N°. 292. 134® Jaargang. 1891. Vrijdag 11 December. Dwt courwit ▼•rschQnt dagtlflk»; mtt nitïondering van Zon- «n F«ottdag«n3 PrQ» per kwartaal in Middelburg en per post franco SJ=»5 Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. AdvartentiënSO cent per regel] Bij abonnement lager] Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte] Middelburg 10 December. Er behoort dna ook niet veel wberpeinaig HIDDELBMM COURANT. The friddelburg 10 Dee. netel. no. 8 o. 58 gr. 12 o. 55 gr., 4 ti. 55 gr. F. Vitrecht Z. wind Agente» te VlissingenP. G. ra Vxt Mxstdaoh k Zoo», te Goea: A. A. W. Bollaxd, te KruixingenF. n. Pxhl, te ZierikseeA. C. ra Mooij, te TholenW. A. ▼xv Nbowxxhuijzxx ex te TerxeniexM. dx Joxex. Verder xemex nlle postkantoren en boekhandelaren abonnementen ex advertentiën aan, evexali de advertentie-bureau'» van Nu«h k Vxx Dmcxx, te Botterdam, dx Gxbx. Bxuxxaxïb, te Gravenhage, en A. de la Max Azv., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Pargs en Londen, de Compagnie générale de Pnblieité étrangère G. L. Daubb k Cu., Johv F. Joxxs, opvolger. AdvertenttSn moeten dee namiddags te éém nni aan het bureau besorgd sgx, trillen eg des avonds nog worden opgenomen. De heer Henry Tindal heeft weer een uit voerig stuk openbaar gemaakt, bevattende eenige opmerkingen nnar aanleiding van de begroeting van oorlog. In sgn jongs ten brief aan den minister, dd. 26 Sept. 11., gaf hg reeds het voornemen daartoe te kennen, maar hg heeft daarmede gewacht tot hg in het besit xon sgn van het voorloopig verslag der Tweede hamer over die begrooting en van de memorie van toelichting der regeering. Hg sehrgft nu: „Het voorloopig verslag stelt mgne verwach tingen teleur. Het bevat over het algemeen weinig beduidende opmerkingen en draagt het karakter van halfheid. Het geeft geen grooten dunk van den einst, waarmede het onderwerp is behandeld. Bg de bespreking van het beleid des minis ters dringen »vele leden" er op aan, dat het beginsel van de afschaffing der plaatsvervanging aal worden opgenomen in de door de regeering in te dienen noodwet. Deze leden achten het tevens dringend noodsakelgk, dat het ontwerp tot definitieve regeling van den hrggsdienst spoedig op de indiening van de noodwet zal volgen. De vraag wordt gedaan, of de indie ning van het definitieve ontwerp nog in dit zittingsjaar kan tegemoet gezien worden. Het is merkwaardig, hoe stgt vele leden op hun stuk blgven staan, als het gelukt is een partgkwestie in het debat te brengen. Hoe gelukkig voor die leden, dat het mogelgk is geweest van een ondergeschikt punt der natio nale verdediging eene partgkwestie te maken Hoe heerlgk om hieraan te kunnen knagen °- tornen en hoe genotvol dat het steeds mogelgk blgkt zoo'n ondergeschikt punt als hoofdzaak op den voorgrond to dringen. Men kan wer- kelgk den heeren hun genot bengden. Denk niet dat die »vele leden" geen ver heven standpunt innemen. Zg willen de plaats vervanging afschaffen, o. a. omdat het eene sociale onrechtvaardigheid is. Prachtig, maar wg mogen niet vergeten dat de overgroote meederheid der leden van de Tweede kamer in den atgeloopen zomer het volk op allerlei wgze heeft verzekerd, dat aan een groot aantal medeburgers ten onreohte het kiesrecht wordt onthouden. Duizenden Nederlanders, die volgens de meer derheid der Tweede kamer recht hebben een woordje mede te spreken over plaatsvervanging en militaire wetten, wordt dit heel willekeurig belet. Zeker, de heeren erkennen gaarne dat die menschen recht hebben over hun eigen belangen mede te spreken zg zullen het liever stilletjes zonder hen afdoen. Van sociale onrechtvaardigheid gesproken, zon dat er niet eene zijn, die vrg wat grootar is dan de kwestie van plaatsvervanging Zon het wel licht niet beter zgn eerst te zorgen, dat de menschen, die recht hebben mede te spreken, dit ook kunnen doen Dan pas kan er sprake zgn van sociale onrechtvaardigheden weg te nemen, zonder veel grootere sooiale onrecht vaardigheden te begaan. Ook het aandringen op eene definitieve rege ling komt mg om dezelfde reden weinig ratio neel voor. Tot geruststelling van de „vele leden" kan ik hun verzekeren, dat er hard wordt gewerkt aan eene nieuwe legerwet. Het indienen van een dergelgk ontwerp acht ik echter, onder de gegeven omstandigheden, ouverantwcordelgk. Wg hebben thans gelukkig een minister van oorlog, die met de meest mogelgke energie aan het werk is, om het bestaande zóo te ver anderen, dat het behoud van onze onafhanke- lgkheid en de handhaving van onze onzgdigheid verzekerd zullen zgn. Gelukt bem dit, dan is ons volk hem hier voor in hooge mate dankbaarheid verschuldigd. Van versohillende zgden wordt getracht den minister van oorlog ten val te brengen. Men rekent zeker op het groot aantal naïeve men schen in ons land, om hen met spectakel te verblinden. Dat dit gebeuren zou, was lang vooruit te voorzien en meermalen heb ik het in mgn ge schriften voorspeld. Iedereen kon nagaan dat, als er ooit een minister van oorlog optrad, die krachtig te werk wilde gaan tegen de militaire coteriën, hg op een ontzaglgken tegenstand zou stuiten. Afgezien wie die minister was, of welke zgne beginselen omtrent de inrichting onzer weer middelen waren. heid toe om de oorzaak van al dat leven en van alle intriges tegen dezen minister te vinden. Een onpartgdig toeschouwer mag zich aan dit alles niet storen, maar moet alleen naar feiten oordeelen. -leo feit is bet, dat door dezen minister in nauwelgks twaalf weken meer is verricht om de verdediging van het land mogelgk te maken, dan door zgn ambtsvoorgangers in de laatste twaalf jaren. De vorige ministers mogen allen bgaonder knap, welsprekend, vaderlands lievend en wat men maar wil geweest zgn, het is een onuitwisohbaar feit, dat elk van hen jaren lang aan het hoofd tan het departement van oorlog heeft gestaan en dat zg allen die jaren besteed hebben om te overwegen en voor te bereiden. Maar toen de laatste van hen aftrad en de minister Seyffardt in zgne plaat* kwam, was ons land even weerloos, of liever door den vooruitgang van onse naburen, nog weerloozer dan ruim twaalf jaren geleden, toen de toenmalige minister van oorlog dit in het openbaar verklaarde. ZelfB de grootste tegenstanders van den heer Seyffardt kunnen deze feiten niet wegredeneeren. Het zou dan ook meer dan onverantwoordelgk zgn, als men onder den invloed van het kabaal eener machtige kliek een minister deed vallen> die door daden toont, dat het belang onzer ver dediging aan uitstekende handen is toevertrouwd- Is eenmaal het bestaande zóódanig ver anderd, dat de minister kan verzekeren, dat wg ten allen tgde van het leger kunnen ver wachten, dat het voorziet in de behoeften, die het schiep, dan zal men daarna moeten nagaan, welke ingrgpende veranderingen in onze leger- inrichting moeten worden gemaakt. Want het valt niet te ontkennen, dat de inrichting van ons leger dunr en ondoelmatig is, terwgl de lasten van onze defensie in hooge mate onge. lgk drukken op het volk. Do scwkAv ami JigtiwiU o'.tvLIj JA tg L.1 mm menstellen van dergelgke ingrgpende wetten het geheele volk in de gelegenheid worde ge steld zgn stem hierover te doen hooren. Geen nieuwe en zware lasten mogen het volk worden opgelegd door een college, dat ook volgens zijn eigen gevoelen slechts een klein deel van het volk vertegenwoordigt. Hoe men zich ook keere en wende, wat er ook over geschreven ot gesproken woide, al het water van de zee kan niet afwasBohen dat de overgroote meerderheid van de leden der Tweede kamer het volk verzekerd heeft, dat aan duizenden Nederlanders ten onrechte het kiesrecht wordt onthouden. Zg, die zonder medewerking der dnizende Nederlanders zgn gekozen, kannen dus niet beweren, dat zg het volk vertegenwoordigen. Wellicht sal men zeggen dat dit is in strgd met de grondwet, want daarin lezen wg, dat de Staten-generaal het geheele Nederlandsche volk vertegenwoordigen. Letwel, het geheele Neder landsche volk en niet alleen de kiezers. Men mag echter niet nit het oog verliezen, dat ook de grondwet door de Staten-generaal is gemaakt. De eigenlgke positie is dns deze: de heeren Kamerleden verklaren zeli, dat zg het Nederlandsche volk vertegenwoordigen es zg laten deze verklaring in een door hen ge maakte grondwet opnemen. Er is niets nieuws onder de zon. Lodewijk XIV zeideVétat c'est moi en eischte dat men dit geloofde. De heeren van de Stat» n-generaal zeggenle people c'est nous en eischen evenzeer dat wg hen gelooven. Men ziet dezelfde be grippen, alleen in een anderen vorm gegoten. De vraag of een «college", dat zelf erkent hot volk niet te vertegenwoordigen, al of niet het recht heeft, ingrgpende wetten aan te nemen, mag werkelgk geen vraag meer zgn. Dat «vele leden" van de Tweede kamer thans aandringen op het indienen van definitieve militaire wetten, toont alleen aan, dat die «vele leden" met de logica op geen al te besten voet staan. Trouwens het indienen van definitieve mili taire wetten zon onder de tegenwoordige om standigheden wellicht aanleiding geven tot het doen van monnikenwerk, zooals ik dezen zomer menigmaal in openbare vergaderingen betoogde. Want als men militaire wetten aanneemt, die niet in den geest vallen van de later bgeen te roepen werkelgke volksvertegenwoordiging, dan zal men toch genoodzaakt zgn, de militaire wetten weder ter hand te nemen. Waarschgnlgk wel véor dat de nieuwe wetten ingevoerd zullen kunnen zgn. Ook is de mogelgkheid volstrekt niet uitge sloten, dat de militaire wetten, waarom «vele leden" vragen, op stuk van zaken verworpen zullen worden. Het ministerie zon dan genoodzaakt zgn, zgn ontslag te nemen, want de militaire wetten f:orden altgd geteekend door de ministers van joriog» tm marine e& vm biaaeulMdtohe zaken. Het ministerie, dat heet te zgn opgetreden, omdat nit de verkiezingen ia gebleken, dat zelfs de overgroote meerderheid van de kiezers overtuigd sgn, dat de Kieswet niet deugt, zou dan keesgaan zond.» iets tot hervorming van het kiesreoht te hebben bggedragen. Wanneer evenwel «vele leden" aan het dan optredend kabinet dezelfde eischen stelden, zou men na eenigen tgd weer militaire wetten gaan behandelen, wellicht met hetzelfde gevolg. De militaire wetten zouden zoodoende de kapstok worden, waaraan de htrvorming van het kiesrecht wordt opgehangen. Een toestand, die door de meerderheid der Tweede kamer onrechtvaardig wordt geoordeeld, zou hierdoor worden bestendigd. Het komt mg voor dat die «vele leden" een gevaarlgk spelletje willen spelen. De geschie denis van alle landen kan hun dat bewgzen." Verder bespreekt de heer Tindal eenige der voornaamste punten van bgzonder militair belang; die wg niet in ons blad kunnen op nemen. Wg moeten ons daarom tot zeer enkele bepalen. Wat het benoemen van een opperbevelhebber van het leger betreft, waarvoor men in de kamer den tgd gekomen acht, de heer Tindal c.aent dat de beste oplossing van deze kwestie vroeger door den minister zelf aan de hand is gedaan. In tgd van viede geeft de minister aan een der opperofficieren kennis, dat bg in geval van oorlog wellicht belast zal worden met het opperbevel. De minister gelast dien opperofficier zich in tgd van vrede voor die taak voor te bereiden en stelt hem hiertoe in de gelegenheid door hem alle gegevens te doen verstrekken, die hg mocht wenschen te bekomen. Van groot gewioht acht de heer Tindal de bekende dnel-kwestie, die in de stukken ter «nrak|B wordt eebracht. Wg hebben zoo schrgtt ng nier te doen met een zeer ernstig feit. Ons nienwe wetboek van strafrecht stelt het tweegevecht strafbaar, nochtbans schgnen er in het leger gebruiken te blgven heerschen, die daarmede geheel in strgd sgn. Een hoofdofficier verklaartdat, als een jong officier na een hem aangedane beleediging ««niets had gedaan"", de hoofdofficier zich genoodzaakt zou hebben gezien hem voor een Baad van Onderzoek te roepen. Voor dengene die niet op de hoogte is van duel-kwesties en de daarbg gebruikelijke terminologie, dient het volgende: Volgens dezen officier moest de jonge man zgn beleediger «voldoening" vragen voor de hem aangedane beleediging. Deze «voldoening" kan bestaan in excuses, door den beleediger te maken in termen, waarmede de beleedigde genoegen neemt, of wel in een tweegevecht. Deze hoofdofficier eischte dus van een zgner onderhebbende officieren, dat hg zgn beleediger tot een tweegevecht zon uitdagen, indien de beleediger hem geen voldoende excuses wilde aanbieden. Ziedaar de uitlegging van hetgeen men hier bedoelt met «iets doen". Het uitdagen tot een tweegevecht is volgens het wetboek van strafrecht eene strat'p-e daad. Geheel afgezien dus van hoi du - heeft plaats gehad, erkent de hoofdofflour ^tëischt te hebben, dat een zgner onderhebbescio offi cieren eene strafbare daad zou plegen. Wilde het j onge mensch dit niet doen, den verzekert zgn chef, dat hg hem voor een raad van onderzoek zou hebben getrokken. In dit geval liep de officier kans, dat men hem zonder meer nit het leger zon ontslaan. Het niet willen uitvoeren van eene strafbare daad zou dus misschien het jonge mensch zgne betrekking hebben gekost, hem wellicht broo deloos hebben gemaakt. De vraag is numag men dergelgke toe standen laten voortbestaan Om deze toestanden te vergoeielgken, spreekt men over de eer van het leger. Mg dunkt, als zóo iets mogelgk is, moest men eerder van de schande van het leger spreken. Hoe, in oneen tgd wordt een jongmensch, die nog wel als officier een bgzonderen eed heeft gedaan van gehoorzaamheid aan de wet, met de zwaarste straf bedreigd, indien hg niet wil handelen tegen de wet 1 En over een dergelgk feit wordt kalm, lang en breed geredeneerd, als of het dood natunrlgk ware 1 Ik kan niet begrgpen dat, nn het geval t6r kennis is gebracht van de Staten-Generaal,niet onmiddellijk wordt geëischt, dat aan dergelgke ongezonde toestanden zonder verwgl en met kracht een einde worde gemaakt. Er zgn zelfs kamerleden, die voorstellen voor dergelgke gevallen een Ehrenrath te benoemen. Het is niet aan te nemen dat deze heeren over bus voorstel hebben nagedacht. Misschien sgn sg niet geheel op de hoogte wat een Ehrenrath, zooals zg voorstellen, eigenlgk is. Zg stellen met andere woorden voor, door een raad te doen uitmaken of iemand verplicht is eene strafbare daad te plegen. s Kan het onzinniger Het volk, dat steeds eerbied aan de wet wordt voorgehouden, zal dit lezende wel een vreemd denkbeeld krggen van den eerbied, dien enkele kamerleden toonen voor de wet te hebben. Nu de Nederlandsche strafwetten het twee gevecht strafbaar stellen, is geen middenweg meer open. Het duel is zoo wel in als buiten bet leger verboden. Elk militair chef is verplicht zgn mindere voor te houden, dat iemand, die een eed heeft gedaan van gehoorzaamheid aan de wet, nog veel minder dan elk ander staatsburger opzettelgk mag handelen tegen die wet. Een chef, die niet in dezen geest handelt, ondermgnt het gezag van de wet en van de krggstucht, en is alzoo ten eenenmale onge schikt om eenig bevel te voeren." Naar aanleiding van deze duelkwestie wgdt de heer Tindal een paar woorden arn de mid- deleeuwsche inrichting van de zoogenaamde raden van onderzoek. «Het voortbestaan van deze raden in onzen tgd behoort zegt hg ook tot een der vele raadselen van onze militaire rechtspleging. Een raad van onderzoek is eene jury, die bgv. in dit geval zon hebben moeten nitmaken, of het weigeren om eene strafbare daad te plegen in strgd z< n zgn met de waardigheid van den officiersrang. Aan een dergelgken raad worden de volgende vragen voorgelegd'J nek ril dA»WnKS^Ia.a|le-J?hnldi? aan hetgeen slissing daarop bevestigend is, 2. moet de beschuldigde dienvolgens nit den dienst worden ontslagen terwgl, bg de tos- stemmende beantwoording dezer vraag, nog de vraag wordt gedaanzgn er verzachtende om standigheden aanwezig De stemming geschiedt met ongeteekende, dichtgevouwen briefjes, die enkel de woorden >ja" of «neen" mogen bevatten. Deze briefjes worden in een bus gestoken en dadelgk na het opnemen der stemmen door den voorzitter zelf vernietigd. Men ziet, het is een soort van Veemgerecht. Alleen de persoonlgke opvatting van de leden van den raad, of iets al of niet in strijd is met de waardigheid van officier, geeft den doorslag. De zaak zelve is zóó dwaas, dat eigenlgk elke bespreking wel overbodig moet lgken. Wordt aan mg en vele anderen met mg deze vraag gesteld, dan zouden wg o. a. zeker zeggen, dat het tegen de waardigheid van elk fatsoenlgk man, dns ook van een officier, strgdt, iets te zeggen, dat onwaar is. Elk officier, die dus in eene sociëteit of kof fiehuis eene onwaarheid zeide, zou men voor een raad van onderzoek kunnen trekken en wellicht moeten ontslaan. Het is vreemd, dat men alleen voor officieren raden van onderzoek heelt noodzakelgk geacht om de waardigheid van deze rang op te hou den, en dat men geen behoefte heeft gevoeld, cit ook voor andere ambtenaren te doen, bgv. voor die van de rechterlgke macht. Ik overdrgf toch zeker niet, als ik zeg, dat deze ambtenaren evengoed hun waardigheid hebben op te houden als een officier. Een rechtbank, die op deze wgze recht spreekt geheel naar de persoonlgke opvatting van de leden, met geheime stemming over een zeer rekbaar gevoelen, behoort werkelgk niet meer thuis op het einde van de negentiende eeuw. Deze raden dienen dus hoe eerder hoe liever te verdwgnen, zg zgn een schande voor onzen tgd." Ten slottte bespreekt de heer Tindal nog de meermalen behandelde kwestie van het Militaire huis der koningin. Hg herinnert er daarbg aan, hoe door de lang durige ziekte van wglen den koning en bet voortdurend verblgf van de koninklgke familie op Bet Loo, waar de koningin niemand dan baar eigen omgeving te zien kreeg, haar, als 't ware geheel hebben geï-oleerd. Tot voor betrekkelgk korten tgd wsre;-. -I e vraagstukken, die ons volk bezighouroï.. koningin-regentes geheel onbekend. Oc> >or s ziet zg niemand anders dan hare omgeving en van tgd tot tgd enkele ministers. De omgeving Ivan de koningin-regentes is, zooals men weet, wat het masnelgk personeel betreft, uitsluitend samengesteld uit militairen en oud-militairen. De adjudanten en ordonnance-offieieren zgn officieren in actieven dienst, zoo ook de secre tarissen der koningin en die van de koningin regentes, terwgl de dienstdoende kamerheeren, stalmeesters enz., allen langen tgd alB officier in het leger hebben gediend. De invloed van dit isolement met bgna uit sluitenden omgang met militairen en oud militairen is een van de voorname oorzaken van veel, dat het volk in de laatste maanden onbegrgpelgk voorkomt. Waarschgnlgk onder invloed van Hare om geving, schgnt de koningin-regentes o. a. een zonderling denkbeeld te hebben verkregen omtrent Hare verhouding tot het leger. Beeds weken lang kan men in de dagbladen lezen, dat zg niet wenscht dat een van de regimenten gecommandeerd zal worden door den persoon, dien de verantwoordelgke minister hiertoe heeft aangewezen. De vraag doet zioh nu voor, hoe is het mogelgk dat eene jonge vrouw, die van mili taire zaken niets afweet, nagenoeg geen van de hooggeplaatste officieren persoonlgk kent, dus nog veel minder ze kan beoordeelen, zich in deze verzet tegen het verlangen van den verantwoordelgken raadsman Zou de Koningin-Regentes zich ook verzetten tegen den wensch van den minister van justitie als hg iemand tot notaris wilde benoemen Zou zg ook zeggen«Ik wensch niet dat A maar dat B het wordt, «zonder de menschen zelfs te keanen Ik geloof het niet. Hare omgeving doet echter de Koningin- Regentes denken, dat zg tegenover de officieren van het leger in eene andere positie verkeert dan tegenover de overige ambtenaren. Niet dat ik zou wenschen dat de Regentes zich ook persoonlgk deed gelden bg benoemingen buiten het leger, dit zou de zaak eerder erger, dan beter maken. dat het hoofd van den staat op grond van zgn goede bekendheid met versohillende personen, ook dikwgls om onpartgdig heidswille, bg het doen van eene benoeming een ander persoon wenscht te kiezen, dan de verantwoordelgke raadsman aanwgst. Indien deze raadsman in dit geval bg zgn gevoelen blgft, dan zit er voor hem niet anders op dan zgn ontslag te nemen. Het is zeer wel mogelgk dat het hoofd van den Staat in 's lands belang handelt, wanneer hg op zoo'n wgze zgn wil doordrgft. Maar welken waarborg heeft men dat de koningin-regentes, die geheel geïsoleerd leeft, die zelfs nog nooit persoonlgk in aanraking is geweest met de bekende leiders der politieke partgeu, of met de meeBt invloedrgke mannen op staatkundig gebied, zich op goede gronden verzet tegen de voordracht eens ministers en dat Zg dit niet doet onder invloed van Hare geheele militaire omgeving? Zelfs uit kleinigheden blgkt, welke vreemde denkbeelden heerBchen omtrent de verhouding van de koningin-regentes tot het leger. Zoo krggt Zg dagelgks een rapport van hetgeen het regiment grenadiers en jagers verricht en van alles wat bg dit regiment voorvalt. Dit is toch werkelgk al te dwaas. Wat heeft de regentes te maken met de dagelgbscüe oefeningen van een der infauterie-regimenten Zoo zgn er meer zaken. Het zgn wel alle kleinigheden, maar zg kannen onwillekeurig oorzaak zgn, dat eene jonge vrouw, die nooit werd opgeleid voor de regeeringstaak en die geheel geïsoleerd leett te midden van een militair kringetje, een totaal verkeerd begrip krggt van Haar plichten en Haar rechten. In de laatste maanden is er veel geschrever en gesproken over zekere hofinvloeden. Mei zal verstandig doen niet te vergeten, dat ons volk zeer aan zgne grondwettelgke vrgheden gehecht is en dat toestanden, zooals in de laatste maanden blgken te bestaan, op den dunr niet worden geduld. Gaat men blindelings op denzelfden weg voort, dan staat wellicht eenmaal die arme jonge vrouw voor toestanden, waarvan Zg do mogelgkheid niet vermoedde. De schuld ligt dan niet aan Haar, maar wel aan hen, onder wiens invloed Zg stond. Het groote meerendeel van onze landgenooten denkt zeer langzaam en als het eindelgk na lanc; - tgd overtuigd is geworden, dat een b0o :i- toestand verkeerd is, of dat er iets 7>.r ■- moet wordas, dan duurt het nog i 6 j hiertoe overgaat. Tv; „iet vergeten, dat e. eene ma de Nederlanders zich fc.ndere volken kunnen out. teven thans snel en in ieder inciter dan vele van onze behou- lanageuooten denken. Daarom m»'n begrgpe mg met een half woord, het is tgd v- treiu opzicht dende

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 1