liielMrpcle Courant BIJVOEGSEL Middelburg 30 Maart. "FEUILLETON* GRAAF EDE. 0MHEEWIJS. Gemeenteraad van Middelburg. Donderdag 31 Maart 1892, no. 77. Joachim von Düron. TiïDI VAN De bekende Haagscha briefsohrjjver der Zutph. courant achrjjft Een onaangenamen indruk heeft op mg ge maakt de interpellatie van den heer Tydena over het lang uitbljjven van de benoeming van den commandant van de grenadiers en jagers. En daarby heb ik minder op bet oog de weinig taktvolie inleiding van den inter- pellant, dan wel het antwoord van den minister van oorlog. Dat zitten achter de groene tafel oefent tooh een zonderlingen invloed uit op de meeste menschen. Als lid van de kamer stond de heer Seyffardt bekend als iemand, die er geen doekjes om wond, die wel is waar niet altjjd uitblonk in fijne parlementaire vormen, maar preoies durfde zeggen waar het opstond. Thans verklaarde de heer Seyffardt als minister van oorlog, dat hg van geheime invloeden niets had bespeurd, dat de vertraging het gevolg was geweest van lange onderzoe kingen, en dat de legerbelangen door het lang uitblgven der benoeming niet waren gesohaad. Commentaar is werkeljjk overbodig. Veel oorreoter antwoordde do minister van binnenlandsche zaken op de interpellatie van den heer Goeman Borgesius over de krankzin nigengestichten. Uit dat antwoord bleek, dat de minister niet eenvoudig heeft geïgnoreerd, wat over het Gaagsche gesticht is geschreven, maar naar aanleiding van de loopende geruch ten een officieel onderzoek heeft doen instellen en toen dat onderzoek ongunstig uitviel heeft hg niet geaarzeld een gerezhteljjke ver volging te gelasten. Van meer beteekenis eohter acht ik zjjne voorwaardelijke toezegging, om ook met een voorstel tot wijziging van de wet op het krankzinnigenwezen bjj de Tweede kamer te komen, want tegenover onwillige besturen van een krankzinnigengesticht staat een minister tegenwoordig geheel machteloos, en op die wjjze wordt het staatstoezicht eigen lijk 6en bespotting, want wat baat de meest soherpe inspectie, indien aan de hooge regee ring de macht ontbreekt om noodzake- ljjke verbeterirgen van inriohting en verple ging gebiedend voor te schrjjven »De heer C. Roeiants, kapitein van het leger te Arnhem in garnizoen, is feiteljjk uit den dienst ontslagen, omdat hg deelnam aan de Middernachtszending,sohrjjft de Standgard. Volgens dit blad had de heer Boelants dit eerst in uniform gedaan toen hierop captie was gemaakt door een generaal-majoor (door de Stand, niet genoemd) deed hij het in civiel. Ook dit werd niet geduld. Op grond van 2 van 't reglement van krjjgstucht, waarin de godsdienst de bron van alle geluk en deugd wordt genoemd en kraohtens 't welk ieder tot eigene en anderens verbetering en tot voorko ming van elkanders misstappen zioh bevlijtigen moet, heeft de kapitein geen gehoor gegeven aan den ontvangen raad. Toen is hem 25 Deoember 1891 de gewone mededeeling gedaan dat hg voor geen hoogeren rang kon aanbevo len worden, »de bekende formule, waarmee aan een offioier zgn moreel doodvonnis wordt aangekondigd.'1 Daarop heeft de kapitein zioh tot de Koningin- Regentes gewend met een adres, waarbjj hg zich beroept op art. 167 der Grondwet en de aange haalde 2 van het reglement, tevens wgzende op de goedkeuring der statuten van de Midder- nachtszending-vereesiging. Na uitvoerige uiteenzetting van zgn eigen toe stand en van de gevolgen der beide bovenver melde kennisgevingen voor de militairen in het algemeen, eindigt hg zgn adres met de conclusie, dat het verbod van don minister van oorlog en evenzeer de daarmede strgdige opvatting van den generaal valt buiten de door de Grondwet gestelde palen, waarom hg H. M. verzoekt het meergenoemde verbod van den minister van oor- Uit het Duitich. VAH Reeds sedert vijf eeuwen werd het slot Falkenrode door de graven van Bergenfeld bewoond. De bezitting van den tegenwoordigen oudsten graaf lag wel niet in het middelpunt van het verkeer, maar toch in een zeer vrucht bare landstreekhet beheer liet niets te wenschen over; strenge rechtvaardigheid, een voudige levenswijs, en vooral een zeer verfijnd stelsel van spaarzaamheid maakten dat graaf Udo von Bergenfeld zich bijzonder van de meeaten zijner tijdgenooten onderscheidde. Wanneer men iemands karakter wil beoor- deelen naar zijn uiterlijke omgeving, dan leverde de werkkamer van den graaf, waar hij nu reeds sedert veertig jaren zijne bevelen uitdeelde, zonder dat er ooit een stoel ver plaatst was, een vast punt voor zielkundige gevolgtrekkingen op. Vooreerst bestond het ameublement van het ruime vertrek uit een groote, midden in de kamer staande tafel, met een gemakke- log op te heffen en buiten invloed te stellen de nota van den generaal en aan requestrant wederom de hem tjjdeljjk ontnomen toekomende burgerlgke en burgerschapsrechten te doen ge nieten. Na twee maanden heeft hg daarop als ant woord ontvangen, dat op zgn verzoek afwgzend was beschikt. De Standaard noemt dit een ergerlgk feit en meent dat deze zaak niet kan blgven rusten. Vóór men een juist oordeel kan uitspreken, dient men echter eerst te vernemen wat den minister van oorlog heeft geleid tot het advies om afwgzend op het verzoekschrift te besohik- kan. In het kort deelden wij mee dat er te Beets in sommige krÏDgen ernstige ontevredenheid heerscht over de wijze, waarop de commissie de geldeH besteedt, voor de noodlijden den ingekomen. Bij de klaebten van de direct belanghebbenden voegen zich thans die van een tweetal mannen, die in ieder geval recht van spreken hebben, daar zij veel bij-* droegen tot het samenkomen der giften, nl. de heeren Nawijn, hoofd der school te Beets, en dr Vitus Bruinsma, Hoewel wij de wijze waarop de commissie werkt niet kunnen beoordeclen, en gaarne toegeven dat het een uiterst moei lijke taak is, die op haar schouders lust, meenen wij toch billijkheidshalve gewag te moeten maken van hetgeen te dezer zake door dr Vitus Bruinsma in de Amsl. wordt geschreven. Mot vreugde nam dr Bruinsma kennis van het optreden der commissie ten behoeve van de noodlijdenden te Beets, hoewel in die vreugde een gevoel van verontwaardiging was gemengd over haar samenstelling en over de wijze waarop zij werkte. Hij zweeg echter, omdat hij den stroom van lietdegiften niet wilde stuiten en gaf aan ieder, die er hem naar vroeg, den raad hun gift aan de commis sie te zenden. Ook de heer Nawijn deed aldus en hij had o. a. het genoegen persoonlijk circa f 300 aan de commissie te kunnen overhandi- gon van ingekomen giften. Nu er echter ge vaar bestaat dat het grootste deel der som door het liefdadige Nederland bijeengebracht, niet voor het doel waarvoor het is gegeven zal worden aangewend, meent dr V. niet lan ger te mogen zwijgen. Ds samenstelling der commissie is zeer een zij dig. Terwijl men elders, juist waar het te doen is om de boven alle partijen staande liefdadigheid in toepass'ng te brengen, personen van zeer verschillende godsdienstige, kerkelijke en politieke kleur tot een commissie vereeuigt, is daarvan hier geen sprake geweest. Het is niet te veel gezegd met te beweren, dat de helft der bevolking van de gemeente Opsterland tot de volkspartij behoort en dat ook onder de burgerij, ouder de kiezers, dit het geval is, want 5 van de 13 leden van don gemeeuteraad behooren tot die partij. De personen van deze richting hadden het meeste gedaan om de ellecde van Beets wereldkundig te makenzij genieten meer dan de anderen het vertrouwen van het arme volk, en niemand hunner hoeft men gevraagd om deel der commissie uit te maken- Doch ernstiger nog is, volgens dr Vitus Bruinsma, de samenstelling der commissie op zichzelf. Van de zes leden zijn drie verveners en bij den strijd van belangen, die er in dit opzicht in die streken bestaat, zou een com missie buiten de verveners beter zijn geweest dan een die voor de helft uit hen bestond. Niet alleen bij de veenarbeiders, maar ook bij een groot deel der burgerij van Opsterland en eveneens bij menigeen der andere 22 verveners uit die gemeente, heeft de meening post gevat, dat met den invloed, dien deze drie, verveners zich onwillekeurig door het uitreiken der door anderen geschonken gaven verzekeren, ook hun persoonlijk belang gemoeid is en de ar beiders tegenover hen niet zoo onafhankelijk kunnen zijn als tegenover de overigen. Dit geldt vooral voor een van de drie voor H. Toering, die, behalve dat hij zelf verveent, ook onderbaas is bij een ander vervener en voorts winkelier en tapper. Hij heeft direct en indirect persoonlijk voordeel bij de geldelijke ondersteuning der arbeiders, van wie er zijn die nog, zooals gewoonlijk 's win ters, bij hem in do schuld staan. En nu juist door hem en bjj hem in zijn winkel en tapperij de uitdeeling van bons enz. plaats heeft, klemt dit bezwaar dubbel. De commissie heeft een stuk in 't licht ge geven, waarin op hoogen toon met diepe min lijken stoel er voor, beide uit berkenhout van de plaats vervaardigd. Een sofa, met zwart glimmend leder bekleed, diende voor het korte middagslaapjedaarvoor lag een hartslederen kleed, waarop nog eenige overblijfselen van haar verrieden dat het in zijn jeugd een hertevel geweest was ten slotte kwamen nog een paar kasten, waarin enkele boeken, veel graan- proeven en de noodige geweren geborgen waren. Gordijnen, tapijten, karpetten, enz. werden onherroepelijk geweerd, als „uit den booze." Des te opvallender was, bij dezen puritein- schen eenvoud, boven de sofa een levensgroot portret, waarvan de breede gouden lijst met het kouinklijk naamcijfer zonderling afstak tegen den witten muur. Het was niet het portret van keizer Wilhelm I, met de welwil lende uitdrukking in de oogen en den vriende lijken trek om den mondook niet dat van Fiederik den Grooten, met den adelaars blik en de vastberadenheid in de scherpe mondhoekenhet was het veel minder populaire portret van koning Friedrich Wil helm I. Uit voorliefde voor dezen vorst was graaf Bergenfeld toch eenmaal een stap afgewe ken van zijn gewonen weg en had zich ingelaten met het schildersgilde, ofschoon dit bem steeds een doorn in het oog was geweest. Hij had er zelfs een mooie som voor over gehad, dat „iemand, die zgn zaak verstond, zgn koning" voor hem schilderde, naar het portret, dat zich in het slot te Berlgn bevindt. Friedrich achting wordt gesproken van degenen, die critiek uitoefenen over baar daden. Dr Bruinsma hoopt dat overweging van 't hier genoemde de meening iets gunstiger zal stemmen voor hen, die door de commissie als opruiers worden gekenschetst. Hij wil op enkele gegevens en eenzijdige mededeelingen niet ingaan, maar een feit is het dat de mate van leniging van den nood niet in de minste verhouding staat tot den rijkdom van gilten, die is toegevloeiddat terwijl er overvloed van geld was, toch met de uitdeeling zeer spaarzaam werd te werk gegaan en de uitgehongerde bevolking wel iets te eten kreeg en wel eenige kleedingstukken ontving, maar niet in staat werd gesteld zich door een flinke, krachtige voeding van het geleden lijden te herstellen en door ee nbe hoorlijke kleeding den nu aangevangen werktijd wat hoopvol te kunnen beginnen, niettegen staande daarvoor de middelen ruimschoots aanwezig waren. Dit feit, dat de commiss'e niet kan weer spreken, vindt zijn verklarir g in de noodlottige zucht van vele dergelijke commissies, om te sparen, op te potten en zoo het ingekomen geld voor iets anders te besteden, dan waarvoor het gegeven is. Want de in alle bladen opgenomon oproeping der commissie hield uiets anders in dan een bede om hnfp, om direct in de ten top gestegen ellende te voorzien. Het geld is niet gegeven om te Beets een groot gebouw te zetten, van eenige duizenden guldens, voor een kunstma tige werkverschaffing (vlas-hrakeD of klompen maken?); en als de commissie nu verzekert dat „van den aanvang af" dit haar doel is geweest, dan had zij in een der oproepingen daarvan melding moeten maken. Zij heeft dat niet gedaan en dus mag zij zonder toe stemming van de gevers, het geld daarvoor niet aanwenden. Zeer velen dergenen, die hun beurs voor Beets hebben geopend, zouden weigeren hun geld voor iets te geven, dat geen levens vatbaarheid kan hebben, dat de ellende te Beets zou bestendigen, dat de loonen der veenarbeiders zou drukken en dat ten s'otte meer aan de kas van het armbestuur, aan de verveners en vooral aan de grondeigenaars, zou ten goede komen, dan aan de arbeidersbevolking, die men, door een te oppervlakkig inzicht in de zaak, meende er door te helpen. Ten slotte geelt dr Vitus Bruinsma nog eenige wenken, waardoor hersteld kan worden wat nog te herstellen is. Blgkens het jaarverslag der oommissie van toezioht op het lager onderwjjste Middel burg werd de cursus tot opleiding voor hoofd onderwijzers gevolgd van September 1890 Maart 1891 door 11 onderwijzers en 8 onderwij zeressen, en van Maart 1891Juli 1891 door hetzelfde aantal. Een der onderwijzeressen ver wierf in 1891 de akte van hoofdonderwijzeres. Met leedwezen heeft de commissie het be sluit van den raad vernomen dat deze hoogst nuttige inrichting van onderwijs in deze ge meente zal worden opgeheven. De rijksnormaallessen werden in 1891 be- zooht door 7 mann. en 87 vr. kweekelingen en door 1 toehoorder en 4 toehoorderessen. 7 vr. kweekelingen en de 4 toehoorderessen verwierven de akte artikel E>6«. 1 vr. leerling vertrok naar elders. 2 vr. kweekelingen gingen tot eene andere betrekking over. 1 mann. kweekeling is overleden. 3 mann. en 6 vr. kweekelingen werden dit jaar tot de lessen toegelaten. Op 31 December 1891 telde de inrichting 6 mann. kweekelingen en 27 vr. Omtrent de gameestebewaarsohool kan de commissie, evenals het vorige jaar, getuigen dat zjj zich in een groot bezoek van leerlingen mag verheugen. Het aantal scholen is onveranderd gebleven- De scholen A, B en O verkeer en, wat de localiteit betreft, nog in denzelfden toestand als het vorige jaar, doehde commissie heeft de gegronde hoop dat daarin dit jaar de gewensohte verbetering zal worden aangebraoht. Ook school D wacht nog op eene betere inriohting. Nogmaals geeft de commissie den wensch te kennen, dat aan deze school een voorbereidingsklasse wordt verbonden, toegan kelijk ook voor aavstaa nde leerlingen van sohool E. Wilhelm I was nu eenmaal zijn man en wan neer er iets was dat den staat, zoowel als het buisgezin tot zegen strekte, dan ware het den drie, door dezen koning bij voorkeur betraohte deugden: Orde, Eenvoud en Spaarzaamheid aan de hand eener absolute monarchie. En kon de staat zich niet onttrekken aan den grooten wereldstroom, te Falkenrode zou men ten minste den zegen deelachtig worden, die ia dit vaderlijke woord opgesloten lag. De graaf was onbeperkt alleenheerscherBleier de eerste opzichter, een gehoorzaam rijkskan selier en wat binnen de Falkenroder grenzen slechts een zweempje van socialisme vertoonde werd terstond weggejaagd, met een kategorisch „zoek een ander rijk, wanneer het n bij mij niet bevaltmijn koers is de ware koers In alle geval had de graat in zoover den goeden uitslag op zijn hand, dat al zijne kin deren onder dat vaderlijk stelsel van den grootsten eenvoud tot zeer degelijke menschen waren opgegroeid. Eerst kwam de oudste zoon, de aanstaande landheer, graaf Roderik van Bergenfeld, die bepaald zeer goed uitgevallen was, dat wil zeggenhij streefde het hooge voorbeeld van zijn vader en van den koning in spaarzaam-, beid na; op hem volgden Wiesje en Miesje twee dochters dan kwamen Hen en Ben en eindelijk, na verscheiden jaren rust, verscheen er nog een nakommertje, dien men Eduard liet doopen, doch die zijn leven lang „Ede1' ge- Op school E zjjn die verbeteringen aange braoht, welke maken dat, al moge het geen modelschool zgn, op da localiteit van deze school op het oogenblik redeljjkerwjjze geen aanmerkingen zgn te maken, dan dat de le en de 2s klasse nog steeds in ésn lokaal vereenigd zgn. De commissie kan niet nalaten haar leedwezen te betuigen dat de raad niet heeft kunnen besluiten het personeel van dese school met éen te vermeerderen, tengevolge waarvan het hoofd in de gelegenheid zou zgn geweest den gere- gelden gang van het onderwgs na te gaan en te zorgen, dat in alle klassen dezslfde methode bg het onderwgs in de versohillende vakken gevolgd wordt, hetgeen nn zeer bezwaarljjk gaat, aangezien bg zelf met het onderwjjs in een klasse belast is. Gelukkig is hierin tot nu toe door het aanwezig zgn van een kwee- kelinge voor een gadeelta te gemoet gekomen. Mocht het getal leerlingen echter weder worden als vroeger, dan hoopt de commissie dat de raad op zgn besluit zal terugkomen. De resultaten der schoolspaarbaaken zgn School A. ingebracht 498.31, teruggevraagd ƒ483.34, bjjgeschrevan rente ƒ15.53, saldo op 31 Deoember 1891 ƒ538,62*. Aantal deelne mers 264. School B. Ingobracht f 346.36', teruggevraagd f 369.66', bggeschreven rente 18.86, saldo op 31 December 1891 ƒ426 99. Aantal deelne mers 235. School C. Ingebracht 870.27, teruggevraagd 947.21, bggeschreven rente 33.74, saldo op 31 December 1891 1668.18'. Aantal deel nemers 368. Het ge'al leerlingen bedroeg op 31 December 1891 op de openbare scholensohool A 352, B 422, C 488, D 77, E 75, G 45, de leerschool 353, samen 1812, 952 mann. en 860 vrouwelijke. De bjjzondere scholen werden bezocht door 868 leerlingen, Ï88 manneljjke en 480 vrouwelijke, t. w. de sohool van den heer Yan Klujjven 238, die van den heer Yan Linsohoten 84, die van den heer Breebaart 93, die van mej.Jonk 67, die van mej. Klep 104, die vair don hoer Rademaker 282. Op 31 Deoembsr 1890 bedroeg het aantal leerlingen 2636, op 31 December 1891 was dit 2690. Er waren toen dus 54 leerlingen meer. Na gehouden examen word op school A aan 17 jongens en 9 meisjes, op school B aan 8 jongens en 10 meisjes, aan school C aan 22 jongens en 12 meisjes, op school E aan 20 leerlingen en op sohool G aan 5 leerlingen een vereerend getuigschrift van goed volbrach ten leertjjd toegekend. Omtrent de herhalingsklassen, verbonden aan schcol B, wordt het volgende medegedeeld. a. in een der lokalen van school B begon de cnrsns op 15 September 1891 met 33 man nelijke leerlingen en 26 vrouwelijke. Aan 9 mannelijke en 4 vrouwelijke leerlin gen werd het getnigschrift uitgereikt van den 2-jarigen cursus der herhalingsschool geregeld te hebben gevolgd. 6 In het burgerweeshuis namen 4 manne lijke en 11 vrouwelijke leerlingen aan de lessen deel. c. In het gesticht op de Heerengracht woon den 4 mannelijke en 10 vrouwelijke leerlingen de lessen bg. De gemeenteraad van Dombnrg benoemde tot onderwijzeres van de openbare sohool Mejuffr. J. P. van der Feen. De heer A. C. Bootsgezel, onderwijzer aan de openbare school te Oostburg, is als zco danig benoemd aan de inrichting voor M. U. L. O. van den heer Sehaer te Oud-Beierland. Zitting van beden, Woensdag, middag te IJ uro. {Slot.) Yoorzitter jhr mr L. Sohorer, burgemeester. Afwezig de heeren Jeras en Yan der HaM, zonder kennisgeving, De Stoppelaar wegens uitlandigheid, en W. A. Sprengar wegeni ambtsbezigheden. De rekening van de kamer van koophandel en fabrieken, in ontvang en nitgaaf 450 bedra gende met een goed slot van f 10.08, wordt» met het oog op het klein aantal leden, dat tegenwoordig is, aangehouden. noemd werd. Graaf Bergenfeld was over het algemeen ge neigd ten allen tijde zonder morren het hoofd te buigen voor Gods wilen zoo het ooit waagde ln het diepst zijner ziel een „waarom uit te spreken, dan gold die vraag alleeD de verschijning van dezen nakomer Ede. Wat deed die jongen, deze derde zoon van den ouden graaf, eigenlijk op de wereld Het geringe, met veel zorgen en moeite bijeen gegaarde, particuliere vermogen was bij testa ment onder Miesje en Wiesje, Ben en Hen verdeeldvan het erfgoed mocht geen cent afgenomen worden en dus geboden plicht en noodzakelijkheid dat een jongen, die de familie zoo onverwachts op het lijf was komen vallen, ten minste bij tijds leerde in zijn eigen onderhond te voorzien en zich te schikken in zijn aanstaande positie van armen graaf en derden broeder van een Roderik Met een beklemd gemoed zat graaf Bergenfeld eens op een mooien zomermiddag aan het half geopende venster in zijn werkkamer. Hij liet den welriekenden genr van den bloeienden klaver, door het zachte koeltje over zijn hoofd gaan, zonder er zich bijzonder over te verheugen; hij toonde volstrekt geen belangstelling in het lievelijke gesjielp der vogels of in de andere natuurstemmenwant de toon, waarnaar hij met gespannen aandacht lnisterde, kwam voort uit een werk, door menschenhanden vervaardigd; Het was het eentonige gedreun eener locomo- Ter tafel komt het suppletoir kohier no 2 voor de plaatseljjke belasting op de honden over 1891. Het wordt vastgesteld op 3. Naar aanleiding van het adres van het be stuur der Yereeniging ter bevordering van animale koepokinenting betreffende afstand van grond aan de Eigenhaardstraat stellen burg. en weth. voor het verzoek in te willigen en bedoelden grond in den loop van 1892 kos teloos voor het beoogde doel aan de vereeni- ging in eigendom at te staan. De heer Yan Dunné dient een amendement in, strekkende om het gevraagde terrein niet in eigendom maar in erfpacht af te staan voor 50 jaren en voor een tax van f 1 'sjaars en met bepaling, dat bg verandering van be stemming de grond tot de gemeente terng keere. De voorsteller licht dit voorstel nader toe. Hg doet het voordeel er van nitkomen en toont aan, dat bg de aanvragers er zeker geen bezwaar tegen zjjn zal. Hg aoht het in het belang der gemeente noodig, dat zjj de be schikking houdt over bedoelden grond. De heer Sajjiers gelooft niet dat er bij zgne medebestuursleden, evenmin als bg hem, be zwaren tegen dit voorstel zullen bestaan, maar wjjst er tooh op dat hij het wsnsohelgker achten zon, indien de gemeente het in eigendom afstond, te meer wjjl wat de vereeniging doet gratis geschiedt enj in het belang der ge meente is. Alleen tegen het laatste deel van het amen dement heeft echter de heer Sojjders bezwaar, wjjl bjj aanneming daarvan bet der vereeniging misschien moeiljjk vallen zou het benoodigde geld te vinden. Hg noodigt den voorsteller daarom uit dit gedeelte te schrappen. De heer Yan Dunné is daartoe niet genegen. Wanneer het gebouw van bestemming verandert kan de gemeente het tegen taxatie overnemen Eene daarop staande bepaling kan in het erf pachtscontract opgenomen worden. De heer Van Hoek kan zich met het denk beeld van den heer Yan Dnnné wel vereenigen doch zon niet gaarne zien dat de vereeniging den grond niet bekwam. Hjj geeft daarom in overweging de behandeling aan te honden tot eene volgende vergadering en dan eene formule te zoeken, die zoowel den beer Yan Dnnné be vredigt als ook de vereeniging het niet onmo- geljjk maakt aan haar plan gevolg te geven. De heer Van Dunné rereenigt zioh hiermede wat ook de overige raadsleden doen. Alsnu wordt overgelegd eene door de oom- missie van bestuur voor de gemeentegasfabriek en duinwaterleiding opgemaakte oonoept-instruo- tie voor den directeur van de gemeentegas fabriek en duinwaterleiding. Burg. en weth. hebben daartegen geene bedenkingen. In verband met de afwezigheid van sommige raadsleden en ook omdat nog niet is geregeld of do gasoommissie zal blgven voortbestaan geeft de voorzitter in overwoging de behande ling hiervan aan te houden. Dit wordt goedgevonden. Yan het bestuur der vereeniging De Ambachts school is een schrjjven ingekomen, waarbjj het verzoekt in de door het overig den van den heer P. M. de Ligny in dat bestuur ontstane vacature te willen voorzien. De heer Tak wjjst erop dat er s*rjjd is tns- sehen den brief en het eitatiebiljet van den raad en stelt in het licht hoe bg met genoe gen gezien heeft dat de ambachtsschool geene aanbeveling vraagt maar wel het voorzien in de vacature, terwjjl burg. en weth. voorstellen een dubbeltal aan te wjjzen. Hg acht dit gepaster, wjjl het s. i. minder goed is dat twee raadsleden worden aanbevolen en daaruit door eenige ingezetenen eene keuze wordt gedaan. De voorzitter geeft inlichting en deelt mede dat sinds 1884 een dubbeltal wordt opgegeven en meent dat het ook hier de bedoeling is dit weder ta doen. Dit is het voorschrift der statuten, die sinds 1884 niet gewjjzigd zgn. De heer F. G. Sprengar deelt mede dat bg het bestuur der Ambaohtssohool volstrekt geen aanleiding bestaan heeft om eene andere wgze van benoeming te vragen dan vroeger. Als eerste candidaat wordt aangewezen de hser D. Jeras met 7 stemmen. De heer Koole verkrjjgt 3 en de heer Yan Dunné 2 stemmen. Als tweede candidaat wordt aangewezen de heer W. J. J. Koole met 7 stemmen. Eene stem is uitgebracht op de heeren Yan Dunné bile, die op raad van den opzichter Bleier aangeschaft was en in wier muziek de graaf nog altijd niet de veel belovende woorden „ik breng mijn rente op, ik breng mijn rente op 1kon hooren. In plaats daarvan trof een ander gezang zijn oor het was dat van de oude kindermeid, die met hare buitengewone dikte en hare omvangrijke rokken in het gezicht van het venster kwam. De brave Rehbergerin droeg den kleinen Ede, die nu bijna een jaar oud was, met die eigenaardige schommelende beweging, welke schepen en kindermeiden schijnt eigen te zijn, en wandelde met hem door den tuin. Die wandeling, op dien stillen warmen zomer dag, had iets zeer vreedzaams, maar het wiege lied, dat de oude vrouw daarbij zong, kwam den graaf eensklaps zóo bedenkelijk voor, dat het zgn aandacht geheel van de locomobile aftrok. Het was een hoogst gevaarlijk lied, erop aangelegd om alle toekomstige opvoedings beginselen voor arme graven en jonaste zonen in den kiem te smoren. Want wat zong de Rehbergerin -Zie de zon en de maan En de sterretje» klein En den tuin en de bloemen Die allen van mijn Ede zjjn I" Daar vloog het raam geheel open. „Hoor eeDS, Rehbergerin, gij moogt alz

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 5