N°T2697
134e Jaargang.
1891.
Zaterda
14 November.
Middelburg 13 November.
'Deze courant verschijnt d a g e 11] k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prfja per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
A.dvertentiên20 cent per regel? Bij abonnement lager?
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Eene toegejuichte rede.
)iii)i)t:ii;iiu.s(iii: him
JLF
The vu»«mieter.
Middelburg 13 Kot. Tm. 8 u. 49 gr.
m. 12 u. 51 gr., av. 4 u. 50 gr. F.
V irwacht Z. O. 'wind
Agenten te VlieringenP. G. Dl Vit Mmtdagh tc Zoo», te Goes: A. A. W. Bollaxd, te KruisingenF. t. d. Pxijl, te Zierikzee: A. C. dz Mooiï, te Tholen: W. A.
tax Nieuwxxhulizix en te TerneusenM. dz Jongz. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
advertentie-bureau's Tan Nijgh Van Dithax, te Botterdam, dz Gzbz. Bzlotaxtx, te 'i Gravenhage, en A. dz la Max Azx., te Amsterdam.
Hoofdagenten Toor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publioité étrangère G. L. Daubz Ciz., Johx F. Joxzs, opvolger.
Sdvertentlën
moeten des namiddags te éém uur
aan het bureau besorgd ijjn, willen
»jj des aTonds nog worden opgenomen.
Als boetprediker is dr Kuyper op 9 No
vember by de opening van het christelijk
sociaal congres zijn rede begonnenals
boetprediker trad hij in het midden daarvaD
open als boetprediker eindigde bij zijne
belangrijke toespraak.
Dit trol ons vooral bij het kalm lezen van
het door hem gesproken woord, zooals hij
dit bijna tegelijkertijd door de pers openbaar
maakte.
„Zoo valt ons optreden niet te vroeg, maar
eer te laat, en komen we achter andejen aan,
waar voorgaan ons mogelijk ware geweest;" 1)
aldus riep hij zijn hoorders bij den aan
vang vermanend toe.
En eenige bladzijden verder heet het
„Wat is er door ons, Christenen in Nederland,
uitgericht om, toen het gif der Fransche
Revolutie ongemerkt voort&loop in de aderen
van het maatschappelijk lichaam, die ver
giftiging van het sociale levensbloed te stuiten?
Ja wat is er gedaan, om, toen dan het
kwaad ten leste naar buiten uitsloeg, en de
sociale krankheid een epidemisch karakter
aannam, ook onzerzijds artsenij en balsem
aan te dragen voor haar genezing Nu pas
onze eerste zwakke poging, om in het Sociaal
Congres den doodsnood der maatschappij
onder de oogen te zien, waar reeds voor
twintig en voor dertig jaren onze christelijke
denkers zich hadden moeten opmaken, om
met iets van den ernst en met iets van den
wetenschappelijken zin van een Marlo en
Schaeffle de diepte van dezen noodstand te
peilen." 2)
Toch achtte dr Kuyper ook die vermanin
gen nog niet voldoendewant aan het slot
zijner rede 3) klinkt het nog eens verma
nend van zijne lippen„Roeme geen onzer
in het goede werk, waartoe we ons hier aan
gorden maar zij er veeleer stille zelf be
schaming, dat we nu eerst saamkomenen
ligge er in het gelukkige feit, dat mannen
van Patrimonium hier met christenen uit
hoogeren stand saamverkeeren en saambe-
raadslagen zullen, een rustig symbool, en
in dat symbool de uitlokkende profetie dat
het christelijk vertrouwen onder ons wel
haast volkomen zal hersteld zijn."
En de rede, waarin al die vermaningen
werden geuit; waarin zulke, voor hoorders maar
ook voor den spreker beschamende woorden
voorkomen, werd luide toegejuicht. Begreep
men dan niet, hoe men daardoor als het ware
het zegel drukte op al de verwijtingen, die
men moest hoorenhoe men daardoor juist
den staf brak over het roekelooze spel, dat
men jaren lang gespeeld heeft met het welzijn
van het algemeen, niettegenstaande „de
arme niet wachten kan, tot de herstelling
van het gebouw onzer maatschappij zal zijn
afgeloopen." 4)
Want wat toch is de waarheid in deze
de eenvoudige waarheid, die dr Kuyper
niet ten volle heeft geopenbaard Deze.
Dat de „christenen uit hoogeren stand"
die hem toejuichten, en die in de uiterste
ure, nu de noodzakelijkheid daartoe dwingt,
besloten zich te verwaardigen met mannen
van Patrimonium samen te verkeeren en
samen te beraadslagen, jaren lang naar
die z.g. „geringen" niet omzagen dan alleen
om hen te bepreeken en te vermanen aan
hen onderworpen te zijn.
Dat die „christenen uit hoogeren stand"
die „minderen" eenvoudig goed genoeg
keurden om hen te brengen, waar zij zoo
gaarne wilden zijn op het kussen der eere.
Dat de godsdienst, waarmee zij altijd zoo
schermden, louter als politiek middel is mis
bruikt.
Dat de „geest", waarover dr Kuyper met zijn
aristocratischen en geestelijken aanhang het
zoo druk steeds heeft, eenvoudig was een
geest van uitsluitingen dat juist die geest
1) Blade. 6.
2) BI ads. 33 en 34.
3) Bladt. 45.
4) Blad». 45,
*4 7"'
ware hij echt christelijk geweest van
zoo'n machtigen en goeden invloed nu
helaas 1 de hoofdoorzaak werd van de ver
zuimen en tekortkomingen, waarop dr. Kuyper
thans heeft gewezen.
Als er iets gedaan moest worden in het
belang van dien arme, van het volk, dan
werd angstvallig gevraagd of er wel de
geest zooals die heeren hem opvatten
voorzat
In de Tweede kamer immers was dr
Kuyper, niettegenstaande hij de goede be
doeling van de z. g. wet-Van Houten waar
deerde en hare noodzakelijkheid erkende,
de man, die ten slotte toch daartegen stemde,
ook al omdat hij tot de ontdekking kwam
dat daarbij zijns inziens de goede geest ont
brak.
Als er in menigen kring iets gedaan werd,
van b. v. liberalen kant, wist men zich ook
vaak te verschuilen achter dien „geest"; en
werden er honderden excepties opgeworpen.
De christelijke geest, de geest der liefde
en der algemeene menschenmin, zooals
Christus die predikte, werd verlaagd tot
een geest van dorre, ijskoude berekening
en dogmatiek. En die geest drong door tot
in kerk en staathij voerde met zich haat
en verdachtmaking en bedierf ons geheele
maatschappelijk leven.
En nu men eindelijk heeft ingezien, dat
er iets anders noodig isdat men, op dien
weg voortgaande, hen, die men helpen
wilde, vervreemden zou en niet meer zoo
gemakkelijk zou kunnen regeeren, nu wil
men het langs een anderen weg beproe
ven, en beginnen met wat anderen reeds
jaren lang deden.
Wat voorheen wereldsch heette, congressen
enz., vat men nu als middel aan; edoch
men kleedt het in een z. g. christelijk ge
waad. En hoe fraai dr Kuyper nu ook
moge redeneeren, niet een zijner toespraken
maakte op ons zulk een indruk van half
slachtigheid als juist zijn openingsrede voor
het christelijk sociaal congres.
Hij draait en wringt zijne woorden om
wel veel maar toch wêer niet te veel te
zeggenhij doet moeite zijne anti-revoluti-
onnaire beginselen niet te verloochenen, en
toch behaalt zijn revolutionnair, zijn demo
cratisch gevoel nu en dan de overhand.
Hier roept hij zijn gehoor toe: „Het is
uw roeping, Belijders van onzen Heere Jezus
Christus, met een ernst, die aangrijpt, en
met een nadruk die in de ziel dringt, èn
bij den arme èn bij den rijke, altoos weer
het eeuwige leven op den voorgrond te stellen
Alleen wie ook met een eeuwig leven rekent,
kent van dit aardsche leven den wezenlijken
prijs." 6)
Maar dadelijk als 't ware laat hij hierop
volgen de vermaning, die wij ook van ons
standpunt waardeeren, dat men geven moet
met een hart vol liefdeen niet moet laten
blijken dat het geven u zoo zwaar van het
harte ging. „Dan toch gelooft de minder
bedeelde uwe prediking niet; en daar heeft
hij gelijk in want tegen een theorie van
het geluk hiernamaals, die alleen dienst
doet om u den armen Lazarus hier op aarde
van het lijf te houden, komt al wat aan
waarheidszin in ons is, in verzet". 7)
Dat dr Kuyper de Fransche revolutie
bestrijdt is te verklarenmaar waar hij zelf
aantoont dat zij een natuurlijk gevolg was
van de „onduldbare spanning, welke vorsten-
absolutisme en aristocratische trots in het
leven riepen," 8) daar verbaast het ons dat
hij, met zijn democratisch hart, voor haar geen
woorden van waardeering heeft. Of durfde
hij ook om zijn gehoor zich niet uiten? Is
het de schuld van die revolutie, dat later
de bourgeoisie, de geldaristocratie de overhand
kreegen dat thans weer andere standen
moeten waken tegen overheersching daarvan
en in de bres zich stellen voor hunne rech
ten Is daarom het beginsel, waaruit die
revolutie voortkwam, zoo slecht?
Wij geven daarop geen bevestigend ant
woord en durven niet aannemen dat dr
6) Bladz. 41 en 42.
7) Bladz. 43.
8) Blade, 19,
Kuyper in zijn hart het met ons zoo geheel
oneens zijn zal.
Want evenmin als men de leer van Chris
tus het wijten kan dat zooveel buitensporig
heden in diens naam worden gepleegd; even
min als men het den eenvoudigen stichter
van den christelijke godsdienst tot grief kan
aanrekenen dat, „in stee van discipelen, die
zonder male of buidel uitgingen, rijk gedo
teerde kerkprinsen huizen in prachtige pa
leizen en als opvolgers van den Galileeschen
visscher aan het hoofd der kerk te Rome
een reeks van Pausen, die vorstelijke praal
ten toon spreidden en in een Julius II en
Leo X meer op paganiseering der Christen
heid dan op de kerstening van het wereld-
sche leven bedacht schenen 9)", evenmin
mag men het den mannen, die in 1789 den
strijd aanbonden tegen vorsten-tyrannie en
priester-heerschappij, tot verwijt maken al
wat die revolutie op den voet volgde.
Het goede, wat ontkiemt, wordt zoo vaak
door de omstandigheden verstikten brengt
dikwijls in zijne gevolgen heel wat anders
te weeg dan te verwachten was.
Dr. Kuyper heeft tegen de revolutie het
hoofdbezwaar dat zij een volstrekten omme
keer teweeg bracht in het levensbesef en
de levensbeschouwing der volkeren. 10) Ei-
lieve, dit is juist voor ons een reden om
haar te prijzenen zou dit ook het geval
niet moeten zijn bij hem en de zijnen, die
thans door het optreden voor de sociale
belangen van de mindere standen het prin
cipe huldigen, dat juist aan die nieuwe le
vensbeschouwing ten grondslag ligt?
Ook hier dus meer woorden dan duidelijk
aangegeven stellingen.
En als de revolutie zelve, qua omwente
ling, als middel tot verzet, in hem een be
strijder vindtdan-, vragen wij wat deed
Jezus op godsdienstig gebied anders dan
revolutie teweeg brengen in een bedorven
maatschappijwat heeft dr Abr. Kuyper
zelve anders gepredikt in de kerk, die naar
zijne meening niet meer beantwoordde aan
hare roeping en haar oorsprong
Dit is een onloochenbaar feit, al beweert
de spreker der openingsrede op het eerste
Christelijk sociaal congres ook dat „door
Jezus noch door zijn apostelen ooit revolutie
is gepredikt" 11)
Wij zouden te ver gaan en te veel vor
deren van de aandacht onzer lezers, als wij
dr Kuyper bij al zijne weifelende, fraai
klinkende maar, op den keper beschouwd,
niet steek houdende redeneeringen wilden
volgen. Wij raden hun zeiven liever de
lezing van die belangrijke rede ten zeerste
aanzij zullen dan ook kunnen oordeelen
in hoever onze opmerkingen juist zijn. Wij
willen ten slotte slechts nog even wijzen op
dr Kuyper's standpunt tegenover de sociaal
democratie.
Zelf verklaart hij zich voorstander ervan
om op den socialistischen weg 12) verbetering
in den huidigen toestand te brengen. Ed
toch deinst hij eenigszins voor dat woord
terug, want, zegt hij, na het bestaan der
sociale quaestie geconstateerd te hebben, „wie
van eene sociale quaestie spreekt, bedoelt
hiermee in den algemeensten zin, dat er
ernstige twijfel is gerezen aan de deugdelijk
heid van het maatschappelijk gebouw, waarin
we wonen; en dat er dientengevolge in de
publieke opinie strijd wordt gevoerd over
de hechtere grondslagen, waarop een doel
matiger maatschappelijk gebouw, en dat
beter bewoonbaar is, valt op te trekken. Op
zich zelf ligt dus in het stellen der sociale
quaestie nog volstrekt niet opgesloten, dat
ze moet opgelost in socialistischen zin. De
oplossing, waartoe men geraakt, kan ook
een geheel andere wezen". 13)
Alweer dus eene tegenstrijdigheid.
En dadelijk daarop geeft hij wederom
zich en den zijnen eene ernstige vermaning
door te schrijven „Slechts dit ééne is, zal
er voor u een sociale quaestie bestaan, nood-
9) Bladz. 19.
10) Blad*. 19.
11) Bladz. 15.
12) Bladz. 26.
18) Bladz. 25,
zakelijk, t.w.dat ge de onhoudbaarheid van
den tegenwoordigen toestand inziet, en deze
onhoudbaarheid verklaart niet uit bijkomstige
oorzaken maar uit een fout in den grondslag
zelf van ons maatschappelijk samenleven.
Voor wie dit niet erkent en acht dat het kwaad
te bezweren is door kweeking van vromer
zin, door vriendelijker bejegening oi milder
liefdegave, moge er een religieuse, en moge
er eene philantropische quaestie bestaan,
maar een sociale quaestie bestaat voor hen
niet. Die bestaat voor u dan eerst, zoo ge
architectonische critiek oefent op de men-
schelijke sociëteit zelve, en diensvolgens
eene aidora inrichting van het maatschap
pelijk gebouw gewenscht èn mogelijk acht."14)
Met deze woorden veroordeelt dr Kuypei
de tot heden door zijne geloofsgenooten ge
volgde taktiek maar brengt hij tevens hulde
aan allen, aan liberalen in cluis, die steeds
door daden toonden te begrijpen wat er
gedaan moet worden tot oplossing van de
sociale kwestie.
Zal nu de leider van het hoofddeel der
anti-revolutionnairen zich scharen onder de
socialisten Wie durft zoo iets verwach
ten. Hij waarschuwt ten sterkste tegen het
program der sociaal-democratie doch aan
den anderen kant wijst hij er uitdrukkelijk
op dat het hedendaagsch socialisme zijn
oorsprong niet dankt aan de verwarde
utopieën van dwepers of geboren zou zijn
uit het brein van hongerlijdende heethoofden.
Hij herinnert aan den hoogleeraar Marlo;
aan den minister Rodbertusaan Karl Marx,
Lasalle, Henri George, Schaeffle, Quack, aan
Plato, Griekenland's grooten wijsgeer, die
een ontwerp schreef en aanbeval van een
geheel socialistische staatsinrichting.
„Men kan dan ook zoo schrijft hij
temet zekeren Homerischen lach haast
niet bedwingen, als men, tot voor korten
tijd, ook in onze kringen, van het socialisme
nog soms spreken hoorde als van iets, dat thuis
hoorde bij Jan Rap en zijn maat. Haast
zou men vragen of men dan niet leest, dan
niet meeleeft." 15)
Het is goed dat dr Kuyper zelf dit vraagt;
deden wij het, men zou een storm van ver
ontwaardiging zien opsteken. En de vraag
pleit alweer voor zijne kennis en zijne be
kendheid met zijn eigen kring, die zich
louter bewoog in een bepaalde, zeer eenzijdige
richtingen voor al wat daarbuiten voorviel
blind en doof was en nog is.
Dr Kuyper durft het socialisme naderen
dat wisten wij al lang; en al bevat het
aanhangsel bij zijne rede meer omtrent het
geen hij tot oplossing der sociale kwestie
verwacht en niet verlangt, enkele zinsneden
uit die toespraak bewijzen ons opnieuw dat
hij het vrijwel eens is met wat jaren lang
door socialisten van naam en talent is ge
predikt en waarvoor ook in liberale kringen
een lans is gebroken.
Van algemeen grondbezit is hij niet
afkeerigtegen staatshulp, waar het geldt
den arbeider te beschermen, verzet hij zich
nietintegendeel, al houdt hij ook op dit
punt men vergeve ons die gemeenzame
uitdrukking een slinger om den arm door
te pleiten voor eigen initiatief. 16)
Zoo dobbert dr Kuyper tusschen zijne
democratische neigingen en zijne aristocra
tische vrienden. De laatste moet hij ontzien;
de eerste kan hij onmogelijk verloochenen.
Ze zijn hem te sterk.
Welk een eigenaardige, welk eene lastige
positie nam hij als spreker op het Christelijk
sociaal congres in.
En wie met aandacht naging wat daar
is gesproken en behandeld, zal nog meer
begrijpen hoe moeilijk zijne positie is. Wat
een verschil van inzicht daar tusschen de
heeren en de arbeiders, al zijn ze allen ook
van Christelijker! huize.
„Er is zooveel schade in te halen ver
zekerde dr Kuyper; maar hij scheen met
nieuwen moed bezield, toen hij aan bet
einde van het congres er triomfantelijk op
14j Bladz. 25.
15) Bladz. 26 en 27,
16) Bladz. 41,
wees hoe gelogenstraft is de vrees dat „hij de
eendracht onder de broederen in den weg
staat".
Zou hij waarlijk gelooven dat al praat
men nog zoo ernstig met elkaar al overlegt
men met nog zooveel kalmte de toestand
veel is veranderd, en dit congres rijke
vruchten dragen zal
Wij betwijfelen het en handhaven onze
gisteren reeds geuite meening.
Zij, die pertinent tegen dr. Kuyper zijn,
wendden zich van dit congres af. En onder
hen, die er waren, openbaarde zich nog
vaak zulk eene diepe klove, dat er wel tal
van congressen zullen gehouden moeten
worden vóór die gedempt is.
Dr. Kuyper moge met zekere politieke
slimheid trachten de aristocratie en de „kleine
luyden" tot elkaar te brengen toen hij zijne
rede schreef zal hij wel bemerkt hebben
hoe bezwaarlijk dit valthoeveel staatsmans
wijsheid er toe behoort om dit moeilijk werk
in zijn studeerkamer te volbrengen. En dan,
bij een rede kan men nog een wachter voor
zijn lippen zette n en zijne woorden wikken
en wegen.
Maar eenmaal komt men op het terrein
van de praktijkwaar geen botsingen zijn
te vermijdenbotsingen die het kunstig
opgetrokken, maar toch zoo broze gebouw
in elkaar doen storten.
Dan helpen geene spitsvondige redenee
ringen meer geen zich verbergen achter de
Heilige schrift, zooals op het congres ge
schiedde, wanneer deze of gene een lastige
vraag deed. Dan eischt de arbeider de
practische vruchten van al dat geredeneer.
En de ervaring heeft geleerd dat het gros
der partijgenooten van dr Kuyper hem op
dien weg niet willen volgen dat de arbeider
van hen wel traaie woorden maar geen daden
te wachten heeft. En dan zal zélf de z.g.
geloovige arbeider den rug toekeeren aan
zulke congressen, het terrein latend aan de
„groote heeren" om zich naar hartelust te
vermeien in besprekingen, die de oplos
sing der sociale kwestie geen stap nader
brengen.
Terwijl dan ook tevens blijken zal hoe
ver het nog af is van de vervulling der
profetie, door dr Kuyper gedaan omtrent een
volkomen herstel van het christelijk vertrouwen
tusschen die beide heterogene bestanddeelen.
Naar aanleiding van het ontwerp tot instel
ling van een Orde van Oranje-Nassau schrjjtt
De Amst. (D. v. N.) terecht:
»Ach hemel, wat er in een ridderorde niet
steekt
>Elk jaar vernemen wjj, dat onze betrek
kingen tot de bnitenlandsche mogendheden
van den meest vriendschappeljjken aard zjjn,
en daar moeten we op eens hooren, dat die
aard gevaar loopt, ak wjj niet meer ridderor-
deis kannen aitdeelen. Zonder decoraties geen
vriendschap op den duur
»Ook zjjn de loi niet scheutig met geschen
ken aan musea enz., omdat er voor de gevers
geen uitzient bestaat op een lintje 1Om een
buitenlandsch lintje ^^^mveren gaven Neder
landers hun verzame9H|Btreg in den vreemde.
»Om Godsdienstzinjjd^jkheiden menschen-
liefde te bevorderen worden decoraties ver-
discht. Bah 11 Moet nu zulk een speculeeren
op de jjdelheid niet beneden de waardigheid
zjjn van elke regeering, en zal het niet met
minachting begroet worden door het Neder-
landsche volk
Op die laatste vraag durven wjj nu niet zoo
grif een bevestigend antwoord te geven. De
gdeltuiterjj is nog lang de wereld niet uit.
Wie weet hoe velen die instelling met vreugde
begroeten 1
En als eenig, zjj het ook mager excuus voor
eene regeering, die zulk een belangrjjk ont
werp indient, zon men kunnen aanvoeren, dat
men de wereld nu eenmaal nemen moet zooals
zjj is, en niet krjjgen kan zooals zjj wezen moet.
De heeren Schaepman en Schimmelpenninck
v. d. Oye hebben elk bjj de behandeling van
de militaire noodwet in de afdeelingen dei
Tweede kamer eene nota ingediend,
7"^