PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND. 8 ZITTING VAN MAANDAG 21 MAART 1892. Namiddagzitting van Maandag 21 Maart. Kesumtie demo- tulen; mededeeling afwezige leden; nicdcdeeling benoeming voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingeu; alge meen verslag der afdeelingen over het voorstel van Gedeputeerde staten betrekkelijk verpleging van krank zinnigen in geneeskundige gestichten en missive inspecteurs van het staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigen-gestichten; sluiting der vergadering. Tegenwoordig de commissaris der koningin, 36 leden en de griffier. De voorzitter opent de bijeenkomst. De voorzitter deelt mede dat van de heerenVan Deinse, Van LyndenPompe van Meerdervoort en Hammacber bericht is ontvangendat zij wegens ambtsbezigheden verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen. Zonder kennisgeving zijn afwezig de heeren Risaeeuw en Brevet. Den voorzitter deelt mede, dat tot voorzitters en ondervoorzitters der afdeeüng zijn benoemdvan de eerste afdeeÜDg: voorzitter de beer Kakebeeke ondervoorzitter de heer Van Deinse van de tweede afdeeüng: voorzitter de heer Van Lijnden, ondervoorzitter de beer Van Woelderen van de derde afdeeüng: voorzitter de heerHenne- qmn, ondervoorzitter de heer Lucasse. De notulen van bet verhandelde in de zitting van Woensdag namiddag, den 9Jen Maart jl., worden gelezen en goedgekeurd. De voorzitter stelt aan de orde het uitbrengen van het algemeen verslag der afdeelingen over het voorstel van Gedeputeerde Staten betrekkelijk de verpleging van krankzinnigen in geneeskundige ge stichten en doet mededeeling van een schrijven van de inspecteurs van het staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigen-gestichten. Het algemeen verslag der af deelingen wordt uitgebracht door den heer Snijders. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deelge- nomen 33 leden, waaronder 5 leden van Gedeputeerde Btaten. Het eerste gedeelte van het voorstel van Gedeputeerde staten: »het gevoelen uit te spreken dat de oprichting van een provinciaal geneeskundig gesticht voor krank zinnigen voor alsnog niet wenschelijk is", gaf vooral in twee afdeelingen aanleiding tot breedvoerige ge dachten wisseling. In eene van deze verklaarde een lid zich niet in staat daaromtrent thans een oordeel uit te spreken. Sedert slechts enkele dagen met het voorstel van Gedeputeerde staten in kennis gesteld, was de tijd te kort voor een aidoeud onderzoek. De motieven van Gedeputeerde staten„de groote kosten" en „hunne verantwoordelijkheid" deden hem reeds terstoDd vragenof het vast staat dat voor een gesticht f 400,000 a f 560,000 zouden gevorderd worden en of niet hier, evenals elders, eene of andere buitenplaats, waarvoor toch de lieihebberij atneemt, tegen billijken prijs zou kunnen worden aangekochtop behoorlijke, doch bescheiden wijze voor een gesticht ingericht en naar gelang der behoefte, uitgebreid Er zal toch niet terstond ruimte voor 400 patiënten worden vereischt en langs dezen weg zon voor de oprichting vermoedelijk met een veel lager dan het genoemde cijfer kunnen worden volstaan. Hij acht de berekening der kosten zóo onvoldoende toegelicht dat hij, hoewel bereid, nu de nood dringt, heeren Gedeputeerden te machtigen tot het aangaan der voorgestelde overeenkomsten, het toch van groot belang zon achten de uitspraak omtrent de wenschelijkheid der oprichting van een provinciaal gesticht aan te houden tot de aanstaande zomerverga dering en heeren Gedeputeerden uit te noodigen tot het inmiddels verstrekken van meer uitvoerige gegevens. Ten aanzien der groote verantwoordelijkheid, die Ge deputeerde staten duchten bij de exploitatie van een eigen gesticht, achtte genoemd lid dat het Gedeputeerd college door verpleging elders van die verantwoorde lijkheid niet wordt ontheven, ja dat die zelfs nog drukkender zou zijn, wanneer onze krankzinnigen, aan het onmiddellijk toezicht van Gedeputeerden onttrokken» aan eene behandeling als de in den laatsten tijd zooveel gerucht makende mochten worden blootgesteld. In de andere hierboven bedoelde afdeeling kon een lid zich mede niet vereenigen met het voorstel om nu reeds te beslissen over .de vraag of al dan niet tot de oprichting van een provinciaal geneeskundig gestich t zal worden overgegaan en wensehte dit punt aan te houden tot de zomervergadering, inmiddels Ged. staten uit te noodigen in die vergadering omtrent de kosten van zoodanig gesticht, inrichting en exploitatie, bene vens de vermoedelijke inkomsten, de meest mogelijke gegevens te verstrekken en het Ged. college te machtigen, voor zooveel noodig, op de grondslagen in het voorstel vervat, overeenkomsten aan te gaan' met de daarin genoemde gestichten, ten einde tijdelijk in de verpleging te voorzien. In beide afdeelingen lokte het aangevoerde tegen spraak van onderscheidene leden uit en werden, gelijk ook in de andere, nog niet genoemde afdeeling, ver schillende argumenten in het midden gebracht ter aanbeveling van het voorstel van Ged. staten. Door een lid werd opgemerktdat oprichting van een provinciaal gesticht door de wet niet aan de Staten is opgelegd; dat, hoe meer provinciën eigen gestichten oprichten, daarvoor alhier des te minder noodzaak bestaatdat de opgegeven kosten niet zijn uit de lucht gegrepen en de cijfers van Gedeputeerde staten zich aansluiten aan die, aangegeven in meerdere tijd schriften van den laatsten tijd, en dat de inrichting van oude gebouwen op buitenplaatsen zou blijken aan belangrijke bezwaren onderhevig te zijn. Een ander lid, zich hierbij aansluitende, verklaarde slechts in éen geval een provinciaal gesticht te ver langen, wanneer namelijk de provinciën, die gestichten hebben, deze alleen voor hunne eigen patiënten beschik baar zouden stellen. Dit lid verklaarde de argumenten van het geneeskundig staatstoezicht niet geldend te achten en, voor wat de verplichting betreft, zelfs nimmer eert goed argument te hebben vernomen. Verschil van nationaliteit acht dit lid, behalve wellicht in Friesland, niet zóo groot, dat men zich niet van Roermond tot Gro ningen zou kunnen behelpen, terwijl hij zich niot kan voorstellen dat van de gelegenheid om in contact te komen met inwoners of familiebetrekkingen, eenigerlei gunstige gevolgen voor de patiënten zouden te wachten zijn. Wordt het voorstel aangenomen, dan kan op de wijze als Gedeputeerde staten bedoelen, binnen 2 a 3 jaren of later, zoo noodig, nog tot bouwen worden besloten en anders zitten we in November omhoog. Nog een ander lid was van oordeel, dat de ingebrachte bezwaren tegen de ligging der gestichten in Zuid-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 8