Verspreide Berichten.
RECHTSZAKEN.
Een niet zeer slimme oplichter en al te
goedgeloovige dupes.
Meineed.
der bevolking en door bet zingen van ons
volkslied door de zangmaatschappjj.
Hierna nam de heer Nagel, voorzitter der
feestcommissiehet woord om den burge
meester in barteljjke woorden bet welkom toe
te roepen in de gemeente. Door een achttal
jonge meisjes, allen netjes in het wit gekleed,
werd den burgemeester een prachtige bloemrui
ker aangeboden, waarbjj eene toespraak gehou
den werd door de jonge juffrouw Regina Nagel.
De geheele stoet zette zich nu in beweging
en trok door de gemeente, waar enkele eere
poorten waren opgericht, tot voor het raadhuis.
In de raadzaal binnengeleid, werd de burge
meester met een kort woord welkom geheeten
door den wethouder P. J. van Acker, die de
zitting van den raad opende en den secretaris
lezing liet doen van het proces-verbaal van
brëediging. Op verzoek van den raad nam
toen de gemeente-secretaris het woord om den
heer Dhondt namens den raad geluk te wenschen
met ïjjne benoeming. Hjj wees er op met
welke ingenomenheid hjj werd ontvangen door
de burgerjj, die alles goeds van zjjn bestuur
hoopte. De raadsleden en zich zeiven in zjjn
vriendschap aanbevelendedrukte hjj den
wensch uit dat het bestuur van den nieuwen
burgemeester mocht strekken tot heil der ge
meente.
De pastoor en de kapelaan van Eede boden
eveneens den burgemeester hunne gelukwen-
schen aanwaarna de openbare zitting door
den voorzitter werd gesloten.
De raad vereenigde zich nu aan een gemeen-
schappeljjken maaltjjd. Hierna werd nog eene
wandeling gemaakt door het dorp, om de vele
versieringen en opschriften in oogenschouw te
nemen. Des avonds werd een vuurwerk ont
stoken, door den heer Lejrhausen uit Eecloo
geleverd, waarbjj de zangmaatschappjj nog ver
scheidene nommers ten beste gaf.
Het feest liep in de beste orde ai.
Arrondissements-Kechtöanlc te Middelburg.
Heden ochtend werd voor deze rechtbank
behandeld de zaak tegen J. N. R., oud 37 jaar,
metselaar, geboren te Sluis, laatBt gewoond
hebbende te Rotterdam, thans in hechtenis
alhier, ter zake dat hjj in Mei 1891
A, na op den 2en zich te hebben vervoegd bjj
den herbergier Adr. van den Berge te Heinkens-
zand en na zich bjj dezen te hebben voorgedaan
voor zekeren Jacobus Rut, een speelmakker van
diens vrouw, die 18 jaren geleden als militair
naar Indië was gegaan en met welken persoon
hjj veel geljjkenis had, en na aan de vrouw
van Yan den Berge, die hem zeide dat zjj
zoo dikwjjls eten aan zjjne moeder had ge-
geven, te hebben beloofd uit dankbaarheid
daarvoor eene papegaai te zullen ten geschenke
geven, die nog bjj den burgemeester te Sas
van Gent stond, den 4en aldaar is teruggeko
men en genoemden Y. d. Berge, met het oog
merk om zich wederrechtelijk te bevoordeelen,
door een samenweefsel van verdichtselen
heeft bewogen aan hem ter leen te geven
1.25, immers door, in strjjd met de waar
heid te verklaren, dat hjj gepensionneerd onder
officier van het O.-I. leger was en een weke-
ljjksch pensioen had van 15 dat zjjne koffers
en de bovengenoemde papegaai bjj den burge
meester te Sas van Gent stonden en dat in die
koffers al zjjn goed en al zjjne eereteekenen
waren geborgen en dat hjj geld noodig had om
lint voor die eereteekenen te koopen, dat bjj
kon bekomen bjj den gemeente-veldwachter te
's Heerenhoek Coppello, die ook Indisch militair
was geweestdat hjj getelegrafeerd had om
zjjne kisten met kleedingstukken, om dat laatste
verzinsel meer schjjn van waarheid te geven
den vrachtrjjder Earelse verzoekende eens bjj
Yan Gend en Loos te willen informeeren of
zjjn goed nog niet was aangekomenten slotte
dat hjj bjj Y. d. Berge in de kost wilde komen
tegen f 5 per week en 3 maanden vooruit zou
betalen, zoodra zjjn goed was aangekomen, er nog
bjjvoegende »als ik van avond mjjn goed krjjg
zal ik u dadeljjk het geleende teruggeven
B na op den 4en dier maand zich te hebben ver
voegd bjj den herbergier Pieter de Kok te
Borssele en dezen te hebben aangeboden om
bjj hem in de kost te komen voor f 80 per 3
maanden, valscheljjk voorgevende dat hjj gep.
onderofficier van het O.-I. leger was, met een
wekeljjksch pensioen ad 15, dat hem om de
3 maanden per post werd toegezonden, en na
op eene opmerking van de vrouw van De Kok,
dat hjj eerst betalen moest, te hebben gezegd
dat hjj veel geld bjj zich had, ten bljjke waar
van hjj eenige papieren liet zien, die hjj zeide
dat bankbiljetten van 100 en 300 waren,
doch het nu te laat was om die te gaan wis
selen, en na aldaar den nacht te hebben door
gebracht, den volgenden dag genoemden De
Kok, met het oogmerk om zich wederrechtelijk
te bevoordeelen, tot driemalen toe heeft be
wogen telken male aan hem een rjjksdaalder
ter leen te geven, valscheljjk voorgevende dat
bjj lint moest koopen voor zjjne zeven medailles,
want dat hetgeen hjj gekocht had hem niet was
bezorgd, zeggende»je kunt het mjj gerust
leenen, ik wissel van middag een papiertje van
300", en dat hij een pet en een jas noodig
had, omdat zjjne kleedingstukken, die hjj met
de boot wachtte, nog te Sas van Gent waren
en niet zoo vuil gekleed door het dorp durfde
gaan.
O. Na op den 9 April 1891 ten huize van
Janneke van Aalst, wed. van H. van Wjjck te
Terneuzen te hebben gelogeerd en zich valsche
ljjk te hebben voorgedaan als gepensioneerd
onderofficier O.-I. leger en een pensioen te
hebben gehad van 10 per week, den volgenden
dag aldaar deze, met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordeelen, heeft bewogen
aan hem ten gebruike af te geven verschillende
kleedingstukken en voor reisgeld ter leen te
geren f 0.70, valscheljjk voorgevende dat hjj
naar Sas van Gent moest gaan om zjjn pen
sioen te halen, een kist met kleeren en een
papegaai, die zich bjj den burgemeester bevond.
Hjj accordeerde met haar voor kost en inwoning
tegen 5.50 per week en vooruitbetaling van
drie maanden, zoodra hjj uit Sas van Gent kwam;
D. Ie. Na op den 30 April in den namiddag
zich te hebben vervoegd in de woning van
Anthonie Paassen te Goes onder het valsche
voorgeven dat hjj hem de groeten kwam bren
gen van zjjn zoon uit Oost-Indië en dat hjj
hem had gezegd dat zjjn zoon nog niets ver
anderd waszulks nadat hem een portret van
dien jongen was vertoond, op den len Mei
d. a. v. door genoemden Paassen aangezocht
ten diens huize is teruggekeerd en aldaar, met
het oogmerk om zich te bevoordeelen, de vrouw
van Paassen heeft bewogen aan hem ter leen
te geven 0.50, door valscheljjk voor te geven
dat hjj nog geen logies had en geen geld vóór
den volgenden dag, waarop hjj zjjn pensioen
zou ontvangen, ten bedrage van f 15.80, er bjj
voegende: »ik zal ze morgen teruggeven als ik
mjjn kist heb gehaald van Sas van Gent".
2e. Na in den avond van den 30 April zich te
hebben vervoegd in de woning van J. F. W.
van Dungen, logementhouder te Goes, en aan
deze valscheljjk te hebben voorgegeven dat hjj
gepensioneerd adjudant-onderofficier was eh een
fatsoenljjk kosthuis zocht; en nadat hjj zich
bereid had verklaard bjj hem in den kost te
komen voor 75 per drie maanden, mits hjj
goed werd behandeld en het geld den
volgenden dag vooruit te zullen betalen als
hjj zjjn geld op zjjn attestatie de vita had ge
haald en "zulks nadat hem door de vrouw van
Van den Dungen was aangeboden voor 70
in de drie maanden in den kost te komen,
deze heeft bewogen aan hem ter leen te geven
0.30, valscheljjk voorgevende dat hjj die noodig
had om te telegrafeeren om zjjn goed, dat zich
te Sas van Gent bevond.
In deze zaak was de heer mr C. Lucasse,
advocaat en procureur alhier, den beklaagde
ambtshalve als verdediger toegevoegd.
Door het openbaar ministerie waren 12 ge
tuigen gedagvaard, waarvan er 10 ter terecht
zitting tegenwoordig waren.
Na voorlezing der akte v«n verwjjzing en
een extract vonnis van de rechtbank, waarbjj
beklaagde veroordeeld was tot eene gevange
nisstraf van twee jaren, werd hem door den
voorzitter gevraagd of hjj die straf ondergaan
had.
Bekl., een flink gebouwde kerel met een
eenigszins marchaal gelaat doch slecht in de
plunje en met een vrjj verloopen uiterljjk,
beantwoordde die vraag toestemmend, deelde
mede dat hjj 29 Juni 1890 uit de gevangenis
ontslagen werd en sedert dien tjjd als sjouwer
man in zijn onderhoud voorzien had.
Over de hem ten laste gelegde oplichterpen
werd hjj nog niet ondervraagd, wjjl eerst de
getuigen gehoord werden.
De eerste was de herbergier A. van den Berge
te Heinkenszand, die een verhaal deed van de
wjjze waarop bekl. zich bjj hem en zjjne vrouw
had voorgedaan voor zekeren Rut en onder de
versohillendo, hierboven in het breede omschre-
vens, voorgevens getuige had bewogen hem een
som van f 1.25 ter leen te geven om lint voor
zjjne eereteekenen te koopen.
Bekl. erkende ten volle zjjne schuld aan dit
feithjj gaf toe geen Indisch militair te zjjn
geweest, geen eereteekenen gehad te hebben
en geen cent geld of iets anders bezeten te
hebben. Voorts verklaarde hjj dat de vrouw
van den herbergier hem gevraagd had of hjj
niet was Jacobus Rut, waarop hjj heeft geant
woord dezelfde." Hjj had daarop zjjn rol als
zoodanig verder gespeeld.
Op eene vraag van den verdediger deelde
getuige mede dat bekl., toen hg bg hem kwam,
slecht gekleed was, meer als nederig man dan
als een werkman. Bekl. heeft zich veront
schuldigd dat hg zoo slecht gekleed was en
als reden daarvoor opgegeven dat zgn goede
kleeren in zgn kist zich bevonden.
Bekl. was in de herberg gekomen met zekeren
Vermeulen, die hem op een glas bier onthaalde.
De tweede getuige, de vrouw van den her
bergier Van den Berge, verklaarde dat, toen
bekl. bg haar in de herberg kwam, hg haar
bg haar voornaam aansprak en vroeg»Kent
ge mg niet meer Eerst zeide getuige neen,
maar, nadat bekl. herhaalde vragen gedaan en
gezegd had in Indischen dienst en vroeger een
buurjongen van getuige geweest te zgn, vroeg
zg »zgt ge niet Johannes Rut wat bekl. toe
stemmend .beantwoordde, terwgl hg zich ver
der gedroeg als boven is uiteengezet.
Getuige was niet tegenwoordig toen bekl.
de f 1.25 van haar echtgenoot ontving; ook
zg verklaarde dat bekl. schameltjes in de
kleeren stak hg leek wel een landlooper, zoodat
getuige zich eerst erover verwonderde dat
haar man hem ƒ1.25 had geleend.
Getuige geloofde echter later geheel en al aan
het) voorgeven van beklaagde; noch aan zgn pensi
oen, noch aan zgn kist met kleeren, noch zelfs
aan de papegaai twgfelde getuige. Zg credi
teerde hem voor een bedrag van 1.G5.
De derde getuige, P. de Kok, schoenmaker
te Borssele, deed ook een verslag van zgn
wedervaren met dezen beklaagde, geheel over
eenstemmende met het hierboven uiteengezette.
Hg heeft hem, zooals daar is medegedeeld,
f 7.50 geleend.
Bekl. had aan getuige op een afstand eenige
papieren laten ziengetuige heeft zich niet
overtuigd of dit bankbiljetten waren zooals
bekl. opgafhg dacht niet dat hg dit zou
voorgeven als het niet waar was.
Getuige heeft bekl. op zgn aandringen drie
maal een rgksdaalder gegeven, hoezeer hg dit
bedrag moeilgk missen konvooral daar de
derde rgksdaalder deJaatate was, dien hg bezat.
Bekl. erkende volkomen gehandeld te heb
ben als getuige opgaf.
Ook deze getuige verklaarde dat bekl. ha
veloos gekleed was, maar dat hg vertrouwen
stelde in zgne mededeelingen.
Behalve de 7.50 geleend geld heeft bekl.
nog ƒ2.50 bg getuige geborgd,
De vrouw van den derde getuige, P. Stegns,
bierhuishoudster, bevestigde de mededeelingen
van haar man. Haar heeft bekl. papier laten
zien, zeggende dat het bankbiljetten waren.
Zg heeft dit papier echter niet van nabg be
keken. Hg heeft zich bg getuige aangemeld
onder zgn eigen naam, onder mededeeling dat
hg was gepensioneerd onderofficier van het O.-I.
leger. Van de ƒ7.50, die getuiges man aan
bekl. heeft geleend, heeft deze niets anders
gekocht dan een pet. Deze getuige heeft aan
bekl. ook nog een broek van haar man gegeven.
De volgende getuige, de 73jarige Jannetje
van Aalst, wed. H. van-Wgck, logementhoudster
te Terneuzen, heeft bekl. gedurende een halve
week gelogeerd, terwgl hg de kosten voor
een nacht betaalde. Voorts heeft zg bekl.
0.70 geleend voor reisgeld en hem verschil
lende kleedingstukken ten gebruike gegeven.
Getuige, zooals zg zeide, eene doodarme
weduwe, was daartoe niet gekomen uit mede-
Igden maar op grond van de door bekl. ge
dane mededeelingen omtrent pensioen enz.
Bekl. erkende de nem ook te dezen opzichte
ten laste gelegde feiten.
De dochter van de vorige getuige bevestigde
de door deze gedane opgaven.
Hierna kwam een derde slachtoffer van den
reizenden en trekkenden oplichter, de getuige
A. Paarsen, werkman te Goes.
Bekl. gaf bg hem voor dat getuige'» zoon,
in Indië dienende hem had opgedragen
en hg hem dit op handslag beloofd had
zgne groeten over te brengen aan de verwanten.
Bekl. gaf verder op dat hg gepensioneerd
stuurman was. Getuige had wantrouwen in
bekl. en waarschuwde, toen hg de deur uit
moest, zgne vrouw hem niet alleen te laten
en hem geen geld te geven.
Toen getuige thuis kwam vroeg bg aan
zgne vrouw of zg bekl. nog iets geleend had,
wat zg eerst ontkennend beantwoorddelater
echter is getuige gebleken dat zgne vrouw
beklaagde 0.50 had geleend.
Bekl. had bg dezen getuige nog een brief
geschreven aan diens zoon in Indië. Dien
brief heeft zgn adres bereikt en heeft den zoon
vau getuige ertoe geleid om naar huis inlich
tingen te vragen, wie hem een ongeteekenden
brief had toegezonden uit Goes,
De vrouw van den vorigen getuige, de achtste
getuige, legde eene verklaring af, geheel over
eenkomstig de mededeelingen van haar man.
Zg zeide volkomen geloof gehecht te hebben
aan al de voorgevens van den bekl..
Bekl. gaf voor dat de getuige hem de f 0.50,
die hg van haar ontving, uit eigen beweging
gegeven hadwat getuige niet juist
noemde; den eersten dag gat zg hem
0.50 om naar eene slaapstee te kunnen gaan
doch den tweeden 1 om per spoor naar Mid
delburg te kunnen vertrekken.
Zg deelde voorts nog mede dat hg in de
slaapstee, waar zg bekl. bracht, weggegaan is
zonder te betalen.
Dat hg een gulden zou ontvangen hebben
ontkende bekl. Hg gaf wel toe dat hg f 0 50
ontvangen had.
Als negende getuige werd gehoord de loge
menthouder Van den Dungen te Goes, die zgn
wedervaren met bekl., zooals dit hier boven
omschreven is, mededeelde.
Uit de opgaven van dezen getuige bleek nog
dat bekl., toen hg hem om de /0.30 vroeg,
dit deed in de Fransche taal.
Getuige had vertrouwen gesteld in bekl.,
omdat deze hem de groeten kwam brengen
van een oud-Goesenaar, die vroeger veel bg
getuige aan huis kwam. Bekl. was voorts fat-
soenlgk in het spreken en ging den tweeden
dag, dat hg bg getuige was, driemaal achter
een naar het stadhuis om, zooals hg zeide, zgne
stkuken te halen.
De laatste getuige, de vrouw van Van den Dun
gen, bevestigde de verklaringen van haar man.
De bekl., die alles had erkend wat hem ten
laste gelegd werd, verklaarde tot de daad ge
komen te zgn door armoede.
De voorzitter wees bekl. nog op verschillende
andere zaken, die gebeurd zgn en waaruit ge
bleken is dat hg op een ergerlgke wgze misbruik
heeft gemaakt van het vertrouwen en de teer
gevoeligheid van verschillende personen.
Bekl. verklaarde nogmaals dat alleen gebrek
hem er toe gebracht heeft de verschillende
oplichtergen te plegen.
De ambtenaar van het openbaar ministerie,
de heer jhr mr J. F. Schunrbeque Boege, begon
met te wgzen op de bepalingen van art. 326
van het wetboek van strafrecht, waaronder,
naar hg meent, de handelingen van dezen
beklaagde vallen.
De ambtenaar toonde aan dat de feiten,
waarvoor deze bekl. terecht staat, een samen-
voegsel van verdichtsel, een opeenstapeling van
leugens aanwgzen, die zgne schuld aan oplich
ting ten volle bewezen doen zgn.
De ambtenaar ging, om dit nader uiteen te
zetten, de verschillende getuigenverklarigen na,
waaruit èn de aanneming van een valschen
naam en van eene valsche hoedanigheid èn
verdichtsels èn leugens klaar en helder in het
licht komen.
De verschillende feiten, aan bekl. ten laste
gelegd, achtte de ambtenaar wettig en over
tuigend bewezenhg wees verder op een tweetal
vonnissen, die bekl. had ondergaan, zelfs een
van twee jaar gevangenisstraf, en was van
oordeel dat mannen als bekl. voor langen tgd
uit de maatschappg dienen gehouden te worden
hg vorderde daarom bekl. veroordeeling wegens
5 feiten van oplichting, tot eene gevangenisstraf
van drie jaren, met bepaling dat de tgd van
voorloopige hechtenis in mindering van zgne
straf zal komen, en met ontzetting gedurende
zekeren tgd van enkele rechten.
Da verdediger van bekl., de heer mr C. Lu
casse, begon met te zeggen dat hg met den
ambtenaar verschilde in meening omtrent de
gevaarlgkheid voor de maatschappg van den bekl.
Hg wees erop dat de verschillende personen,
die hun geld en hun kleederen zgn kwgtge-
raakt aan bekl., dit niet hebben te wgten
aan den bekl,, maar aan kan eigen buitenge*
wone onnoozelheid en lichtgeloovigheid.
Welk een goedgeloovigheid toch is er bg de
verschillende personen toe noodig geweest om
aan te nemen dat een zoo haveloos gekleed
persoon een groot pensioen had, bankpapier
bezat en in Sas van Gent een kist met kleeren
staan had.
Aangenomen al dat men gelooven kon dat
hg gepensioneerd militair was, dan weet toch
bgna ieder dat de uit Indië retourneerende
gepensioneerden wel te Amsterdam, te Rotter
dam of m zeeplaatsen binnenvallen doch niet
te Sas van Gent aankomen.
Waar hier van zooveel lichtgeloovigheid
sprake is, meent pleiter dat hier de oplichting
niet kan aangenomen worden en vroeg hg
vrgspraak voor zgn cliënt voor zoover de ten laste
gelegde feiten bewezen te achten zgn, terwgl hg
verder meent dat óen feitde leening van
0.50 van vrouw Paassen in ieder geval
niet bewezen is.
Op grond van door bekl. gedane mede
deelingen en bekentennissen pleitte verder de
verdediger, zoo de rechtbank geen termen
tot vrgspraak vinden kon, verzachtende om
standigheden voor zgn cliënt, daar de door den
ambtenaar van het openbaar ministerie gedane
vordering hem niet in evenredigheid toeschgnt
met de ten laste gelegde feiten.
Na re- en dupliek werd de uitspraak in
deze zaak bepaald op 25 Augustus aanstaande.
In de tweede plaats stond terechtD. V., oad
61 jaar, werkman, geboren te St Jansteen,
wonende te Hulst, thans alhier in hechtenis.
Hg werd beklaagd dat hg ter terechtzitting
dezer rechtbank van 26 Juni 11. als getuige
gehoord in de zaak van Johannes de Kouwer,
die terecht stond ter zake dat hg in het jaar
1890 vóór den 6en Augustus uit den stal van
A. A. Schuerman te Hulst twee gzeren kettin
gen, aan dezen toebehoorende, heeft weggenomen
met het oogmerk zich die wederrechtelgk toe
te eigenen opzettelgk eene valsche verklaring
onder eede heeft afgelegd ten nadeele van
voornoemden J. de Kouwer, door alstoen onder
eede te verklaren in strgd met de waarheid,
het navolgende»Ik heb de twee mg vertoonde
kettingen niet bg Scheurman weggenomen en
ze ook niet verkocht aan den beklaagde De
Kouwer. Het is niet waar dat ik hem in de
herberg van De Kort, en wel in de maand Juli
1890, heb gezegd een paar gzeren kettingen
voor hem te hebben en het is ook niet waar,
dat ik in den avond van dienzelfden dag deze
kettingen bg den beklaagde heb gebracht en
ze hem heb verkocht voor —.50ik heb die
f —.50 dan ook niet van den vader van den
beklaagde ontvangen."
Na voorlezing der akte van verwgzing en
van de verklaring, door den bekl. den 26 Juni
11. afgelegd, gaf deze op de vraag van den
voorzitter te kennen die verklaring gedaan te
hebben en erkende verder toen een valschen
eed gedaan te hebben.
Hierna werd overgegaan tot het hooren der
vier gedagvaarde getuigen.
De eerste, J. de Kouwer, die den 26en Juni
terechtstond wegens diefstal van de bovenbe
doelde kettingen, hield zich aan zgne toen
geuite bewering, dat hg die kettingen niet
had gestolen, maar ze van Y. D., toen getuige
nu bekl., had gekocht.
Bekl. zeide thans dat hem door De Kouwer
was gezegd dat deze hem wel aan een paar
kettingen helpen kon en hem eigenlgk heeft
aangezocht die kettingen bg Schuerman weg
te nemen.
Getuige ontkende dit; hg heeft wel met
bekl. 's Zondags avonds in de herberg van De
Kort over kettingen gesprokenmaar hem
volstrekt niet aangezet om de kettingen bg S.
weg te nemen.
Op een vraag van den verdediger, den heer
mr C. de Witt Hamer JGz., waarom getuige de
kettingen, nadat die zoo kort in zgn bezit
waren, bg een smid heeft doen veranderen,
verklaarde getuige dit gedaan te hebben, om
dat de kettingen stnk waren. Deze gaf ook,
op een vraag van den verdediger of de som
van 0.50 niet te laag was voor het gzerwerk,
te kennen dat hg meende dat dat de waarde
was.
De tweede getuige, de vrouw van De Kouwer,
verklaarde tegenwoordig geweest te zgn bg de
levering der kettingen door bekl. en bg de
betaling van f 0.50, welke som door den vader
van den len getuige, op diens verzoek, aan Y.
is ter hand gesteld.
Bekl. beweerde dat deze getuige bg een en
ander niet tegenwoordig was geweest.
De verklaring van den volgenden getuige,
vader van den eersten, sloot volkomen met die
van de vorige.
Eindelgk verklaarde de laatste getuige, E. J.
de Kort, van het feit van 't verkoopen niets
te weten dan alleen dat Y. hem verteld had
de kettingen aan De Kouwer verkocht te hebben.
De bekl. deelde nog mede dat hg reeds
vroeger gemakkelgk de kettingen had kunnen
wegnemen doch dat hg dit niet durfde, uit
vrees dat de diefstal zou uitkomen. Toen
echter De Kouwer hem er toe aanspoorde
en zeide de kettingen te zullen doen verande
ren is hg tot den diefstal gekomen.
De ambtenaar van het openbaar ministerie,
die alsnu het woord verkreeg, begon met te
herinneren aan de behandeling der zaak tegen
De Kouwer en wees er op dat door de indertgd
door bekl. afgelegde verklaring deze onschul
dig had kannen veroordeeld worden.
Reeds toen had de ambtenaar de overtui
ging dat de bekl. van thans onwaarheid sprak,
en herhaaldelgk is deze gewezen op het daar
aan verbonden gevaar voor hem. Om dien
twgfel heeft de ambtenaar toen vrgspraak van
De Kouwer gevraagd.
Yerder wees de officier op het ernstige van
het misdrgf door dezen een en zestig jarigen
man, die niet alleen diefstal pleegde maar
nog door een meineed zich trachtte vrg te
pleitea een «ader te deen vereordeelen.
De heer mr Schunrbeque Boege toonde verder
aan dat, zoowel door de getuigenverklaringen
als door de bekentenis van bekl., het hem ten
laste gelegde feit wettig en overtuigend be
wezen is en willens en wetens was gepleegd.
Hg vorderde daarom schuldigverklaring van
bekl. en zgne veroordeeling tot drie jaren
gevangenisstraf met bepaling dat de in preven
tieve hechtenis doorgebrachte tgd in mindering
zal worden gebracht
De verdediger van bekl. wees erop dat de
taak, die in deze op hem rust, zeker geene
dankbare was.
Na de bekentenis van bekl. rest hem weinig
anders dan de hoegrootheid der geëischte straf
te bespreken, die hem, met het oog op den
ouderdom van bekl., zeer zwaar voorkwam.
Hij wees er nog op dat er eenig verschil be
staat in de getuigenverklaringen en eindigde
met zgn cliënt in de clementie van de recht
bank aan te bevelen.
Ook in deze zaak is de uitspraak op 25
Augustus a. bepaald.
Door dezelfde rechtbank is heden J. M. K.,
33 j., barbier, zonder vaste woonplaats, alhier
gedetineerd, ter zake van bedelarg veroordeeld
tot 6 dagen hechtenis met mindering van
den door hem in verzekerde bewaring doorge-
brachten tgd en met bevel tot zgne invrgheid-
stelling.
De le-luit. G. W. F. Epkema, van het 8e
reg. inf. te Bergen op Zoom, wordt met 1 Sept.
a. s. gedetacheerd bg de kon. mil. academie,
ten einde later als leeraar in de wiskunde
bg die inrichting op te treden.
Door den heer J. F. W. Conrad, inspec
teur bg den rgkswaterstaat, nieuw gekozen lid
van de Tweede kamer, is tegen 1 September
ontslag uit 's rgks dienst aangevraagd.
Omtrent den heer J. Verloop Czn., hoofd
ingenieur, den Hen Augustus te Utrecht over
leden, melden de Hollandsche bladen het vol
gende
De overledene, tot aan den overgang der
Rhijnspoorwegmaatschappij ingenieur bg die
maatschappg, werd, na een bezoek gebracht
te hebben aan de fabriek zgner zoons (de be
kende olieslagerg der firma Verloop, waarbg
hg zelf ook geïnteresseerd was), op de straat
ongesteld, viel neer en had reeds opgehouden
te leven, toen hg in het politie-bureau aan do
Weerdpoort gebracht werd.
Als hoofdambtenaar der Rhijnspoorwegmaat-
schappij genoot de heer V. steeds veel achting
en waardeering. Zgne praotische kennis van
het stoomwezen en de spoorweg-inriohting
werd algemeen erkend. In veel opzichten waz
hg een self-made man. Zgne eerste diensten
heeft hg der Maatschappg bewezen als ma
chinist. Toen het aantal van drie maohinisten
moest uitgebreid worden, werd hg chef-maohi-
nist, klom later nog hooger, tot hg zgne be
noeming kreeg als ingenieur. Groot wa« zgne
werkkracht, onvermoeid zgne werkzaamheid.
Ook als burger van Utrecht geboot hg veel
aanzien. Yan zgnen «toffe! jj ken vooruitgang
kwam veel den armen en waren behoeftigen
ten goede, wien hg in stilte veel weldeed, terwgl
andere bewgzen van welwillendheid steeds ten
deel vielen aan allen, die op de eene of andere
wgze zgn vriendelgken omgang mochten ge
nieten. Algemeen is dan ook de deelneming
bg het vernemen van zgn overigden.
Een weduwnaar en eene vrouw, (gescheiden
of niet) vestigden zich ter woon te Nieuwe
Tonge. Eensklaps bestormt zoo schrgft men
ons eene menigte hunne gemeenschappelgke
woning en die menigte sleurt beiden, vreese-
Igk aan kleeren gehavend, het huis uit om se
naar eene vroegere woonplaats, Sommelsdgk,
terug te brengen. Politie, d. w. z., éen veld
wachter is niet bestand tegen overmacht.
Maar mag zoo iets plaats hebben zonder dat
daartegen wordt opgekomen?
Wg noemen het ergerlgk.
Sequah zgn te Rotterdam eenige flesschen
van zgn middel ontstolen. De dader is in
handen der politie.
Yoor de rechtbank te Bergen op Zoom is
Donderdag in tegenwoordigheid van een zeer
talrgk publiek, de zaak behandeld tegen dien
wonderdokter, die eigenlgk Charles Devonport
heet.
Het requisitoir strekt tot veroordeeling tot
300 boete, subsidiair 60 dagen hechtenis,
wegens het onbevoegd uitoefenen van genees
kundige praktgk, en 200 boete, subsidiair
40 dagen hechtenis, wegens het onbevoegd
verkoopen van geneesmiddelen.
Te Rotterdam heerscht eenige gisting
onder het zeevolk, voornamelgk in verband
met een beweging die in het leven is geroepen
na het gebeurde op de Obdam. Een tremmer
van die boot zou op een daartoe belegde
meeting het woojd voeren over rechtsverkrach
ting. Ook Sprow, de bekende leider van
werkstakingen in Engeland, zou daar optre
den ten minste als hg zich niet, evenals
voor een paar maanden in Constantia gebeurde,
laat wachten.
Omtrent den brand Donderdag in de
stoombranderg van de firma B. A. J. Wïtkampf,
aan de Nieuwe Haven te Sohiedam, meldt
men dat die is ontstaan door het springen
van het peilglas van een distilleertoestel.
In korten tgd had het vuur zich door de
geheele inrichting verspreid en was aan behoud
der fabriek niet meer te denken.
Eene mouterg, aan de overzgde staande,
werd door de brandweer behouden, doch be
kwam toch eenige schade terwgl ook eene
branderg aan den anderen kant van het bran
dende perceel eenige minuten letterlgk in vlam
stond doch door het krachtig optreden der
brandweer voor verdere vernieling behoed werd.
Daar de brand vóór beurstgd uitbrak, steeg
de prgs van de gist, waarvan die branderg
dagelgks 500 kilo produceerde, tot eene onge
kende hoogte.