Zonder het te Moeien.
UIT STAD EN PROVINCIE.
RECHTSZAKEN.
Voar deze maand zjjn voor zoover wjj
weten de tooneelvoorstellingen ten einde.
Welnu, wjj kunnen het gerust doen met het
geen wjj te zien hebben gekregen.
Woensdag 9 December heeft de derde abon
nementsvoorstelling plaats van het gezelschap
De Vos en Van Korlaar. Dan treedt de heer
Willem van Zuylen op in het bljjspelDe
kinderen van Hare excellentie van Ernst von
Wolzogen en William Schumann.
Geluk is broosvan mevr. Snyder van
Wissenkerke, is reeds in studie by Het Ned.
Tooneel. De hoofdrollen zjjn bestemd voor
mevr. Holtrop en Clous.
Wjj hebben in ons raadsverslag, by de
behandeling van de ontwerp-verordening op
de burgeravondschool, den heer Van der Swalme
in den mond gelegd dat hy aan zyn amende
ment om te bepalen dat de leerlingen der
school ingezetenen van Middelburg moeten zyn
geen terugwerkende kracht wenschte te geven.
Wjj verstonden verkeerdspreker wilde w e 1
terugwerkende kracht er aan toekennen.
Woensdagavond trad te Noordgouwe in
het JVu/sdepartement d9 heer mr A. Slotemaker
uit Den Haag als spreker op. Uit de aange
boden onderwerpen was door het bestuur
Humaniteit en Armoede gekozen.
Het spreekt van zelf, zegt onze berichtgever,
dat spreker in bet bestek eener Nutslezing slechts
enkele forsche grepen kon doen, om de ware
humaniteit als middel ter leniging en beter
nog ter voorkoming van armoede aan te bevelen.
Zyn met gloed en overtuiging uitgesproken
rede bevatte veel leerrijks en werd met aan
dacht gehoord. Jammer dat niet alle aanha
lingen van vreemden vertaald werden weerge
geven het zou voor zeer velen zyner hoorders
en hoorderessen begrjjpeljjker geweest zyn.
Na de pauze vergastte de spreker zyn gehoor
op eenige ernstige en luimige voordrachten,
waarmede hjj zich deed kennen als een uit
stekend declamator. Zyn auditorium, dat, het
slechte weder in aanmerking genomen, vrjj
talrijk was, bezegelde dan ook de woorden van
hulde en dank, hem door onzen voorzitter
gebracht, met een daverend applaus.
Dezelfde spreker trad met hetzelfde onder
werp Dinsdag avond in het lokaal der sociteit
te Aardenburg op. Tengevolge der heerschende
inflenza werd de voordracht slechts door
twintig personen, waaronder vyf dames, bijge
woond. Men hoopt daar den geachten spreker
een volgend jaar weder te zien, doch dan liefst
voor eene volle zaal.
De voordracht voor onderwijzeres te St.
Jansteen bestaat uit de dames P. A. Bloijs van
Treslong te Clinge en Yan der Hoef te Edam.
Arrondissements-Kechibank te Middelburg.
Heling.
Voor bovengenoemde rechtbank werd heden
o.a. behandeld de zaak tegen N. J. C., 25 jaar,
koopman te Middelburg, ter zake dat hy op
een avond in de maand Juni 1891 te Middel
burg van Pieter Marinus Minnaard opzetteljjk
heeft gekocht 100 kilogram lood, in 4 stukken,
welk lood hy wist dat Minnaard door misdryf
had verkregen, en daarvoor aan dezen omstreeks
12 heeft betaald.
Van wege het openbaar ministerie waren 8
getuigen en 2 deskundigen gedagvaard, terwyl
van de zjjde van bekl. 3 getuigen ff décharge
werden voortgebracht.
Deze zaak is een gevolg van de procedure
tegen bovengenoemden Minnaard, die den 25
September door dezelfde rechtbank wegens
looddiefstal van de Compagnie générale de con
duits d'eau terecht stond, en waarby de be
klaagde van thans als getuige werd gehoord.
Toen verklaarde hjj van M. op 23 Juni 100
kilo lood gekocht te hebben voor ƒ12.
Volgens zjjne verklaring geschiedde de ver
koop wy meldden dit in ons nommer van
26 Sept. waarin wy van deze zaak verslag
gaven 's avonds omstreeks half acht. De
kooper heeft niet gevraagd, hoe M. aan het
lood kwam, hy vond er niets vreemds in dat M.
het lood presenteerde en wist ook niet dat hjj
werkzaam was aan de waterleiding. Ook heeft
de eigenaardige vorm van de stukken lood de
aandacht van C. niet getrokken. De voorzitter
wees toen den getuige op zyn minstens geno
men vreemde houding, terwjjl op eene vraag
Tan den ambtenaar van het openbaar ministerie
of getuige aan M. op zjjne vraag: »blyft het
nu gedekt?" had geantwoord: »ga maar door,
je hebt je geld", door M. een toestemmend
antwoord werd gegeven. C. bleef dit echter
toen ha rdnekkig ontkennen.
"FEUILLETON.
Uit het Jüngelsch.
van
G-. SARGENT.
HOOFDSTUK XV.
Twee raadgevers.
Walter had het gezien en als hij volkomen
vertrouwen in Sara gesteld had, zou hij gelachen
hebben over de drukte zijner zuster.
„Ik geloof dat gij nooit zulk een spel
met een ander zoudt gespeeld hebben, als gij
verloofd waart."
„Het is nooit mijn lot geweest om op die
proef gesteld te worden." zei Mary glimlachend.
„Lieve juffrouw Bnrgess," zei Walter
verlegen toen hy bedacht, waarom zij waar-
„chljulijk nooit in die verzoeking wae gekomen.
De rechtbank was voor de behandeling dezer
zaak samengesteld uit de heeren mrs jhr A.
van Reigersberg Versluys, president,?. J. Cal-
lenfels en S. Gratama, rechters, jhr J. F.
Schnurbeqne Boejje, ambtenaar van het open
baar ministerie, en jhr W. H. Snouck Hur-
gronje, griffier.
Als verdediger van beklaagde trad op de
heer mr M. J. de Witt Hamer.
Als eerste getuige werd gehoord A. van der
Hucht, schipper van Middelburg op Zierikzee.
Deze verklaarde omstreeks. Jani voor bekl.
lood naar Zierikzee vervoerd te hebbendaar
onder bevonden zich stukken lood als ter
terechtzitting aanwezig.
Op eene vraag van den verdediger of het
lood open en bloot hem was ter hand gesteld,
antwoordde getuige bevestigend.
Als tweede getuige verscheen voor derecht
band P. M. Minnaard. Hjj verklaarde samen
met Hageman op een avond in Juni by bekl-
stukken lood gebracht te hebben, welk lood
hjj had ontvreemd op de Loskade. Bekl. was
alleen en had getuige op diens vraag, wanneer
hjj 't lood brengen kon, gezegd dit 's avonds
te moeten doen als de knecht weg was.
Hjj was naar bekl. gegaan, omdat deze hem
eens gevraagd had, als hjj iets te koop mocht
hebben, dit bem aan te bieden. Bekl. kende hem
en hy kende bekl.
Op den middag van den dag in den avond,
waarop het lood is verkocht, is bekl. by ge
tuige aan huis gekomen om over den koop te
spreken. Dit geschiedde gedeeltelyk monde
ling, doch ten deele op papier, omdat de buren
er niets van zouden bemerken. Getuige had
bekl. toen doen weten dat het lood van de
waterleiding afkomstig was. Bekl. had toen
o. a. gezegd»er wordt zooveel gestolen, een
arm mensch komt ook wat toe", en daarbjj het
bekende gezegde gebruikt»Grooten stelen en
kleinen stelen maar grooten stelen het meest".
De getuige heeft 's avonds de kar van bekl.
gehaald om het lood, dat in den kelder van
getuiges schoonzoon Hageman lag, naar het
pakhuis te vervoeren.
Het lood is toen gewogen en bekl. heeft
getuige ƒ11 ot 11.50 daarvoor betaald. Ge
tuige heeft toen gevraagd »bljjft het nu ge
dekt waarop bekl. zeide »ga maar door,
je hebt je geldlaat het maar aan my over".
Getuige werd er door den voorzitter her.
haaldeljjk en met aandrang op gewezen dat
bekl. pertinent ontkent geweten te hebben dat
het lood gestolen was en hy ook ontkent de
geïncrimineerde woorden gebruikt te hebben.
Getnige hield echter vol de waarheid en niets
dan de waarheid te spreken.
Getnige verklaarde verder nog dat het lood,
waarvan hier sprake is, niet in Middelburg
bekend is; hy had nooit te voren dergelyk
lood gezien.
De verdediger wees op een verschil in de
door getuige nu afgelegde verklaringen en
diens mededeelingen aan den rechter van in
structie, waarop getuige zyn verklaring nader
toelichtte.
Bekl. Ontkende Minnaard ooit op straat
aangesproken te hebben. M. is wel eens hjj
hem gekomen om een wagen te leeren voor
oen koffer weg te brengen en bekl. heeft aan
het verzoek voldaandit is geschied na de
bezorging van het lood. Het lood, dat bekl.
gekocht heeft, is niet met zyn wagen vervoerd;
hjj wist niet dat het gestolen was.
Alvorens C. Hageman, de derde getuige, werd
gehoord, verzocht de verdediger, op grond van
art. 165 W. S., dezen getnige niet onder eede
een verklaring te laten afleggen.
De zitting werd daarop geschorst.
Na heropening der terechtzitting verklaarde
de voorzitter dat de rechtbank geene termen
heeft gevonden om den getuige buiten eede
te hoorrn.
Deze, den eed gedaan hebbende, verklaarde
het bewuste lood ontvreemd en op een kar
naar het pakhuis van bekl. gebracht te heb
ben de kar was naar getuige meent gehuurd
by Boel in de Breesttaatzekerheid heett hy
echter niet.
Hierop werd Minnaard nogmaals gehoord,
die thans verklaarde dat de kar van den bekl.
was en dat dit bljjkt wyl getuige en by, toen
de koop gesloten was, de kar by bekl. lieten
staan. Dit gaf getuige toe.
Toen getuige met zyn schoonvader by C.
in het pakhuis waren, was er buiten bekl
niemand. Minnaard had te voren accoord ge
maakt over den prjjs en heeft van hetgeen
in het pakhuis gesproken is niets verstaan.
Alleen heeft hy bjj het weggaan door Minnaard
hooren vragen: »bljjft het nn gedekt ?"en bekl.
hooren antwoordenslaat het maar aan my
over."
Ook deze getuige werd op het gewicht dezer
verklaring gewezenhjj bleef echter volhouden
bjj het eenmaal gezegde.
Hjj verklaarde verder bjj de betaling van
„Ik vergat vergeef mij. Mijn leed is niete
bij het uwe vergeleken."
„En toch is het heel zwaar voor umaar
gij zult het leeren dragen, zooals ik geleerd
heb het mijne te dragen
„J8, ja dat weet ikmaar wat moet ik
nu doen?"
„Waarom gaat gij niet eens een week
naar huis om te zien hoe de zaken staan, en
als het kan weer in orde te brengen vroeg
Ralph."
„Gij weet dat ik nu niet weg kan, met
ai het werk dat er te doen is en als ik
ging zou ik, vrees ik, de zaak nog maar erger
maken. Ik zal u zeggen wat ik doen zal,"
voegde hij er opgewekt bij. „Ik zal aan den
beer Rubric schrijven en vragen dat hij mij
ronduit de waarheid zegt. Hij moet er alles
van weten en hy is een vriend van ons en
van oom Mark. Hij zal niet vertollen dat ik
hem geschreven heb."
„Dat is bet beste wat gij doen kunt,''
zei Ralph, blij dat de verantwoordelijkheid op
den koopprjjs tegenwoordig te zyn geweest en
heeft nog geld gewisseld om de som te passen
hy weet niet of bekl. Minnaard kende.
De bekl. verzekerde dat Hageman niet bjj
den verkoop geweest is en hield verder vol dat
niet zjjne kar gebruikt is.
Getnige hield echter pertinent vol dat hjj
bjj den verkoop in het pakhuis van bekl. ge
weest is.
Getuige verklaarde nog op eene vraag van
den verdediger dat de kar in de grondverf
stond; hjj kon echter niet zeggen of de kleur
groen of grys was. Hjj gaf ook des gevraagd
te kennen even goed de waarheid te zullen
zeggen zonder beëedigd te zyn als onder eede.
Minnaard, naar de kleur der kar gevraagd
zeide dat die groen washjj voe gde erbjj dat
die kar in het pakhnis is gereden en bekl.
daarbjj geholpen heeft.
De volgende getuige, de dochter van Min
naard, verklaarde dat in dezen zomer op een
avond bekl. bjj hen aan huis gekomen is zjj
wilde open doen en zag bekl. in de gang.
Bekl. is bjj haar vader boven op de kamer
gekomen, waar ook zjj bleef zitten. Getuige
zat dicht bjj bekl. en hoorde dat er over lood
gesproken is en ook door bekl. de vraag
gedaan werd of het gesprokene hoorbaar was
voor de buren. Toen Minnaard daarop toe
stemmend antwoordde, is de overeenkomst verder
schriftelijk tusschen hem en bekl. gevoerd.
Getuige heeft ook bekl. hooren zeggen dat een
arm mensch ook wat hebben mag en later ook
de uitdrukking »grooten stelen enz." verstaan.
Zjj heeft bekl. ook hooren zeggen»dag Min
naard".
Bïkl. heeft, toen hjj bjj Minnaard kwam,
getuige niet op de trap gezien, wel op de
kamerdaar is geen woord gesproken over
lood; alles is schriftelijk afgehandeld en wat
er geschreven is had tot onderwerp dat Minnaard
hem, beklaagde, een vreemden naam had op
gegeven.
De vjjfde getuige, de vrouw van Minnaard,
deelde mede dat in Juni of Juli bekl. by haar
aan huis geweest is. Toen bekl- op de kamer
was, bevond zjj zich in eene naastbjjzjjnd ver
trek. Zjj heeft gehoord dat er over lood ge
sproken is; wie het deed weet getuige niet;
wel heeft zjj gehoord dat bekl. vroeg of de
buren het gesprek zouden kunnen hooren. Zjj
heeft voorts gezien dat er door bekl. iets op
een papier geschreven werd.
Bekl. hield ook na deze verklaring vol dat
er niet over lood was gesproken; hy heeft
getuige niet gezien.
Getnige verklaarde nu nog dat bekl. haar
zelfs goeden dag gezegd had en haar man
begroette met >dag Minnaard."
J. L. van Ulle, in dienst bjj bekl., verklaarde
in Juni of Juli Minnaard in het pakhuis van
bekl. gezien te hebben. M. kwam vragen, hoe
de prjjs van het jjzer stond. Bjj het weggaan
van M. zeide bekl. »dag Geldof." Getuige
heeft bekl. toen attent gemaakt dat de man
Minnaard heette.
Getuige verklaarde dat de kar, die aan bekl.
toebehoort, groen van buiten en rood van binnen
is. Het was hem bekend dat Minnaard eens
de kar is komen leenenhjj gaf toen voor
daarmede twee kwartjes te kunnen verdienen.
Wanneer dit geschied is, weet getuige niet.
Op eene vraag van den verdediger verklaarde
getuige nog dat oud lood steeds in het kantoor
bewaard werdof dat lood op het kantoor is
geweest weet hjj niet.
Het bezoek van Minnaard aan bekl., toen
deze hem Geldof noemde, had plaats veertien
dagen a drie weken vóór Middelburgsche kermis.
Minnaard, weder gehoord, verklaarde de
opgaaf van getuige juist; omdat getuige tegen
woordig was sprak hy over jjzer.
Ook was het waar, wat hjj gezegd heeft
over het leenen der karhjj, Minnaard, zeide
dit met het oog op de omstanders.
De volgende getuige A. Cense, opzichter bjj
de waterleiding, verklaarde dat de schuitjes
lood, van de werken der waterleiding ont
vreemd, 50 kilo wegen en 20 cent per kilo
waard zyn. De gasfabriek gebruikt dergeljjke
schuitjes, die echter een ander fabrieksmerk
dragen.
De agent van politie A. Pasveer, vervolgens
gehoord, dtelde mede de ter terechtzitting aan
wezige stukken lood met andere bjj den schipper
op Zierikzee in ontvangst genomen te hebben.
Alsnu werd J. Munters, als deskundige
gedagvaardgevraagd of het hem ver
toonde lood van een byzonder soort was. Hy
verklaarde het nooit in dien vorm gezien te
hebben. Hjj zou, wanneer hem dergelyk lood
door een werkman te koop werd geboden, be-
twjjfelen of deze eerljjk daaraan kwam.
De tweede deskundige, L. Oranje, verklaarde
ook dat het lood, waarvan hier sprake is, wat
den vorm betreft, voor hem nieuw was. Werd
hem dergelyk lood te koop gepresenteerd, dan
zou dit hem verdacht voorkomen.
een ander overging.
„Maar gij moet uw nichtje niet zonder
bijzondere reden bedanken", zei Mary.
„Neen dat zal ik ook niet.1'
Walter schreef aan den heer Rubric, maar
het duurde verscheiden weken, eer hij antwoord
kreeg, daar de dominé juist zijn jaarlijksche
vacantie bad genomen, om een reisje te maken,
de brief volgde hem na lang oponthoud naar
het vasteland, maar bereikte hem eerst twee
maanden later, toen bij weer rustig aan zijn
werk was.
HOOFDSTUK XVI.
De ontdekking.
Het was niet waar, zooals John Tincroft
dacht, dat zijn advocaat hem alleen noodig had
om geld uit zijn zak te kloppen. Er was op
de een of andere manier een nieuw licht op de
zaak gevallen, dat hij meende ten gunste van
Op erne vraag van den verdediger of getnige
wel eens schuitjes gietlood gezien had, ant
woordde getuige ontkennend.
De eerste getuige d déchargeP. Geldof, ver
klaarde, op een vraag van den verdediger, in
Juni in dienst geweest te zjjn bjj de werken
der waterleiding en deelde mede dat Hageman
belast was 'e middags in de loods er op te
passen dat geen lood werd gestolen.
De tweede getuige ter ontlasting, C. J. Koster,
huisvrouw van Bruker, antwoordde op eene
desbetreffende vraag van den verdediger dat
zjj woont in hetzelfde huis als Minnaard.
Zjj heeft bekl. in Juni opengedaan en Minnaard
hooren zeggen>Mjjnheer Cohen, kom maar
boven."
De laatste getuige d décharge, de koopman
J. J. Verbeek, van Zierikzee, verklaarde het
lood, ter terechtzitting aanwezig, van bekl.
gekocht te hebben tegen den prjjs van 13
per honderd kilohet is niet van gewonen
vorm. Hjj heeft nimmer zulke stukken lood
gezien. De waarde van het lood in den groot
handel is bruto 14.40zuiver zal dit zyn
13.40.
Getuige verklaarde verder dat bekl. nog
sedert kort in zaken en niet op de hoogte van
het vak is. Het lood is op en aan boord
vervoerd.
Thans werd bekl. gehoord. Hy bleef bjj zjjn,
gedurende het getuigenverhoor afgelegde ver
klaringen en bleef ontkennen al wat hem ten
laste gelegd werd.
Hy gaf toe by Minnaard aan huis geweest
te zjjn, doch verklaarde dat dit was na den
verkoop van het lood. Niet hy heeft over de
hoorbaarheid der woning gesproken; dit deed
Minnaard. De geïnorimineerde woorden, volgens
verschillende getuigen door bekl. gesproken,
verklaarde hjj nimmer geuit te hebben. Er is
alleen schriftelyk gehandeld over het opgeven
van een valschen naam door Minnaard.
Bekl. had nimmer lood gezien in den vorm
als het hier aanwezigehet was hem niet ver
dacht voorgekomen dat een werkman dat lood
te koop presenteerde; hjj kende den man niet.
Als bekl. geweten had dat de zaak niet zuiver
waB, dan zou hjj het lood niet gekocht gebben.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
begon met te herinneren aan de behandeling
der zaak tegen Minnaard in September jl. en
de toen door den bekl. van thans afgelegde
verklaringen.
Spreker herinnerde er toen reeds aan dat,
waren er geen helers, er geen dieven zouden
zyn, en herhaalde dat ook nu.
Hy wees er op dat, volgens de verklaringen
der deskundigen, gewone kooplieden lood
als 't hier geldt niet koopen zouden en dat
Minnaard om het lood te gelde te maken bjj
een ander soort kooplieden moest terecht komen.
Wat dat ander soort is bljjkt uit de vraag, door
Minnaard gedaan, >blyft het nu gedekt Die
vraag, door getuige als gedaan bewezen, heeft
den ambtenaar tot het instellen van een onder
zoek geleid.
Daarna toonde spreker aan dat het misdryf
door Minnaard gepleegd is, dus het lood
door diefstal verkregen.
Dit lood is door bekl. gekocht; dit staat
vast en wordt ook niet ontkend.
Daarna behandelde spreker de vraag: heeft
bekl. het lood gekocht, wetende dat het door
Minnaard door misdryf verkregen was
Hy beantwoordde die bevestigend, want uit
de vraag van Minnaard »bljjft het nu gedekt
en het daarop door bekl. gegeven antwoordj
dat bekl. ontkent maar door de getuigen
verklaringen vaststaat is niet anders af te
leiden dan dat C. begreep dat het lood door
diefstal was verkregen.
Maar er is meer het bezoek van bekl. aan
Minnaard op diens kamer, de daar gebezigde
uitdrukkingen en de schriftelyke gedachten-
wisseling, ook dit bewjjst dat bekl. wist dat
de zaak niet zuiver was.
Het voorgeven van bekl. dat er alleen sprake
was van een valsche naamopgaaf achtte
de ambtenaar van het openbaar ministerie
ongerymd.
Verder wees de heer Schuurbeque Boeye op
de verschillende getuigenverklaringen om aan
te toonen dat bekl. moet hebben geweten dat
het lood niet op eerlyke wjjze was verkregen.
Er wordt beweerd dat de bekl. onervaren is
en eerst sedert kort in zaken. Juist dat had
hem tot voorzichtigheid moeten aansporen.
De ambtenaar achtte de schuld van bekl.
wettig en overtnigend gebleken en vroeg zjjne
schuldigverklaring en veroordeeling tot een jaar
gevangeniBtraf,
Daarna kwam de verdediger aan het woord,
die op verschillende gronden vrijspraak vroeg.
Het overzicht van het pleidooi moeten wy
wegens plaatsgebrek tot morgen laten liggen.
z'^n cliënt te kunnen aanwenden; maar daar
voor moest hij hem persoonlijk spreken. Om
dit gesprek echter goed te kunnen volgen
moeten wy eerst even een blik in het verledene
slaaD.
Riet ver van het stadje Totbury, aan den
straatweg naar een beroemde oude zeehaven, aan
het einde van een welvaren dorp, stond vele
jaren geleden een deftig, ouderwetsch, vry
groot, doch tamelijk vervallen huis. In vroe-
geren tyd was het door een zeer welvarende
familie bewoond geweest, die nn evenwel bijna
uitgestorven was en alleen baar naam aan bet
gedeeltelyk verlaten hnis gelaten had. Sedert
eenige jaren was TiDcroftborst, waartoe nog
eenige landerijen behoorden, onbewoond geweest
en bet voorwerp van een proces geworden.
De laatste eigenaar en bewoner was een
vrijgezel, die zonder testament stierf. By
het onderzoek naar den rechtmatigen erfge
naam bleek het dat er twee waren, die tot
zeer verre takken der wyd verspreide familie
behoorden. Dat waren de Tincrofta van
Dooi dezelfde rechtbank zyn heden veroor
deeld wegens
vernieling: C. L. V., 17 j., s jouwerman,
Middelburg, tot 7 d. gev. straf;
m i s h a n d e 1 i n g M. D., 37 j.; broodbak
ker, en P. J. M., 19 j., zonder beroep, beiden
Middelburg, en C. v. K., 18 j., en P. B., 17j.,
arbeiders, en J. K., 15 j., werkman, allen
Wemeldinge, de le tot 25 b. s. 10 d. h. en
de overigen allen tot 7 d. gev. straf;
haisvredebreuk: C. v. K., 18 j.,
werkman, Wemeldinge, en C. v. S., 18 j.,
arbeider, Yerseke, beiden tot t 8 b. s. 6 d. h.;
storing eener godsdienstoefe
ning: J. N., 18 j., werkman, Wemeldinge
tot 8 b. s. 6 d. h.; en
overtreding der rjjksoelasting'en
(ongedekt binnenl. vervoer van accjjnsgoederen
en weigering van visitatie): F. K., 24j.,arbei
der, Stekene, gedetineerd alhier, tot 1 m. gev.
straf en 3 b. s. 3 d. h., met mindering der
doorgebrachte hechtenis.
Allen in de kosten, de laatste ook in die
van bekeuring, met verbeurdverklaring der
aangehaalde goederen.
P. F. J. D., 21 j., hoedenmaker, Middelburg,
thans alhier gedetineerd, op 23 Oct. jl. ter
zake van diefstal bjj verstek veroordeeld tot
8 m. gev. straf met bevel tot gevangenneming,
is van dat vonnis in verzet gekomen. Nadat
deze zaak door genoemde rechtbank opnieuw
was behandeld, werd op heden genoemd vonnis
bekrachtigd en beklaagde alzoo tot dezelfde
straf veroordeeld met mindering van den tyd,
in verzekerde bewaring doorgebracht, en in
de kosten.
Kantongerecht te Goes.
Heden (Vrydag) zyn veroordeeld we
gens: het als dienstplichtige bjj de brandweer
te Goes afwezig zyn by eene oefeningJ. d.
K. en P. v. L., beiden te Goes, ieder tot 1
b. s. 1 d. h.het verwekken van rumoer,
waardoor de nachtrust der inwoners kon worden
verstoordG. G., M. J. K., J. d. S., J. K., allen
te Colynsplaat, J. v. H., F. B., H. L. K., W.
K., P. S., A. T., A. V., allen te Goes, ieder
tot f 1 b. s. 1 d. h.het te Goes verkoopen
van visch zonder dat deze vooraf was gekeurd
H. v. T., te Bergen op Zoom, A. D., Ja K.>
J" K., allen te Goes, ieder tot 1 b. s. 1 d.
h.het zonder voorafgaande keuring invoeren
te GoeB van vleesch van buiten de gemeente
en het bestemmen daarvan voor gebrnik als
voedingsmiddelH. B., te Ellewoutsdyk tot
f 3 b. s. 2 d. h.het jagen in eens anders
jachtveld zonder jachtacte of schriftelyke ver
gunning J. H., te Sohore, tot 2 maal /5 b.
s. 4 d. h. voor iedere b.lo. het bemachtigen
van een haas door middel van een wildstrik,
2o. het aanwenden van pogingen om wild te
bemachtigen door middel van een wildstrik
J. K., te Nisse, tot 2 maal f 5 b. s. 4 d. h.
voor iedere b.
Verder wegenB het op een openbaren weg
laten staan van eene trekhond zonder denoo-
dige voorzorgsmaatregelen tegen het aanrichten
van schade te hebben genomen]: D. M. te Ril
land tot 1 b. s. 1 d. h.het niet voldoende
zorg dragen voor het onschadeljjk houden van -
eene onder zyn hoede staand gevaarlyk dier:
J. A. v. d. J. te Yerseke tot 10 b. s. 5 d. h.
her bevisschen der Schelde zonder consent:
M. H. te Yerseke tot 1 b. s. 1 d. h; het op
eene openbare plaats te Goes bniten de water
bakken datgene verrichten, waartoe die inrich
tingen zyn bestemdW. J. M. K. te Goes tot
1 b. s. 1 d. hhet schuren van eene straat
te Goes: A. A. H. M. d. B. te Goes tot 0.50
b. s. 1 d. h.het in zyn werkplaats, waar voor
werpen voor zyn bedrjjf bewerking plegen te
ondergaan, des avonds na 7 uur den arbeid
doen eindigen van vier vrouwenA. S. te
Yerseke, tot 1 b. s. 1 d. h.
Ten slotte wegens het in zijn werkplaats,
waar voorwerpen voor zyn bedrjjf bewerking
plegen te ondergaanlo des avonds na 7 uur
den arbeid doen eindigen van twee personen
.beneden de 16 jaren2o doen verrichten van
arbeid door een kind beneden de 12 jaren, en
3o niet voorhanden hebben van een door hem
onderteekende en door of vanwege den burge
meester gewaarmerkte ljjst, vermeldende de
namen en voornamen van de personen beneden
de 16 jaren daar werkzaam L. v. A. te Yersekei
tot 3 maal 2 b. s. 2 d. h. voor iedere boete
het zoeken van eieren van wild J. V. en J. F.
te Colynsplaat, ieder tot 1 b. s. 1 d. h. en
J. G. en J. P. teKruiningen, ieder tot 0.50 b.
s. 1 d. h.het in de maand Mei zonder recht
beloopen van eens anders weilandW. G. en
M. K. te Wissekerke, ieder tot f 0.50 b. s. 1 d. b.;
lo het te Goes rondventen van visch zonder
dat deze vooraf was gekeurd en 2o openbare
dronkenschapJ. C. v. H. te Goes, tot 2 maal
1 b. s. 1 d. h. voor iedere boeteopenbare
dronkenschapM. G. te Goes, A. J. te Wolfaart-
djjk, J. M. teHansweert, J. C. te Colynsplaat,
Yorkshire en de Tincrofst van Sussex. De
vertegenwoordiger van den eersten tak 'was
een wolfabrikant, een ryk man, doch met een
talryk gezinvoor wien het verwaarloosde
landgoed een welkom toevoegsel aan zijne be
zittingen zou zijn, heel aardig voor een tweeden
zoon, bijvoorbeeld. Het hoofd van den tweeden
tak was een onbemiddeld man, die zeer stil
leefde en zich veel met letterkunde bezig hield,
zoowel voor zijn genoegen, als om er wat mede
te verdienen. Die verdiensten waren echter
niet groot, maar toch voldoende om hem in
staat te stellen het hoofd iets hooger op te
heffen in de wereld. Hij was weduwnaar en
had slechts een zoon, toen Tincroft als het
ware om een nieuwen eigenaar begon te smeeken.
Die zoon was slechts twee of drie jaar oud en
heette John.
(Wordt vervolgd.)