergelijke problemen staat men nu
eenmaal.
Een andere moeilijkheid ik deel u een
en ander van mijne ervaringen mede, ik
iaat u als het ware een blik werpen in mijne
werkplaats op welk minimum moet men
beginnen Hoe laag moet het minimum
zijn en moet het voor allen gelijk wezen?
In onze patentbelasting ligt te dien aanzien
geenerlei beginselmen vindt daarin lange
lijsten van verschillende» ambachten, en als
gij vraagtwaarom staat dit ambacht er in
en dat niet; welke gedachte heeft men bij
de samenstelling van die lijsten gehad, dan
kunt gij daarop onmogelijk antwoord krij
gen. Zoodra gij er eene gedachte in wilt
leggen, stuit gij dus op deze groote zwarig
heid, dat gij personen moet treffen die gij
liever zoudt willen vrijlaten en anderen
ontheffen, terwijl gij u moet afvragen of die
ontheffing wel noodig is. In éen woord,
het werk is moeilijk, maar het zal geleverd
worden; het is al grootendeels gedaan. Ik
kan aan de Kamer mededeelen dat de wet
reeds ver is gevorderd en dat het mijn
vaste voornemen is om, zoodra de vermo
genbelasting is aangenomen, de laatste hand
daaraan te leggen. Eerst dan zal daartoe
het oogenblik gekomen zijnwant dan eerst
zullen tal van vragen, die bij de behandeling
van dit wetsontwerp zullen rijzen, opgelost
zijn, en die oplossing zal tot richtsnoer
kunnen dienen bij de beantwoording van
allerlei gelijksoortige vragen, die zich voor
doen bij de bedrijfsbelasting. Alzoo gewa
pend kunnen wij het ontwerp afwerken.
Zal het daarna ook spoedig worden afge
daan Mijne Heeren, in Engeland zegt
menwhere there is a willthere is a way
dat zeg ik ook hier. Er behoeft geen ver
traging te ontstaan in ander werk. De be
handeling van de regeling van het kiesrecht
kan voortgaan en toch kan de bedrijfsbe
lasting nog door deze Kamer en door dit
ministerie worden afgedaan. Where there is
a will, there is a wayhet zal niet van ons,
van de regeering, afhangen of het werk zal
worden afgedaan, maar van u. Wat mijn
deel betreft, ik sta u er borg voor, dat het
n zal worden geleverd.
Ik kom tot de peraequatie der grondbe
lasting. Het wetsontwerp daartoe verdedig
ik op dit oogenblik niet; ik zal dat later
doen en hoop dan goede argumenten te kunnen
aanvoeren. Maar op éen punt zij het mij
vergund nu reeds uwe aandacht te vestigen;
te weten hierop, dat deze zaak grootendeels
is een res judicata. De wet van 25 April
1879 bestaat nu eenmaalin die wet is een
art. 37 geschrevenen nu kan men niet
doen alsof dat art. 37 eenvoudig niet be
stond. Derhalve, wanneer men grieven wil
aanvoeren tegen mijn belastingstelsel en die
nog wil vermenigvuldigen met grieven tegen
de peraequatie, dan protesteer ik daartegen.
Ik spreek hier uitsluitend over de vermo
gensbelasting. Alleen in zoo verre hangt
deze met de peraequatie samen, dat ik, gelijk
u bekend is, zal voorstellen bij hare uitvoe
ring de grondbelasting te brengen van 7 op 6.
Die peraequatie is een moeilijke en nge-
wikkelde zaak; op allerlei dingen moet
daarbij gelet worden. Reeds bij eene vorige
gelegenheid, dat ik de eer had in deze kamer
het woord te voeren, heb ik er op gewezen,
dat het niet aangaat zoo maar te perae-
queeren, Er moet daarbij voor veel gezorgd
worden, zal men geen groote fouten begaan.
Bij voorbeeld. Het werk van de schatting
der ongebouwde eigendommen is, daarover
zullen wij het allen wel eens zijn, met groote
Zorg volbracht. Het draagt de blijken van
te zijn gedaan door eerlijke mannen. Na
tuurlijk echter kleven er gebreken aan,
anders zou het geen menschenwérk zijn.
Een werk, dat over zoovele jaren geloopen
heeft en waaraan zooveel personen hebben
gearbeid, kan reeds om die reden niet feil
loos zijn. Moeten die fouten nu eenvoudig
maar veronachtzaamd worden, moet maar
gezegd wordenperaequatie en daarmede
uit Iets anders. Wij zijn in de laatste
jaren getuigen geweest van eene kolossale
daling in de prijzen der landerijen, veroor
zaakt door groote daling der pachtwaarde.
Kan zich dit verschijnsel niet wederom
voordoen, en moet dan de grondbelasting
volkomen onveranderd blijven Moe
ten voor de grondbezitters geen maat
regelen worden genomen om te verhoeden
dat, zoo de pachtwaarde daalt en daardoor
ook hun inkomsten verminderen, de grond
belasting onveranderd blijft Eindelijk nog
een derde punt, en door hierover nog een
woord te spreken, zeg ik u tevens, waarom
peraequatie pure et simple mij nooit heeft
aangetrokkenik denk aan de schatting
der gebouwde eigendommen ten platten lande.
Wat is de groote fout geweest, die men bij
de peraequatie heeft begaan, wat is de
groote fout in de geheel© regeling van de
grondbelasting Deze, dat men heeft ge
scheiden wat de natuur der dingen heeft
vereenigd. Als de natuur ooit twee zaken
onverbreekbaar met elkander heeft vereenigd,
dan is het wel het land en het huis dat er
op staat. Nu beweer ik, dat, wanneer men
peraequatie van de grondbelasting op de
ongebonwde eigendommen wil invoeren en
niet tevens die fout corrigeert, het een werk
l worden waarmede niemand vrede kan
hebben. Een wetsontwerp op de grondbelasting
ligt dan ook op mijn bureau nagenoeg ge
reed ik hoop het spoedig in te dienen.
Maar in die wet zijn allerlei beginselen
geformuleerd, beginselen waarvan enkele nog
niet zoozeer burgerrecht hebben verkregen
als ik wel zoude wenschen, hoewel ik bij
verschillende door my geraadpleegde des
kundigen daarvoor veel sympathie heb ge
vonden. Men zou dus kunnen vragen, of
de peraequatie wel tijdig tot stand zal komen,
indien zij aan die omvangrijke wet wordt
vastgeknoopt.
Tot nadere verklaring diene het volgende.
Mijn voornemen is om, gelijktijdig met
eene geheel nieuwe wet op de grondbelasting,
tevens eene kleine wet, strekkende tot be
paling der grondbelasting op 6 percent, bij
de Kamer in te dienen. Nu zal ieder mij
wel toestemmen dat die kleine wet tijdig
genoeg behandeld zal kunnen worden
om in werking te treden op 1 Januari
1893. Dan zal naderhand, zoo spoedig als
dit mogelijk blijkt, de behandeling der
groote wet, waarin de nieuwe organisatie
van de grondbelasting is geformuleerd, aan
de orde komen. Zoo wordt het doel bereikt,
en alle vertraging van hetgeen spoedige
afdoening eischt belet.
Hiermede meen ik te mogen aannemen
over de grondbelasting, de vermogensbelas
ting en het verband tusschen die beide het
noodige te hebben gezegd."
voordracht zoo hartig en krachtig beantwoordde;
en wanneer eenmaal de heilrjjke gevolgen van
des heeren Havelaar's spoorwegpolitie a in de
Tweede kamer ter sprake komen, naar aanlei
ding van de vele gebreken in de exploitatie en
de ongelukkige resultaten dier politiek voor
de schatkist-, dan zal er denkeljjk een oogenblik
aanbreken, waarin de aigevaardigde uit Gonda
den jjdelen wensoh koestert, dat de kiezers hem
maar met ruBt mochten gelaten hebben. Ge
lukkig bestaan er tal van ongesteldheden voor
politiek en parlementair gebruik, die een patiënt
juist pas kunnen aantasten, en uit de Kamer
zittingen doen wegbljjven.
Het zil den ex-minister ten minste niet
aangenaam wezen er bjj te zjjn, wanneer de
55.30" worden nageteld die, in plaats van
de geraamde vgfdehalre ton, als tastbare
vruchten der spoorwegconventie van de maat
schappij der staatsspoorwegen, door het rjjk
over 1891 genoten zjjn.
Op den heer Ruys van Beerenbrotk echjjnt
het geval van deze twee voormalige ambtge-
nooten geen afschrikkenden indruk te maken,
trouwens hjj kan met een zuiverder geweten
dan de heer Havelaar, en zal wuarsobjjnlgk
met meer gematigdheid dan de heer Lobman,
in het parlement optreden.
De andientie van den minister van oorlog
zal op Donderdag den 30n Juni niet plaats
nebben.
De St.-Ct. no 148 bevat het besluit van den
'Ja Juli jl., houdende bepalingen ter uitvoering
van art. 9 der wet van 21 Juli 1881 tot in
richting van een dienst, ter verzending met de
post van pakketten, een gewioht van 5 kilo
grammen niet te bovengaande.
De voormalige ministers van het Christelijk
bewustzijn beginnen ondergebracht te worden,
zegt de Arnh. Crt. In de Tweede kamer zete
len nu reeds de beide ministers van koloniën
en die van waterstaat uit het laatste kabinet;
ie Eerste kamer is dezer dagen met den heer
Lobman ver'jjkt, en terwijl het duideljjk is dat
de beide militaire ministers van 1888—1891
de politieke loopbaen wenschen te verlaten,
zal er, nadat ae heer Ruys van (op sjjn Lim-
ouigschde) Beerenbroea over eenige dagen
ook in de tweede kamer zal gebracht zijn,
alleen in de borging van de heeren Hartsen
n Godin de Beaufort zjjn te voorzien. Ons
lijkt de Eerste kamer als voer die heeren
geknipt; alleen daarvoor kan men bp eene
of andere provinciale statenvergadering met den
laatsten conservatief, schraal toch fraai opge
sierd overbljjfael van vervlogen politieke groot-
b;id, als den heer Hartsen, als candidaat aan
komen terwjjl de Eerste kamenust als't ware
het door de natuur vo?r den rustlievende*.
minist r van finaioiën van 1888 aangewezen
toevluchtsoord is.
Of deze wederopstanding uit de politieke
vergetelheid in 't belang is van de opstande-
linge zelf, valt te betwijfelen. De heer Lohman
moet, dut-kt ons, op den 16en Juni wei eeaig
berouw over zjjn terugkeer in het leven gevoeld
hebban, toen de Minister van Binnenlandecbe
Z.ken zjjne onverstandige en ongemotiveerde
oppositie tegen de onvermpgende-gemeentea-
De echtgenoote van den commissaris der
koningin in de provincie Groningen, mevrouw
Van Panhuys, bood onze jonge koningin ter
gedachtenis aan een van fijn hout vervaardigde
poppen kamer, een kub. meter groot.
Dit speelgoed, dat een volmaakte nabootsing
is van bet Groninger Stadhuis en geheel ge
meubeld is als het paleis, bevat een aantal
prachtige poppen.
Koningin Wilhelmina was er buitengewoon
bljj mee. Ze zou er zoo zeide zjj „dadeljjk"
haar eigen poppen in te logeeren vragen".
Zaterdag morgen te half elf nur hebben
HH. MM. Groningen verlaten, na een allerhar
telijkst afscheid. Vóór haar vertrek trad de
regentes toe op de leden van den gemeenteraad
met de eenvoudige woorden: >Hoe vriendelijk
van u, dat u hier is gekomen om mjj in de
gelegenheid te stellen afscheid van u te nemen.
Ik heb hier zeer aangename dagen doorge-
oracht", terwjjl de koningin met haar klare
stemmetje tot den burgemeester en den com
missaris zeide„Ik dank u zeer voor de plei-
zierige daagjes. Alle menschen zjjn erg liet
voor mjj geweest".
Aan mevrouw Van Panhuys vereerde H. M.
tot aandenken een gouden armband met bril-
lantenterwjjl ieder lid der eerewaoht namens
de koningin eene herinneringsmedaille zal
worden uitgereikt.
Verder deed de koningin nog eenige belang-
rjjke giften, o. a. aan de armen 1200. Verder
kregen nog het Doofstommen-institnnt, de am
bachtschool, de politie, de muziekkorpsen van
het garnizoen en van de dienstdoende Bchutlerjj
belangrgke dotaties, terwjjl een reeks van klei
nere giften aan verschillende andere instellingen
werd gesohonken.
Niet korter en juister kan zegt de ver
slaggever va* het A. v. d D. de waarde en de
beteekenis van dit vorsteljjk bezoek in het
Noorden worden omschreven dan door de woor
den, die als randschrift dienden van een her
inneringsmedaille, welke aan HH. MM. tjjdens
uaar verbljjf in Groningen door de bevolking
werd aangeboden
»Da liefde is door het aanschouwen ver-
meoiderd."
»'t Loopt naar het einde zoo schreef de
verslaggever der Zveoltaht Crt. het gepin-
kerdepank van 't klokkenspel in de Martini
toren, altjjd weêr Wien JSeêrLandsch bloed, Wil'
helmti» en Io Vivat, begint iets te krjjgen van
de klanken, die men hoort op een laat ieest
dat aan 't sterven is. Welnu, voor de kleine
koningin is 't maai goed, dat die vermoeiende
dagen bjjna achter den rug zjjn. Ik vernam
dat ze onlangs aan een diner van vermoeidheid
in slaap viel. Geen wonder bg dat rjjden onder
het druk geluid van hoefgetrappel en storm
achtig jubelende menigten 1
Zaterdag kwamen de koninginnen gezond en
wel te Soestdjjk aan.
Omtrent het voorgevallene op de andientie,
door de koningin-regentes te Leeuwarden m*