Maandag
7 Maart.
N°. 56.
135e Jaargang.
1890.
BUITENLAND.
Deze courant verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Adverfcentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager;
Geboorte-, Trouw-, Dood- eu andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Telephoonnommer 139.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel
Middelburg 5 Maart.
Naar aanleiding van en over
Piereon's voorstellen.
1.20
UIT STAD EN PROVINCIE.
emeen Ovoraiebt.
ÜIDMLBIIRGSCHE COURANT.
w
Thermometer. Agente» te Vlissingen: P. G. bi Vit Mestdaoh Zoo», te Goes. A, A- WBollabd, te Krnininge»F. v. d.Pbijl, te Zierikzet: A. C. de Mooiz, te Tholen: W. A.
Middelbos 5 Mznt v®. 8 v. 38 gr. va» UrEVwisBruzi* en te TerneuzenM. di Jokoe. Verder neme» alle postkantoren ea boekhandelaren abonnementen en advertentie» aan, evenals de
m. 12 n. 37 gr., av. 4 n. 35 gi. F. advertentie-bureau's van ÏJijgh Va» Ditmab., te Rotterdam, db Geb». Riiisiakti, te 't Gravenhage, en A. de la Mae Az»., te Amsterdam.
Verwacht verand. wind. I Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parps en Londen, de Compagnie générale ée Pufclicité étrangère G. L.Daube Cu., Joh» F. Johes, opvolger.
i» dvertentiën
moeten des namiddags te eén uur
aan het bureau bezorgd zjjn, villen
zjj des avonds nog worden opgen ae n.
ii.
Bewijzen van draagkrachthet goede en het
gebrekkige der personeele belastingde
patentbelasting de beroeps- en bedrijfsbe
lasting de vermogens-belastinghare
grondslag in verband met andere heffingen;
degressieprogressie de Standaardde
Hoormche Courantde nieuwe belasting
en de boeren.
Waaruit blijkt uu de draagkracht? Op
welke wijze opeDbaait zich de invloed der om
standigheden, waarop ik aan het slot van mijn
vorig opstel wees, zonder tnsschenkomstvan
inquisitoriaal onderzoek Het antwoord zal
moeten luidenDe voet van leven, de levens
standaard der burgers zal in het algemeen
het draagvermogen aanwijzen, dat dcor den
invloed der verschillende omstandigheden, in
de door mij aangehaalde voorbeelden be
doeld, wordt beheerscht.
Uitzonderingen zullen ook hier den regel
bevestigen. Om die reden nu behooren in
een goede belasting-regeling, die rekening
houdt met het practiscbe leven, de verte
ringen, de uitgaveD, de levensstandaard, maat
staven te zijn voor aanslag in de belasting.
Bij den een zullen zijne bijzondere omstan
digheden zich uiten door mindere uitgaven
voor woning, meubels of bedienden de ander
zal zijn verbruik verminderen of althans
artikelen van goedkooper soort verbruiken.
Wie daarentegen zich onder gunstiger om
standigheden bevindt, zal uitzonderingen
daargelaten zijne verteringen, zijne uit
gaven vergrooten, in éen woord zijn levens
standaard verhoogen. In het dagelijksch
leven zeggen we dan„je kunt wel zien
dat 't er-an-zit."
De personeele belasting waarin we
worden aangeslagen naar onze nitgaven voor:
a huishuurb deuren en venstersc haard
steden d meubelse dienst- en werkboden
en paarden bevat dan ook veel goeds, al
zijn hare gebreken en leemten vele. Wie een
groot huis, van alle gemakken voorzien,
staande op den besten stand, bevattend kost
bare meubels, kan bewonen; die bovendien zich
door vele mannelijke en vrouwelijke dienst
boden kan doen bedienen, en tevens trap
pelende en hinnekende paardjes op stal
heeft staandie blijkt gelukkig breede,
sterke schouders te hebben en hem mag,
ja, hem behoort derhalve zware last opgelegd
te worden. Die last nu dient in sterker
mate dan waarin de burgers voor die uit
gaven worden aangeslagen lichter te worden.
Eerst toch behoort de mensch te zorgen
voor zijn levensonderhoud, dan voor den
kwaden en ouden dag, daarna voor stoffelijke
vervulling in zedelijke en geestelijke be
hoeften en ten slotte voor gemakken, pracht,
weelde, overdaad.
Goed te keuren is 't daarom dat de
minister deze belasting wil behouden maar
niet zonder verbeteringen. Terecht zegt de
minister dat „haar voornaamste gebrek hierin
gelegen is dat zij een gelijk percentage
laat betalen over verschillende huurwaarden,
ofschoon de huur een grooter evenredig deel
der verteringen uitmaakt naar gelang de som
der verteringen kleiner is." De minister
bedoelt derhalve dat de draagkracht niet
in acht genomen wordt, indien, z. a. nu ge
schiedt, voor 100 huurwaarde 5 en
voor 1000 huurwaarde 50 wordt
berekend. Volkomen juist. Die 50 behoort
meer (progressie) of de 5 behoort minder
(degressie) te worden. Volgens de tegen
woordige regeling wordt van de lagere
huurwaarde, dus van de „kleinere" lieden,
Waar de dubbelt/es vandaan komen, door
P. Stigter,
méér gevorderd dan van „grootere." Dat is
toch al te erg. Bewijzen, hiervan in cijfers
uitgedrukt, vindt men in genoemde Nut»
brochure op bl. 16 t. a. p.
Een ander gebrek is verkli art de
minister dat de belasting geen rekening
houdt met de talrijkheid van het gezin„of
men uit weelde dan wel uit noodzakelijkheid
eene ruime woning heeft gekozen, daarnaar
wordt niet gevraagd." Ik zou hierbij nog
willen voegen dat een niet minder gebrek is
dat ook belasting wordt gevorderd van hen,
die door hun Stuipje stilzwijgend en toch
zoo gevoelig te kennen geven het zit
er hier niet an. Ook hierop schijnt de
minister bedacht, want „verlichting van druk
voor minder gegoeden" tracht hij te verkrijgen.
De levensstandaard is echter ook niet een
volmaakte maatstaf voor de draagkracht
denke men slechts aan de eenvoudige luid-
jes die beneden hunne middelen leven; voorts
aan de lieden die zooveel inkomen hebben,
dat ze zich excentriek zouden moeten aan
stellen om overeenkomstig hunne fiuancieele
kracht hun voet van leven in te richten.
Voor hen zijn de verteringsbelastingen dus
onvoldoende.
Naast de uitgaven, naast den levensstan
daard, leveren mitsdien de ontvangsten, boven
het bedrag voor eerste levensbehoetten on
misbaar, uit bedrijven, beroepen i. e. w. uit
arbeid en uit bezit onmisbare maatstaven op
voor belastingaanslag naar draagkracht.
Juist gezien is het daarom van den heer Pier-
son dat hij niet de patentbelasting wenscht af te
schaffen maar haar daarentegen wil verbeteren
en aanvullen; terecht zegt hij dan ook dat „de
grieven tegen het patent niet eeue bijzondere
belasting op de inkomsten uit beroepen en
bedrijven, maar bepaaldelijk deze belasting
zelve treffen, wegens hare gebrekkige rege
ling," en, zou ik hierbij willen voegen, wegens
de vele uitzonderingen die ze toelaat. De
regeling der patentbelasting is in onze
dagen niet geheel ten onrechte dikwijls be
lachelijk gemaakt. Men heeft bijv. zien
gelijkstellen likdoornsnijders met veeartsen
luciferfabrikanten met bezem- en heiboen
dermakers gasfabrikanten met zeepzieders
van zachte zeepphotografen met bijoute
riewerkers beetwortelsuikerfabrieken met
cichoreidrogers en branders Maar, al moge
de regeling nog zooveel te wenschen overlaten,
daarom mag men niet tot de slotsom komen
dat de belasting zelve moet afgekeurd worden.
Hiervoor zon het bewijs noodig wezen dat
de grondslag„ontvangst, boven een te be
palen minimum, uit arbeid is ook bewijs van
draagkracht," op onwaarheid berust en dit
zal m. i. niet gelukken. Bovendien zal bij
de beroeps- en bedrijfsbelasting, waartoe de
patentbelasting zal omgewerkt worden, voor
gesteld worden, „den belastingplichtige aan
te slaan ter plaatse, waar bij zijn beroep of
bedrijf uitoefent".
„Zoodoende wordt aan sommige gemeenten
de lang gewenschte gelegenheid geboden om
ook diegenen te treffen, die, schoon voordeel
trekkende van hare uitgaven in het belang
van handel en nijverheid, ja misschien op
allerhande wijze bijdragende tot vermeerde
ring barer kosten voor onderwijs, armwezen,
politie, verlichting, bestrating, rioleering,
thans, omdat zij elders woonachtig zijn,
weinig of althans niet in voldoende mate ten
behoeve der gemeente belast kunnen worden".
Bovendien voegt de minister hieraan toe dat
door middel der beroeps- en bedrijfsbelasting,
behalve de door buitenlanders genoten divi
denden van naamlooze vennootschappen, ook
getroffen zouden worden winsten, door
buitenlandsche ondernemingen van allerlei
aard, in mededinging- met Nederlandsche,
behaald.
Dit geldt in niet mindere mate van bezit.
Met de voorgestelde invoering bovendien van
een vermogensbelasting „die het geld vordert
waar het te vinden is", zouden derhalve met
elkaar in verband staande gezonde grond
Br moet bjjv. ook betaald worden voor
het gebrnik van: winkels en kantoren; berg
plaatsen of magazjjnen waar goederen worden
uitgestaldbier- en koffiehuizen enz.
Zie: mr J. P. Sprenger van Eyfe. De
tryki' en gemeentebelastingen in Nederland.
slagen van een belastingstelsel f) tot stand
gekomen zijn. Om die reden is 's ministers
arbeid geen ku-akzalverij, z. a. mijn vriend
beweerde. Integendeel; zijn werk getuigt
van een kundig architect, die de grond
slagen voor zijn bouwwerk met ruimen blik
overziet. Volgens het voorstel zal eene
belasting op het inkomen uit vermogen worden
geheven, waarin degressie en progressie
wordt toegepast. De keuze van de waarde
van het vermogen als maatstaf rechtvaardigt
de minister met het oog op de groote onge
lijkheden, die in de beleggingen wordt
waargenomen. Volgens het voorstel plaatst
de fiseus zich op dit standpunthij vraagt
niet hoe de belastingschuldige zijn geld
heeft belegd, hij constateert alleen de aan
wezigheid van een zeker kapitaal en leidt
daaruit de aanwezigheid van een evenredig
draagvermogen af. Vermogens beneden de
13000.zijn vrijvan die boven dit
bedrag tot 25000.toe, wordt gedeelte
lijke ontheffing toegestaan, die kleiner wordt
naar gelang het vermogen grooter wordt
(degressie). Zoo wordt een geschat ver
mogen bijv. van
13000 tot 14000 sl. aangesl. voor 1000
19 ,00
22000
20000
23000
24000 25000
13000
19000
23000
Van vermogens van 25 duizend gulden
tot 100 duizend gulden wordt geen aftrek
toegestaan over elke 1000.wordt eene
heffing van 1.voorgesteld, terwijl van.
per duizend
ƒ100000 tot ƒ200000 wordt gevorderd 1.10
2UO000
390.-
560.-
3G0OO0
300000 „400000 1.30
400000 500000 1.40
500000 of meer 1.50
Wie dus voor een vermogen wordt aan
geslagen van 13000.behoeft slechts
van 1000 te betalen en dus te voldoen
Van ƒ19000 tot ƒ20000 betaalt men
van ƒ13000 en dus ƒ13.van ƒ22000
tot 23000 betaalt men van 19000 en
dus 19.van 24000 tot 25000 be
taalt men van 23000 en dus 23.
Niemand zal, vermoed ik, beweren, dat
de heer Pierson overvraagt. Nog minder
geldt dit de zwakke progressie der belasting
voor vermogens boven 100000.
Voor een vermogen van:
100000 wordt gevorderd 110.
200000 240.-
300000
400000
500000 750.-
Boven de half millioen blijft de belasting
op l'/j per /1000; dit schijnt bedenkelijk
eu doet dan ook de Standaard uitroepen
De rijkste nabob zal niet meer dan ƒ1.50
per mille van zijn bezit betalen." Met de
Standaard vind ik ook dat ll/2 per ƒ1000
voor een half millioen te laag is gesteld en
dat de degressie ook beueden de honderd
duizend moest voortgezet zijn. „Men durft
de kapitalisten niet aan", roept de Hoorn-
sche courant uit, op in het algemeen gelijke
gronden. Dit moge waar zijnm. i. doet
de minister wijs een half ei beter dan een
leegen dop te vinden. In de politiek dat
leert de ervaring helaas moet men
allereerst het bereikbare zien te verkrijgen.
Voor de landbouwerskringen
is deze voorgestelde belasting
voorzeker niet drukkend te
noemen. Een boer met een vermogen,
minder dan ƒ13000 heelt niets te betalen;
van 13000 behoeft hij slechts 1 te vol
doenbezit hij 19000 tot ƒ20000 dan
vraagt de belasting-ontvanger niet meer dan
13. Bovendien vergete men niet
dat de voorste 11 en des ministers
belangrijke verlichting aan de
boeren willen brengen. Hierover
in een volgend opstel.
t) Ouder een belastingstelsel behoort men te
verstaan eene samenvoeging van belastingen,
die met elkaar in verband staan, op elkaar
inwerken, het goede ondersteunen, het kwade
verzachten ot wegnemen en die zooveel mogelijk
met de groote versoneidenheid van toestanden
rekening houden.
M, i W
Da heer Henry Tindal heett een Open brief
gericht aan den Hoofdredacteur van ons bia
Naar aanleiding van de onthullingen, in
verband met het destjjds al te lang nitbljjven
der benoeming' van een Kolonel van het regi
ment grenadiers en jagers door een der
Üaagsctte correspondenten van de Amst. (D. v. IV.)
gedaan over het gebeurde :tjjdens de laatste
jaren van wjjlen koning Willem den derde, schre
ven wjj dat dit alles nl. die feiten, waarover
de heer Tindal reeds vroeger den sluier op
lichtte en het dralen met die benoeming
niet anders dan de geloofwaardigheid kon ver
hoogen van de bewering, dat er met onze
constitntioneele instellingen wordt omgespron
gen op eene wjjze, die voor het vervolg ernstig
govaar kan opleven, en daarom ten sterkste
moest worden afgekeurd.
„Wie zal zoo vroegen wjj ten slotte den
>uoed hebben dit in onze vertegenwoordiging
onomwonden te doen
Dit nu geeit den heer Tindal aanleiding tot
zyn Open brief, waaraan wy heden, o. a. wegens
plaats g brek, onmogelijk veel kunnen ontleenen.
Over allerlei voorvallen der laatste jaren
o. a. de benoemingen van den gouverneur-
generaal van Oost-Iadië en van de gouverneurs
in West-indië, wordt door hem gesoureven.
De dezer dagen gedane benoeming van een
kolonel van hét regiment grenadiers en jagers
geeft z. een doorslaand bewjjs, dat men aan
net hot de zaken wil voortzetten op dezelfde
wyze, als gedurende het laatste jaar van
's konings regeering heeft plaats gehad.
Beschouwen wjj zegt bjj »deze zaak
even van naaer bjj, ik acht haar van veel belang.
»Hoeveel deugden de koningin-regentes ouk
mega hebben, ik meen niet, dat ik hieraan
iets te kort doe, als ik zeg, dat het niet is
aan te nemen, dat zjj zioh voldoende hetfi
ingewerkt in militaire zaken, om te kunnen
oeoordeelen of het al of niet in het belang is
van het leger, dat een kolonel van den gene-
ralen staf het commando krjjgo van een
infanterie regiment Haar verantwoordelijke
raadsman was van het nut van dien maatregel
overtuigd en drong er met groote vasthoudend
heid op aan.
Hadden nu bjj ds koningin-regentes geen
andere invlood.n gewerkt, daa had zjj natuur-
lyk even goed kolonel A. van den generalen
staf, als kolonel B. van de infanterie beno md.
ȟat het denkbeeld bjj de regentes is opge
komen cm hare handteekening te weigeren
onder eene militaire benoeming, die zjj per-
soonljjk toch allerminst kon beoordeelen, be-
wpst, dat hier van andere invloeden sprake
moet zjjc.
>Dit is het eerste stadium geweest van het
kolonelevraagstuk.
»Het tweede stadium is voor ons nog leer-
rjjker. De minister geeft toe, en hp /.al eau
kolonel der infanterie met het commando be
lasten. De v.aag krjjgt nu nog veel meer een
persoonlpk karakter. De minister stelt voor
te benoemen kolonel X. De koningin-regentes,
die, dit zal loch wel iedereen toegeven, de
kolonels in het leger persoonlpk niet kunt,
veel minder kan beoordeelen, wil niets weten
van kolonel X, maar wil kolonel Y benoemen.
»Na vraag ik iedereen, die zijn gezond ver
stand durft te gebruiken, hoe kan de regentes
in deze de voorkeur geven aan den een boven
den ander, tïnzjj er andere invloeden dan die
van de verantwoordelijke raadslieden we,kzaam
zjjn Zjj toch kent noch den een noch den
ander.
»Thans, na maanden lang volhouden, heeft
het ministerie toe egeven. Dit is van veel
gewioht en ik zie hierin een groot gevaar voor
onze conBtitutioneele vrpheden. Bljjkbaar mist
dit ministerie even als het voorgaande des
moed om krachtig op te treden tegen hofin-
vloeden."
Tot deze aanhaling moeten wjj ons voor he
den bepalen. Wellicht komen wjj, na aandachtige
lezing van dezen brief, waarvoor ons, bjj de
ontvangst heden middag, de tpd ontbrak, nader
hi-iop terug.
Da brief is gratis verkrpgbaar bjj de uitge
vers Holdert en Co. te Amsterdam.
In ons volgend nommer zal onder Muticalia
het verslag worden opgenomen van het Vrjjdag
avond door de Vereeniging voor instrumentale
muziek alhier gegeven conoert.
Wjj deelen nu slechts mee dat een zeer talrjjk
publiek zich zeer dankbaar toonde voor het
gehoorde; en vooral zeer erkentelpk was jegens
mevrouw Cleuver, die de groote we.willendheid
had om, in plaats van mejuffrouw Pia von
Sicherer, die tot aller teleursteling door ern
stige verkoudheid verhinderd was op te treden
hare zeer gewaardeerde madewerking te v6. -
leenen.
Een landbouwer uit Cadzand had de on
voorzichtigheid Vrjjdag avond even vóór Sluis
uit de tram te springen alvorens deze stil
stond. De man kwam wonder boven won
der in een sloot terecht, waaruit hij, toen
de trein tot stilstand was gebracht, oogen-
schpnlpk ongedeerd reeds waB uitgekropen.
Ongeveer een kwartier later, bp het terug-
rpden naar Draaibrug, ontdekte de machinist
iemand tusschen de rails. De trein stopte oogen-
blikkeljjk, zoodat een ongeluk werd voorkomen,
daar de man tusschen de spoorstaven lag,
welke hg krampachtig hield omkneld en
waarvan ,men hem slechts met moeite kon
loskrijgen. Daarna is hp in eene nabjjzjjnde
boerenwoning gebracht.
Omtrent de ontvangst, welke het nieuw®
Fransche ministerie in de kamer vond, kan
men getuigen beter dan het liet zich aanzien.
Het bestuur te beginnen met een motie van
vertrouwen van 348 tegen 91 stemmen is voor
een kabinet, dat zuik een flauw onthaal in de
pers vond, een dubbelen gelukwenseh waard.
Het bljjft echter de vraag of deze meerderheid,
uit zeer heterogene bestanddeelen saamgesteld,
eenige waarborgen voor de toekomst van het
kabinet-Loubet biedt.
Met da ministenësle verklaring en den uit
slag der kamerzitting betuigen de gematigde
republikeinsche bladen hun ingenomenheidzjj
zien hierin een gelukkige voorspelling voor do
toekomst. Aan rechter en linkerzpde daaren
tegen bestaat twjjfel of de meerderheid van
Donderdag wel de kiem der solidariteit in zich
draag», of niet veel meer vrees voor een nieuwe
crisis dan sympathie voor het nieuwe kabinet
tal van afgevaardigden bewogen h9eft hun
stem ten gunste van de regeering uit te brengen.
Er is in de laatste tien dagen herhaaldeljjk
in de Fransche pers de wenschelpkheid uitge
sproken om ten opzichte van de politiek der
republiek tegenover de kerk eindelpk met alle
dubbelzinnigheid te breken. Om dit doel te
bereiken stemden zoovele leden der linkerzpde
op den 18an Februari tegen het ministerie-Da
Freycinet. Is deze dubbelzinnigheid thans op
geheven In den grond is er niets veranderd.
Met by tra dezelfde woorden zette Donderdag de
regeering de verhouding van den staat tot de
kerk uiteen, als De Freycinet dit veertien dagen
geleden had gedaan, ja de heer Ribot ver
klaarde het nieuwe kabinet zelfs op dit punt
solidair met het oude, in zooverre is niets aan
de omstandigheden veranderd, met dit verschil
slechts dat de kamer op den 3es Maart met een
meerderheid van 250 Btemmen goedkeurde wa
zjj op den 18en Februari verwierp. Dit ver»
schpnsel doet Camille Pelletan in de Justice de
v.jrzuobting slaken
Er was gisteren een kamer, en er is heden
geen meer; er waren, zooal geen partijen, toch
stemmingen van partpende stemmingen zyn
verdwenen. Er was een parlementaire regee*
ring, gevormd naar het beeld der liberale
monarchieën. Men heeft afgeschaft wat er
over was gebleven van de regelen, in alle liberale
regeeringen gevolgd. En zjj, die dit fraaie
resultaat hebben verkregen, verwachtten het
niet. Zjj waren zoo vervuld met hun geroep
van »Lsve Constans'' en »Wtg met Constans,'*
dat het onmogeljjk was hun een ander idee
aan het verstand te brengen dan dezen eigen*
naam."
Wat zal er van dezen dag van 3 Maart
overblpven, vraagt Oamille Pelletan ten slotte
„De afdanking der kamer, die afstand heett
gedaan van haar eigen waardigheiddie ver
kondigd heeft, dat zjj-niet wist wat zjj deed
toen zjj het vorig kabinet omverwierp, en nog
bljjft over aanmoediging der pretenties van
hen, die voortaan zullen gelooven dat men zich
niet behoeft te bekommeren om de lieden van
het Palais Bourbon,"
Uit dit alles voorspelt de Justice een fraaie
toekomst, waarom het tpd is na te denken en
ten minste aan het land te toonen, dat zoo er
al in Frankrpk noch kamer noch partjjen meer
zjjn, er nog een handje vol republikeinen be
staat afkeerig van capitulaties en intriges.
Voorloopig moet men afwachten en het
nieuwe ministerie aan het werk zien om te
beoordeelen of het pessimisme van de uiterste
linkerzpde ten volle is gewettigd.
Te Londen heersoht heden groote spanning
in politieke kringen wegens de verkiezing q