N°. 275.
1348 Jaargang.
1891.
Zaterdag
21 November.
De »Jonas" in hel kabinet.
Middelburg 20 November.
Dese courant verschijnt d a g e I fj k i
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
PrQs per kwartaal in Middelburg en per post franco S.rrH
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel; Bij abonnement lager!
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Het tooneel.
MIDDELBIIME COURANT.
Agenten te Vlisaingen: P. G. de Vxt Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenF. v. d. Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. IdïerlenUë»
tan Kledwenhoijzïn en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen xlle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te ééa uuï
F. advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Botterdam, de Gebb. Beunt ante, te 's Gravenhage, en A. de la Mab Azn., te Amsterdam. aan het bureau bezorgd sjjn, wiilex
Hooidagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publioité étrangère G. L. Datjïe Ca., John FJones, opvolger. ip des avonds nog worden opgenomen,
Thetmometer.
Middelburg 20 Nov. vm. 8 u. 49 gr
m. 12 u. 54 gr., av. 4 u. 52 gr.
V irwacht W. wind.
Op een dier goed geteekende en goed
uitgevoerde platen, waardoor het weekblad
de Amsterdammer zich terecht een gunstigen
naam heeft verworven, werd de vorige week
op duidelijk sprekende wijze de positie aan
getoond, waarin op dit oogenblik de minister
van oorlog zich bevindt.
Reeds van het begin af werden tegen dit
lid van het liberale kabinet van zekere
zijden de batterijen gerichten vooral van
anti-revolutionnairen kant werd in kleuren
en geuren aangetoond dat daar de zwakke
zijde van het ministerie schuilde.
Dat men in anti-liberale kringen zoo grif
is met dergelijke beschouwingen en aanvallen
laat zich begrijpenen geen enkel liberaal
zal daarover zich verwonderen noch zich
daaraan veel gelegen laten liggen. Men
weet nu eenmaal dat men daar al te grif
is met het zoeken van middelen om het
kabinet af te breken.
Die aanvallen kunnen wij dus gerust met
Btilzwijgen voorbijgaan.
Maar zooals op die plaat zoo duidelijk
werd aangetoonden de ervaring van den
laatsten tijd herhaaldelijk ons leerde,er zijn
andere invloeden aan het werk om den
minister Seyffardt te doen vallen.
Militaire en hof invloeden spelen in deze
een hoofdrol. En nu is het voor een gewoon
krantenlezer, die niet achter de schermen
kan zien en daardoor niet juist onderscheiden,
uit welken hoek de wind eigenlijk waait,
hoogst moeilijk om de waarde van al die
aanvallen goed, in hun waar karakter te
leeren kennen. Een weinig omzichtigheid
in het beoordeelen daarvan is zaakeenige
reserve in het geloof slaan aan al wat
omtrent den heer Seyffardt wordt gemeld
zeer aan te bevelen.
Wij meenen het onzen plicht daarom een
blik te slaan op dezen minister en zijne
bestrijders.
Het is opmerkelijk dat op het punt van
aanval de twee Haagsche hoofdbladen eene
zeldzame eenstemmigheid aan den dag leggen;
dat het meerendeel van brietschrijvers uit
de residentie zich tegen den minister ver
klaren en dat verder de aanvallen juist
afkomstig zijn uit plaatsen, waarin een groot
garnizoen ligt en het militaire element dus
sterk vertegenwoordigd is.
In Arnhem b. v. gaat in deze de oud-
liberale Arnhemsche courantdie een speciaal
medewerker voor militaire onderwerpen heeft,
en het radicale Gelria hand aan hand.
Beiden beijveren zich in het bestrijden van
den ministeren terwijl laatstgenoemd blad
slechts oog en oor heeft voor de „groote
eerzucht" van den heer Seyffardt, bevatte de
Arnhemsche courant in een harer jongste
nommers nog de vrij onvriendelijke en
brusque waarschuwing aan zijn adres dat
de instemming met het kloeke woord van
het Vaderlanddat de door den minister
ingediende noodwet als ten eenemale onaan
nemelijk verklaarde, den heer Seyffardt de
overtuiging mocht geven, dat men zoo maar
niet met eiken oorlogsminister medegaat,
dien men goedvindt in een liberaal kabinet
op te nemen. Het getob en geharrewar over
qns defensie-wezen zal met dezen minister
eerst recht beginnen, zoo weet het Arnhem
sche blad te profeteeren.
Al die aanvallen, vooral waar zij komen
uit een bepaalden hoek, geven te denken.
En dan zinspeelt de Arnh. Crt. nog op
„het absoluut gemis aan eenige solidariteit
der liberale Kamerleden, waar het militaire
■wetsvoorstellen betreft," een solidariteit, die
zeker alleen maar te verkrijgen zal zijn,
wanneer die liberale partij slechts getrouw
wil volgen, wat die schrijver in genoemd
blad als zijne wijsheid belieft te ver
kondigen en wanneer zooals hij zegt
„de meerderheid der liberale leden, evenals
de anti-revolutionnaire partij, tegen de nood
wet stemmen, waardoor het ministerie verlost
wordt van een hoofdofficier, van wien meer
en meer. blijken zal dat hij niet aan de
£j<9Cben beantwoordt, door bet grootste deel
der liberalen in den lande aan een minister
van oorlog gesteld."
Wij hopen dat de liberale partij in de
Tweede kamer dien gevaarlijken weg niet
zal inslaan.
Al die aanvallen, al die raadgevingen
om minister Seyffardt te laten vallen, hebben
voor ons een veel te verdachten tint om ze
als geheel belangeloos, louter in 's lands
belang te beschouwen.
Wij weten nu eenmaal dat in militaire
kringen, waarin, gelijk dit te verwachten is
bij een stand die er zijn eigen begrippen
van eer op na houdt, gewoonlijk een sterke
animositeit heerscht, welker alpha et omega
promotie heet. En het is aan dat alles
wel voor een niet gering deel te wijten dat
onze defensie nog altijd schatten van geld
kost, zonder dat wij de waarborgen bezitten
dat ons land in tijd van nood goed ver
dedigd zal worden.
De militaire coterie is een voor ministers
vooral hoogst gevaarlijke coterie; zij kostte
menig bekwaam man reeds het leven.
En is het dan te verwonderen dat wij,
leeken op dit gebied, wantrouwend worden
tegen alle aanvallen, die dadelijk, bij hel
minste wat een minister doet, van verschil
lende zijden komt opzetten
Over oe invloeden, die uit de hofkringen
zich doen geldeo, kunnen wij zwijgen.
Daarop is reeds meermalen gewezenen
de berichten der laatste dagen, de lange
duur der benoeming van een commandant
der grenadiers en jagers strekken tot bewijs,
hoe de minister ook van die zijde met
groote moeilijkheden heeft te kampen.
In het bij zonder zijn thans grieven tegen
den minister geuit wegens de indiening van
de z. g. noodwetten, waarbij wordt voorge
steld de militie te versterken en de schut-
terijwet te wijzigen.
Wij willen ons niet verdiepen in de details
van die ontwerpenwij laten dit aan de
deskundigen over. Alleen merken wij op dat
juist over militaire vraagstukken onder de
mannen van het vak schrikbarend veel ver
schil van meening bestaat; en dat hij, die
ons, .leeken, in een geval als dit het zwijgen
zou willen opleggen met den dooddoener dat
wij niet deskundig zijn, vergeet dat wij
zoo wij dit willen ons even goed naast
als tegenover den minister kunnen plaatsen
aan beide zijden toch vinden wij deskundigen,
op wie wij moeten kunnen vertrouwen.
Aan de tegen die ontwerpen aangevoerde
bezwaren kan echter o. i. nog altijd bij de
behandeling ervan door onderling overleg
worden te gemoet gekomen.
Meer wegen bij ons de hoofdbezwaren dat
door aanneming van die ontwerpen de per
soonlijke dienstplicht in het gedrang zal
raken en eene definitieve regeling van ons
krijgswezen dan zal achteraf geschoven
worden.
Is het een loyale houding dergelijke
veronderstellingen te maken tegenover een
man, wien zelfs zij, die hem bestrijden, hulde
brengen voor zijn ridderlijk karakter, om
zijne bekwaamheden, om zijne activiteit
Is voor zulk een vermoeden grond, daar,
waar de regeering zelve in haar Memorie
van antwoord op het voorloopig verslag der
Tweede kamer verwijst naar de „latere wet
op den verplichten krijgsdienst"; en verze
kert dat zij de militie wet wil hervormen op
den grondslag van persoonlijken dienstplicht
Is voor wantrouwen tegenover dezen
minister grond nu hij, zooals wij onlangs
nog herinnerden, nauwelijks een half jaar
geleden, in zijn artikel Error in casa in den
Tijdspiegelover het wetsontwerp-Bergansius,
de volgende duidelijke woorden neerschreef:
„Dat in het wetsvoorstel, door deze regee
ring ingediend, de persoonlijke dienstplicht
een der grondslagen zou idtmaken, kan
moeilijk worden betwijfeld het is een on-
afwfjsbare eisch des tljds."
Is dit ten overvloede zulk eene
bewering te verdedigen tegenover het onmis
kenbare feit dat steeds de Tweede kamer
een oog in het zeil kan houden; stel dat de
minister den weg mocht uitwillen dien men
vreest, zonder dat o. i. daarvoor echter
eenige grond bestaat?
Wij geven op die vragen een stellig ont
kennend antwoord.
En dubbel onverantwoord vinden wij het
dat liberalen meedoen aan het kabaal, tegen
dezen minister op touw gezet, omdat bij
de wet-Bergansius indertijd de liberalen zich
alleen aaneensloten, teneinde den persoon
lijken dienstplicht te handhaven. Over
bijzondere bepalingen mochten zij in gevoelen
verschillen, dit éene punt bond hen samen.
Plaatsen wij ons op het standpunt van den
minister Seyifardt, dan gelooven wij dat hij
en terecht inziet hoe tal van zaken,
o. a. hervorming van het kiesrecht en van
ons belastingstelsel, het eerst aan de orde
moeten komenhoe het veel tijd kosten
zal die tot stand te brengen en hoe daar
door eene definitieve regeling van ons krijgswe
zen weer wie weet voor hoe lang
zal moeten verschoven worden.
Hij wil nu alvast eene voorloopige rege
ling maken om eenigszins op eventualiteiten
voorbereid te zijn, die waarlijk niet zoo
geheel onverwacht kunnen voorkomen. De
politieke horizont is op dit oogenblik toch
wezenlijk zoo helder niet.
En daarom vraagt hij eene tijdelijke her
ziening daarom slaat hij, zooals in menige
andere zaak, de hand aan het werk.
Dit is, dunkt ons, te waardeeren, te prijzen.
Zijn ministerieel leven willen wij ook
daarom sparen, omdat het kijkje, ons onlangs
in zijne plannen gegund, ons de overtuiging
schonk dat hij practische denkbeelden heeft;
o. a. om hen, die niet opgeroepen worden,
toch overeenkomstig hun aanleg, hun ge
schiktheid en hun beroep te laten meewerken
aan de verdediging van ons land. En dan
wil hij hen, die studeeren of op andere
wijze zich in hun vak bekwamen, door vrij
stellingen zoo min mogelijk in hun opleiding
belemmeren; maar tegelijkertijd vordert hij
dat zij, die vrijstelling krijgen, de schade
inhalen, welke, het land daardoor ondervindt.
Hij wil o. i., met persoonlijken dienstplicht
als hoofdidee, den juisten weg inslaan tot
het verkrijgen van een leger, zooals wij dit
behoeven.
„Zouden wij dien Jonas er ook uitgooien?"
vraagt op de plaat, waarop wij in het begin
van ons opstel wezen, een der bemanning
van het ministerieele vaartuig
Wij willen hopen dat de Tweede kamer,
en vooral de liberale meerderheid daarvan,
alle krachten zal inspannen om, trots het
woelen der hofkringen en der militaire co
terie, het ministerie niet tot zulk een daad
te dringen.
Wij zouden anders weer den noodlottigen
weg opgaan, jaren lang gevolgd, waarop
ministers van oorlog onophoudelijk vielen,
zonder dat zij nog iets hadden kunnen ver
richten tot heil van bet land.
En daarbij vervulden de liberalen ook vaak
geen al te fraaie rol.
Moet dit spel weêr van voren af aan be
ginnen
Trots aanblazingen, zelfs uit vrijzinnigen
hoek, willen wij hopen dat de minister
Seyffardt, zooals hij tot heden deed, flink
op zijn stuk zal blijven staan en dat de
meerderheid der Tweede kamer hem met
alle macht op de been zal houden, ten
schande van hen, die thans weer bezig zijn
een onverantwoordelijk spel te spelen met de
belangen onzer defensie.
De Standaard bevat heden een hoofdopstel
om het standpunt nader toe te lichten, dat dr
Kuyper indertpd als lid der Tweede kamer
heeft ingenomen tegenover de wet-Van Houten.
Wp bevelen daarvan de lezing ten zeerste bp
onzen lezerskring aan. Het stuk is te uitvoerig
om door ons te worden overgenomen maar het
zou zeer eenzijdig zijn, wanneer wjj op die ver-
dediging van dr Kuyper niet de aandacht
vestigden.
De Standaard wpst daarin erop boe mr Yan
flonten een voorstel had ingediend, om binnen
zekere grenzen den kinderarbeid te verbieden
en geljjktjjdig leerplicht in te voeren.
»Van dit voorstel nu verklaarde dr Kuyper
terstond, reeds in zijn eerste rede, op 29 April
1874 gehouden, dat het naar zjjn strekking zjjn
warme sympathie had, maar, geljjk het daar
lag, voor hem onaannemelijk was."
De lezing van het betoog om dit nader toe
te lichten heeft ons echter niet kunnen over
tuigen van de onjuistheid onzer meening dat
dr Kuyper niet goed deed door iets, waarvoor
bjj warme sympathie gevoelde, toch niet tot
stand te helpen brengen omdat het niet geheel
in zjjn geest was. En daartegen kwamen wjj
op. Als men iets goed vindt moet elk van
zjjn eigen principes wat opofferen om het te
helpen tot stand brengen.
In de bewuste kwestie lag zegt de Stand
aard de tegenstelling hierinRegeling van
den arbeid of Bescherming van het kind.
»Mr. Yan Houten wilde een eerste schrede
doen, om tot regeling van den arbeid te geraken
dr. Kuyper handhaafde het standpunt, dnt dit
aan de Overheid niet toekomt, en dat deze
alleen mag handelen krachtens haar roeping,
om het kind tegen misbruik van zjjn levens
kracht te beschermen.
»En nu heeft volgens hetzelfde blad
het Sociaal Congres duideljjk getoond, dat de
beginselen, in 1874 in de Kamer beleden,
metterdaad met den eisch der Heilige Schrift
in overeenstemming zjjn."
Wat nu de arbeidersklasse te wachten beeft
van de pogingen, welke op dezen grondslag
in haar belang worden aangewend, zal zjj zelve
spoedig genoeg leeren inzienals zjj bet ten
minste nu al niet bjj ervaring weet.
Trouwens omtrent vele punten was er dan
ook reeds op dit congres zooals wjj aan
toonden strjjd tusschen de »heeren" en de
mannen van Patrimonium.
de viering van het vijf-en-twintigjarig kamer
lidmaatschap van mr. Haffmans tot na de be
doelde vergadering uit te stellen. Tijd
Bjj kon. besluit
is aan A. M. Gewin, stationschef bjj de
Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen
te Ylissingen, vergunning verleend tot het aan
nemen der versierselen van ridder der 4e kl.
van de kroonorde van Pruisen, hem geschonken
door Z. M. den keizer van Duitschland, koning
van Pruisen
is benoemd tot rechter in de arr.-rechtbank
te Tiel mr A. J. Blom, thans rechter in de
arr.-rechtbank te Alkmaar;
zjjn benoemdbjj den grooten staf, tot ma
joor, de kapitein J. E. N. baron Sirtema van
Grovestins, van dien staf, adjudant van H. M.
de koningin bjj het wapen der art., tot kolonel,
de luit.-kolonel G. F. W. Borel, gouverneur der
K. M. academiebjj den staf van het wapen,
tot kolonel, de luit.-kolonel M. J. Soutendam,
van dien staf, directeur der art. inricht.; tot
luit.-kolonel, de majoor J. G. F. van Houtum,
mede van dien staf, hoofd der eonstr.-werkpl.;
bp het 2e reg. veld-art., tot comm. van het
corps, de kolonel K. M. Verschoor, thans comm.
van het 2e reg. vest.-art.by het le reg. v'est.-
art., tot eerste-luit., de tweede-luit. A. P. Mol.
van het korps; bp het 2e reg. vest.-art., tot
comm. van het korps, de luit.-kolonel J. H.
Vrancken, van het korpB tot majoor, de kap.
P. J. Von Stein Callenfels, van het 2de reg.
veld-art. en J. G. U.Schocb, adjndant van het
le reg. veld-art.; bp het 3e reg. vest.-art. tot
kapitein, de eerBte-luit. E. Boellaard, van het
korps rpd.-art.; bp het 4e reg. vest.-art. tot
luit.-kol. de majoor P. J. In de Beton, vaD het
korps; en is de kolonel jonkheer W. E. G. A.
Von Pestel, comm. van het 2a reg. vtld-art.;
op zpne aanvrage, op non-activiteit gesteld
is bp den grooten staf benoemd tot com
mandant van de Stelling van Amsterdam,
tevens bevelhebber in de le militaire afdeeling,
de generaal-majoor J. W. Bergansius, van het
wapen der artillerie, thans ter beschikking van
den minister van oorlog.
Dit bericht is gisterenavond nog een deel
onzer geabonneerden in de stad medegedeeld;
Yerder is de generaal-majoor jonkheer L. J.
van Teylingen, commandant der Stelling van
Amsterdam, tevens bevelhebber in de le militaire
afdeeling, op zpn verzoek, op non-activiteit
gesteld.
Met het oog op de bpeenkomst, waartoe zp
door den heer mr. J. G. de Brupn c. s. werden
uitgenoodigd, hebben de kath. kamerleden,
deel uitmakende van de centrumsolub, besloten
Een zeer goed bezette schouwburgzaal wachtte
Donderdagavond de jonge garde van het ge
zelschap der Vereenigde Rotterdamsche toonee-
listen, directie Le Gras en Haspels, te Middelburg.
Dat was voor ons eene aangename verrassing
omdat wp reden hadden het tegendeel te ver
wachten.
En zou het ook wonder geweest zpn, wanneer
de zaal minder gevuld ware geweest na den
overvloed van tooneelvoorstellingen der laatste
dagen? Voorzeker niet.
En toch zal ieder, die gisteren avond de
voorstelling bpwoonde, met onze verzekering
wel hebben ingestemd dat zulk eene geringe
opkomst zeer te betreuren geweest zou zpn.
Wie er geweest is heeft zich weer eens kunnen
verlustigen in een uitstekend, beschaafd, fijn
gebeelin een geestig stuk, zooals men er
onder de nieuwere maar weinig vindt.
De stukken van Scribe blpven steeds in trek
is het wonder, vragen wp, nu wp ons weer
verlustigden in zpn Bataille de dames
Uitvoerige bespreking daarvan is allerminst
noodigieder, die eenigszins op de hoogte der
tooneelliteratuur is, kent beten weet dat de
hoofdintrigue is gebaseerd op de vervolging
van Henri de Blavigneul, een vurig Bonapartist,
die een schuilplaats heeft gevonden bp de
gravin d'Autreval, die hoewel konings gezind
hem beschermt; en, evenals haar nicht Leonie
de Villegontier, in liefde ontvlamt voor den
knappen, heldhaftigen Henri. Allergeestigst
is de toestand geteekenden al valt het con
ventioneels, vooral aan het slot, niet te mis
kennen het geheel pakt en houdt alleraan
genaamst bezig.
Het werd uitstekend gespeeld. De dames
Van Epsden-Vink en Alida Klein wedpverden
in talentvol spelen de drie heeren Tartaud
De Vries en Van Kerckhoven stonden baar
dapper terzp.
Een oorspronkelpk nastukje Een huwelijks
advertentie van Mary Ewald vormde een waardig
slot van een goed geslaagd geheel. Het is
een aardig blpspelletje, goed gedacht met
menig vroolpk tooneeltje, der natuur afgekeken;
en het bevat voor jonge meisjes een goede les
om voorzichtig te zpn in het uithalen van
grappen met huwelpks-advertenties.
Het drietal, dat zulk een guitenstreekje had
uitgevoerd, werd con amore gespeeld door de
beide bovengenoemde dames en mej. Rika
Haspels. Mevrouw Van Epsden, hoewel door
haar uiterlpk wat minder geschikt voor der-
gelpke rollen als Anna van der Duijn, wiBt
door haar spel alles goed te maken. Mej. Alida
Klein was allerliefst en mej. Bika Haspels is
eene aardige verschpning, over wier talenten
het moeilpk valt na het enkele kleine rolletje
van Marie van der Duijn ietB te zeggen.
De heer HeDri de Vries was allervermake-
Ipkst als Piet Vtrgeul en de heer Van Epsden
als Willem van Dam, eenvoudig en natuurlpk.
Als luitenant van de huzaren had hp -
meenen wp een andere jas moeten aantrek
ken zonder roode kraag.
Tusschen beide blpspelsn in hield mej. Alida
Kiein een paar voordrachten. Bp haar opkomst
werd zp hartelpk toegejuicht; en dat.verdiende
deze lievetalentvolle, jeugdige actrice ten
volle.
Met innig gevoel, en toch zoo eenvoudig
droeg zp het aandoenlpk Lied van de zee van
Hélène Swarth voor.
Minder beviel ons het tweede vers, dat werd
voorgedragenDe Wipbrug van De Jong. En
het verB zelf, dat tegenover het voorafgaande
zoo leeg en zoo niet-zeggend ons klonk èn
de vlugge, al te vlugge cadans, waarmee het
werd voorgedragenèn de stem van mej.
Klein, die zich meer leent voor ernstige voor
drachten, maakten dat de tweede voordracht
niet zoo pakte als de eerste. Erkentelpk
blpven wp mej. Klein inTeder geval voor het
verschafte genot, dat ons naar meer doet haken
in die richting.
En waar wp nu die jonge ga-de met groot
genoegen hebben aanschouwd en haar zeer
dankbaar zpn voor hetgeen zp schonk, daar
dragen wp haar tevens op zeg aan de oude
garde, die ditmaal thuis bleef, dat Middelburg
ook haar niet vergeet. Als het gezelschap in
Januari weerkeert, laat het dan zpn om ons
het voorrecht te gunnen van hen te aanschou
wen, wier talenten ook hier steeds zeer
gewaardeerd worden.
Wanneer het bestuur der Vereeniging t.b.v. g.
v. o. k. bp de keuze der stukken ook da^rUe
wil meewerken, dan zal het zeker zeer velea
fiawmee een grooten dienst bewjjzen,