hi#!©* cobi.
BIJVOEGSEL
Middelburg 19 September.
FEUILLETON*
„Op de proei gesteld."
Polderbestuur van Walcheren.
Maandag 21 September 1891, no. 222.
PARTIJDIGHEID
MILLIOENENREDE.
VAJT DB
VAN
Het Dagblad verwjjt den liberalen, dat zjj
van de kamerafdeelingen een „onder-onsje" heb
ben gemaakt, door alleen liberale presidenten
en vice-presidenten te benoemen.
Wjj gelooven, dat het blad de bewijzen voo
de partijdigheid der liberalen elders moet gaan
zoeken, want hier werd er geen geleverd. In de
4e aideeling zaten 7 Katholieken, de heeren
Kolkman, Bevers, Van den Berch van Heem
stede, Van Kanen, Smits van Open, Schreine-
maoher en d' Ansembonrg 4 anti-revolution-
nairen en 9 liberalen. De laatsten waren dus
in de minderheid en hadden de verkiezing van
een president en een vice-president niet in hun
macht. Wie had dan gekozen moeten worden?
Natuurlijk een lid der Centrumpartij tot voor
zitter en een anti-revolutionnair tot onder
voorzitter. Maar daarvan wilde de Schaepman-
fractie niet hooren. Haar haan moest koning
kraaien, en het oude spel der overheersching
van de groote meerderheid door de kleine
minderheid opnieuw beginnen. Wie zich zeiven
echter eerbiedigt, laat zich niet dwingen door
hen, die daartoe geen recht hebbenen zoo
was eenvoudig de Schaepman-fractie de oorzaak,
dat in de afdeelingsbesturen niet anders dan
liberalen gekozen werden.
Ook de Standaard heeft het druk over de
partijdigheid der liberalen. Zjj hebben gedaan
wat zjj zoo dibwjjls anderen verweten hebben,
nl. een Staats-commissie ingesteld om de rege-
ing van de administratieve rechtspraak voor
te bereiden en daarin enkel liberalen benoemd.
Nadat Bergansius een staatscommissie in
stelde, kan men dit kwalijk anderen verwijten,
en hp was in de samenstelling der commissie
niet minder partjjdig dan thans de liberalen,
want hp benoemde bijna uitsluitend voorstanders
van den persoonlijken dienstplicht.
En wat deden nu de liberalen Zjj benoemden
niet enkel liberalen maar plaatsten een katho
liek in de commissie, nl. den heer mr Seydlitz,
lid van Ged. staten van Limburg, 't Is waar,
dit mishaagt alweer het Dagblad, omdat de
heer Seydlitz »tot de geestverwanten van mr
Haffmans behoort, en de dissidente katholieken
das tevreden kunnen zjjn", maar wat er aani
te doen? Door hunne dwaze en onhandige'
politiek hebben de fractiën, die nu razen en
tieren, zich zei ven ongelukkig gemaakt, en er
wordt zelfs niemand gevonden, die medelijden
met ze heeft."
Aldus schrijft de Maasbode.
Omtrent die z. g. partijdigheid bp het aan
wijzen van voorzitters en ondervoorzitters der
afdeelingen merkt ook het Hbld op dat de schuld
bp de minderheden zelve ligt.
Het lot wjjst aan, zegt het blad, in welke
der vjjf afdeelingen elk lid der kamer zitting
zal nemen. Zoo kunnen er in ésn of meer
afdeelingen een zeer groot aantal partjjgenooten
bjjeen gevoegd worden, die er alsdan de meer
derheid vormen maar ook kunnen de richtin
gen naar de sterkte, die zp in de kamer hebben,
in al de afdeelingen zpn vertegenwoordigd.
Gebeurt het eerste, dan zal ook de centrale
sectie, welke uit de voorzitters der afdeelingen
en den voorzitter der geheele kamer wordt
gevormd om de regeling der werkzaamheden
te ontwerpen, een verkleind beeld der kamer
bevatten. In het laatste geval zal de meerder
heid der kamer in alle afdeelingen zegevieren
en de centrale sectie enkel uit hare aanhangers
bestaan.
In den regel zal geen van beide gevallen
uitsluitend voorkomenmaar in eenige afdee
lingen zal men de verhouding, die in de kamer
voorkomt, terugvinden, in een of twee andere
zal het grootste getal van een bepaalde rich-
Uit het Engelsch.
Door de Schrijfster
van MOLLY BAWN.
Zp was een van die meisjes, die meer aan
trekkelijk dan schoon zpn, omdat hare trekken
lang niet onberispelijk waren. Haar huid was
echter als satjjn zacht en bleek met een
fijn blosje en op haar laag breed voorhoofd
golfde het welige bruine haar, dat nog nooit
geknipt was. Het was inderdaad zoo geboren
en woei rechts en links, zooals de wind het
goed vond, had hier en daar een goud tintje
en droeg veel bp tot de veroveringen, die zjj
maakte.
Haar eerste seizoen was een groote zege
praal geweest, zoodat haar broeder, lord
Hartley, terstond bezorgd over haar werd. Men
zag haar nooit zonder een of twee jongelieden,
die haar volgden, waarheen zp ook ging,
niet alleen op bals en partpen in Londen, maar
zelfs later naar Tyrol en de Schotsche Hoog
landen, of waarheen de Hartley's reisden. Lady
Hartley was zelfs overtuigd dat, als zp den
winter aan de Hudsonbaai wilden doorbrengen,
dit heeren daar bp tjjd en wjjle ook zouden
ting zpn, zoodat ook de minderheid in de
centrale sectie kan worden vertegenwoordigd.
Ook ditmaal heeft het lot dat mogeljjk
gemaakt, maar het is de schuld der minderhe
den zelf dat geen uit haar midden tot afdee-
lingsvoorzitter is benoemd.
In de eerste, derde en vjjfde afdeeling heeft
het lot telkens 11 liberalen en 9 anti-liberalen
saamgebracht. Dus dezelfde verhouding als
de geheele kamer aanbiedt, die ongeveer 55
liberalen tegen 45 clericalen telt.
De tweede afdeeling echter telt 13 liberalen
en slechts 7 uit de oppositie. Daaruit volgt,
dat in de vierde afdeeling de cjjfers zpn 11
anti-liberalen tegen 9 liberalen. Daar hadden
dus de eersten het in hun macht een voorzitter
en ondervoorzitter uit hun midden aan te wpzen.
Toch is dit niet geschied: de heeren Roëll en
Van der Kaay werden gekozen. Waren de elf
anti-liberalen niet allen opgekomen of wilden
de anti-revolutionnairen niet op katholieken
stemmen en omgekeerd vraagt het Hbld en
de Maasbode geeft daarop hierboven het ant
woord.
De liberalen mochten na de loting verwach
ten, dat de vierde afdeeling twee leden der
minderheid in haar bureau zou kiezen. Dat
dit niet geschied is, heeft de minderheid alleen
aan eigen slapheid of verdeeldheid te wpten.
Bjj de aanvaarding van het presidentschap
der Tweede kamer hield Vrjjdag de heer mr
J. G. Gleichman na door den heer Yan der
Schrieck geluk gewenscht te zpn met het be-
wjjs van onderscheiding, door de kamer, en het
bl\jk van vertrouwen, door H. M. de koningin
regentes hem geschonken de volgende toe
spraak
»Mjjne heeren 1 Op uwe vereerende voordracht
door Hare Majesteit de koningin-weduwe-regen-
teB tot voorzitter benoemd, gevoel ik levendig
het gewicht van de mjj opgedragen taak.
Al mjjne krachten zal ik inspannen om haar
naar behooren te vervullen.
Ik vraag daarbp den steun van u allen,
mjjne heeren 1 Ik vraag dien met aandrang,
waar ik de plaats inneem, door zoovelen vóór
mjj, ook door mjjn geachten onmiddellpken
voorganger, aan wiens bekwame leiding ik
hulde breng, zoo talentvol bekleed.
Groot verschil van gevoelen zal ook in het
nieuwe tjjdvak, dat wjj ingaan, zich onderons
openbaren.
Mpn streven zal het zpn, overeenkomstig de
goede traditie waardoor onze vertegenwoordiging
zich kenmerkt, de onbelemmerde uiting van
ieders meening te helpen verzekeren. Uwerzjjds
zult gjj mjj, mag ik hopen, ter zjjde staan bp
de handhaving van orde en regelmaat naar de
bepalingen van ons reglement van orde.
Waarin wjj voor het overige ook mogen
verschillen in verknochtheid aan het Huis
van Oranje, in ernstige opvatting van onze
plichten jegens het vaderland zullen wjj éen
zpn. Beantwoorden wjj het in ons gestelde
vertrouwen door ons van die plichten jjverig
en welberaden te kwjjten.
Ik brengmpn dank aan den waardigen
tjjdeljjken voorzitter voor de vriendeljjke, door
mjj op hoogen prjjs gestelde woorden, tot mjj
gesproken.
Met den wensch dat onze beraadslagingen
en besluiten bevorderljjk mogen zpn aan het
heil van het geheele Nederlandsche volk, dat
wjj vertegenwoordigen, verklaar ik het voor
zitterschap van de Tweede kamer der Staten-
generaal te aanvaarden."
De min. van fin. maakt aan belanghebbenden
bekend, dat gedurende de maanden Oct., Nov.
en Dec. a. s. dageljjks, Zon- en feestdagen uit
gezonderd, ten kantore van de betaalmeesters
in de arrondissementen, de voldoening zal
plaats hebben der in de verschillende Groot
boeken ingeschreven pensioenen ten laste van
den Staat, loopende over de derde drie maanden
van het jaar 1891.
Het gewjjzigd Ontwerp-Adres van antwoord
der Tweede kamer op de Openingsrede luidt
als volgt
»Mevrouw 1
Het was voor de Tweede kamer een hoogge
waardeerd voorrecht, Uwe Majesteit te midden
van de vertegenwoordigers van het Nederland
sche volk te mogen zien, teneinde de gewone
zitting der Staten-Generaal in naam der Koningin
te openen.
Yoor de gedane mededeelingen betuigen wjj
Uwer Majesteit onzen eerbiedigen dank.
verschjjnen, om haar schoonzuster het hof te
maken.
En het waren niet eens altjjd dezelfde hee
ren, dat maakte de zaak nog erger. Juffrouw
Charteris was in vele opzichten zeer handig,
doch het handigst van alles in de kunst om
zich van een aanbidder af te maken, als hp
haar begon te vervelen. Die handigheid werd
echter weinig gewaardeerd door lady Hartley, wie
dan gewoonlpk de taak te beurt viel om den
beleedigde te troosten en op te beuren. Zjj
was dus genoodzaakt veel aan Sophie te den
ken en op dit oogenblik maakte zjj zich bjj-
zonder ongerust over haar, daar zp vreesde
dat zjj een zeer goede partjj zou afslaan. Lady
Hartley was zelve nog jong en hield wel van
haar schoonzuster, ofschoon zjj het zeer onver
standig vond en volstrekt niet wist hoe zjj met
haar moest omgaan. Zjj was een zeer lieve
vrouw doch wel een weinig geneigd
tot klagen en zwaartillendheid. Zjj was
ook een uitstekende moeder, die zich veel met
hare kinderen bemoeide, ook misschien wel
een weinig zwaar op de hand. Op dit oogen
blik tobde zjj over tweeërlei dingen het tan
den krjjgen van haar baby, waarover zjj zich
zóo ongerust maakte, alsof zjj nog geen drie
andere babies ditzelfde gevaar had zien over
leven, en haar vrees dat Sophie zou eindigen
met de hand van lord Elston die een aan
zienlek vermogen omsloot af te slaan. Zjj
was verdeeld tusichen deze twee zorgen, toen
Met levendige ingenomenheid vernamen wjj
van Uwe Majesteit, dat het Haar streven zal
zpn, de hervormingen in de wetgeving en staats
bestuur, waarvan de noodzakelijkheid is erkend
en waartoe de grondwetsherziening den weg
heeft geopend, tot stand te komen.
Gaarne verklaren wjj ons bereid, Uw Majesteit
in dit streven krachtig ter rjjde te staan.
Wp beschouwen het als een onzer voornaamste
plichten tot eene nadere regeling van het
kiesrecht mede te werken.
Uwe Majesteit zal ons mede bereid vinden
aan de behandeling der overige voorstellen,
waarvan de indiening is aangekondigd, onze
beste krachten te wjjden.
Het welzjjn der overzeesche bezittingen, dat
ons, evenals Uwer Majesteit, zeer ter harte
gaat, zullen wjj naar vermogen trachten te
bevorderen.
Hoogeljjk waardeeren wjj, dat zee- en land
macht, waar van haar meer dan gewone in
spanning wordt gevorderd, op loffeljjke wjjze
haren plicht betrachten.
Wp hopen, dat de goede vruchten, welke
Uwe Majesteit verwacht van samenwerking
met de Koloniale Staten in Suriname, zullen
worden verkregen.
Het is ons ernstig voornemen te beantwoor
den aan het vertrouwen, waarmede Uwe Ma
jesteit onze medewerking inroept tot verzeke
ring van de stoffeljjke en zedeljjke welvaart
van het Nederlandsche volk.
Moge de arbeid van Uwe Majesteit en van
de volksvertegenwoordiging onder Gods zegen
Btrekken tot blpvend welzjjn van het dierbaar
Vaderland 1"
De gisteren te 's Gravenhage op 55-jarigen
leeftpd overleden kolonel J. H. Verschoor, com
mandant van het regiment grenadiers en jagers,
heeft een hoogst eervolle militaire loopbaan
achter zich. In 1886 werd hjj van het 3ereg.
infanterie als majoor der jagers overgeplaatst
bjj het garnizoen der residentie, waarvan hjj
slechts korten tijd deel uitmaakte, dewjjl de
heer Verschoor in het daarop volgende jaar
bevorderd werd tot luitenant-kolonel bjj het
7e regiment infanterie, met standplaats te
Naarden. Maar even kort daarop werd hp
wegens zpn bekwaamheden in rang overge
plaatst bjj den generalen staf en vervulde hjj
de functie van chef van den staf der 2e divisie.
In 1889 keerde hjj weder bjj het wapen der
infanterie terug om zich als overste het com
mando over het regiment grenadiers en jagers
te zien opgedragen.
Wjjlen Z. M. de koning benoemde hem tot
adjudant in buitengewonen dienst, weldra ge
volgd dóór zpn bevordering tot kolonel bjj
genoemd corps.
De kolonel Verschoor werd in militaire
kringen hooggeacht en stond bekend als een
hoogst respectabel en rechtvaardig korpscom
mandant, bjj zpn ondergeschikten zeer gezien.
Hjj was versierd met het officierskruis der
Eikenkroon.
Van alle zjjden met de N. R. Crt. aan
het hoofd wordt den nieuw benoemden
burgemeester van Amsterdam, den heer mr S.
A. Vening Meinesz.inde Rotterdamsche kringen
hulde gebracht; maar de meest welsprekende
getuigenis is die van de Maasbode, omdat zjjne
redactie niet behoort tot de geestverwanten
van den thans vertrekkenden Rotterdamschen
schout en zoo geheel vrjj is van overdreven
vleierjj.
Diens oordeel vinden wjj daarom belangrpk
genoeg om even aan te halen. Genoemd ka
tholiek blad dan schrjjft
»Het vertrek van onzen burgemeester heeft
ongetwjjfeld onder geheel onze bevolking leed
wezen gewekt. Men heeft er lang van gehoord
doch aan de juistheid van het gerucht niet
willen gelooven, omdat de heer Vening Meinesz
hier bjj alle partpen gezien was wegens zpn
krachtig jjveren voor den bloei der stad en zjjne
welwillendheid jegens ieder, die hem naderde
omdat hjj dus hier een positie innam, die hem
aangenaam moest zpn, terwjjl te Amsterdam
moeiljjkheden van allerlei aard hem wachten,
't Is echter de eigenaardigheid van sterke gees
ten, dat zjj daar niet tegen op zien, ja, soms
die zelfs zoeken, en hierdoor alleen kan, dunkt
ons, het besluit des burgemeesters om naar
Amsterdam te gaan verklaard worden."
»Tien jaar lang heeft de burgemeester zjjne
beste krachten aan onze stad gewjjd, en de
annexatie van Delfshaven zal de voorname
herinnering aan zpn burgemeesterschap bljjven,
de deur openging en Sophie hare kamer betrad.
«Scheelt er iets aan, Molly?" vroeg deze
na een onderzoekenden blik op het zachte
gelaat harer schoonzuster geworpen te hebben.
Lady Hartly was zeer behoorljjk Mary gedoopt
door een aartbisschop, maar Sophy noemde
haar nooit anders dan Molly, 't geen natuurljjk
een beproeving voor haar was. Zjj stapte met
haar vluggen, lichten tred de kamer door,
leunde over den stoel harer schoonzuster en
vroeg»Zjjn de kinderen allemaal wel Is
de tand van Baby nog niet door Gjj kjjkt
alsof iemand u erg beknord had."
«Ik heb allerlei, dat mjj hindert," zei
lady Hartley met een zucht. »En ik maak mjj
natuurljjk ongerust over Baby."
«Over dien grooten stevigen Baby riep
juffrouw Charteris lachende uit. «Mollylief
hoe kunt gjj zoo dwaas zjjn Ik hoop dat het
alleen door het tanden krjjgen is, dat hjj
tusschenbeide toegeeft aan die afgrjjseljjke
driftbuien."
»0 neen 1 Hjj is niet driftighet is een
engel van zachtheid," viel de moeder verwjjtend
in. »Ik ben overtuigd dat het alleen de schuld
is van die ellendige kralen, die zpn groot
moeder hem gezonden heeft."
«Waarom geeft gjj ze hem dan Waarom
koopt gé hem geen gewone ring Edith heeft nooit
ietB anders gehad. Een dikke, zachte guttaper
cha ring; dat is wel niet mooi, maar babies
houden er van en dat ia natuurljjk de hoofdzaak."
omdat zjj de basis was van groote plannen ten
bate van Rotterdam. Natuurljjk hebben wjj
ons niet altjjd kunnen vereenigen met wat de
heer Meinesz deed of aan den raad voorstelde,
maar dit had zpn grond in het verschil van
richting en zal dus wel zoo bljjven, zoolang
wp een liberalen burgemeester hebben. En
bewaarheid heeft hjj wat hjj op 15 Febr. 1886
zeide in de rede, waarmede hjj zjjne functie
aanvaardde «ik kom hier niet als burgervader
maar als regent." Maar al was de burgemees
ter dan ook nooit populair, hjj was een goed
regent, genaakbaar voor ieder, luisterend naar
elke klacht en daaraan tegemoetkomend als
hjj kon. Wie hem van de rechtvaardigheid
zjjner zaak wist te overtuigen, kwam bjj den
burgemeester nooit aan een verkeerd kantoor.
En daarom achtten wjj dezen regent boog, en
doet het ons leed, dat hjj heengaat.
«En 't is dezelfde achting voor hem, die ons de
hoop doet koesteren, dat het hem in Amsterdam
goed moge gaan, en hjj het nooit zal hebben
te betreuren, dat hjj Rotterdam verlaten heeft."
Als zpn opvolger worden genoemd de heeren
mr J. van Gennep, lid der Eerste kamer en
lid van den raad, jhr Van Citters, wethouder
te Rotterdam en oud-burgemeester van Delfs
haven, en mr Roest, burgemeester van Den Haag.
Aan die rede, Vrjjdag in de Tweede
kamer door den minister van financiën bjj de
indiening der staatsbegrooting voor 1892 uit
gesproken, is het volgende ontleend:
De middelen voor het dienstjaar 1892 worden
geraamd op een bedrag van 127.600.150,
tegenover voor 1891 126.536.025. En dus
meer voor 1892 f 1.064.125.
De uitgaven zpn geraamd op /T29.959.038.10j
tegen 187.335.680.31J inclusief de toegestane
verhoogingen in 1891. Dus op f 7.376.642 21
minder dan ten vorigen jare.
Een belangrpk versohil, maar ik moet u
terstond doen opmerken dat het veel geringer
is dan het schjjnt, want voor ver het grootste
gedeelte is het veroorzaakt door het weglaten
uit het Vile hoofdstuk B der begrooting 1892
van den bekenden post van 5.000.000 voor
ontmunting van zilver, ingevolge de wet van
27 April 1884 Staatsblad no 97). De beteekenis
dezer weglating is, dat ik geene uitgaven voor
zilverontmunting verwacht. Het is mjjne over
tuiging, dat de waardevastheid van ons ruil
middel thans aanmerkeljjk beter is verzekerd
dan eenige jaren geleden het geval was, zoodat
de Staat zich, althans in 1892, geene uitgaven
voor dat doel zal behoeven te getroosten.
Mocht de toestand anders worden, dan zou ik
geen oogenblik aarzelen de noodige stappen te
doen tot uitvoering der wet van 1884. Het
crediet van ons land rust voor een goed deel
op het ongeschokt vertrouwen in ons ruilmiddel,
en de wet van 1884 geeft aan dat vertrouwen
een stevigen grondslag.
Tot de vermindering van het totaal bedrag
der voor 1892 geraamde uitgaven wordt in de
tweede plaats bjjgedragen door het departement
van waterstaat, handel en np verheid. Het
eindepfer van het IX hoofdstuk is f 1.648.758
lager dan de som, die daarvoor voor het loopend
dienstjaar is toegestaan.
Intussohen moet ook hier op het een en
ander gelet worden. Alleen voor twee groote
werken den aanleg der staatsspoorwegen en
van het Merwedekanaal welke hunne vol
tooiing naderen, is voor 1892 f 2.452.000 min
der noodig geacht dan voor 1891 is toegestaan.
(Voor de bjjdrage spoorwegbegrooting werd
aangevraagd voor 1892 276.950, tegen
f 1.350.000 voor 1891voor het Merwedeka
naal 382.350 in 1892, tegen f 1.761.300 in
1891).
Vervolgens is de begrooting van het VlIIe
hoofdstuk (oorlog), in vergelijking met 1891
f 703.592 lagereene verlaging, die voor het
grootste gedeelte hare oorzaak vindt in de
vermindering van de bjjdrage voor de voltooiing
van het vestingstelsel, waarvoor in 1891
2.052 000 en in 1892 1.300.000 bestemd is.
Eindeljjk teeken ik aan, dat minder dan de
voor 1891 toegestane credieten wordt aange
vraagd voorHoofdstuk II (hooge college van
staat en kabinet der koningin) 972.00, hoofd
stuk IV (justitie) J 33.490.00, hoofdstuk VI
(marine) ƒ272.821.92, hoofdstuk VIIjA (nationale
schuld) 143.024.72j, hoofdstuk X (koloniën)
55.284.86J.
Daartegenover is m eer noodig voorhoofdstuk
«En hoe moet ik daar aankomen, hier in
dit afgelegen oord?" hernam lady Hartley op
hulpeloozen toon.
«Ik zal aan George schrjjven. Zooals gjj
weet komt hjj overmorgen voor die tooneel-
voorstellingen over, en kan er dus een mee
brengen."
«George 1" herhaalde lady Hartley met
schrik. «Gjj meent toch niet dat gjj aan
George schrjjft?"
«Nu en dan."
«Na al wat er in het voorjaar tusschen
ulieden is voorgevallen? Denkt gjj dat dit
lord Eston zou aanstaan, als hjj het vernam?"
«Dat weet ik niet en kan het dus niet
zeggen."
«Sophie 1" sprak lady Hartley op plech-
tigen toon. «Ik hoop dat gjj geen dwaasheden
ten opzichte van lord Elston zult begaan."
«Dat hoop ik waarlpk ook niet," her
nam de andere nog plechtiger, doch zp be
dierf alles later weer door haar lachen.
«Het tis bepaald verkeerd van u om George
aan te moedigen. En gjj moet weten dat een brief
van u in zpn tegenwoordige gemoedstemming
genoeg is om de oudejwonde weer open te rjjten.
Kom, Sophie zeg mjj nu eens ronduit„Bemint
gjj lord Elston, of bemint gjj hem niet
Juffrouw Charteris bleef een oogenblik
in het vuur staren en zei toen op hoogst on
verschilligen toon«Ik weet het niet zeker".
-— «Die ellendige uitdrukking 1 Daar heb ik
I (huis der koningin) f 11.000, hoofdstuk III
(buitenlandsche zaken) f 2871, hoofdstuk V
(binnenlandsche zaken) f 444.177.54.
Deze laatste uitgave vloeit bjjna geheel voort
uit de kosten van de uitvoering der wet op het
lager onderwps.
Wat is van dat alles de slotsom
Naar de methode te werk gaande, die ik ten
aanzien van de drie vorige dienstjaren heb ge
volgd, zou ik tot het resultaat moeten komen,
dat het dienstjaar 1892 een batig saldo zal
opleveren van ruim f 600.000. Want hoewel
de geraamde uitgaven de geraamde middelen
met 2.358.88S.10J te boven gaan, zoo leert
de ondervinding, dat de uitgaven gewoonlpk
ruim 3.000 000 beneden de raming bljjven.
Maar zal ditzelfde ook in 1892 gebeuren?
Ik mag u deze gunstige uitkomst niet voor
spiegelen, want suppletoire credieten kunnen
ditmaal zeer noodig zpn; want de noodzake
lijkheid van sommige uitgaven, die het eerst
onlangs opgetreden kabinet nog niet ten volle
kon beoordeelen, zal later wellicht bljjken.
Zelfs dan echter, wanneer nog eenige meer
dere uitgaven moeten geschieden.kan het dienst
jaar 1892 zonder een tekort sluiten.
Nog twee punten heb ilr aan te roeren,
alvorens te eindigen.
Het eerste betreft den toestand der kas, die
een bljjvende versterking zal noodig hebben.
Nog altjjd bleven ongedekt de tekorten op de
dienstjaren 1885 tot 1891, totaal /38.912.158.91 J,
waartegenover beschikbaar zpn het saldo voor
de geldleening van 1884 ad 2.369.343 en het
batig saldo der staatsrekening 1889 f 481.313.61,
te zanten 2.850.656.61.
Bljjft een ongedekt tekort van 36.061.502.30J-
Er moet gedacht worden aan maatregelen om
in deze tekorten geheel of ten deele te voor
zien want de vlottende schuld, ongerekend
het debet saldo bjj de Nederlandsche bank, en
de daarvoor in pand gegeven schatkistbiljetten,
zal binnen weinige dagen geklommen zpn tot
ƒ7.500.000, en duurzame aanwas van die schuld
moet niet slechts tegengegaan, maar de schuld
zelve geconsolideerd worden.
Het tweede en laatste punt betreft een onder
werp, dat wegens zpn nauw verband met de
geldmiddelen, hier niet onaangeroerd mag bljj
ven, ons belastingstelsel.
Wat moet geschieden om daarin verbetering
te brengen en welke orde moet bjj het invoeren
der gewenschte verbeteringen worden inacht
genomen
Vergunt mjj U openhartig bloot te leggen,
wat, naar mjjne overtuiging, groote fouten
van ons belastingstelsel zpn.
Ten eerste worden minder vermogenden te
zwaar gedrukt. Wat zjj betalen aan personeel,
aan accpnzen, staat in vele gevallen buiten
verhouding tot hetgeen aan meergegoeden is
opgelegd.
Ten tweede zpn sommige belastingen, hoBwel
in beginsel niet afkeurenswaard, onbillpk ge
regeld. Als voorbeeld noem ik de patentbe
lasting.
Ten derde zpn met sommige retributiën
belastingen vereenigd. Deze vereeniging, in
theorie nooit aan te bevelen, wordt hinderljjk
wanneer zulke belastingen zeer zwaar zpn. Het
is onncodig te zeggen, dat ik hier de even
redige registratierechten op het oog hebook
na de verbeteringen van 1882 hebben zjj een
grondige herziening noodig.
Bovendien iB de wetgeving op de gemeente-
financiën gebrekkig.
Groote gemeentelijke uitgaven moeten veelal
geschieden voor oogmerken van niet zuiver
plaatselijk belang; en de gemeentebesturen
kunnen niet allen treffen, die tot de plaatse
lijke uitgaven behooren bp te dragen.
Sommige dezer fouten zpn Blechts te ver
beteren na een omvangrpk onderzoek; andere
eerst, nadat zekere hervormingen zjjn vooraf
gegaan. Doch aan de verwjjdering van enkele
kan terstond de hand worden geslagen, en
deze overweging bepaalt van zelf de gedrags
lijn der regeering.
Moge zjj bp hare voorstellen tot verbetering
van het belastingwezen kunnen rekenen op
uwe medewerking.
Algemeene vergadering van heden, Zaterdag,
morgen te 10 uren.
Voorzitter de heer D. A. Dronkers.
Tegenwoordig 20 leden.
nu genoeg van. Bedenk iets anders wat ik u
bidden mag. Neen, bljjf daar niet staan. Kom
hier, dat ik u kan aanzien. Weet gjj wel dat
die chronische kwaal van u om het niet zeker
te weten, maakt dat er onder de vrienden veel
over u gesproken wordt? En gp weet wel dat
dit zeer ongewenscht is voor een meisje, dat
zult gjj toch moeten toegeven. En gp weet
ook dat, als de menschen beginnen te praten,
zjj van geen uitscheiden weten".
«Dat weet ik", zei juffrouw Charteris, met
een grappigen blik om zich heen ziende.
«Dat ziet zeker op mjj maar ik trek
het mjj niet aan. Ik zal mpn plicht doen, wat
er ook van kome. En zeg mjj nu eens wat
gjj op lord Elston aan te merken hebt?"
«Hp is te rpk en te jaloersch".
«Zpn jaloezie bewjjst dat hjj u lief heeft.
En als zpn rpkdom hem in den weg staat
dan is dat wel de eerste maal dat ik hiervan
een bezwaar heb hooren maken. En gjj moest
de laatste zpn om dit te zeggen, daar gij ver
leden jaar George afgewezen hebt, omdat hp
te arm was".
«Dat bewijst alleen, hoe ik uitersten ver
foei. George is te arm en lord Elston te rpk".
«Malligheid. Ik begin te gelooven dat gjj
een stille liefde voor George hebt".
nIk hoop dat gjj u vergist. Ik hoor dat
hjj, ondanks de genegenheid, die hjj volgens uw
zeggen, voor mp blpft koesteren, het slachtoffer
is geworden van de beaux yeux der jongste