N°. 292.
134® Jaargang.
1891.
Vrijdag
11 December.
Dwt courwit ▼•rschQnt dagtlflk»;
mtt nitïondering van Zon- «n F«ottdag«n3
PrQ» per kwartaal in Middelburg en per post franco SJ=»5
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
AdvartentiënSO cent per regel] Bij abonnement lager]
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte]
Middelburg 10 December.
Er behoort dna ook niet veel wberpeinaig
HIDDELBMM COURANT.
The
friddelburg 10 Dee.
netel.
no. 8 o. 58 gr.
12 o. 55 gr., 4 ti. 55 gr. F.
Vitrecht Z. wind
Agente» te VlissingenP. G. ra Vxt Mxstdaoh k Zoo», te Goea: A. A. W. Bollaxd, te KruixingenF. n. Pxhl, te ZierikseeA. C. ra Mooij, te TholenW. A.
▼xv Nbowxxhuijzxx ex te TerxeniexM. dx Joxex. Verder xemex nlle postkantoren en boekhandelaren abonnementen ex advertentiën aan, evexali de
advertentie-bureau'» van Nu«h k Vxx Dmcxx, te Botterdam, dx Gxbx. Bxuxxaxïb, te Gravenhage, en A. de la Max Azv., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Pargs en Londen, de Compagnie générale de Pnblieité étrangère G. L. Daubb k Cu., Johv F. Joxxs, opvolger.
AdvertenttSn
moeten dee namiddags te éém nni
aan het bureau besorgd sgx, trillen
eg des avonds nog worden opgenomen.
De heer Henry Tindal heeft weer een uit
voerig stuk openbaar gemaakt, bevattende
eenige opmerkingen nnar aanleiding van de
begroeting van oorlog. In sgn jongs ten brief
aan den minister, dd. 26 Sept. 11., gaf hg reeds
het voornemen daartoe te kennen, maar hg
heeft daarmede gewacht tot hg in het besit
xon sgn van het voorloopig verslag der Tweede
hamer over die begrooting en van de memorie
van toelichting der regeering.
Hg sehrgft nu:
„Het voorloopig verslag stelt mgne verwach
tingen teleur. Het bevat over het algemeen
weinig beduidende opmerkingen en draagt het
karakter van halfheid. Het geeft geen grooten
dunk van den einst, waarmede het onderwerp
is behandeld.
Bg de bespreking van het beleid des minis
ters dringen »vele leden" er op aan, dat het
beginsel van de afschaffing der plaatsvervanging
aal worden opgenomen in de door de regeering
in te dienen noodwet. Deze leden achten het
tevens dringend noodsakelgk, dat het ontwerp
tot definitieve regeling van den hrggsdienst
spoedig op de indiening van de noodwet zal
volgen. De vraag wordt gedaan, of de indie
ning van het definitieve ontwerp nog in dit
zittingsjaar kan tegemoet gezien worden.
Het is merkwaardig, hoe stgt vele leden op
hun stuk blgven staan, als het gelukt is een
partgkwestie in het debat te brengen. Hoe
gelukkig voor die leden, dat het mogelgk is
geweest van een ondergeschikt punt der natio
nale verdediging eene partgkwestie te maken
Hoe heerlgk om hieraan te kunnen knagen °-
tornen en hoe genotvol dat het steeds mogelgk
blgkt zoo'n ondergeschikt punt als hoofdzaak
op den voorgrond to dringen. Men kan wer-
kelgk den heeren hun genot bengden.
Denk niet dat die »vele leden" geen ver
heven standpunt innemen. Zg willen de plaats
vervanging afschaffen, o. a. omdat het eene
sociale onrechtvaardigheid is.
Prachtig, maar wg mogen niet vergeten dat
de overgroote meederheid der leden van de
Tweede kamer in den atgeloopen zomer het
volk op allerlei wgze heeft verzekerd, dat aan
een groot aantal medeburgers ten onreohte het
kiesrecht wordt onthouden.
Duizenden Nederlanders, die volgens de meer
derheid der Tweede kamer recht hebben een
woordje mede te spreken over plaatsvervanging
en militaire wetten, wordt dit heel willekeurig
belet.
Zeker, de heeren erkennen gaarne dat die
menschen recht hebben over hun eigen belangen
mede te spreken zg zullen het liever
stilletjes zonder hen afdoen.
Van sociale onrechtvaardigheid gesproken, zon
dat er niet eene zijn, die vrg wat grootar is dan de
kwestie van plaatsvervanging Zon het wel
licht niet beter zgn eerst te zorgen, dat de
menschen, die recht hebben mede te spreken,
dit ook kunnen doen Dan pas kan er sprake
zgn van sociale onrechtvaardigheden weg te
nemen, zonder veel grootere sooiale onrecht
vaardigheden te begaan.
Ook het aandringen op eene definitieve rege
ling komt mg om dezelfde reden weinig ratio
neel voor.
Tot geruststelling van de „vele leden" kan
ik hun verzekeren, dat er hard wordt gewerkt
aan eene nieuwe legerwet. Het indienen van
een dergelgk ontwerp acht ik echter, onder de
gegeven omstandigheden, ouverantwcordelgk.
Wg hebben thans gelukkig een minister van
oorlog, die met de meest mogelgke energie
aan het werk is, om het bestaande zóo te ver
anderen, dat het behoud van onze onafhanke-
lgkheid en de handhaving van onze onzgdigheid
verzekerd zullen zgn.
Gelukt bem dit, dan is ons volk hem hier
voor in hooge mate dankbaarheid verschuldigd.
Van versohillende zgden wordt getracht den
minister van oorlog ten val te brengen. Men
rekent zeker op het groot aantal naïeve men
schen in ons land, om hen met spectakel te
verblinden.
Dat dit gebeuren zou, was lang vooruit te
voorzien en meermalen heb ik het in mgn ge
schriften voorspeld.
Iedereen kon nagaan dat, als er ooit een
minister van oorlog optrad, die krachtig te
werk wilde gaan tegen de militaire coteriën,
hg op een ontzaglgken tegenstand zou stuiten.
Afgezien wie die minister was, of welke zgne
beginselen omtrent de inrichting onzer weer
middelen waren.
heid toe om de oorzaak van al dat leven en
van alle intriges tegen dezen minister te vinden.
Een onpartgdig toeschouwer mag zich aan
dit alles niet storen, maar moet alleen naar
feiten oordeelen.
-leo feit is bet, dat door dezen minister in
nauwelgks twaalf weken meer is verricht
om de verdediging van het land mogelgk te
maken, dan door zgn ambtsvoorgangers in de
laatste twaalf jaren. De vorige ministers mogen
allen bgaonder knap, welsprekend, vaderlands
lievend en wat men maar wil geweest zgn,
het is een onuitwisohbaar feit, dat elk van hen
jaren lang aan het hoofd tan het departement
van oorlog heeft gestaan en dat zg allen die
jaren besteed hebben om te overwegen en voor
te bereiden. Maar toen de laatste van hen
aftrad en de minister Seyffardt in zgne plaat*
kwam, was ons land even weerloos, of liever
door den vooruitgang van onse naburen, nog
weerloozer dan ruim twaalf jaren geleden, toen
de toenmalige minister van oorlog dit in het
openbaar verklaarde.
ZelfB de grootste tegenstanders van den heer
Seyffardt kunnen deze feiten niet wegredeneeren.
Het zou dan ook meer dan onverantwoordelgk
zgn, als men onder den invloed van het kabaal
eener machtige kliek een minister deed vallen>
die door daden toont, dat het belang onzer ver
dediging aan uitstekende handen is toevertrouwd-
Is eenmaal het bestaande zóódanig ver
anderd, dat de minister kan verzekeren, dat
wg ten allen tgde van het leger kunnen ver
wachten, dat het voorziet in de behoeften, die
het schiep, dan zal men daarna moeten nagaan,
welke ingrgpende veranderingen in onze leger-
inrichting moeten worden gemaakt. Want het
valt niet te ontkennen, dat de inrichting van
ons leger dunr en ondoelmatig is, terwgl de
lasten van onze defensie in hooge mate onge.
lgk drukken op het volk.
Do scwkAv ami JigtiwiU o'.tvLIj JA tg L.1 mm
menstellen van dergelgke ingrgpende wetten
het geheele volk in de gelegenheid worde ge
steld zgn stem hierover te doen hooren. Geen
nieuwe en zware lasten mogen het volk worden
opgelegd door een college, dat ook volgens zijn
eigen gevoelen slechts een klein deel van het
volk vertegenwoordigt.
Hoe men zich ook keere en wende, wat er
ook over geschreven ot gesproken woide, al
het water van de zee kan niet afwasBohen dat
de overgroote meerderheid van de leden der
Tweede kamer het volk verzekerd heeft, dat
aan duizenden Nederlanders ten onrechte het
kiesrecht wordt onthouden. Zg, die zonder
medewerking der dnizende Nederlanders zgn
gekozen, kannen dus niet beweren, dat zg het
volk vertegenwoordigen.
Wellicht sal men zeggen dat dit is in strgd met
de grondwet, want daarin lezen wg, dat de
Staten-generaal het geheele Nederlandsche volk
vertegenwoordigen. Letwel, het geheele Neder
landsche volk en niet alleen de kiezers.
Men mag echter niet nit het oog verliezen,
dat ook de grondwet door de Staten-generaal
is gemaakt. De eigenlgke positie is dns deze:
de heeren Kamerleden verklaren zeli, dat zg
het Nederlandsche volk vertegenwoordigen es
zg laten deze verklaring in een door hen ge
maakte grondwet opnemen.
Er is niets nieuws onder de zon. Lodewijk
XIV zeideVétat c'est moi en eischte dat men
dit geloofde. De heeren van de Stat» n-generaal
zeggenle people c'est nous en eischen evenzeer
dat wg hen gelooven. Men ziet dezelfde be
grippen, alleen in een anderen vorm gegoten.
De vraag of een «college", dat zelf erkent
hot volk niet te vertegenwoordigen, al of niet
het recht heeft, ingrgpende wetten aan te
nemen, mag werkelgk geen vraag meer zgn.
Dat «vele leden" van de Tweede kamer thans
aandringen op het indienen van definitieve
militaire wetten, toont alleen aan, dat die
«vele leden" met de logica op geen al te besten
voet staan.
Trouwens het indienen van definitieve mili
taire wetten zon onder de tegenwoordige om
standigheden wellicht aanleiding geven tot het
doen van monnikenwerk, zooals ik dezen zomer
menigmaal in openbare vergaderingen betoogde.
Want als men militaire wetten aanneemt, die
niet in den geest vallen van de later bgeen te
roepen werkelgke volksvertegenwoordiging, dan
zal men toch genoodzaakt zgn, de militaire
wetten weder ter hand te nemen. Waarschgnlgk
wel véor dat de nieuwe wetten ingevoerd
zullen kunnen zgn.
Ook is de mogelgkheid volstrekt niet uitge
sloten, dat de militaire wetten, waarom «vele
leden" vragen, op stuk van zaken verworpen
zullen worden.
Het ministerie zon dan genoodzaakt zgn, zgn
ontslag te nemen, want de militaire wetten
f:orden altgd geteekend door de ministers van
joriog» tm marine e& vm biaaeulMdtohe zaken.
Het ministerie, dat heet te zgn opgetreden,
omdat nit de verkiezingen ia gebleken, dat
zelfs de overgroote meerderheid van de kiezers
overtuigd sgn, dat de Kieswet niet deugt, zou
dan keesgaan zond.» iets tot hervorming van
het kiesreoht te hebben bggedragen.
Wanneer evenwel «vele leden" aan het dan
optredend kabinet dezelfde eischen stelden, zou
men na eenigen tgd weer militaire wetten
gaan behandelen, wellicht met hetzelfde gevolg.
De militaire wetten zouden zoodoende de
kapstok worden, waaraan de htrvorming van
het kiesrecht wordt opgehangen.
Een toestand, die door de meerderheid der
Tweede kamer onrechtvaardig wordt geoordeeld,
zou hierdoor worden bestendigd.
Het komt mg voor dat die «vele leden" een
gevaarlgk spelletje willen spelen. De geschie
denis van alle landen kan hun dat bewgzen."
Verder bespreekt de heer Tindal eenige der
voornaamste punten van bgzonder militair
belang; die wg niet in ons blad kunnen op
nemen. Wg moeten ons daarom tot zeer enkele
bepalen.
Wat het benoemen van een opperbevelhebber
van het leger betreft, waarvoor men in de
kamer den tgd gekomen acht, de heer Tindal
c.aent dat de beste oplossing van deze kwestie
vroeger door den minister zelf aan de hand is
gedaan. In tgd van viede geeft de minister
aan een der opperofficieren kennis, dat bg in
geval van oorlog wellicht belast zal worden
met het opperbevel. De minister gelast dien
opperofficier zich in tgd van vrede voor die
taak voor te bereiden en stelt hem hiertoe in
de gelegenheid door hem alle gegevens te doen
verstrekken, die hg mocht wenschen te bekomen.
Van groot gewioht acht de heer Tindal de
bekende dnel-kwestie, die in de stukken ter
«nrak|B wordt eebracht.
Wg hebben zoo schrgtt ng nier te
doen met een zeer ernstig feit.
Ons nienwe wetboek van strafrecht stelt het
tweegevecht strafbaar, nochtbans schgnen er
in het leger gebruiken te blgven heerschen,
die daarmede geheel in strgd sgn.
Een hoofdofficier verklaartdat, als een jong
officier na een hem aangedane beleediging
««niets had gedaan"", de hoofdofficier zich
genoodzaakt zou hebben gezien hem voor een
Baad van Onderzoek te roepen.
Voor dengene die niet op de hoogte is van
duel-kwesties en de daarbg gebruikelijke
terminologie, dient het volgende:
Volgens dezen officier moest de jonge man
zgn beleediger «voldoening" vragen voor de
hem aangedane beleediging. Deze «voldoening"
kan bestaan in excuses, door den beleediger
te maken in termen, waarmede de beleedigde
genoegen neemt, of wel in een tweegevecht.
Deze hoofdofficier eischte dus van een zgner
onderhebbende officieren, dat hg zgn beleediger
tot een tweegevecht zon uitdagen, indien de
beleediger hem geen voldoende excuses wilde
aanbieden.
Ziedaar de uitlegging van hetgeen men hier
bedoelt met «iets doen".
Het uitdagen tot een tweegevecht is volgens
het wetboek van strafrecht eene strat'p-e daad.
Geheel afgezien dus van hoi du - heeft
plaats gehad, erkent de hoofdofflour ^tëischt
te hebben, dat een zgner onderhebbescio offi
cieren eene strafbare daad zou plegen. Wilde
het j onge mensch dit niet doen, den verzekert
zgn chef, dat hg hem voor een raad van
onderzoek zou hebben getrokken. In dit geval
liep de officier kans, dat men hem zonder meer
nit het leger zon ontslaan.
Het niet willen uitvoeren van eene strafbare
daad zou dus misschien het jonge mensch zgne
betrekking hebben gekost, hem wellicht broo
deloos hebben gemaakt.
De vraag is numag men dergelgke toe
standen laten voortbestaan
Om deze toestanden te vergoeielgken, spreekt
men over de eer van het leger. Mg dunkt,
als zóo iets mogelgk is, moest men eerder van
de schande van het leger spreken.
Hoe, in oneen tgd wordt een jongmensch, die
nog wel als officier een bgzonderen eed heeft
gedaan van gehoorzaamheid aan de wet, met
de zwaarste straf bedreigd, indien hg niet wil
handelen tegen de wet 1 En over een dergelgk
feit wordt kalm, lang en breed geredeneerd,
als of het dood natunrlgk ware 1
Ik kan niet begrgpen dat, nn het geval t6r
kennis is gebracht van de Staten-Generaal,niet
onmiddellijk wordt geëischt, dat aan dergelgke
ongezonde toestanden zonder verwgl en met
kracht een einde worde gemaakt.
Er zgn zelfs kamerleden, die voorstellen voor
dergelgke gevallen een Ehrenrath te benoemen.
Het is niet aan te nemen dat deze heeren over
bus voorstel hebben nagedacht. Misschien sgn
sg niet geheel op de hoogte wat een Ehrenrath,
zooals zg voorstellen, eigenlgk is.
Zg stellen met andere woorden voor, door
een raad te doen uitmaken of iemand verplicht
is eene strafbare daad te plegen. s
Kan het onzinniger
Het volk, dat steeds eerbied aan de wet
wordt voorgehouden, zal dit lezende wel een
vreemd denkbeeld krggen van den eerbied, dien
enkele kamerleden toonen voor de wet te
hebben.
Nu de Nederlandsche strafwetten het twee
gevecht strafbaar stellen, is geen middenweg
meer open.
Het duel is zoo wel in als buiten
bet leger verboden.
Elk militair chef is verplicht zgn mindere
voor te houden, dat iemand, die een eed heeft
gedaan van gehoorzaamheid aan de wet, nog
veel minder dan elk ander staatsburger
opzettelgk mag handelen tegen die wet.
Een chef, die niet in dezen geest handelt,
ondermgnt het gezag van de wet en van de
krggstucht, en is alzoo ten eenenmale onge
schikt om eenig bevel te voeren."
Naar aanleiding van deze duelkwestie wgdt
de heer Tindal een paar woorden arn de mid-
deleeuwsche inrichting van de zoogenaamde
raden van onderzoek.
«Het voortbestaan van deze raden in onzen
tgd behoort zegt hg ook tot een der
vele raadselen van onze militaire rechtspleging.
Een raad van onderzoek is eene jury, die
bgv. in dit geval zon hebben moeten nitmaken,
of het weigeren om eene strafbare daad te
plegen in strgd z< n zgn met de waardigheid
van den officiersrang.
Aan een dergelgken raad worden de volgende
vragen voorgelegd'J
nek ril dA»WnKS^Ia.a|le-J?hnldi? aan hetgeen
slissing daarop bevestigend is,
2. moet de beschuldigde dienvolgens nit den
dienst worden ontslagen terwgl, bg de tos-
stemmende beantwoording dezer vraag, nog de
vraag wordt gedaanzgn er verzachtende om
standigheden aanwezig
De stemming geschiedt met ongeteekende,
dichtgevouwen briefjes, die enkel de woorden
>ja" of «neen" mogen bevatten. Deze briefjes
worden in een bus gestoken en dadelgk na het
opnemen der stemmen door den voorzitter zelf
vernietigd.
Men ziet, het is een soort van Veemgerecht.
Alleen de persoonlgke opvatting van de leden
van den raad, of iets al of niet in strijd is met
de waardigheid van officier, geeft den doorslag.
De zaak zelve is zóó dwaas, dat eigenlgk elke
bespreking wel overbodig moet lgken.
Wordt aan mg en vele anderen met mg deze
vraag gesteld, dan zouden wg o. a. zeker zeggen,
dat het tegen de waardigheid van elk fatsoenlgk
man, dns ook van een officier, strgdt, iets te
zeggen, dat onwaar is.
Elk officier, die dus in eene sociëteit of kof
fiehuis eene onwaarheid zeide, zou men voor
een raad van onderzoek kunnen trekken en
wellicht moeten ontslaan.
Het is vreemd, dat men alleen voor officieren
raden van onderzoek heelt noodzakelgk geacht
om de waardigheid van deze rang op te hou
den, en dat men geen behoefte heeft gevoeld,
cit ook voor andere ambtenaren te doen, bgv.
voor die van de rechterlgke macht.
Ik overdrgf toch zeker niet, als ik zeg, dat
deze ambtenaren evengoed hun waardigheid
hebben op te houden als een officier.
Een rechtbank, die op deze wgze recht
spreekt geheel naar de persoonlgke opvatting
van de leden, met geheime stemming over een
zeer rekbaar gevoelen, behoort werkelgk niet
meer thuis op het einde van de negentiende
eeuw.
Deze raden dienen dus hoe eerder hoe liever
te verdwgnen, zg zgn een schande voor onzen
tgd."
Ten slottte bespreekt de heer Tindal nog de
meermalen behandelde kwestie van het Militaire
huis der koningin.
Hg herinnert er daarbg aan, hoe door de lang
durige ziekte van wglen den koning en bet
voortdurend verblgf van de koninklgke familie
op Bet Loo, waar de koningin niemand dan
baar eigen omgeving te zien kreeg, haar, als
't ware geheel hebben geï-oleerd.
Tot voor betrekkelgk korten tgd wsre;-. -I e
vraagstukken, die ons volk bezighouroï..
koningin-regentes geheel onbekend. Oc> >or s
ziet zg niemand anders dan hare omgeving en
van tgd tot tgd enkele ministers. De omgeving
Ivan de koningin-regentes is, zooals men weet,
wat het masnelgk personeel betreft, uitsluitend
samengesteld uit militairen en oud-militairen.
De adjudanten en ordonnance-offieieren zgn
officieren in actieven dienst, zoo ook de secre
tarissen der koningin en die van de koningin
regentes, terwgl de dienstdoende kamerheeren,
stalmeesters enz., allen langen tgd alB officier
in het leger hebben gediend.
De invloed van dit isolement met bgna uit
sluitenden omgang met militairen en oud
militairen is een van de voorname oorzaken
van veel, dat het volk in de laatste maanden
onbegrgpelgk voorkomt.
Waarschgnlgk onder invloed van Hare om
geving, schgnt de koningin-regentes o. a. een
zonderling denkbeeld te hebben verkregen
omtrent Hare verhouding tot het leger.
Beeds weken lang kan men in de dagbladen
lezen, dat zg niet wenscht dat een van de
regimenten gecommandeerd zal worden door
den persoon, dien de verantwoordelgke minister
hiertoe heeft aangewezen.
De vraag doet zioh nu voor, hoe is het
mogelgk dat eene jonge vrouw, die van mili
taire zaken niets afweet, nagenoeg geen van
de hooggeplaatste officieren persoonlgk kent,
dus nog veel minder ze kan beoordeelen, zich
in deze verzet tegen het verlangen van den
verantwoordelgken raadsman
Zou de Koningin-Regentes zich ook verzetten
tegen den wensch van den minister van justitie
als hg iemand tot notaris wilde benoemen
Zou zg ook zeggen«Ik wensch niet dat A
maar dat B het wordt, «zonder de menschen
zelfs te keanen Ik geloof het niet.
Hare omgeving doet echter de Koningin-
Regentes denken, dat zg tegenover de officieren
van het leger in eene andere positie verkeert
dan tegenover de overige ambtenaren.
Niet dat ik zou wenschen dat de Regentes
zich ook persoonlgk deed gelden bg benoemingen
buiten het leger, dit zou de zaak eerder erger,
dan beter maken.
dat het hoofd van den staat op grond van zgn
goede bekendheid met versohillende personen,
ook dikwgls om onpartgdig heidswille, bg het
doen van eene benoeming een ander persoon
wenscht te kiezen, dan de verantwoordelgke
raadsman aanwgst.
Indien deze raadsman in dit geval bg zgn
gevoelen blgft, dan zit er voor hem niet anders
op dan zgn ontslag te nemen. Het is zeer wel
mogelgk dat het hoofd van den Staat in 's lands
belang handelt, wanneer hg op zoo'n wgze
zgn wil doordrgft.
Maar welken waarborg heeft men dat de
koningin-regentes, die geheel geïsoleerd leeft,
die zelfs nog nooit persoonlgk in aanraking is
geweest met de bekende leiders der politieke
partgeu, of met de meeBt invloedrgke mannen
op staatkundig gebied, zich op goede gronden
verzet tegen de voordracht eens ministers en
dat Zg dit niet doet onder invloed van Hare
geheele militaire omgeving?
Zelfs uit kleinigheden blgkt, welke vreemde
denkbeelden heerBchen omtrent de verhouding
van de koningin-regentes tot het leger. Zoo
krggt Zg dagelgks een rapport van hetgeen het
regiment grenadiers en jagers verricht en van
alles wat bg dit regiment voorvalt.
Dit is toch werkelgk al te dwaas. Wat heeft
de regentes te maken met de dagelgbscüe
oefeningen van een der infauterie-regimenten
Zoo zgn er meer zaken. Het zgn wel alle
kleinigheden, maar zg kannen onwillekeurig
oorzaak zgn, dat eene jonge vrouw, die nooit
werd opgeleid voor de regeeringstaak en die
geheel geïsoleerd leett te midden van een
militair kringetje, een totaal verkeerd begrip
krggt van Haar plichten en Haar rechten.
In de laatste maanden is er veel geschrever
en gesproken over zekere hofinvloeden. Mei
zal verstandig doen niet te vergeten, dat ons
volk zeer aan zgne grondwettelgke vrgheden
gehecht is en dat toestanden, zooals in de
laatste maanden blgken te bestaan, op den
dunr niet worden geduld.
Gaat men blindelings op denzelfden weg
voort, dan staat wellicht eenmaal die arme
jonge vrouw voor toestanden, waarvan Zg do
mogelgkheid niet vermoedde. De schuld ligt
dan niet aan Haar, maar wel aan hen, onder
wiens invloed Zg stond.
Het groote meerendeel van onze landgenooten
denkt zeer langzaam en als het eindelgk na
lanc; - tgd overtuigd is geworden, dat een
b0o :i- toestand verkeerd is, of dat er iets
7>.r ■- moet wordas, dan duurt het nog
i 6 j hiertoe overgaat.
Tv; „iet vergeten, dat e. eene
ma de Nederlanders zich
fc.ndere volken kunnen out.
teven thans snel en in ieder
inciter dan vele van onze behou-
lanageuooten denken. Daarom m»'n
begrgpe mg met een half woord, het is tgd
v-
treiu
opzicht
dende