ZITTING VAN MAANDAG 21 MAART 1892. 15 heeft ook punt II mijn volle instemming. Een enkel voorbehoud echter, dat nl. de bloedverwanten volko men vrijheid moeten behouden te verklaren, in welk gesticht zij de verpleging wenschten te doen plaats hebben. Ik heb dit reeds in de af deeling bedongen, gelijk dit ook in 't algemeen verslag is opgenomen. Hierop hebben Ged. staten toen geantwoord, dat bepaaldelijk zoude gelet wordeD, zooveel mogelijk, op de wenschen der bloedverwanten van de lijders, wat de keuze van eeu gesticht betreft. Dat „zooveel mogelijk" is nog geen onvoorwaarde lijk eerbiedigen der wenschen van de familieleden maar sluit eigenlijk ook in zich een zekere vrijheid van Ged. staten om in laatste instantie te beslissen waar de verpleging zal plaats hebben. Ik leg daarop den nadruk, omdat Ged.'staten schijn baar met zich zelf in tegenspraak komen. In de afdeeling werd door Ged. staten pertinent verklaard dat de overeenkomsten nog aan de goedkeuring der Staten zouden worden onderworpen en in 't antwoord op 't algemeen verslag verklaren zij dat het in hunne bedoeling lag de contracten definitief af te sluiten. De reden voor deze laatste zienswijze billijk ik ook volkomen, al had ik liever gezien dat Ged. staten verklaard hadden op dit punt van opinie veranderd te zijn. Waar ik dan ook alleen voor opkom is de vrijheid, dat kostelijk kleinood, ook voor den armen krank zinnige en daarom óene vraag en wel deze Kunnen wij er stellig op rekenen dat geen der thans verpleegden of later verpleegd wordenden, voor wien eene Christelijke verpleging gewenscht wordt, naar Dordt zal worden verwezen, zoolang de Vereeniging voor Christelijke verpleging van krankzinnigen of het gesticht Coudewater, naar keuze der familieleden, bereid is ze in verpleging te ontvangen. Hierop een ondubbelzinnig antwoord te ontvangen, zal ongetwijfeld veler ongerustheid wegnemen. De heer Heijse. Ik moet beginnen met ons geacht medelid, den heer Huvers, en zooveel noodig ook der vergadering, te doen opmerken, dat Gedepu teerde Staten hunne opvatting niet gewijzigd hebben, maar nu, als voorheen, meenen, dat wanneer de be slissing gevallen en de machtiging door u verleend is, definitieve contracten door ons college, zonder nadere goedkeuring uwerzijds, zullen gesloten worden. Wat in de zomerzitting te regelen overblijft, zijn detailzaken, die de belangen der armlastige verpleegden en de gemeentebesturen, voor wier rekening die verpleging geschiedt, raken. De vlugge en ietwat vluchtige behandeling dezer zaak is oorzaak geweest, dat óen onzer ten onrechte in zijne afdeeling gerept heelt van nadere goedkeuring. De bewuste zinsnede in onze memorie van beantwoording doelt daarop, ten einde dit misverstand op te heffen. Ten slotte vraagt de heer Huvers eene pertinente verklaring van Gedepu teerde Staten omtrent de vrijheid, die aan de betrek kingen der arme verpleegden zal gegeven worden, om de lijders daar te plaatsen waar dit het meest wen- schelijk schijnt. Allereerst zij daarop geantwoord,dat het tegenwoordig college moeilijk zijne opvolgers kan binden. Wat mij en mijne tegenwoordige ambtgenooten betreft, zoo getuigen verleden en heden, dat wij bereid zijn te handelen ten deze in den geest van den heer Huvers. Dat verledeu toch leert, dat wij, trots ons contract met Delft, subsidie gegeven hebben aan arm lastige verpleegden te Coudewater en te Veldwijk. Het heden getuigt door het tegenwoordig voorstel, door welken geest wij ten deze geleid worden. Trouwens, veel van hetgeen de heer Huvers wenscht, is afhankelijk van de beslissing der Provinciale Staten in de zomer zitting, als nader te regelen valt de geldkwestie m«t het oog op het verschil in verplegingskosten, de ver goeding voor ledige plaatsen enz. enz. Dit alleen kan ik betuigen, dat het Gedeputeerd college de meest ruime en milde opvatting ten deze zal huldigen, zoo de Staten hen daartoe in staat stellen. Punt II wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Op dezelfde wjjze wordt ook punt III goedge keurd. Het geheele voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Op voorstel van den voorzitter wordt de goed keuring der notulen en de resumtie der genomen be sluiten opgedragen aan Gedeputeerde Staten. De voorzitter sluit de vergadering in naam der Koningin.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 15