Zaterdag 7 Mei. N°. 108. 135° Jaargang. 1892. De Staten-verkiezingen. Middelburg 6 Mei. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.5 Afzonderlijke Hommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager] Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte] Telephoonnommer 139. HIDDELBIRGSCHE III HUM. W ThSmoinetert Middelburg 6 Mei. vm. 8 u.46gr. m. 12 o. 49 gr., ay. 4 n. 47 gr. F. Verwacht N. wind. j Agentes te "Vlissingen: P. G. de Viï Mestdagh Zoon, te Goes; AAW bollasn, te Kruisingen: F. v. d.Peijl, te Zierikzee: A.C.deMooh, teTholen:"W. A. j Advertentiën 1 va» Nleuweshtjijzex en te TernenzenM. de Jokgs. Verder nemen nlle poetkan toren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddagB te één uur advertentie-bureau's van Nijgh Vab Ditmas, te Botterdam, de Gibs. Bblotahtx, te 's Gravenhage, en A. de la Mas Azn., te Amsterdam. aan het bnrean bezorgd zjjn, willen Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parys en Londen.de Compagnie générale de Publioité étrangère G. L. Dabbb Cis., Johs F. Jonss, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen i. Over het groote belang der verkiezingen, die aanstaanden Dinsdag door het gansche land plaats hebben, behoeven wij waar lijk niet in den breede uit te weiden. In de laatste jaren is dit reeds zoo dikwijls geschiedde politieke toestand van ons land gaf daartoe van zelf aanleidingdat wij vrij wel ons ontslagen mogen rekenen van de taak om op nieuw onzen lezers het gewicht te ontvouwen van den strijd die voor de deur staat. De enkele herinnering hoe dringend noo- dig het is dat in de gegeven politieke om standigheden, nu de liberalen in de Tweede kamer slechts over eene kleine meerderheid kunnen beschikken, de Eerste kamer haar vrijzinnig karakter behoude zal, meenen wij, de algemeene belangstelling van al onze partygenooten voldoende opwekken om hen tot ijver, tot trouwe plichtsbetrachting te prikkelen. Dat zij de tegenpartij niet ligt moeten tellen weten zij even goed als wij dat er in het meerendeel der districten van Zeeland hard gestreden zal moeten worden, heeft de ervaring in de laatste jaren voldoende ons ge leerd en dat het met onze Provinciale staten gaat „er op of er onder" ligt zoo voor de hand dat wij, dunkt ons, slechts even daarop behoeven te wijzen om ieder kiezer, die het ernstig meent met ons gewest, te doen be seffen dat er ditmaal vooral geen lauwheid, geen onverschilligheid mag heerschen. De tegenpartij weet dithoe kalm zij scbyne, men rekene erop dat zij, waar zij dit doen kan met eenige kans op succes, al hare krachten zal inspannen. En al is er op dit oogenblik scheiding tusschen de anti-revolutionnairen en hunne bondgenooten van weleerde kracht der eersten is in de districten Middelburg en Goes sterk genoeg om zelfstandig eene over winning te behalen, als de onzen hun plicht verzuimen. Op dat gevaar wijzen wij uitdrukkelijk. Op eene eventueele herstemming mogen wij het allerminst laten aankomen, wijl men niet weet welke dan de houding der beide gescheiden partyen zijn zal. Dat er tegen menig verdienstelijk, zeer verdienstelijk aftredend lid, een aanval wordt gericht moge te verdedigen zijn uit het oog punt van partij-belang, van beginselen-strijd, waartoe de verkiezingen voor de Provinciale staten in de laatste jaren zijn gestempeld, te betreuren blijft het zeker toch dat daardoor de zuiver practische belangen van ons gewest worden benadeeld. Want ontegenzeggelijk afgescheiden van de verkiezing der leden voor de Eerste kamer zyn het niet anders dan gewich tige aangelegenheden, welke met de politiek niets te maken hebben, waarover de staten te beslissen hebben. En op dat gebied zouden alle staatkundige par tijen elkaar meestal gerust de hand kunnen reiken. Edoch, niet aan onze partij de schuld dat er in deze ook al meer en meer scheiding ontstaan is eu een bittere strijd. Aan de liberalen is de noodzakelijkheid opgelegd om, nu de tegenpartij het voor beeld gaf, voor hunne rechten en beginselen evenzeer op te komen. Daarom aanvaarden wy ook Dinsdag met dat idee voor oogen den strijd. Na deze algemeene opmerkingen wenschen wij voor elk district afzonderlijk de kiezers in onze provincie nader in te lichten en op te wekken zich op de bres te stellen voor de personen, die naar onze meening dienen gehandhaafd te blijven op hun zetel of eene plaats in de Provinciale staten waardig zouden zyn. In het district Middelburg zijn in de allereerste plaats drie personen aan de beurt van aftreding, wier ^herkiezing wy zeer in belang van ons gewest zouden achten. Over hen kunnen wij kort zijn; want alle drie verdienden zij reeds lang hunne sporen op dit terrein ter behartiging van de pro vinciale belangen. De heer D. A. D r o n k e r s, de wakkere en bekwame president van het polderbestuur van Walcheren, is in onze omgeving alge meen bekend. Zijne uitgebreide kennis van de toestanden in dien polder maken hem tot een onmisbaar lid der Provinciale staten zijn kalm, bezadigd, maar tevens, waar noodig, doortastend optreden wordt zoozeer gewaardeerd dat wij ons zelfs overtuigd houden dat menigeen, die op het gebied der algemeene staatkunde, waarop de heer Dronkers zich trouwens nooit op den voor grond stelde, met hem in meening mocht verschillen, zich wel tweemaal bedenken zal om hem Dinsdag zijn stem te onthouden. Met voorbijzien van z n eigen belang, waarvan menig bewijs zou zijn te leveren, streeft de heer Dronkers slechts naar de bevordering van het welzijn van den polder, waarvoor hij waken moet. Uit waardeering voor zijn werkzaamheid in deze hopen wy dat hij met groote meerderheid als lid der Staten zal worden herkozen. Naast hem dient de heer J. C. L a n t s- h e e r genoemd te worden. Sedert jaren neemt ook hij een plaats in onze Provinciale staten inals raad van den polder Walcheren geniet ook hij het ver trouwen van ingelandendie zeker niet zullen nalaten ook hem hun stem te geveD bij de verkiezing in de volgende week. Als burgemeester van Domburg, als be- belangsteliende en bevorderaar van tal van nuttige zaken in het algemeen belang, o. a, als lid van bestuur voor de Middelburgsche ambachtschool, verdient hij zeker algemeen waardeering. Wat den heer J. H. S n ij d e r s betreft ook hem bevelen wij ten zeerste bij de kiezers aan. Trouwens ons dunkt, de land bouwers in Walcheren zullen zeker wel niet aarzelen hem op nieuw een mandaat voor staten-lid op te dragenzijn ijveren voor huu belangen kennen zy van jarenaan zijne werkzaamheid, aan zijn rusteloos streven om daaraan bevordelijk te zyn behoeven wij hier niet uitvoerig te herinneren. Men weet hetwaar hij zich op iets toelegt, daar doet hij dit met alle macht, met hart en ziel, beschikkende over eene buitengewone werk kracht. In zijne benoeming tot commissaris van den polder Walcheren heeft hij ook het be wijs ontvangen van waardeering van zijn streven om ook in het belang daarvan werkzaam te zyn. In plaats van den heer dr J. van der Beke Callenfels hebben de liberalen den heer J. Verkuyl Quakkelaar can- didaat gesteld, üp grond van den strijd der beginselen, waarop wij in het begin van ons opstel doelden, kon met anders gehan deld worden. Wij doen dit echter niet dan onder ver zekering dat wij gaarne hulde brengen aan de verdiensten, de bekwaamheden en de humaniteit van dr Van der Beke Callenfels hij toch is een man die door zijne ideeën omtrent het vaccine-vraagstuk, waarin hij lijnrecht staat tegenover tal van eigen partij- genooten; om zijne bekende houding in de stedenwet waar hij den moed had zich tegen te verklaren, niettegenstaande zij uit ging van een anti-revolutionnair kabinet zoo nabij onze partij staat, dat wij slechts dezen wenseh koesteren dat mochten een maal onze staten eens „om" gaan,' de meer derheid dan bestaan mag uit mannen als dr J. van der Beke Callenfels, die in Maart 1888 zelfs tegenover den heer Lucasse candidaat werd gesteld voor lid der Tweede kamer. Maar waar hij toch altijd tot onze tegenpartij behoortby de verkiezing voor leden der Eerste kamer stellig zich tegen een liberaal man zou verzetten, daar kunnen en mogen wy om der beginselenwille niet anders dan ten zeerste aanbevelen den heer J. Verkuyl Quakkelaar. Wie en wat deze is weet Vlissingen zeker wel het besti In die plaats zijner inwoning wordt hij in vele opzichten zeer gewaardeerd. Gedurende 27 jaren was hij daar lid van den raad, van 1883 tot 1887 plaatsvervangend wethouder, terwijl hij daarna de functie van wethouder vervulde. Van verschillende commissiën was hij lid o. a. sedert 1888 voorzitter der commissie van financiën; jaren lang lid der commissie van de straatwegen VlissingenMiddelburg en VlissingenKoudekerke; en van 1881 af voorzitter van de rijkscommissie op den doorvoer van landverhuizers. Terwijl hij in 1872 gekozen werd tot lid van de kamer van koophandel, staat hij sedert 1885 als voorzitter aan het hoofd daarvan. Wanneer men verder nagaat dat de heer Verkuyl Quakkelaar, die in 1852 zijn loopbaan begon als opzichter van den waterstaat, na in 1858 op verzoek als zoodanig ontslagen te zijnals aanne mer verschillende publieke werken uit voerde in Zeeland, den De Caterspolder aan de Ooster-Schelde indijkte, den spoorweg GentTerneuzen met alle daarbij behoorende werken tot stand brachten in tal van gewichtige aangelegenheden zijn advies ver leende dan ligt toch voor de hand dat hij door zijne ervaring en kennis als lid der Staten der provincie goede diensten bewijzen kanen zijne candidatuur dus eene geluk kige keuze mag heeten. De centrale liberale kiesvereeniging in het district Middelburg liet éen plaats open die voor den heer W. A. graaf van Lynden, aftredend lid. En zij deed dit terecht. Wij staan hier weer voor hetzelfde geval van 1886. Ook toen nam de vereeniging tegenover dien heer eene passieve houding aan, even passief als by tegenover de partijen. Beiden staan echter thans, evenmin als toen, vijandig tegenover elkaar. Aan hetgeen destijds gebeurd is behoeven wij niet in den breede te herinnereneene enkele aanhaling uit die dagen vinden wij echter nuttig. Men weet dat destijds de heer Van Lynden is gevallen zelfs niet in herstemming kwam. Eerst later, toen de heer J. A. de Wolff, die met 655 stemmen, tegen 594 op den heer F. G. Sprenger, was gekozen, had bedankt, werd de heer Van Lynden als candidaat genoemd en zelfs door de anti-revolutionnaire kiesver eeniging als zoodanig gesteld, niettegenstaande hij geen enkele positieve verklaring had afgelegd en zij bij de eerste stemming niet alleen geen plaats voor hem had openge laten, maar zelfs een candidaat tegenover hem had geproclameerd. Toen wij daarover onze verbazing uitten, werd in een ingezonden stuk door het bestuur dier vereeniging meegedeeld dat hare sta tuten toelieten in enkele voorkomende ge vallen van het stellen van een candidaat van hare richting voor het lidmaatschap der Provinciale staten af te wijken, als het belang dit medebracht. Van die bepaling had men toen gebruik gemaakt. De omstandigheden zijn sedert gewijzigd en wellicht ook de statuten dier vereeniging. Maar dat men nu weer vijandig tegenover den toen gestelden persoon optreedtzelfs andere verdienstelijke mannen wil doen vallen en van de gelegenheid tot afwijking van een regel zoo die nog bestaat geen ge bruik maakt, geeft toch te denken en bewijst opnieuw hoe scherp die partij thans optreedt. Trouwens met zeshonderd stemmen wordt tegenwoordig niemand meer gekozen. De omstandigheden zyn, vooral na de uitbrei ding van het kiesrecht, geheel gewijzigd; en het kost heel wat meer inspanning om eene overwinning te behalen. Wat en wie echter ook veranderd moge zijnde heer Van Lynden niet. Hij houdt zich nog maar altijd verre van de een of andere staatkundige richting. Het mannelijke „kie8 partij" lokt hem nog niet aan; en drt betreuren wij vooral van iemand van zijne positie. Wij beamen ten volle wat onlangs de voorzitter der kiesvereeniging Eendracht maakt macht ten deze opmerktevan iemand, die pas in bet politieke leven optreedt, kan men aar zeling verwachten, niet van een man van ervaring, die weet hoezeer de politieke beweging jaar aan jaar wast, meer en meer invloed uitoefent, en overtuigd moet wezen hoe men in deze dagen, wil men eene rol spelen op het gebied van 's lands of provinciaal bestuur, niet meer kan doen alsof men die beweging niet kent, maar dient te toonen dat men beginselen erop na houdt en daarvan openlijk blijk te geven, waar dit noodig is. In denzelfden geest trouwens hebben wij zes jaren geleden ook tegenover den heer Van Lynden onze meening geopenbaard. Toch gelooven wij dat ook bij "den heer W. A. graaf van Lynden de natuur gaat boven de leer. Hij toch heeft zich onlangs de keuze tot lid van Gedeputeerde staten laten welgevallen, eene keuze die hij zooals ieder die de kaart van het land kent stellig kan nagaan te danken te hebben aan de liberale leden der Pro vinciale staten. En op dien grond, maar ook uit overtui ging dat hij in dat college eene zeer goede plaats inneemt, meenen wij ditmaal met allen aandrang de kiezers in het district Middelburg te moeten uitnoodigen op hun briefje als vijfden naam te plaatsen dien van den heer W. A. graafVan Lynden. De kweBtie-Boelants is Donderdag in de Tweede kamer ter sprake gebracht, daar toen de reeds lang aangekondigde interpellatie- KeucheniuB plaats had. In hoofdzaak komt zegt de TV. R. Crt. de kwestie neer op het volgendeDe heer Boelants, die lid is van het hoofdbestuur der Middur- nachtzending, heelt, tjjdena hy te Arnhem kapi tein was, aan de werkzaamheden dezer zending een actiel aandeel genomen, door eerst in uniform, later in bur^ei kleeding zich te be geren naar buurten, waar zioh bordeelen bevinden, teneinde door zjjne aanwezigheid de militairen, die deze huizen mochten willen binnengaan, daarvan terug ts houden. Hem was, by eindbeslissing van den minister Bergansius, in overeenstemming met het advies van den dirisis-commandant en den inspecteur der infanterie, bepaald verboden geworden de bedoelde iunotiën voor de Middernachtzending in uniform waar te nemen. Later, toen hy in burgerkleediag daartoe overging, was hem als het oordeel van den divisie-commandant medegedeeld, dat het te zyner tjjd een punt van overweging zou uitmaken, in hoeverre, indi8n hy voortging op die wyze op te tre den, hy voor bevordering tot hoofdofficier geschikt kon geacht worden. Op een adres, door den kapitein Boelants tot de koningin- weduwe-regcntes gericht, om het verbod van dun minister Bergansius op te heffen en het oordeel van den divisie-commandant, in zyne ueoordeelingsljjst opgenomen, buiten invloed te stellen, werd, krachtens machtiging der koningin-weduwe regentes, door den tegenwoor- digen minister van oorlog siwjjzend beschikt. De kapitein Boelants had toen gemeend den militairen dienst te moeten verlaten, en had zyn pensioen aangevraagd op grond van in en door den dienst verkregen lichaamsgebreken aan oogen en rechtervoet en was ten slotte gepensioneerd geworden. De heer Keuehenius verklaarde dat hy met zyn interpellatie niet het doel had het kabinet een slag toe te brengen. Hy wilde geen mi nisterie verzwakken of trachten te verwijderen, waatin mannen van zoo grooten yver, be kwaamheid en goeden wil gezeten zyn waaronder ook de min. van oorlog een plaats inneemt, die van zyn goeden wil bljjk beet gegeven, o. a. door verlof te geven om christe- ïyke scheurkalenders in de kazernen op te hangen. Spr. hoopte dat deze regeeriug in dit opzicht bet voetspoor van de vorige zal volgen. Hy zal haar dan naar zyn krachten zoolang mogelyk steunen. Deze verklaring verdientvoor aide aandacht van vele leiders der anti-revolutionnaire party, die by de a. verkiezingen voor de Staten osk het minitterie aanval *J e n j en om dittebestryden voor al hunne eandidaten ter verkie zing aanbevelen. Na eene uiteenzetting der zaak deed de heer Keuehenius den minister van oorlog de vraag welke de verhouding van diens departement is tegenover de officieren, die zich aan de Mid- dernaohtzending en de bestrijding der ontuoht wjjden. Een zelfde vraag deed hy aan de ministers van binnenlandsche zaken en justitie, of eigen lijk aan de regeeiing in het algemeen. De minister van oorlog begon met de verze kering, uit naam der regeering, dat zy met de grootste waardeering alles ziet wat strekken kan om 't zedelyk peil des volks te verhoogen. Voor hem zeiven geldt dat in 't bijzonder. Hoe sedelyker de soldaat, hoe krachtiger het leger Maar het gezag mag niet toelaten dat oifideren pogingen daartoe doen op een plaats waar zy olootstaan hun minderen tot grove insubordi natie te verleiden. Kan by niet zyn overtuiging naleven zonder te verschijnen in achterbuurten, moet hy pal staan voor zyne overtuiging, even. zoo moet hy pal staan voor zyn positie en pliohten. Volgens artikel 5 van het reglement moet hy voorkomen geschillen en vechtpartijen' In uniform of in burgerkleeding liep hy gevaar de meest dronken soldaten, die daar verschijnen, tet insubordinatie te verleiden. De plaatselijke politie is niet aan de officieren opgedragen, maar aan den burgemeester. De heer Boelants bad er dus niets te doen. De militaire auto riteiten waarschuwden hem het na te laten zoowel in uniform als burgerkleeding. Minister Bergansius haeft hem verboden in unitorm te gaan en ried hem af in burgerkleeding te gaan, ook met het oog op zyn toekomst. En nu werd hy niet gedwongen tot ontslag, maar alleen werd hem gezegd dat hjj eventueel niet voor bevordering zou in aanmerking komen, koen vroeg de heer Boelants keuring hy had een gebrek aan voet én oog en werd met f 1430 gepensioneerd. Gedwongen zedelyk zelfs werd hy niet om heen te gaan. Hy mocht geen verzet uitlokken en zou by verzet zeker zwaar zyn gestraft, maar alleen om zyn wyze van optreden, niet omdat de regiering 't niet waardeert, dat op den ernBt des levens wordt gelet. De minister van binnenlandsche zaken ant woordde op de gedane vraag, dat zy, die zich aan de Miadernaehtzending wjjden, van de zyde tier reg. en van de plaatselijke overheid al den steun ondervinden, waarop ingezetenen aan spraak hebben, die zich wyden aan eerlyken arbeid, met inachtneming van de bestaande verordeningen en wetten. Dien indruk heeit ook op den min. de discussie in den gemeen teraad van Amsterdam gemaakt. Dat verschillende anti-revolutionnaire leden van de liberale Bprak er niet een deze gelegenheid aangrepen om van hun gevoelen te doen blyken, lag voor de hand. Wy wenschen in ons overzicht ons eenvoudig tot de hoofdkwestie te bepalen en daartoe over te nemen wat het Vad. in zyn verslag meldt. De heer Keuehenius stelde nader in het licht dat zyn interpellatie nauw samenhangt met het vraagstuk van de openbare zedelijkheid in het algemeen. Hy dankte den minister van oorlog voor zyn inlichtingen, maar hy verklaarde zich niet bevredigd. Wel is waar is kapt. Boelants niet met zoo vele woorden gedwongen om zyn ontslag te nemen, maar hem is verboden 't werk der middernachtzending in uniform voort te zetten dus vergund is om het te doen, mits niet in uniform en dat verbieden om gebruik te maken van de uniform achtte hy verkeerd. Wat heeit de min. dan in 't belang vaa het leger, van de officieren, van de openbare ge zondheid en van de openbare zedelykheid ge daan om te beletten, dat militairen in uniform openbare huizen bezoeken Als men zoo bang is voor insubordinatie, dan had men moeten voorkomen, dat de mededeeling aan den heer Boelants, dat hy niet voor bevordering in aanmerking zou komen, werd gedaan op Kerst mis, waardoor diens godsdienstige gevoelens gekwetst werden. De heer Keuehenius had meer belangstelling by den min. verwacht in 't lot van den kapi tein Boelants, die, by exceptie, als doleerende, zich aan de zaak der openbare zedelykheid oy 't leger wydende, in zyn oog gedwongen is zyn ontslag te nem8n, ter schade van vrouw en kindoren, terwjjl de lijkbaar van den ritmeester Boogeveen te Batavia, vermoord by een nachte'jjk bezoek aan een gehuwde dame, door al wat aanzienljjk was by leger en ambte- lyken kring werd gevolgd en aandoenlijke lijkredenen werden gehouden bjj zyn grat. Do minister diende zyns inziens te erkennen het onreoht, kapt. Boelants aangedaan, en meer belang te stellen in 't werk dat verheit kan weeren uit de gelederen. Ware er iusubordi* natie voorgekomen, dan had de minister mii«

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 1