ZITTING VAN MAANDAG 21 MAART 1892. 11 alleen voor de derde klasse. Men vergete daar tig echter niet dat onderscheidene van de op Meeren- berg bestaande inrichtingen mede ten dienste zijn van de verpleging in het nieuwe gebouw, zoodat bij deze raming niets is gerekend voor keukens, kelders, kantoor, apotheek, directiekamer, bibliotheek, school, recreatiezaal, kerken, lijkenhuis en hoofdmagazijn. De door ons genoemde som van 1400 per bed is ontleend aan eene te Coudewater aan onze commissie gedane mededeeling, blijkens welke eene nitbreiding, die aldaar in voorbereiding is, ingericht naar het pa viljoenstelsel en met inachtneming van de laatst en hoogst gestelde eischen, met inbegrip van den grond, op die som zou te staan komen. Onze onderhandelingen hebben zich tot de 3 ge noemde gestichten bepaald en ons voorstel is daartoe beperkt, omdat andere gestichten öf geen ruimte be schikbaar hebben óf verder van Zeeland verwijderd liggen óf niet tot het aangaan eeoer overeenkomst bereid bevonden zouden worden. Bovendien was onder handeling met anderen naar onze meening niet noodig, daar de 3 overeenkomsten over de noodige plaatsen de beschikking gaven, terwijl het in 't belang der geldmiddelen niet wenschelijk is, over veel meer plaatsen dan noodig zijn de beschikking te „koopen" in den vorm van een verbintenis eenerzijds om plaatsen beschikbaar te stellen, anderzijds om een zekere som te betalen, ook al zijn de plaatsen niet bezet. Er bestaat echter niet het minste bezwaar bij ons om mede te gaan met het denkbeeld om de op ons te verstrekken machtiging uit te breiden zóo dat wij in de gelegenheid zijn desnoods ook nog met andere gestichten overeenkomsten aan te gaan. Deze uitbrei ding zal ons met name de mogelijkheid verschaffen om met anderen overeen te komen, zoo onverhoopt ten slotte met een der genoemde gestichten onoverkome lijke moeielijkheden mochten rijzen. Voor zooveel noodig zij hierbij voorts aangeteekend dat niets zal beletten om, met subsidie van rijk en provincie, krankzinnigen uit Zeeland in andere dau de 3 genoemde gestichten te doen verplegen men zal dan echter zelf plaats moeten zoeken en omtrent de voor waarden afzonderlijk overeenkomen. Wij voegen hieraan toe, dat het niet in onze bedoeling lag om met die 3 gestichten slechts voorloopige over eenkomsten te sluiten, welke dan nog aan nwe be krachtiging of goedkeuring zouden dienen onderworpen te worden. Niet alleeD, omdat het ook thans met St. Joris nog loopend contract evenmin aan uwe goedkenrïng cf be krachtiging is onderworpen. Doch om deze, o. i. veel sterker sprekende reden dezelfde welke het aan houden uwer beslissing omtrent punt 1 tot de zomer vergadering hoogst ongeraden maakt dat de 3 ge stichten niet zóo lang op eene decisie kunnen wachten. Vooral ten aanzien van Dordrecht is eene spoedige beslissing onvermijdeljjk. De vraag of Dordrecht de bijdrage, door Zuid-Holland toegezegd, al dan niet zal aannemen is afhankelijk van de door n te nemen be slissing. En Dordrecht kan nog slechts weinige dagen haar antwoord aan Gedeputeerde staten van Zuid- Holland uitstellen. Ook Coudewater dringt op eene spoedige beslissing aan, daar overeenkomsten met an deren tot verpleging van patiënten in dat gesticht zullen moeten worden opgezegd. Evenzoo heeft Loosdninen reeds in Februari op een zeer spoedige beslissing bij ons aangedrongen. Nu de hoofdtrekken, de grondslagen der overeen komsten bij U bekend zijn, bestaat er o. i. ook geen overwegende reden om het sluiten der overeenkomsten op deze grondslagen niet aan ons over te laten. Minder urgent daarentegen is de beslissing van vele vragen, welke naar aanleiding van het aangaan dier overeenkomsten rijzen, als: of het verschil in de kosten der verpleging in de 3 gestichten ten voor- of nadeele zal komen van de provincie dan wel van de gemeente op welke wijze de verdeeling van de krankzinnigen over de verschillende gestichten zal worden geregeld enz. Deze en nog andere vragen zullen ter sprake komen bij de door ons in Uwe zomervergadering nader in te dienen voorstellen. De voorzitter deelt namens Gedeputeerde staten mede, dat zij op grond van het bovenstaande vol harden bij het door hen gedaan drieledig voorstel, behoudens toevoeging van de woorden „en zoo noodig ook met andere gestichten contracten te sluiten" achter het woord „Loosduinen" in punt 2. De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer Van Waesberghe Janssens. Mijn heer de voorzitter. Hoewel het weinig gebruikelijk is nog het woord te voeren over een voorstel, waarmede men niet alleen sympathiseert, maar waarvan men bovendien blijkens het algemeen verslag der afdeelin- gen met grond mag vermoeden, dat het met groote meerderheid van stemmen zal worden aangenomen, veroorloof ik mij toch nu nog nader van mijne meening omtrent deze voorstellen te doen blijken. Ik voel mij daartoe nog meer gedrongen na kennisneming der jongste missive, welke wij hier eerst ter tafel vinden, van de heeren inspecteurs voor het staatstoezicht op krank- 's Gravpnbao-e zinmgen en krankzinnigen gestichten dd. j eiuen 16/17 Maart '92. Mijnheer de voorzitter, uit de memorie van toe lichting, bij het voorstel van heeren Gedeputeerde staten gevoegd, blijkt dat reeds kort (in 1885) na het in werking treden der wet van 27 April 1884, tot regeling van het staatstoezicht op krankzinnigen, door den Geneeskundigen Raad van Zeeland bij het gede puteerd college werd aangedrongen op het bevorderen der oprichting van een krankzinnigen gesticht dóór en in deze provincie en dat de inspecteurs voor het staatstoezicht op krankzinnigen, naar aanleiding van het voorstel van den Geneeskundigen Raad om inlich tingen gevraagd (1886), onder meer verklaarden „dat het voor de krankzinnigen, die tot een der protes- tantsche kerkgenootschappen behooren, niet verkiese lijk is om door Katholieke geestelijke broeders en zusters verpleegd te worden." Het schijnt mij toe dat deze verklaring van ge noemde inspecteurs in de praktijk weinig gedeeld wordt, want het is mij bekend, dat onder anderen in het gesticht Coudeioater p 16 Maart jl. in verpleging waren 426 patiënten, waarvan 264 Katholieken en 156 Protestanten, dus ruim half zooveel Protestanten als Katholieken, terwijl toch keur en keus voor verpleging in ons land, dat 21 gestichten voor krankzinnigen telt, voldoende is te achten. In de veroudersteling echter dat met deze verklaring heeren inspecteurs bedoelen „dat het voor de krankzinnigen verkieselijk is dat ze verpleegd en behandeld worden volgens de gods dienstige opvoeding, die ze vroeger genoten hebben'' dan onderschrijf ik gaarne die verklaring, maar dan is het ook zeer duidelijk: „dat het voor de krank zinnigen, die tot de Roomseh katholieke kerk behooren, juist zeer en wel verkieselijk is door Katholieke gees telijke broeders en zusters verpleegd te worden." Het spreekt toch als van zelf, mijnheer de voorzitter, dat iedere geloofsovertuiging graag geëerbiedigd wordt en bijgevolg de Katholieken, ook en vooral in zake van armenverzorging, bij voorkeur wenschen hun arme geloofsgenooten volgens eigen geloofsovertuiging behandeld en verzorgd te zien: te meer, wijl het hier niet alleen armen, maar bovendien de meest ongeluk-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1892 | | pagina 11