N°Tl697
134e Jaargang.
1891.
Dinsda CF
21 Juli.
Deze courant versch^nt d a g e 1 i) k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—i
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën: 20 cent per regel; Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;',
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg 20 Juli.
EUMST EN LETTEREN.
o
Tlie »»n «hij eter.
Middelburg 20 Juli vm. 8 u. 66 gr.
m. 12 u, T gr., av. 4 u. 69 gr. F.
Verwacht Z. W. wind.
vSnnai™uT3nlP,tfiG,TD3S VJST MmTDAGHt Z°0N' 5 ®°eB: A- A" w- so^anb, te KruiningenF. v. n. Pei,!., te Zierik.eeA. C. be Moon, te TholenW. A.
ilsetv» vnltv j jonge. - Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
auvertentie bureau s van Nijgh Van Ditmajr, te Rotterdam, de Gebr. Belineanie, te 's Gravenbage, en A. de la Mar Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Pargs en Londen, de Compagnie générale de Pnblicité étrangère g. L. Daube Cie., John f. Jones, opvolger.
De volgende regelen uit het jongste nommer
van het Vaderland verdienen zeker wel
ernstige overweging in onze naaste omgeving,
omdat de daarin behandelde kwestie ook een
punt van bespreking uitmaakte in de jongste
vergadering der kiesvereeniging Eendracht
maakt macht te Middelburg.
Genoemd blad uit de residentie, waar men
voor de a. gemeenteraadsverkiezing van liberale
zijde een werkman candidaat stelde, iemand
die ook aanbevolen wordt door de werklieden
kiesvereeniging Ontwikkeling schrjjft dan,
onder het opschrift Werkmans-candidatuur, het
volgende
Op tal van plaatsen is de vraag aan de orde:
is het wenschelijk ook een werkman of arbeider
in den gemeenteraad te brengen Amsterdam
iB reeds voorgegaan en heelt Nolting afge
vaardigd. Andere gemeenten als Den Haag,
Utrecht, Hengeloo, denken er ernstig aan dit
voorbeeld te volgen.
Niet in alle kringen echter vindt dit denk
beeld instemming. »Door speciaal in den kring
van den werkmansstand een candidaat te zoeken
en als werkmans-candilaat te pousseeren, gaat
men terug zoo wordt beweerd tot het
veroordeelde privilege van standenregeering.
De eenige vraag is en mag zijnwie zjjn het
meest geschikt om als raadsleden de geheele
gemeente te vertegenwoordigen Tot welk
kerkgenootschap iemand behoort of welke be
trekking hp bekleedt, mag daarbjj niet op den
voorgrond staan. Is een werkman boven anderen
geschikt, waarom zon men jjem voorbijgaan,
maar hem te nemen omdat bp werkman ib en
hem als arbeiderscandidaat te proclameeren
dat is een verderfelijk beginsel, waarmede wij
niet kunnen instemmen."
Oppervlakkig valt tegen die redeneering
weinig in te brengen, want de oude standen-
vertegenwoodiging wenscht zeker niemand
terug. Maar tot een geheel andere conclusie
komt men, indien men de vraag stelt: is het
niet wenscheljjk den gemeenteraad zóo saam
te stellen, dat alle eenzijdigheid wordt vermeden
en de verschillende behoeften en belangen in
de verschillende kringen der bevolking gelijkelijk
tot hun recht kunnen komen En die vraag
zal men zeer zeker bevestigend beantwoorden,
ook al is men vaneen standen vertegenwoordiging
afkeerig. Als het geval zich voordoet, dat er
zeer knappe, practische mannen in den raad
zitting hebben, maar toevallig een bekwaam
rechtsgeleerde ontbreekt, dan vindt men het
niet meer dan natuurljjb om bjj de eerste de
beste vacature te zoeken in den kring der
juristen, ten einde bjj al die punten, waarbij
dat voorkcmt, deskundige voorlichting te hebben.
En eveneens zal men bjj voorkeur in den kring
van bouwkundigen of ingenieurs een keuze doen,
indien zich in den raad de behoefte doet ge
voelen aan betere technische voorlichting. Welnu
waarom zou men dan niet evenzoo mogen
handelen waar het andere belangen geldt en
speciaal de belangen van den werkmansstand, de
belangen van de lagere klassen, die ook telkens
in den gemeenteraad, en vooral in den gemeen
teraad van groote steden, ter sprake komen Dat
mannen, die geheel buiten die kringen staan en
niet met het volk dat woord genomen in
beperkten zin hebben meegeleefd, al zjjn zjj
overigens nog zoo knap en bekwaam, daarover
minder goed kunnen oordeelen dan de ont
wikkelde werklieden, die zich bjj voortduring
onder hun standgenooten hebben bewogen
wie zal het durven ontkennen Onder de
meergegoeden zjjn er weinigen, die zich geheel
op het standpunt van de lagere volksklassen
kunnen plaatsen, ten volle gevoelen wat daar
omgaat en wat hen beweegt zeer weinigen,
die zich een volkomen juist denkbeeld kunnen
vormen van de eischen en behoeften welke
daar op den voorgrond treden. En daarmede
is het stellen van werklieden-candidaten reeds
gerechtvaardigd, altjjd onder de mits, dat men
niet maar den eersten den besten afvaardigt,
die zich werkman noemtmaar werklieden
kiest, van wie men met grond mag verwach
ten, dat zjj de raadzaal binnentreden niet alleen
met een goeden wil, maar ook met het ver
mogen en het talent om voor de gemeente
belangen flink op te treden.
In het Weekblad van het Recht leverde dezer
dagen de heer mr E. P. Schorer, voorzitter van
de Vereeniging tot het bezoeken der armen te
Middelburg, eenige beschouwingen naar aan
leiding van het bekend arrest vandenHoogen
taad, waarbjj de herplaatsing op de kiezers*
lysten bevolen werd van een persoon te Mid
delburg, die van eene instelling van weldadigheid
een renteloos voorschot voor onbopaalJen tijd
had ontvangen. Met blijdschap, zegt mr E. P,
Schorer, zal die beslissing vernomen zjjn door
die instellingen van weldadigheid en meer in
het bijzonder heeft de schrjjver hier het oog
op de instelling »door bjjzondere personen of
door bjjzondere niet-kerkelijke vereenigingen ge
regeld en bestuurd," bedoeid in art. 2c der armen
wet die zooveel mogeljjk in stilte werken en
in geheimhouding van de namen der door haar
ondersteunden eenen waarborg voor het nut
tige van haren werkkring zien en die dan ook
ongaarne en alleen omdat zjj zich aan eene wet
telijke verplichting (art. 10&w en 12bis der
kieswet) niet kunnen onttrekken, tot het open
baarmaken van die namen overgaan.
Toch betwjjfelt de schr. of nu door dit arrest
voor al de instellingen duideljjk genoeg de weg
is aangewezen, dien zjj voortaan in elk voorko
mend geval te bewandelen hebben. De gedrags
lijn zal niet moeiljjk zjjn voor die instellingen,
die, zich uitsluitend ten doel stellen öf het
lenigen öf het voorkomen van armoedede
hulp, door de eersten verstrekt, is onderstand,
die door de laatsten verleend, geen onderstand.
Geldt het eene instelling van weldadigheid, die
zich ten doel stelt niet alleen het lenigen, maar
ook het voorkomen van armoede, en is deze
van oordeel, dat de door haar in welken vorm
dan ook, mede in dien van een renteloos voor
schot, verleende hulp zonder twjjfel gestrekt heeft
tot leniging van den nood van eenen arme, die
nog op de kiezerslijsten geplaatst is, zjj doe
daarvan opgave aan den gemeenteraadis zij
van oordeel, dat die hulp ontwijfelbaar verstrekt
werd tot voorkoming van armoede, zjj late die
opgave achterwege. Maar, waar zjj zelve bjj
gemis van eene juiste grensbepaling in de on-
leniging van den nood van eenen armen ge
strekt heeft, zou het haar daar vrijstaan, ge
dachtig aan het in dubiis abstine, de opgave
achterwege te laten? De schr. zou meenen,
dat dit aanbeveling verdient, wanneer men
bedenkt, dat toekenning van kiesrecht regel,
uitsluiting de uitzondering is, die, wil zjj toe
gepast kunnen worden, bewezen moet zjjn.
Het kiesrecht kan op grond van verleenden
onderstand niet ontnomen worden aan hem,
van wien niet vaststaat, dat hem onderstand
verleend is. In dezen geest is hjj van oor
deel, dat voortaan dient gehandeld te worden,
al staat dit niet met zooveel woorden in het
besproken arrest te lezen, en hjj meent eene
bevestiging van dit gevoelen in het arrest
te vinden, waar de H. R. de plaatsing op de
kiezerslijsten beval, hoezeer jacto niet vast
stond, of in casu de requirant al of niet be
hoorde tot de categorie van armen, aan wie
ondersteuning ter leniging van nood was ver
leend.
Advertentiën
j moeten des namiddags te één uui
I aan het bureau bezorgd sjjn, wille*
zjj des avonds nog worden opgenomen.
arbeid vereischen, de lage loonen der boeren
arbeiders zjjn voor gu.n vc. mindering vatbaar,
en juist de tegenspoed zal den boer noodzaken
tot inspanning van alle krachten, tot verbete
ring van zjjn bedrjjf, tot meer zorgvuldige
bebouwing van den grond, tot verhooging van
qualiteit en quantiteit zjjner gewassen en
zuivelproducten, tot wat men noemt meer
intensieve cultuur, die meer handenarbeid ver-
eischt, en tevens van de njjverheid werktuigen,
voeder- en meststoffen noodig heeft.
»Het beschermende stelsel ten opzichte van
den landbouw heeft nooit een ander gevolg
dan het verrjjken der grondbezitters, en heeft
feiteljjk dit gevolg gehad zoowel in Engeland
als in Frankrjjk."
De bekende heer J. C. van Marken te Delft,
die in den laatsten tjjd warm heeft gepleit voor
bescherming ten behoeve van verschillende
takken van fabrieksnijverheid, verklaarde echter
daarbjj tevens dat hjj in geen geval genegen
zal zjjn om zjjn medewerking te verleenen tot
bescherming van den landbouw door het heffen
van invoerrechten op granen. In het laatste
nummer van De Fabrieksbode nu zet hjj uit
voerig uiteen, waarom bjj de bescherming voor
de fabrieksnijverheid te duur zóu gekocht
achten, indien daarmede bescherming van den
landbouw in bedoelden zin moest gepaard gaan.
Alleen dan zou hjj ook zjjn voor invoerrechten
op granen, indien men kon bewijzen, dat daar
door de nationale arbeid zou vermeerderen,
maar dat ontkent hjj ten sterkste. Door in
voerrechten op granen zoo schrjjft de heer
Van Marken »zult gjj wel de geldelijke op
brengst van onze bouwlanden verhoogen, maar
niet den nationalen arbeid vermeerderen, de
Nederlanders wel duur brood, maar geen brood
van Nederlandseh graan laten eten, waarvan
de voortbrenging aan Nederlandsche handen
een nieuw middel van bestaan opent. De
nijverheid kan worden uitgebreid door den bouw
van fabrieken, maar de landbouw kan- niet in
omvang toenemen om de eenvoudige reden, dat
ons land niet grooter te maken is dan het is."
En verder: Zoolang de opbrengst van de
landbouwproducten de koBten van de voortbren
ging dekken kan, zoolang loopt de nationale
landbouwarbeid nog geen gevaar vleugellam
te worden gemaakt. Dé pachter moge zjjn
huurpenningen niet kunnen betalen, de eigen
geërfde boer wel loon voor zjjn arbeid en voor
den arbeid zijner werklieden, maar geen rente
van zjjn kapitaal kunnen verdienen, en hier
door moge de verkoopwaarde van den grond
aanmorkeljjk achteruitgaan, maar de grond zal
evengoed productiemiddel bljjven, evenveel
Bjj kon. besluit is aan dr J. F. vanBemmelen,
op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend als
leeraar aan de rjjksnormaalschool voor teeken-
onderwijzers en aan de rjjkssehool voor kunst
nijverheid te Amsterdam.
Verder zjjn de meesterknecht bp 'srjjkswerf
te Willemsoord E. Faber en H. J. Schuur, veri
ficateur der directe belastingen, invoerrechten en
accjjnsen te Rotterdam, benoemd tot broeder
in de orde van den Nederlandschen Leeuw
Aan S. Versfeit is, op zjjn verzoek, eervol
ontslag verleend uit zjjne betrekking van com
mies bjj het dep. van financiën.
Nog zjjn benoemd bij het wapen der art., bjj
den staf van het wapen, tot majoor, hoofd der
pyrotechnisehe werkplaatsen, de kapitein J. G.
van Gennep, van het le reg. veld-art.bjj het
2e reg. vesting-art., tot kapitein, de eerste luit.
A. W. de Jonge van der Halen, van het korps
rjjdende artillerie.
Eindeljjk is mejuffrouw A. M. Gerth van Wijk,
laatsteljjk leerares aan de hoogere burgerschool
lande, op haar verzoek, wegéns physieke
ongeschiktheid, eervol uit 's lands dienst ont
slagen, met toekenning van pensioen.
Aan enkele Hollandsche bladen wordt ge
schreven dat de drie hoofdambtenaren, twee
bjj het ministerie van oorlog en éen bjj het
departementvan binnenlandsche zaken, dezer
dagen benoemd tot ridder in de orde van den
Nederlandschen Leeuween belangrjjk, zoo niet
het gewichtigste aandeel hebben gehad aan
de bewerking en verdere voorbereiding der leger-
wet, voor zoover die in de bureau's der minis-
teriën heeft plaats gehad, en welke wet bjj de
Tweede kamer aanhangig is gebleven.
Vroeger was het dan steeds de gewoonte aan
de voornaamste medewerkende ambtenaren aan
eene belangrjjke wet eerst de hun toegedachte
onderscheiding toe te kennen, als het der regee
ring gelukt was haar voorstel door de Staten-
generaal te zien aangenomen.
Thans is een andere weg gevolgd en is de
onderscheiding uitgereikt, ofschoon de wet,
waaraan de ambtenaren hunnen arbeid hebben
besteed, nog niet tot stand kwam.
Niemand zal zeker beweren dat dit bewjjs
van waardeering niet verdiend wasen van de
zjjde van een demissionair kabinet niet ten
volle te verantwoorden, vooral in verband met
het onzekere lot van de legerwet.
In de St.Ct. is opgenomen het kon. besluit
van den 15en Juli 1891, tot vaststelling van
eenen algemeenen maatregel van bestuur, als
bedoeld bjj artikel 4 der wet van 5 Mei 1889
(iStaatsblad no. 48) betrekkelijk het doen ver
richten van arbeid van personen beneden zestien
jaren of vrouwen in fabrieken en werkplaatsen
Het comité uit de handelsreizigers te Rot
terdam, die een beweging op het getouw heb
ben gezet tegen de verhoogde abonnements
prijzen der staatsspoorwegen, heeft besloten
om in iedere provincie, en wel in de hoofd
steden, een sub-comité te vormen, dat de zaak
in de kamer van Koophandel aanhangig moet
trachten te maken. Vervolgens zal overal een
adres aan den minister ter teekening worden
gelegd en daarna persoonljjk worden aange
boden. Helpt dit niet, dan zal men trachten
er de kamerleden voor te Bpannen. Ieder heeft
een of meer provinciën op zich genomen ter
vestiging van het sub-comité.
Vrjjdag is te Amsterdam per stoomschip van
den Kon. W.-Ind. maildienst in Amsterdam
aangekomen jhr. mr. M. A. de Savornin Loh-
man, oud-gouverneur van Suriname, die zich
den 27en Juni in alle stilte en zonder gezel
schap te Paramaribo had ingescheept.
Tegeljjkertjjd ongeveer met zijn aankomst
hier te lande, brachten de bladen uit Para
maribo berichten omtrent een, den 18enJuni,
op verzoek van de boeren Barnett, Van Praag
en Van den Broek, gehouden buitengewone
vergadering van de Koloniale staten, waarin
overeenkomstig hun voorstel, besloten is om
naar aanleiding van het door den gouverneur
aan den minister van Koloniën gezonden tele
gram waarin de bekende rustverstoring
wordt toegeschreven aan handelingen van den
procureur-generaal tegen de bevelen van den
gouverneur, in verstandhouding met de Staten
een schrjjven tot opheldering te richten
aan den minister van Koloniën.
Tot leden der commissie van redactie werden
benoemd de heer Barnett, Van Praag en Van
Meurs.
In de zitting van den volgenden dag ver
klaarde de heer Van Meurs, dat bjj hem be
zwaren waren opgekomen om de op hem uit
gebrachte benoeming als lid der commissie
van redactie aan te nemen. Dientengevolg
werd benoemd de heer d'Angremond.
In de zitting van 22 Juni is de bedoelde
missive ter tafel gekomen en vastgesteld met
10 stemmen tegen 1, die van den heer Van Geyt,
die betoogde dat niet de gouverneur de oorzaak
was van de rustverstoring, maar »zjj, die door
woord en schrift slapende hartstochten hebben
wakker geschud, vooral zjj, die, zonder zelfs te
pogen bewjjzen voor hunne onware beweringen
aan te voeren, niet ophouden den gouverneur
dezer kolonie valscheljjk te beschuldigen van
het in praktjjk brengen en daardoor opwekken
van klassen-, rassen- en godsdiensthaat, en
onder voorwendsel van daartegen te strjjden
juist het hunne er toe hebben bijgebracht, om
de gemoederen in gisting te brengen."
Tegen die bewering werd door de overige
leden der staten krachtig geprotesteerd.
In genoemd adres wordt ten stelligste ont
kend het bestaan van eene verstandhouding
de* ■St'-ite,*!.-iJ,
eveneens van eene zoodanige verstandhouding
tusschen den gouverneur-generaal en de indi-
vidueele Statenleden. Een uitvoerig relaas van
het gebeurde wordt voorts gegeven ten bewjjze,
dat het oproer niet te wjjten is aan handelin
gen van den procureur-generaal in of buiten
verstandhouding met de koloniale staten, en
ook dat er geen de minste grond bestaat voor
des gouverneurs beweren, dat het op beide
dagen gelukt is door zjjn persoonlijk optreden
en zonder bloedvergieten de orde te herstellen
Aan het einde van den brief wordt gezegd
»Is voor het oogenblik de orde hersteld, de
regeering verkeere niet in den waan, dat de
gemoederen der op zoo misdadige wijze opge
ruide lagere volksklasse tot kalmte, tot bedaren
zjjn gebracht.
Bepalen de gevolgen van het oproer van
12 tot 14 Mei zich er toe, dat daarbjj een
aantal beambten van de politie en een groot
getal der misleide en opgeruide negers min
of meer ernstig zjjn verwond en een dezer
laatsten gedood is, en dat verschillende inge
zetenen in meerdere of mindere mate schade
hebben geleden, tengevolge van het tegen hunne
eigendommen gepleegd geweld, de gevolgen
van de stelselmatige opzetting en opruiing der
minder ontwikkelde volksklasse tegen de be
zittende klasse zullen zich nog lang doen
gevoelen.
In eene kolonie als deze, waar vóór de
komst van gouverneur Lohman op maatschap
pelijk en godsdienstig gebied volkomen ver
draagzaamheid heerschte, is thans de lagere
volkslasse verbitterd tegen de meergegoeden
en staan onder hen zelve de leden van ver
schillende gezindten vjjandig tegenover elkaar."
Vrjjdag 26 Juni 's avonds, onder het gebulder
van het geschut, ankerde de Prins Frederik
Hendrik, aan boord waarvan zich de nieuw
benoemde gouverneur van Suriname bevond,
ter reede van Paramaribo.
Den volgenden dag werd door jhr mr T. A.
J. van Asch van V7ijck het bestuur aanvaard.
In de audiëntiezaal van het gouvernements
hotel gekomen, heette mr Lohman, bljjkbaar
aangedaan door den indruk van het oogenblik,
den nieuweH gouverneur welkomhet was hem,
zeide hij, een genoegen, dat H. M. de geëer
biedigde koningin-regentes tot zjjn opvolger in
deze belaugrjjke kolonie den heer Van Asch
van Wjjck had benoemd, en hjj hoopte dat het
zjjn opvolger mocht gegeven zjjn in gezondheid
en geluk deze kolonie, zoowel in haar belang
zelve als in dat van Nederland, tot bloei te
brengen.
De heer Van Asch van Wjjck bedankte daarop
den heer Lohman voor zpne goede wenschen,
waarna de in de zaal aanwezige autoriteiten
en ambtenaren hem corpsgewjjze door mr- Loh
man werden voorgesteld.
Hierna zeide de heer Lohman, dat hjj van
deze gelegenheid gebruik maakte om afscheid
te nemen van de aanwezigen, die mochten
wenschen hem vaarwel te zeggen, en na rechts
en links eene buiging te hebben gemaakt, ver
liet de heer Lohman het vertrek, en was daar
mede de plechtigheid afgeloopen.
Na eene korte zitting van den raad van
bestuur begaf de heer van Asch van Wjjck,
vergezeld van zjjne echtgenoote en den adju
dant, zich naar de vergaderzaal der staten, om,
ingevolge de bepaling van art. 15 van het
regeeringsreglement, in eene plechtige zitting
van dit collego, alwaar ook de leden van den
Raad van bestuur tegenwoordig waren, het
bestuur over de kolonie te aanvaarden.
In de rede, die daar door den nieuwen gou
verneur werd gehouden, zeide hp o. a. het
volgende
Het bestuur te aanvaarden op dit oogenblik
levert eene bjjzondere moeilijkheid op. Die
moeiljjkheid" moeten wjj onder de oogen dur
ven zien. Mocht op 12 Mei 1865 in de Tweede
kamer der Staten-generaal met recht gezegd
worden dat in de kolonie Suriname verschil
lende gezindheden zjjn, maar dat er eene ver
draagzaamheid heerscht, veel grooter dan in
Nederland, 12 Mei 1891 heeft ons iets anders
doen zien.
„Gelukkig is de rust spoedig hersteld, doch
het is ons aller roeping om te onderzoeken
aan welke oorzaken de veranderde verhouding
is toe te schrjjven en te doen wat in ons ver
mogen is, om de spreekwoordelijke verdraag
zaamheid der Surinaamsche bevolking weder
feit te doen worden. Bljjkt het, dat ook
■zjjds daartoe ban worden medegewerkt,
ik heb de overtuiging, dat die medewerking
niet zal uitbljjven.
■Uw voorzitter sprak ook namens U, toen
hjj in de plechtige bjjeenkomst van 12 Mei
het weJzjjn van allen. Moge dit bewustzijn
ten allen tjjde bp U kunnen bljjven bestaan,
dan zal, ook al bestaat er verschil over de
vraag hoe de belangen van allen het best wor
den bevorderd, door samenwerking en onderling
overleg het resultaat worden verkregen dat
men voor oogen houdt.
»Die samenwerking is een eerste vereischte
om de kolonie Suriname tot bloei te brengen.
Waar gij, mjjne heeren, niet uit het oog
zult verliezen, dat de vertegenwoordiging niet
mag willen regeeren, maar geroepen is haar
invloed te doen gelden bjj de regeering en het
bestuur, daar kan ik u de verzekering geven,
dat volksinvloed bjj mjj geen jjdel woord is en
dat ik de bepalingen van het regeeringsregle
ment, waarbij de volksinvloed wordt verleend,
van hooge beteekenis acht.
ïOok ik heb als volksvertegenwoordiger een
tiental jaren de belangen van mjjn dierbaar
vaderland naar mjjn best weten mogen voor
staan, en al heb ik er ten alle tjjde voor ge
waarschuwd, dat de volksvertegenwoordiging
niet trede op het gebied der regeering, en ge
voeld dat alleen dan op de verantwoordelijkheid
der regeering kan worden gewezen, wanneer zjj
niet in het behartigen der haar opgedragen
belangen belemmerd wordt door de volksver
tegenwoordigingde bjj de grondwet gewaar
borgde volksvrjjheden en rechten heb ik met
mjjne beste krachten voorgestaan. Moge dit
voor u een waarborg zjjn, dat ik uwe roeping
niet gering acht.
»Meeningsverschil zal niet kunnen uitblijven,
maar indien wjj in ons hart instemmen met
de woorden van uwen voorzitter waarmede
hjj zjjne rede op 12 Mei jl. eindigde Lsve
de Koningin Leve de Koningin-Regentes! Leve
Nederland 1 Leve Suriname dan kan het niet
anders of door het meeningsverschil zal juist
de onderlinge waardeering worden verhoogd
en zullen wjj gezamenljjk ieder in den hem
aangewezen weg nuttig werkzaam kunnen
zjjn ter bevordering van den bloei der kolonie
Suriname."
Het dezer dagen verschenen zevende deel;
eerste stuk van het Archief. Vroegere en latere
mededeelingen voornamelijk in betrekking lot Zee
land, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap
der wetenschappenbevat het slot van den zeef
belangrijken en moeitevollen arbeid van den
heer H. M. Kesteloo te Domburg over De
stadsrekeningen van Middelburg, ditmaal loo-
pende van 1550 tot 1600 met een alphabetisch
register van zaken.
Verder komt in deze aflevering van het
Archief eene lezenswaardige studie voor van
de hand van onzen stadgenoot, den heer dr J.
Pijnappel Gzn. over de Nehalennia.
Daarin wordt eraan herinnerd dat, toefi
Willebrord op Walcheren kwam, hjj een ge„