hi#!©* cobi. BIJVOEGSEL Middelburg 19 September. FEUILLETON* „Op de proei gesteld." Polderbestuur van Walcheren. Maandag 21 September 1891, no. 222. PARTIJDIGHEID MILLIOENENREDE. VAJT DB VAN Het Dagblad verwjjt den liberalen, dat zjj van de kamerafdeelingen een „onder-onsje" heb ben gemaakt, door alleen liberale presidenten en vice-presidenten te benoemen. Wjj gelooven, dat het blad de bewijzen voo de partijdigheid der liberalen elders moet gaan zoeken, want hier werd er geen geleverd. In de 4e aideeling zaten 7 Katholieken, de heeren Kolkman, Bevers, Van den Berch van Heem stede, Van Kanen, Smits van Open, Schreine- maoher en d' Ansembonrg 4 anti-revolution- nairen en 9 liberalen. De laatsten waren dus in de minderheid en hadden de verkiezing van een president en een vice-president niet in hun macht. Wie had dan gekozen moeten worden? Natuurlijk een lid der Centrumpartij tot voor zitter en een anti-revolutionnair tot onder voorzitter. Maar daarvan wilde de Schaepman- fractie niet hooren. Haar haan moest koning kraaien, en het oude spel der overheersching van de groote meerderheid door de kleine minderheid opnieuw beginnen. Wie zich zeiven echter eerbiedigt, laat zich niet dwingen door hen, die daartoe geen recht hebbenen zoo was eenvoudig de Schaepman-fractie de oorzaak, dat in de afdeelingsbesturen niet anders dan liberalen gekozen werden. Ook de Standaard heeft het druk over de partijdigheid der liberalen. Zjj hebben gedaan wat zjj zoo dibwjjls anderen verweten hebben, nl. een Staats-commissie ingesteld om de rege- ing van de administratieve rechtspraak voor te bereiden en daarin enkel liberalen benoemd. Nadat Bergansius een staatscommissie in stelde, kan men dit kwalijk anderen verwijten, en hp was in de samenstelling der commissie niet minder partjjdig dan thans de liberalen, want hp benoemde bijna uitsluitend voorstanders van den persoonlijken dienstplicht. En wat deden nu de liberalen Zjj benoemden niet enkel liberalen maar plaatsten een katho liek in de commissie, nl. den heer mr Seydlitz, lid van Ged. staten van Limburg, 't Is waar, dit mishaagt alweer het Dagblad, omdat de heer Seydlitz »tot de geestverwanten van mr Haffmans behoort, en de dissidente katholieken das tevreden kunnen zjjn", maar wat er aani te doen? Door hunne dwaze en onhandige' politiek hebben de fractiën, die nu razen en tieren, zich zei ven ongelukkig gemaakt, en er wordt zelfs niemand gevonden, die medelijden met ze heeft." Aldus schrijft de Maasbode. Omtrent die z. g. partijdigheid bp het aan wijzen van voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen merkt ook het Hbld op dat de schuld bp de minderheden zelve ligt. Het lot wjjst aan, zegt het blad, in welke der vjjf afdeelingen elk lid der kamer zitting zal nemen. Zoo kunnen er in ésn of meer afdeelingen een zeer groot aantal partjjgenooten bjjeen gevoegd worden, die er alsdan de meer derheid vormen maar ook kunnen de richtin gen naar de sterkte, die zp in de kamer hebben, in al de afdeelingen zpn vertegenwoordigd. Gebeurt het eerste, dan zal ook de centrale sectie, welke uit de voorzitters der afdeelingen en den voorzitter der geheele kamer wordt gevormd om de regeling der werkzaamheden te ontwerpen, een verkleind beeld der kamer bevatten. In het laatste geval zal de meerder heid der kamer in alle afdeelingen zegevieren en de centrale sectie enkel uit hare aanhangers bestaan. In den regel zal geen van beide gevallen uitsluitend voorkomenmaar in eenige afdee lingen zal men de verhouding, die in de kamer voorkomt, terugvinden, in een of twee andere zal het grootste getal van een bepaalde rich- Uit het Engelsch. Door de Schrijfster van MOLLY BAWN. Zp was een van die meisjes, die meer aan trekkelijk dan schoon zpn, omdat hare trekken lang niet onberispelijk waren. Haar huid was echter als satjjn zacht en bleek met een fijn blosje en op haar laag breed voorhoofd golfde het welige bruine haar, dat nog nooit geknipt was. Het was inderdaad zoo geboren en woei rechts en links, zooals de wind het goed vond, had hier en daar een goud tintje en droeg veel bp tot de veroveringen, die zjj maakte. Haar eerste seizoen was een groote zege praal geweest, zoodat haar broeder, lord Hartley, terstond bezorgd over haar werd. Men zag haar nooit zonder een of twee jongelieden, die haar volgden, waarheen zp ook ging, niet alleen op bals en partpen in Londen, maar zelfs later naar Tyrol en de Schotsche Hoog landen, of waarheen de Hartley's reisden. Lady Hartley was zelfs overtuigd dat, als zp den winter aan de Hudsonbaai wilden doorbrengen, dit heeren daar bp tjjd en wjjle ook zouden ting zpn, zoodat ook de minderheid in de centrale sectie kan worden vertegenwoordigd. Ook ditmaal heeft het lot dat mogeljjk gemaakt, maar het is de schuld der minderhe den zelf dat geen uit haar midden tot afdee- lingsvoorzitter is benoemd. In de eerste, derde en vjjfde afdeeling heeft het lot telkens 11 liberalen en 9 anti-liberalen saamgebracht. Dus dezelfde verhouding als de geheele kamer aanbiedt, die ongeveer 55 liberalen tegen 45 clericalen telt. De tweede afdeeling echter telt 13 liberalen en slechts 7 uit de oppositie. Daaruit volgt, dat in de vierde afdeeling de cjjfers zpn 11 anti-liberalen tegen 9 liberalen. Daar hadden dus de eersten het in hun macht een voorzitter en ondervoorzitter uit hun midden aan te wpzen. Toch is dit niet geschied: de heeren Roëll en Van der Kaay werden gekozen. Waren de elf anti-liberalen niet allen opgekomen of wilden de anti-revolutionnairen niet op katholieken stemmen en omgekeerd vraagt het Hbld en de Maasbode geeft daarop hierboven het ant woord. De liberalen mochten na de loting verwach ten, dat de vierde afdeeling twee leden der minderheid in haar bureau zou kiezen. Dat dit niet geschied is, heeft de minderheid alleen aan eigen slapheid of verdeeldheid te wpten. Bjj de aanvaarding van het presidentschap der Tweede kamer hield Vrjjdag de heer mr J. G. Gleichman na door den heer Yan der Schrieck geluk gewenscht te zpn met het be- wjjs van onderscheiding, door de kamer, en het bl\jk van vertrouwen, door H. M. de koningin regentes hem geschonken de volgende toe spraak »Mjjne heeren 1 Op uwe vereerende voordracht door Hare Majesteit de koningin-weduwe-regen- teB tot voorzitter benoemd, gevoel ik levendig het gewicht van de mjj opgedragen taak. Al mjjne krachten zal ik inspannen om haar naar behooren te vervullen. Ik vraag daarbp den steun van u allen, mjjne heeren 1 Ik vraag dien met aandrang, waar ik de plaats inneem, door zoovelen vóór mjj, ook door mjjn geachten onmiddellpken voorganger, aan wiens bekwame leiding ik hulde breng, zoo talentvol bekleed. Groot verschil van gevoelen zal ook in het nieuwe tjjdvak, dat wjj ingaan, zich onderons openbaren. Mpn streven zal het zpn, overeenkomstig de goede traditie waardoor onze vertegenwoordiging zich kenmerkt, de onbelemmerde uiting van ieders meening te helpen verzekeren. Uwerzjjds zult gjj mjj, mag ik hopen, ter zjjde staan bp de handhaving van orde en regelmaat naar de bepalingen van ons reglement van orde. Waarin wjj voor het overige ook mogen verschillen in verknochtheid aan het Huis van Oranje, in ernstige opvatting van onze plichten jegens het vaderland zullen wjj éen zpn. Beantwoorden wjj het in ons gestelde vertrouwen door ons van die plichten jjverig en welberaden te kwjjten. Ik brengmpn dank aan den waardigen tjjdeljjken voorzitter voor de vriendeljjke, door mjj op hoogen prjjs gestelde woorden, tot mjj gesproken. Met den wensch dat onze beraadslagingen en besluiten bevorderljjk mogen zpn aan het heil van het geheele Nederlandsche volk, dat wjj vertegenwoordigen, verklaar ik het voor zitterschap van de Tweede kamer der Staten- generaal te aanvaarden." De min. van fin. maakt aan belanghebbenden bekend, dat gedurende de maanden Oct., Nov. en Dec. a. s. dageljjks, Zon- en feestdagen uit gezonderd, ten kantore van de betaalmeesters in de arrondissementen, de voldoening zal plaats hebben der in de verschillende Groot boeken ingeschreven pensioenen ten laste van den Staat, loopende over de derde drie maanden van het jaar 1891. Het gewjjzigd Ontwerp-Adres van antwoord der Tweede kamer op de Openingsrede luidt als volgt »Mevrouw 1 Het was voor de Tweede kamer een hoogge waardeerd voorrecht, Uwe Majesteit te midden van de vertegenwoordigers van het Nederland sche volk te mogen zien, teneinde de gewone zitting der Staten-Generaal in naam der Koningin te openen. Yoor de gedane mededeelingen betuigen wjj Uwer Majesteit onzen eerbiedigen dank. verschjjnen, om haar schoonzuster het hof te maken. En het waren niet eens altjjd dezelfde hee ren, dat maakte de zaak nog erger. Juffrouw Charteris was in vele opzichten zeer handig, doch het handigst van alles in de kunst om zich van een aanbidder af te maken, als hp haar begon te vervelen. Die handigheid werd echter weinig gewaardeerd door lady Hartley, wie dan gewoonlpk de taak te beurt viel om den beleedigde te troosten en op te beuren. Zjj was dus genoodzaakt veel aan Sophie te den ken en op dit oogenblik maakte zjj zich bjj- zonder ongerust over haar, daar zp vreesde dat zjj een zeer goede partjj zou afslaan. Lady Hartley was zelve nog jong en hield wel van haar schoonzuster, ofschoon zjj het zeer onver standig vond en volstrekt niet wist hoe zjj met haar moest omgaan. Zjj was een zeer lieve vrouw doch wel een weinig geneigd tot klagen en zwaartillendheid. Zjj was ook een uitstekende moeder, die zich veel met hare kinderen bemoeide, ook misschien wel een weinig zwaar op de hand. Op dit oogen blik tobde zjj over tweeërlei dingen het tan den krjjgen van haar baby, waarover zjj zich zóo ongerust maakte, alsof zjj nog geen drie andere babies ditzelfde gevaar had zien over leven, en haar vrees dat Sophie zou eindigen met de hand van lord Elston die een aan zienlek vermogen omsloot af te slaan. Zjj was verdeeld tusichen deze twee zorgen, toen Met levendige ingenomenheid vernamen wjj van Uwe Majesteit, dat het Haar streven zal zpn, de hervormingen in de wetgeving en staats bestuur, waarvan de noodzakelijkheid is erkend en waartoe de grondwetsherziening den weg heeft geopend, tot stand te komen. Gaarne verklaren wjj ons bereid, Uw Majesteit in dit streven krachtig ter rjjde te staan. Wp beschouwen het als een onzer voornaamste plichten tot eene nadere regeling van het kiesrecht mede te werken. Uwe Majesteit zal ons mede bereid vinden aan de behandeling der overige voorstellen, waarvan de indiening is aangekondigd, onze beste krachten te wjjden. Het welzjjn der overzeesche bezittingen, dat ons, evenals Uwer Majesteit, zeer ter harte gaat, zullen wjj naar vermogen trachten te bevorderen. Hoogeljjk waardeeren wjj, dat zee- en land macht, waar van haar meer dan gewone in spanning wordt gevorderd, op loffeljjke wjjze haren plicht betrachten. Wp hopen, dat de goede vruchten, welke Uwe Majesteit verwacht van samenwerking met de Koloniale Staten in Suriname, zullen worden verkregen. Het is ons ernstig voornemen te beantwoor den aan het vertrouwen, waarmede Uwe Ma jesteit onze medewerking inroept tot verzeke ring van de stoffeljjke en zedeljjke welvaart van het Nederlandsche volk. Moge de arbeid van Uwe Majesteit en van de volksvertegenwoordiging onder Gods zegen Btrekken tot blpvend welzjjn van het dierbaar Vaderland 1" De gisteren te 's Gravenhage op 55-jarigen leeftpd overleden kolonel J. H. Verschoor, com mandant van het regiment grenadiers en jagers, heeft een hoogst eervolle militaire loopbaan achter zich. In 1886 werd hjj van het 3ereg. infanterie als majoor der jagers overgeplaatst bjj het garnizoen der residentie, waarvan hjj slechts korten tijd deel uitmaakte, dewjjl de heer Verschoor in het daarop volgende jaar bevorderd werd tot luitenant-kolonel bjj het 7e regiment infanterie, met standplaats te Naarden. Maar even kort daarop werd hp wegens zpn bekwaamheden in rang overge plaatst bjj den generalen staf en vervulde hjj de functie van chef van den staf der 2e divisie. In 1889 keerde hjj weder bjj het wapen der infanterie terug om zich als overste het com mando over het regiment grenadiers en jagers te zien opgedragen. Wjjlen Z. M. de koning benoemde hem tot adjudant in buitengewonen dienst, weldra ge volgd dóór zpn bevordering tot kolonel bjj genoemd corps. De kolonel Verschoor werd in militaire kringen hooggeacht en stond bekend als een hoogst respectabel en rechtvaardig korpscom mandant, bjj zpn ondergeschikten zeer gezien. Hjj was versierd met het officierskruis der Eikenkroon. Van alle zjjden met de N. R. Crt. aan het hoofd wordt den nieuw benoemden burgemeester van Amsterdam, den heer mr S. A. Vening Meinesz.inde Rotterdamsche kringen hulde gebracht; maar de meest welsprekende getuigenis is die van de Maasbode, omdat zjjne redactie niet behoort tot de geestverwanten van den thans vertrekkenden Rotterdamschen schout en zoo geheel vrjj is van overdreven vleierjj. Diens oordeel vinden wjj daarom belangrpk genoeg om even aan te halen. Genoemd ka tholiek blad dan schrjjft »Het vertrek van onzen burgemeester heeft ongetwjjfeld onder geheel onze bevolking leed wezen gewekt. Men heeft er lang van gehoord doch aan de juistheid van het gerucht niet willen gelooven, omdat de heer Vening Meinesz hier bjj alle partpen gezien was wegens zpn krachtig jjveren voor den bloei der stad en zjjne welwillendheid jegens ieder, die hem naderde omdat hjj dus hier een positie innam, die hem aangenaam moest zpn, terwjjl te Amsterdam moeiljjkheden van allerlei aard hem wachten, 't Is echter de eigenaardigheid van sterke gees ten, dat zjj daar niet tegen op zien, ja, soms die zelfs zoeken, en hierdoor alleen kan, dunkt ons, het besluit des burgemeesters om naar Amsterdam te gaan verklaard worden." »Tien jaar lang heeft de burgemeester zjjne beste krachten aan onze stad gewjjd, en de annexatie van Delfshaven zal de voorname herinnering aan zpn burgemeesterschap bljjven, de deur openging en Sophie hare kamer betrad. «Scheelt er iets aan, Molly?" vroeg deze na een onderzoekenden blik op het zachte gelaat harer schoonzuster geworpen te hebben. Lady Hartly was zeer behoorljjk Mary gedoopt door een aartbisschop, maar Sophy noemde haar nooit anders dan Molly, 't geen natuurljjk een beproeving voor haar was. Zjj stapte met haar vluggen, lichten tred de kamer door, leunde over den stoel harer schoonzuster en vroeg»Zjjn de kinderen allemaal wel Is de tand van Baby nog niet door Gjj kjjkt alsof iemand u erg beknord had." «Ik heb allerlei, dat mjj hindert," zei lady Hartley met een zucht. »En ik maak mjj natuurljjk ongerust over Baby." «Over dien grooten stevigen Baby riep juffrouw Charteris lachende uit. «Mollylief hoe kunt gjj zoo dwaas zjjn Ik hoop dat het alleen door het tanden krjjgen is, dat hjj tusschenbeide toegeeft aan die afgrjjseljjke driftbuien." »0 neen 1 Hjj is niet driftighet is een engel van zachtheid," viel de moeder verwjjtend in. »Ik ben overtuigd dat het alleen de schuld is van die ellendige kralen, die zpn groot moeder hem gezonden heeft." «Waarom geeft gjj ze hem dan Waarom koopt gé hem geen gewone ring Edith heeft nooit ietB anders gehad. Een dikke, zachte guttaper cha ring; dat is wel niet mooi, maar babies houden er van en dat ia natuurljjk de hoofdzaak." omdat zjj de basis was van groote plannen ten bate van Rotterdam. Natuurljjk hebben wjj ons niet altjjd kunnen vereenigen met wat de heer Meinesz deed of aan den raad voorstelde, maar dit had zpn grond in het verschil van richting en zal dus wel zoo bljjven, zoolang wp een liberalen burgemeester hebben. En bewaarheid heeft hjj wat hjj op 15 Febr. 1886 zeide in de rede, waarmede hjj zjjne functie aanvaardde «ik kom hier niet als burgervader maar als regent." Maar al was de burgemees ter dan ook nooit populair, hjj was een goed regent, genaakbaar voor ieder, luisterend naar elke klacht en daaraan tegemoetkomend als hjj kon. Wie hem van de rechtvaardigheid zjjner zaak wist te overtuigen, kwam bjj den burgemeester nooit aan een verkeerd kantoor. En daarom achtten wjj dezen regent boog, en doet het ons leed, dat hjj heengaat. «En 't is dezelfde achting voor hem, die ons de hoop doet koesteren, dat het hem in Amsterdam goed moge gaan, en hjj het nooit zal hebben te betreuren, dat hjj Rotterdam verlaten heeft." Als zpn opvolger worden genoemd de heeren mr J. van Gennep, lid der Eerste kamer en lid van den raad, jhr Van Citters, wethouder te Rotterdam en oud-burgemeester van Delfs haven, en mr Roest, burgemeester van Den Haag. Aan die rede, Vrjjdag in de Tweede kamer door den minister van financiën bjj de indiening der staatsbegrooting voor 1892 uit gesproken, is het volgende ontleend: De middelen voor het dienstjaar 1892 worden geraamd op een bedrag van 127.600.150, tegenover voor 1891 126.536.025. En dus meer voor 1892 f 1.064.125. De uitgaven zpn geraamd op /T29.959.038.10j tegen 187.335.680.31J inclusief de toegestane verhoogingen in 1891. Dus op f 7.376.642 21 minder dan ten vorigen jare. Een belangrpk versohil, maar ik moet u terstond doen opmerken dat het veel geringer is dan het schjjnt, want voor ver het grootste gedeelte is het veroorzaakt door het weglaten uit het Vile hoofdstuk B der begrooting 1892 van den bekenden post van 5.000.000 voor ontmunting van zilver, ingevolge de wet van 27 April 1884 Staatsblad no 97). De beteekenis dezer weglating is, dat ik geene uitgaven voor zilverontmunting verwacht. Het is mjjne over tuiging, dat de waardevastheid van ons ruil middel thans aanmerkeljjk beter is verzekerd dan eenige jaren geleden het geval was, zoodat de Staat zich, althans in 1892, geene uitgaven voor dat doel zal behoeven te getroosten. Mocht de toestand anders worden, dan zou ik geen oogenblik aarzelen de noodige stappen te doen tot uitvoering der wet van 1884. Het crediet van ons land rust voor een goed deel op het ongeschokt vertrouwen in ons ruilmiddel, en de wet van 1884 geeft aan dat vertrouwen een stevigen grondslag. Tot de vermindering van het totaal bedrag der voor 1892 geraamde uitgaven wordt in de tweede plaats bjjgedragen door het departement van waterstaat, handel en np verheid. Het eindepfer van het IX hoofdstuk is f 1.648.758 lager dan de som, die daarvoor voor het loopend dienstjaar is toegestaan. Intussohen moet ook hier op het een en ander gelet worden. Alleen voor twee groote werken den aanleg der staatsspoorwegen en van het Merwedekanaal welke hunne vol tooiing naderen, is voor 1892 f 2.452.000 min der noodig geacht dan voor 1891 is toegestaan. (Voor de bjjdrage spoorwegbegrooting werd aangevraagd voor 1892 276.950, tegen f 1.350.000 voor 1891voor het Merwedeka naal 382.350 in 1892, tegen f 1.761.300 in 1891). Vervolgens is de begrooting van het VlIIe hoofdstuk (oorlog), in vergelijking met 1891 f 703.592 lagereene verlaging, die voor het grootste gedeelte hare oorzaak vindt in de vermindering van de bjjdrage voor de voltooiing van het vestingstelsel, waarvoor in 1891 2.052 000 en in 1892 1.300.000 bestemd is. Eindeljjk teeken ik aan, dat minder dan de voor 1891 toegestane credieten wordt aange vraagd voorHoofdstuk II (hooge college van staat en kabinet der koningin) 972.00, hoofd stuk IV (justitie) J 33.490.00, hoofdstuk VI (marine) ƒ272.821.92, hoofdstuk VIIjA (nationale schuld) 143.024.72j, hoofdstuk X (koloniën) 55.284.86J. Daartegenover is m eer noodig voorhoofdstuk «En hoe moet ik daar aankomen, hier in dit afgelegen oord?" hernam lady Hartley op hulpeloozen toon. «Ik zal aan George schrjjven. Zooals gjj weet komt hjj overmorgen voor die tooneel- voorstellingen over, en kan er dus een mee brengen." «George 1" herhaalde lady Hartley met schrik. «Gjj meent toch niet dat gjj aan George schrjjft?" «Nu en dan." «Na al wat er in het voorjaar tusschen ulieden is voorgevallen? Denkt gjj dat dit lord Eston zou aanstaan, als hjj het vernam?" «Dat weet ik niet en kan het dus niet zeggen." «Sophie 1" sprak lady Hartley op plech- tigen toon. «Ik hoop dat gjj geen dwaasheden ten opzichte van lord Elston zult begaan." «Dat hoop ik waarlpk ook niet," her nam de andere nog plechtiger, doch zp be dierf alles later weer door haar lachen. «Het tis bepaald verkeerd van u om George aan te moedigen. En gjj moet weten dat een brief van u in zpn tegenwoordige gemoedstemming genoeg is om de oudejwonde weer open te rjjten. Kom, Sophie zeg mjj nu eens ronduit„Bemint gjj lord Elston, of bemint gjj hem niet Juffrouw Charteris bleef een oogenblik in het vuur staren en zei toen op hoogst on verschilligen toon«Ik weet het niet zeker". -— «Die ellendige uitdrukking 1 Daar heb ik I (huis der koningin) f 11.000, hoofdstuk III (buitenlandsche zaken) f 2871, hoofdstuk V (binnenlandsche zaken) f 444.177.54. Deze laatste uitgave vloeit bjjna geheel voort uit de kosten van de uitvoering der wet op het lager onderwps. Wat is van dat alles de slotsom Naar de methode te werk gaande, die ik ten aanzien van de drie vorige dienstjaren heb ge volgd, zou ik tot het resultaat moeten komen, dat het dienstjaar 1892 een batig saldo zal opleveren van ruim f 600.000. Want hoewel de geraamde uitgaven de geraamde middelen met 2.358.88S.10J te boven gaan, zoo leert de ondervinding, dat de uitgaven gewoonlpk ruim 3.000 000 beneden de raming bljjven. Maar zal ditzelfde ook in 1892 gebeuren? Ik mag u deze gunstige uitkomst niet voor spiegelen, want suppletoire credieten kunnen ditmaal zeer noodig zpn; want de noodzake lijkheid van sommige uitgaven, die het eerst onlangs opgetreden kabinet nog niet ten volle kon beoordeelen, zal later wellicht bljjken. Zelfs dan echter, wanneer nog eenige meer dere uitgaven moeten geschieden.kan het dienst jaar 1892 zonder een tekort sluiten. Nog twee punten heb ilr aan te roeren, alvorens te eindigen. Het eerste betreft den toestand der kas, die een bljjvende versterking zal noodig hebben. Nog altjjd bleven ongedekt de tekorten op de dienstjaren 1885 tot 1891, totaal /38.912.158.91 J, waartegenover beschikbaar zpn het saldo voor de geldleening van 1884 ad 2.369.343 en het batig saldo der staatsrekening 1889 f 481.313.61, te zanten 2.850.656.61. Bljjft een ongedekt tekort van 36.061.502.30J- Er moet gedacht worden aan maatregelen om in deze tekorten geheel of ten deele te voor zien want de vlottende schuld, ongerekend het debet saldo bjj de Nederlandsche bank, en de daarvoor in pand gegeven schatkistbiljetten, zal binnen weinige dagen geklommen zpn tot ƒ7.500.000, en duurzame aanwas van die schuld moet niet slechts tegengegaan, maar de schuld zelve geconsolideerd worden. Het tweede en laatste punt betreft een onder werp, dat wegens zpn nauw verband met de geldmiddelen, hier niet onaangeroerd mag bljj ven, ons belastingstelsel. Wat moet geschieden om daarin verbetering te brengen en welke orde moet bjj het invoeren der gewenschte verbeteringen worden inacht genomen Vergunt mjj U openhartig bloot te leggen, wat, naar mjjne overtuiging, groote fouten van ons belastingstelsel zpn. Ten eerste worden minder vermogenden te zwaar gedrukt. Wat zjj betalen aan personeel, aan accpnzen, staat in vele gevallen buiten verhouding tot hetgeen aan meergegoeden is opgelegd. Ten tweede zpn sommige belastingen, hoBwel in beginsel niet afkeurenswaard, onbillpk ge regeld. Als voorbeeld noem ik de patentbe lasting. Ten derde zpn met sommige retributiën belastingen vereenigd. Deze vereeniging, in theorie nooit aan te bevelen, wordt hinderljjk wanneer zulke belastingen zeer zwaar zpn. Het is onncodig te zeggen, dat ik hier de even redige registratierechten op het oog hebook na de verbeteringen van 1882 hebben zjj een grondige herziening noodig. Bovendien iB de wetgeving op de gemeente- financiën gebrekkig. Groote gemeentelijke uitgaven moeten veelal geschieden voor oogmerken van niet zuiver plaatselijk belang; en de gemeentebesturen kunnen niet allen treffen, die tot de plaatse lijke uitgaven behooren bp te dragen. Sommige dezer fouten zpn Blechts te ver beteren na een omvangrpk onderzoek; andere eerst, nadat zekere hervormingen zjjn vooraf gegaan. Doch aan de verwjjdering van enkele kan terstond de hand worden geslagen, en deze overweging bepaalt van zelf de gedrags lijn der regeering. Moge zjj bp hare voorstellen tot verbetering van het belastingwezen kunnen rekenen op uwe medewerking. Algemeene vergadering van heden, Zaterdag, morgen te 10 uren. Voorzitter de heer D. A. Dronkers. Tegenwoordig 20 leden. nu genoeg van. Bedenk iets anders wat ik u bidden mag. Neen, bljjf daar niet staan. Kom hier, dat ik u kan aanzien. Weet gjj wel dat die chronische kwaal van u om het niet zeker te weten, maakt dat er onder de vrienden veel over u gesproken wordt? En gp weet wel dat dit zeer ongewenscht is voor een meisje, dat zult gjj toch moeten toegeven. En gp weet ook dat, als de menschen beginnen te praten, zjj van geen uitscheiden weten". «Dat weet ik", zei juffrouw Charteris, met een grappigen blik om zich heen ziende. «Dat ziet zeker op mjj maar ik trek het mjj niet aan. Ik zal mpn plicht doen, wat er ook van kome. En zeg mjj nu eens wat gjj op lord Elston aan te merken hebt?" «Hp is te rpk en te jaloersch". «Zpn jaloezie bewjjst dat hjj u lief heeft. En als zpn rpkdom hem in den weg staat dan is dat wel de eerste maal dat ik hiervan een bezwaar heb hooren maken. En gjj moest de laatste zpn om dit te zeggen, daar gij ver leden jaar George afgewezen hebt, omdat hp te arm was". «Dat bewijst alleen, hoe ik uitersten ver foei. George is te arm en lord Elston te rpk". «Malligheid. Ik begin te gelooven dat gjj een stille liefde voor George hebt". nIk hoop dat gjj u vergist. Ik hoor dat hjj, ondanks de genegenheid, die hjj volgens uw zeggen, voor mp blpft koesteren, het slachtoffer is geworden van de beaux yeux der jongste

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 5