6 ZITTING VAN WOENSDAG 9 MAAKT 1892. geen onoverkomelijk bezwaar, daar de provincie op kleine schaal beginnen kan en de noodige ruimte voor de 35 Dordrechtsche patiënten eerst maakt tegeu dat de 10 jaren voorbij zijn. Besluit uwe vergadering, dat vooralsnog niet tot oprichting van een eigen gesticht zal worden overge gaan, zoo is men wat Dordrecht betreft voor 10 jaren gewaarborgd, terwijl, zooals de zaken nu staan, geen gevaar dreigt voor opzegging door Coudewater of Loosdninen binnen de eerste 10 jaren. Evenmin be hoeft vrees te bestaan dat door de toenemende bevol king het aantal krankzinnigen uit Zeeland in die mate zal toenemen binnen de eerste 10 jaren, dat in de drie gestichten te zamen geen plaats voor allen zou te vinden zijn. De gestichten toch te Coudewater (dat gedeeltelijk naar het paviljoenstelsel is ingericht en waar uitbreiding wordt voorbereid) en te Loosduinen (uitsluitend paviljoenstcleel) zijn steeds voor ver dere uitbreiding vatbaar, en ook ten aanzien van Loosduinen bestaat reeds nu het stellige voornemen om binnen weinige jaren tot stichting van nieuwe paviljoenen over te gaan, waarvoor terrein reeds nu beschikbaar is en waarop gerekend wordt bij de in richting van keukens, waschinrichtmgen enz. De tijd heeft ons ontbroken om geheel afgeronde ontwerpen van overeenkomst te makenonze onder handelingen zijn nog niet verder gevorderd, dan dat de boven medegedeelde Loofdtrekken zijn vastgesteld, al twijfelen wij er geen oogenblik aan, dat overeen stemming omtrent het overige zeer gemakkelijk zal worden verkregen. Wat Dordrecht betreft, is boven dien het tot stand komen der overeenkomst afhankelijk van eene door den raad dier gemeente te nemen be slissing. Wij hebben echter grond voor de verwach ting dat met eene overeenkomst op de bovenvermelde grondslagen de raad dier gemeente zich zal kunnen vereenigen, nu zij door regenten in het belang der inrichting wordt geacht. De kosten, uit de ontworpen regeling voortvloeiende, zijn hooger dan die welke thans ten behoeve der krankzinuigen-verpleging worden gevorderd. Uwe vergadering zal echter wel met ons de overtuiging koestereD, dat verhooging van kosten onvermijdelijk is en dat daarin dient te worden berust. Wij hebben de eer op grond van het bovenstaande u voor te stellen lo. als uw gevoelen uit te spreken dat de oprich ting van een provinciaal geneeskundig gesticht voor krankzinnigen vooralsnog niet wenschelijk is 2o. ons te machtigen op de bovenvermelde grond slagen overeenkomsten aan te gaan tot het doen op nemen van arme krankzinnigen uit deze provincie in de gestichten te Coudewater, Dordrecht en Loosduinen; 3o. ons op te dragen in de zomervergadering nadere voorstellen te ontwerpen in verband met de nieuwe regeling. De voorzitter stelt voor dit naar de afdeeiingen te verzenden. De heer Van Uije Pleteise. Mijnheer de voor zitter, ik zou in overweging willen geven ten deze at te wijken van de bepalingen van het reglement van orde en stel voor tot onmiddellijke behandeling van het voorstel over te gaan. De voorzitter. Art. 37 bepaalt„begrootingen, rekeningen en reglementen worden steeds, voor dat zij in beraadslaging worden gebracht, aan een vooraf gaand onderzeek in de afdeeiingen onderworpen. „De vergadering kan dat onderzoek doen plaats hebben ten aanzien van ieder ander, in beraadslaging gebracht onderwerp van gewichtigen of ingewikkelden aard." Ik merk dus den heer Van Uye Pieterse op, dat zijn voorstel geen afwijking is van het reglement van orde, maar een afwijking van mijn voorstel. Wordt het voorstel van den heer Van Uye Pieterse vol doende ondersteund, dan kan het een onderwerp van beraadslaging uitmaken. Het blijkt dat de noodige ondersteuning aan het voorstel van den heer van Uije Pieterse verleend wordt, zoodat de beraadslaging hierover wordt geopend. De beer llenuequi". Ik moet mij tegeu dit voorstel verklaren, op grond dat het hier een onder werp geldt van te groot gewicht en van actueel belang. Nu hebben de leden der Staten den brief van Gede puteerde staten eerst Donderdag ontvaDgen en onder scheidene hunner zijn niet in de gelegenheid geweest alle details te onderzoeken en zich voldoende op de hoogte te stellen. Ik geloof dat een onderzoek in de afdeeiingen jniat meer licht zal verschaffen en dat het daarom allerminst past hier met overijling te handelenj ik stel dus de vergadering voor niet mede te gaan met het voorstel van den heer Van Uije Pieterse. De heer Van Uije Pieterse. Mijnheer de voorzitter, ik heb het voorstel gedaan, omdat naar mijne meening in het schrijven van Gedeputeerde staten de zaak duidelijk genoeg is uiteengezet. Het is waar dat de leden uiet veel tijd gehad hebben om het voor stel te overwegen, maar Gedeputeerde staten hebben de zaak nauwkeurig onderzocht en mij dunkt dat de voornaamste punten geene nadere toelichting be hoeven. Uit het medegedeelde blijkt m. i. voldoende wat voor de krankzinnigen van onze provincie van het meeste gewicht is. De heer Huvers. Mijnheer de voorzitter, ik zou het jammer vinden, indien het voorstel van den heer Van Uije Pieterse werd aangenomen, omdat mij het voorstel van Gedeputeerde staten zeer belangrijk voorkomt. Ik geloof gaarne dat 't waar is, wat de heer Van Uije Pieterse zegt, dat Gedeputeerde staten de zaak behoorlijk onderzochten, doch als ik mij niet vergis zijn er nog wel eenige vragen te doen en in lichtingen in te winnen, die beter in de afdeeiingen op hare plaats zijn dan in de openbare vergadering. Bovendien meen ik, dat, zooals de zaak nu staat, Gedeputeerde staten het recht hebben zonder nader overleg met de Provinciale staten de noodige contrac ten te sluiten. De vooiittee sluit alsnu de beraadslaging en brengt zijn voorstel, om het voorstel van Gedeputeerde staten naar de afdeeiingen te verzenden, in stemming. Met 21 tegen 17 stemmen wordt dit aangenomen. Tegen stemmen de heeren Pompe van Heerder- voort, Van Uije Pieterse, Thomaes, Moerdijk, Den Boer, Van Waesberghe Janssens, Hammacher, Moes, Fokker, Van der Beke Callenfele, Van WoeldereD, Nootdijke, Fruytier, lJsebaert, Ogge', Van Buren en De Jonge. Alsnu is aan de orde de splitsing der vergadering in afdeeiingen, waarbij door loting worden aangewezen te behooren tot de eerste afdeeling de heeren M. de Jonge Jz., Van Voorst Vader, Vader, Van Buren, Noordijke, Kakebeeke, Van Deinse, J. A. Bolle, Fokker, Snijders en M. Bolle, benevens de heeren Van der Bilt en Snouck Hurgronje als leden van Gedeputeerde staten tot de tweede afdeeling de heerenVan Woelderen, IJsebaart, Pompe van Meerder voort, Van Waesberghe Janssens, Van Lynden, Oggel, Lantsheer, Dronkers, Moerdijk, Fruijtier en Van Uije Pieteree, met de heeren Buteux en Heijee als leden van Gede puteerde staten tot de derde afdeeeling de heerenHolle- stelle, Thomaes, Moes, Huvers, Lucasse, V. d. Beke Callenfels, Wagtho, Haanmacber, Van der Lek de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 6