Verspreide Berichten. RECHTSZAKEN. Een niet zeer slimme oplichter en al te goedgeloovige dupes. Meineed. der bevolking en door bet zingen van ons volkslied door de zangmaatschappjj. Hierna nam de heer Nagel, voorzitter der feestcommissiehet woord om den burge meester in barteljjke woorden bet welkom toe te roepen in de gemeente. Door een achttal jonge meisjes, allen netjes in het wit gekleed, werd den burgemeester een prachtige bloemrui ker aangeboden, waarbjj eene toespraak gehou den werd door de jonge juffrouw Regina Nagel. De geheele stoet zette zich nu in beweging en trok door de gemeente, waar enkele eere poorten waren opgericht, tot voor het raadhuis. In de raadzaal binnengeleid, werd de burge meester met een kort woord welkom geheeten door den wethouder P. J. van Acker, die de zitting van den raad opende en den secretaris lezing liet doen van het proces-verbaal van brëediging. Op verzoek van den raad nam toen de gemeente-secretaris het woord om den heer Dhondt namens den raad geluk te wenschen met ïjjne benoeming. Hjj wees er op met welke ingenomenheid hjj werd ontvangen door de burgerjj, die alles goeds van zjjn bestuur hoopte. De raadsleden en zich zeiven in zjjn vriendschap aanbevelendedrukte hjj den wensch uit dat het bestuur van den nieuwen burgemeester mocht strekken tot heil der ge meente. De pastoor en de kapelaan van Eede boden eveneens den burgemeester hunne gelukwen- schen aanwaarna de openbare zitting door den voorzitter werd gesloten. De raad vereenigde zich nu aan een gemeen- schappeljjken maaltjjd. Hierna werd nog eene wandeling gemaakt door het dorp, om de vele versieringen en opschriften in oogenschouw te nemen. Des avonds werd een vuurwerk ont stoken, door den heer Lejrhausen uit Eecloo geleverd, waarbjj de zangmaatschappjj nog ver scheidene nommers ten beste gaf. Het feest liep in de beste orde ai. Arrondissements-Kechtöanlc te Middelburg. Heden ochtend werd voor deze rechtbank behandeld de zaak tegen J. N. R., oud 37 jaar, metselaar, geboren te Sluis, laatBt gewoond hebbende te Rotterdam, thans in hechtenis alhier, ter zake dat hjj in Mei 1891 A, na op den 2en zich te hebben vervoegd bjj den herbergier Adr. van den Berge te Heinkens- zand en na zich bjj dezen te hebben voorgedaan voor zekeren Jacobus Rut, een speelmakker van diens vrouw, die 18 jaren geleden als militair naar Indië was gegaan en met welken persoon hjj veel geljjkenis had, en na aan de vrouw van Yan den Berge, die hem zeide dat zjj zoo dikwjjls eten aan zjjne moeder had ge- geven, te hebben beloofd uit dankbaarheid daarvoor eene papegaai te zullen ten geschenke geven, die nog bjj den burgemeester te Sas van Gent stond, den 4en aldaar is teruggeko men en genoemden Y. d. Berge, met het oog merk om zich wederrechtelijk te bevoordeelen, door een samenweefsel van verdichtselen heeft bewogen aan hem ter leen te geven 1.25, immers door, in strjjd met de waar heid te verklaren, dat hjj gepensionneerd onder officier van het O.-I. leger was en een weke- ljjksch pensioen had van 15 dat zjjne koffers en de bovengenoemde papegaai bjj den burge meester te Sas van Gent stonden en dat in die koffers al zjjn goed en al zjjne eereteekenen waren geborgen en dat hjj geld noodig had om lint voor die eereteekenen te koopen, dat bjj kon bekomen bjj den gemeente-veldwachter te 's Heerenhoek Coppello, die ook Indisch militair was geweestdat hjj getelegrafeerd had om zjjne kisten met kleedingstukken, om dat laatste verzinsel meer schjjn van waarheid te geven den vrachtrjjder Earelse verzoekende eens bjj Yan Gend en Loos te willen informeeren of zjjn goed nog niet was aangekomenten slotte dat hjj bjj Y. d. Berge in de kost wilde komen tegen f 5 per week en 3 maanden vooruit zou betalen, zoodra zjjn goed was aangekomen, er nog bjjvoegende »als ik van avond mjjn goed krjjg zal ik u dadeljjk het geleende teruggeven B na op den 4en dier maand zich te hebben ver voegd bjj den herbergier Pieter de Kok te Borssele en dezen te hebben aangeboden om bjj hem in de kost te komen voor f 80 per 3 maanden, valscheljjk voorgevende dat hjj gep. onderofficier van het O.-I. leger was, met een wekeljjksch pensioen ad 15, dat hem om de 3 maanden per post werd toegezonden, en na op eene opmerking van de vrouw van De Kok, dat hjj eerst betalen moest, te hebben gezegd dat hjj veel geld bjj zich had, ten bljjke waar van hjj eenige papieren liet zien, die hjj zeide dat bankbiljetten van 100 en 300 waren, doch het nu te laat was om die te gaan wis selen, en na aldaar den nacht te hebben door gebracht, den volgenden dag genoemden De Kok, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordeelen, tot driemalen toe heeft be wogen telken male aan hem een rjjksdaalder ter leen te geven, valscheljjk voorgevende dat bjj lint moest koopen voor zjjne zeven medailles, want dat hetgeen hjj gekocht had hem niet was bezorgd, zeggende»je kunt het mjj gerust leenen, ik wissel van middag een papiertje van 300", en dat hij een pet en een jas noodig had, omdat zjjne kleedingstukken, die hjj met de boot wachtte, nog te Sas van Gent waren en niet zoo vuil gekleed door het dorp durfde gaan. O. Na op den 9 April 1891 ten huize van Janneke van Aalst, wed. van H. van Wjjck te Terneuzen te hebben gelogeerd en zich valsche ljjk te hebben voorgedaan als gepensioneerd onderofficier O.-I. leger en een pensioen te hebben gehad van 10 per week, den volgenden dag aldaar deze, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordeelen, heeft bewogen aan hem ten gebruike af te geven verschillende kleedingstukken en voor reisgeld ter leen te geren f 0.70, valscheljjk voorgevende dat hjj naar Sas van Gent moest gaan om zjjn pen sioen te halen, een kist met kleeren en een papegaai, die zich bjj den burgemeester bevond. Hjj accordeerde met haar voor kost en inwoning tegen 5.50 per week en vooruitbetaling van drie maanden, zoodra hjj uit Sas van Gent kwam; D. Ie. Na op den 30 April in den namiddag zich te hebben vervoegd in de woning van Anthonie Paassen te Goes onder het valsche voorgeven dat hjj hem de groeten kwam bren gen van zjjn zoon uit Oost-Indië en dat hjj hem had gezegd dat zjjn zoon nog niets ver anderd waszulks nadat hem een portret van dien jongen was vertoond, op den len Mei d. a. v. door genoemden Paassen aangezocht ten diens huize is teruggekeerd en aldaar, met het oogmerk om zich te bevoordeelen, de vrouw van Paassen heeft bewogen aan hem ter leen te geven 0.50, door valscheljjk voor te geven dat hjj nog geen logies had en geen geld vóór den volgenden dag, waarop hjj zjjn pensioen zou ontvangen, ten bedrage van f 15.80, er bjj voegende: »ik zal ze morgen teruggeven als ik mjjn kist heb gehaald van Sas van Gent". 2e. Na in den avond van den 30 April zich te hebben vervoegd in de woning van J. F. W. van Dungen, logementhouder te Goes, en aan deze valscheljjk te hebben voorgegeven dat hjj gepensioneerd adjudant-onderofficier was eh een fatsoenljjk kosthuis zocht; en nadat hjj zich bereid had verklaard bjj hem in den kost te komen voor 75 per drie maanden, mits hjj goed werd behandeld en het geld den volgenden dag vooruit te zullen betalen als hjj zjjn geld op zjjn attestatie de vita had ge haald en "zulks nadat hem door de vrouw van Van den Dungen was aangeboden voor 70 in de drie maanden in den kost te komen, deze heeft bewogen aan hem ter leen te geven 0.30, valscheljjk voorgevende dat hjj die noodig had om te telegrafeeren om zjjn goed, dat zich te Sas van Gent bevond. In deze zaak was de heer mr C. Lucasse, advocaat en procureur alhier, den beklaagde ambtshalve als verdediger toegevoegd. Door het openbaar ministerie waren 12 ge tuigen gedagvaard, waarvan er 10 ter terecht zitting tegenwoordig waren. Na voorlezing der akte v«n verwjjzing en een extract vonnis van de rechtbank, waarbjj beklaagde veroordeeld was tot eene gevange nisstraf van twee jaren, werd hem door den voorzitter gevraagd of hjj die straf ondergaan had. Bekl., een flink gebouwde kerel met een eenigszins marchaal gelaat doch slecht in de plunje en met een vrjj verloopen uiterljjk, beantwoordde die vraag toestemmend, deelde mede dat hjj 29 Juni 1890 uit de gevangenis ontslagen werd en sedert dien tjjd als sjouwer man in zijn onderhoud voorzien had. Over de hem ten laste gelegde oplichterpen werd hjj nog niet ondervraagd, wjjl eerst de getuigen gehoord werden. De eerste was de herbergier A. van den Berge te Heinkenszand, die een verhaal deed van de wjjze waarop bekl. zich bjj hem en zjjne vrouw had voorgedaan voor zekeren Rut en onder de versohillendo, hierboven in het breede omschre- vens, voorgevens getuige had bewogen hem een som van f 1.25 ter leen te geven om lint voor zjjne eereteekenen te koopen. Bekl. erkende ten volle zjjne schuld aan dit feithjj gaf toe geen Indisch militair te zjjn geweest, geen eereteekenen gehad te hebben en geen cent geld of iets anders bezeten te hebben. Voorts verklaarde hjj dat de vrouw van den herbergier hem gevraagd had of hjj niet was Jacobus Rut, waarop hjj heeft geant woord dezelfde." Hjj had daarop zjjn rol als zoodanig verder gespeeld. Op eene vraag van den verdediger deelde getuige mede dat bekl., toen hg bg hem kwam, slecht gekleed was, meer als nederig man dan als een werkman. Bekl. heeft zich veront schuldigd dat hg zoo slecht gekleed was en als reden daarvoor opgegeven dat zgn goede kleeren in zgn kist zich bevonden. Bekl. was in de herberg gekomen met zekeren Vermeulen, die hem op een glas bier onthaalde. De tweede getuige, de vrouw van den her bergier Van den Berge, verklaarde dat, toen bekl. bg haar in de herberg kwam, hg haar bg haar voornaam aansprak en vroeg»Kent ge mg niet meer Eerst zeide getuige neen, maar, nadat bekl. herhaalde vragen gedaan en gezegd had in Indischen dienst en vroeger een buurjongen van getuige geweest te zgn, vroeg zg »zgt ge niet Johannes Rut wat bekl. toe stemmend .beantwoordde, terwgl hg zich ver der gedroeg als boven is uiteengezet. Getuige was niet tegenwoordig toen bekl. de f 1.25 van haar echtgenoot ontving; ook zg verklaarde dat bekl. schameltjes in de kleeren stak hg leek wel een landlooper, zoodat getuige zich eerst erover verwonderde dat haar man hem ƒ1.25 had geleend. Getuige geloofde echter later geheel en al aan het) voorgeven van beklaagde; noch aan zgn pensi oen, noch aan zgn kist met kleeren, noch zelfs aan de papegaai twgfelde getuige. Zg credi teerde hem voor een bedrag van 1.G5. De derde getuige, P. de Kok, schoenmaker te Borssele, deed ook een verslag van zgn wedervaren met dezen beklaagde, geheel over eenstemmende met het hierboven uiteengezette. Hg heeft hem, zooals daar is medegedeeld, f 7.50 geleend. Bekl. had aan getuige op een afstand eenige papieren laten ziengetuige heeft zich niet overtuigd of dit bankbiljetten waren zooals bekl. opgafhg dacht niet dat hg dit zou voorgeven als het niet waar was. Getuige heeft bekl. op zgn aandringen drie maal een rgksdaalder gegeven, hoezeer hg dit bedrag moeilgk missen konvooral daar de derde rgksdaalder deJaatate was, dien hg bezat. Bekl. erkende volkomen gehandeld te heb ben als getuige opgaf. Ook deze getuige verklaarde dat bekl. ha veloos gekleed was, maar dat hg vertrouwen stelde in zgne mededeelingen. Behalve de 7.50 geleend geld heeft bekl. nog ƒ2.50 bg getuige geborgd, De vrouw van den derde getuige, P. Stegns, bierhuishoudster, bevestigde de mededeelingen van haar man. Haar heeft bekl. papier laten zien, zeggende dat het bankbiljetten waren. Zg heeft dit papier echter niet van nabg be keken. Hg heeft zich bg getuige aangemeld onder zgn eigen naam, onder mededeeling dat hg was gepensioneerd onderofficier van het O.-I. leger. Van de ƒ7.50, die getuiges man aan bekl. heeft geleend, heeft deze niets anders gekocht dan een pet. Deze getuige heeft aan bekl. ook nog een broek van haar man gegeven. De volgende getuige, de 73jarige Jannetje van Aalst, wed. H. van-Wgck, logementhoudster te Terneuzen, heeft bekl. gedurende een halve week gelogeerd, terwgl hg de kosten voor een nacht betaalde. Voorts heeft zg bekl. 0.70 geleend voor reisgeld en hem verschil lende kleedingstukken ten gebruike gegeven. Getuige, zooals zg zeide, eene doodarme weduwe, was daartoe niet gekomen uit mede- Igden maar op grond van de door bekl. ge dane mededeelingen omtrent pensioen enz. Bekl. erkende de nem ook te dezen opzichte ten laste gelegde feiten. De dochter van de vorige getuige bevestigde de door deze gedane opgaven. Hierna kwam een derde slachtoffer van den reizenden en trekkenden oplichter, de getuige A. Paarsen, werkman te Goes. Bekl. gaf bg hem voor dat getuige'» zoon, in Indië dienende hem had opgedragen en hg hem dit op handslag beloofd had zgne groeten over te brengen aan de verwanten. Bekl. gaf verder op dat hg gepensioneerd stuurman was. Getuige had wantrouwen in bekl. en waarschuwde, toen hg de deur uit moest, zgne vrouw hem niet alleen te laten en hem geen geld te geven. Toen getuige thuis kwam vroeg bg aan zgne vrouw of zg bekl. nog iets geleend had, wat zg eerst ontkennend beantwoorddelater echter is getuige gebleken dat zgne vrouw beklaagde 0.50 had geleend. Bekl. had bg dezen getuige nog een brief geschreven aan diens zoon in Indië. Dien brief heeft zgn adres bereikt en heeft den zoon vau getuige ertoe geleid om naar huis inlich tingen te vragen, wie hem een ongeteekenden brief had toegezonden uit Goes, De vrouw van den vorigen getuige, de achtste getuige, legde eene verklaring af, geheel over eenkomstig de mededeelingen van haar man. Zg zeide volkomen geloof gehecht te hebben aan al de voorgevens van den bekl.. Bekl. gaf voor dat de getuige hem de f 0.50, die hg van haar ontving, uit eigen beweging gegeven hadwat getuige niet juist noemde; den eersten dag gat zg hem 0.50 om naar eene slaapstee te kunnen gaan doch den tweeden 1 om per spoor naar Mid delburg te kunnen vertrekken. Zg deelde voorts nog mede dat hg in de slaapstee, waar zg bekl. bracht, weggegaan is zonder te betalen. Dat hg een gulden zou ontvangen hebben ontkende bekl. Hg gaf wel toe dat hg f 0 50 ontvangen had. Als negende getuige werd gehoord de loge menthouder Van den Dungen te Goes, die zgn wedervaren met bekl., zooals dit hier boven omschreven is, mededeelde. Uit de opgaven van dezen getuige bleek nog dat bekl., toen hg hem om de /0.30 vroeg, dit deed in de Fransche taal. Getuige had vertrouwen gesteld in bekl., omdat deze hem de groeten kwam brengen van een oud-Goesenaar, die vroeger veel bg getuige aan huis kwam. Bekl. was voorts fat- soenlgk in het spreken en ging den tweeden dag, dat hg bg getuige was, driemaal achter een naar het stadhuis om, zooals hg zeide, zgne stkuken te halen. De laatste getuige, de vrouw van Van den Dun gen, bevestigde de verklaringen van haar man. De bekl., die alles had erkend wat hem ten laste gelegd werd, verklaarde tot de daad ge komen te zgn door armoede. De voorzitter wees bekl. nog op verschillende andere zaken, die gebeurd zgn en waaruit ge bleken is dat hg op een ergerlgke wgze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen en de teer gevoeligheid van verschillende personen. Bekl. verklaarde nogmaals dat alleen gebrek hem er toe gebracht heeft de verschillende oplichtergen te plegen. De ambtenaar van het openbaar ministerie, de heer jhr mr J. F. Schunrbeque Boege, begon met te wgzen op de bepalingen van art. 326 van het wetboek van strafrecht, waaronder, naar hg meent, de handelingen van dezen beklaagde vallen. De ambtenaar toonde aan dat de feiten, waarvoor deze bekl. terecht staat, een samen- voegsel van verdichtsel, een opeenstapeling van leugens aanwgzen, die zgne schuld aan oplich ting ten volle bewezen doen zgn. De ambtenaar ging, om dit nader uiteen te zetten, de verschillende getuigenverklarigen na, waaruit èn de aanneming van een valschen naam en van eene valsche hoedanigheid èn verdichtsels èn leugens klaar en helder in het licht komen. De verschillende feiten, aan bekl. ten laste gelegd, achtte de ambtenaar wettig en over tuigend bewezenhg wees verder op een tweetal vonnissen, die bekl. had ondergaan, zelfs een van twee jaar gevangenisstraf, en was van oordeel dat mannen als bekl. voor langen tgd uit de maatschappg dienen gehouden te worden hg vorderde daarom bekl. veroordeeling wegens 5 feiten van oplichting, tot eene gevangenisstraf van drie jaren, met bepaling dat de tgd van voorloopige hechtenis in mindering van zgne straf zal komen, en met ontzetting gedurende zekeren tgd van enkele rechten. Da verdediger van bekl., de heer mr C. Lu casse, begon met te zeggen dat hg met den ambtenaar verschilde in meening omtrent de gevaarlgkheid voor de maatschappg van den bekl. Hg wees erop dat de verschillende personen, die hun geld en hun kleederen zgn kwgtge- raakt aan bekl., dit niet hebben te wgten aan den bekl,, maar aan kan eigen buitenge* wone onnoozelheid en lichtgeloovigheid. Welk een goedgeloovigheid toch is er bg de verschillende personen toe noodig geweest om aan te nemen dat een zoo haveloos gekleed persoon een groot pensioen had, bankpapier bezat en in Sas van Gent een kist met kleeren staan had. Aangenomen al dat men gelooven kon dat hg gepensioneerd militair was, dan weet toch bgna ieder dat de uit Indië retourneerende gepensioneerden wel te Amsterdam, te Rotter dam of m zeeplaatsen binnenvallen doch niet te Sas van Gent aankomen. Waar hier van zooveel lichtgeloovigheid sprake is, meent pleiter dat hier de oplichting niet kan aangenomen worden en vroeg hg vrgspraak voor zgn cliënt voor zoover de ten laste gelegde feiten bewezen te achten zgn, terwgl hg verder meent dat óen feitde leening van 0.50 van vrouw Paassen in ieder geval niet bewezen is. Op grond van door bekl. gedane mede deelingen en bekentennissen pleitte verder de verdediger, zoo de rechtbank geen termen tot vrgspraak vinden kon, verzachtende om standigheden voor zgn cliënt, daar de door den ambtenaar van het openbaar ministerie gedane vordering hem niet in evenredigheid toeschgnt met de ten laste gelegde feiten. Na re- en dupliek werd de uitspraak in deze zaak bepaald op 25 Augustus aanstaande. In de tweede plaats stond terechtD. V., oad 61 jaar, werkman, geboren te St Jansteen, wonende te Hulst, thans alhier in hechtenis. Hg werd beklaagd dat hg ter terechtzitting dezer rechtbank van 26 Juni 11. als getuige gehoord in de zaak van Johannes de Kouwer, die terecht stond ter zake dat hg in het jaar 1890 vóór den 6en Augustus uit den stal van A. A. Schuerman te Hulst twee gzeren kettin gen, aan dezen toebehoorende, heeft weggenomen met het oogmerk zich die wederrechtelgk toe te eigenen opzettelgk eene valsche verklaring onder eede heeft afgelegd ten nadeele van voornoemden J. de Kouwer, door alstoen onder eede te verklaren in strgd met de waarheid, het navolgende»Ik heb de twee mg vertoonde kettingen niet bg Scheurman weggenomen en ze ook niet verkocht aan den beklaagde De Kouwer. Het is niet waar dat ik hem in de herberg van De Kort, en wel in de maand Juli 1890, heb gezegd een paar gzeren kettingen voor hem te hebben en het is ook niet waar, dat ik in den avond van dienzelfden dag deze kettingen bg den beklaagde heb gebracht en ze hem heb verkocht voor —.50ik heb die f —.50 dan ook niet van den vader van den beklaagde ontvangen." Na voorlezing der akte van verwgzing en van de verklaring, door den bekl. den 26 Juni 11. afgelegd, gaf deze op de vraag van den voorzitter te kennen die verklaring gedaan te hebben en erkende verder toen een valschen eed gedaan te hebben. Hierna werd overgegaan tot het hooren der vier gedagvaarde getuigen. De eerste, J. de Kouwer, die den 26en Juni terechtstond wegens diefstal van de bovenbe doelde kettingen, hield zich aan zgne toen geuite bewering, dat hg die kettingen niet had gestolen, maar ze van Y. D., toen getuige nu bekl., had gekocht. Bekl. zeide thans dat hem door De Kouwer was gezegd dat deze hem wel aan een paar kettingen helpen kon en hem eigenlgk heeft aangezocht die kettingen bg Schuerman weg te nemen. Getuige ontkende dit; hg heeft wel met bekl. 's Zondags avonds in de herberg van De Kort over kettingen gesprokenmaar hem volstrekt niet aangezet om de kettingen bg S. weg te nemen. Op een vraag van den verdediger, den heer mr C. de Witt Hamer JGz., waarom getuige de kettingen, nadat die zoo kort in zgn bezit waren, bg een smid heeft doen veranderen, verklaarde getuige dit gedaan te hebben, om dat de kettingen stnk waren. Deze gaf ook, op een vraag van den verdediger of de som van 0.50 niet te laag was voor het gzerwerk, te kennen dat hg meende dat dat de waarde was. De tweede getuige, de vrouw van De Kouwer, verklaarde tegenwoordig geweest te zgn bg de levering der kettingen door bekl. en bg de betaling van f 0.50, welke som door den vader van den len getuige, op diens verzoek, aan Y. is ter hand gesteld. Bekl. beweerde dat deze getuige bg een en ander niet tegenwoordig was geweest. De verklaring van den volgenden getuige, vader van den eersten, sloot volkomen met die van de vorige. Eindelgk verklaarde de laatste getuige, E. J. de Kort, van het feit van 't verkoopen niets te weten dan alleen dat Y. hem verteld had de kettingen aan De Kouwer verkocht te hebben. De bekl. deelde nog mede dat hg reeds vroeger gemakkelgk de kettingen had kunnen wegnemen doch dat hg dit niet durfde, uit vrees dat de diefstal zou uitkomen. Toen echter De Kouwer hem er toe aanspoorde en zeide de kettingen te zullen doen verande ren is hg tot den diefstal gekomen. De ambtenaar van het openbaar ministerie, die alsnu het woord verkreeg, begon met te herinneren aan de behandeling der zaak tegen De Kouwer en wees er op dat door de indertgd door bekl. afgelegde verklaring deze onschul dig had kannen veroordeeld worden. Reeds toen had de ambtenaar de overtui ging dat de bekl. van thans onwaarheid sprak, en herhaaldelgk is deze gewezen op het daar aan verbonden gevaar voor hem. Om dien twgfel heeft de ambtenaar toen vrgspraak van De Kouwer gevraagd. Yerder wees de officier op het ernstige van het misdrgf door dezen een en zestig jarigen man, die niet alleen diefstal pleegde maar nog door een meineed zich trachtte vrg te pleitea een «ader te deen vereordeelen. De heer mr Schunrbeque Boege toonde verder aan dat, zoowel door de getuigenverklaringen als door de bekentenis van bekl., het hem ten laste gelegde feit wettig en overtuigend be wezen is en willens en wetens was gepleegd. Hg vorderde daarom schuldigverklaring van bekl. en zgne veroordeeling tot drie jaren gevangenisstraf met bepaling dat de in preven tieve hechtenis doorgebrachte tgd in mindering zal worden gebracht De verdediger van bekl. wees erop dat de taak, die in deze op hem rust, zeker geene dankbare was. Na de bekentenis van bekl. rest hem weinig anders dan de hoegrootheid der geëischte straf te bespreken, die hem, met het oog op den ouderdom van bekl., zeer zwaar voorkwam. Hij wees er nog op dat er eenig verschil be staat in de getuigenverklaringen en eindigde met zgn cliënt in de clementie van de recht bank aan te bevelen. Ook in deze zaak is de uitspraak op 25 Augustus a. bepaald. Door dezelfde rechtbank is heden J. M. K., 33 j., barbier, zonder vaste woonplaats, alhier gedetineerd, ter zake van bedelarg veroordeeld tot 6 dagen hechtenis met mindering van den door hem in verzekerde bewaring doorge- brachten tgd en met bevel tot zgne invrgheid- stelling. De le-luit. G. W. F. Epkema, van het 8e reg. inf. te Bergen op Zoom, wordt met 1 Sept. a. s. gedetacheerd bg de kon. mil. academie, ten einde later als leeraar in de wiskunde bg die inrichting op te treden. Door den heer J. F. W. Conrad, inspec teur bg den rgkswaterstaat, nieuw gekozen lid van de Tweede kamer, is tegen 1 September ontslag uit 's rgks dienst aangevraagd. Omtrent den heer J. Verloop Czn., hoofd ingenieur, den Hen Augustus te Utrecht over leden, melden de Hollandsche bladen het vol gende De overledene, tot aan den overgang der Rhijnspoorwegmaatschappij ingenieur bg die maatschappg, werd, na een bezoek gebracht te hebben aan de fabriek zgner zoons (de be kende olieslagerg der firma Verloop, waarbg hg zelf ook geïnteresseerd was), op de straat ongesteld, viel neer en had reeds opgehouden te leven, toen hg in het politie-bureau aan do Weerdpoort gebracht werd. Als hoofdambtenaar der Rhijnspoorwegmaat- schappij genoot de heer V. steeds veel achting en waardeering. Zgne praotische kennis van het stoomwezen en de spoorweg-inriohting werd algemeen erkend. In veel opzichten waz hg een self-made man. Zgne eerste diensten heeft hg der Maatschappg bewezen als ma chinist. Toen het aantal van drie maohinisten moest uitgebreid worden, werd hg chef-maohi- nist, klom later nog hooger, tot hg zgne be noeming kreeg als ingenieur. Groot wa« zgne werkkracht, onvermoeid zgne werkzaamheid. Ook als burger van Utrecht geboot hg veel aanzien. Yan zgnen «toffe! jj ken vooruitgang kwam veel den armen en waren behoeftigen ten goede, wien hg in stilte veel weldeed, terwgl andere bewgzen van welwillendheid steeds ten deel vielen aan allen, die op de eene of andere wgze zgn vriendelgken omgang mochten ge nieten. Algemeen is dan ook de deelneming bg het vernemen van zgn overigden. Een weduwnaar en eene vrouw, (gescheiden of niet) vestigden zich ter woon te Nieuwe Tonge. Eensklaps bestormt zoo schrgft men ons eene menigte hunne gemeenschappelgke woning en die menigte sleurt beiden, vreese- Igk aan kleeren gehavend, het huis uit om se naar eene vroegere woonplaats, Sommelsdgk, terug te brengen. Politie, d. w. z., éen veld wachter is niet bestand tegen overmacht. Maar mag zoo iets plaats hebben zonder dat daartegen wordt opgekomen? Wg noemen het ergerlgk. Sequah zgn te Rotterdam eenige flesschen van zgn middel ontstolen. De dader is in handen der politie. Yoor de rechtbank te Bergen op Zoom is Donderdag in tegenwoordigheid van een zeer talrgk publiek, de zaak behandeld tegen dien wonderdokter, die eigenlgk Charles Devonport heet. Het requisitoir strekt tot veroordeeling tot 300 boete, subsidiair 60 dagen hechtenis, wegens het onbevoegd uitoefenen van genees kundige praktgk, en 200 boete, subsidiair 40 dagen hechtenis, wegens het onbevoegd verkoopen van geneesmiddelen. Te Rotterdam heerscht eenige gisting onder het zeevolk, voornamelgk in verband met een beweging die in het leven is geroepen na het gebeurde op de Obdam. Een tremmer van die boot zou op een daartoe belegde meeting het woojd voeren over rechtsverkrach ting. Ook Sprow, de bekende leider van werkstakingen in Engeland, zou daar optre den ten minste als hg zich niet, evenals voor een paar maanden in Constantia gebeurde, laat wachten. Omtrent den brand Donderdag in de stoombranderg van de firma B. A. J. Wïtkampf, aan de Nieuwe Haven te Sohiedam, meldt men dat die is ontstaan door het springen van het peilglas van een distilleertoestel. In korten tgd had het vuur zich door de geheele inrichting verspreid en was aan behoud der fabriek niet meer te denken. Eene mouterg, aan de overzgde staande, werd door de brandweer behouden, doch be kwam toch eenige schade terwgl ook eene branderg aan den anderen kant van het bran dende perceel eenige minuten letterlgk in vlam stond doch door het krachtig optreden der brandweer voor verdere vernieling behoed werd. Daar de brand vóór beurstgd uitbrak, steeg de prgs van de gist, waarvan die branderg dagelgks 500 kilo produceerde, tot eene onge kende hoogte.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 2